Verordening Rechtspositie raads- en commissieleden Alphen aan den Rijn 2022

Geldend van 08-09-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening Rechtspositie raads- en commissieleden Alphen aan den Rijn 2022

De raad van de gemeente Alphen aan den Rijn;

Gelezen het voorstel van de raadswerkgroep gedragscode van de raad van Alphen aan den Rijn van 15 april 2021;

Gelet op de artikelen 95 tot en met 99 van de Gemeentewet;

Gelet op het Rechtspositiebesluit decentrale ambtsdragers;

Besluit vast te stellen de volgende:

Verordening Rechtspositie raads- en commissieleden Alphen aan den Rijn 2022

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Rechtspositiebesluit: Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

b. Regeling rechtspositie: Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers;

c. Raadslid: lid van de gemeenteraad van de gemeente Alphen aan den Rijn;

d. Commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd;

e. Griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

Artikel 2 Toelage raadslid onderzoekscommissie (artikel 155a, derde lid Gemeentewet)

Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend van € 120,00 per maand.

Artikel 3 Reis- en verblijfskosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

[vervallen]

Artikel 4 Loopbaanoriëntatie raadsleden

1. Kosten die een raadslid van de gemeente maakt om zich tijdens het ambt te oriënteren op zijn verdere loopbaan of mobiliteit bevorderende activiteiten ontplooit, als bedoeld in artikel 3.1.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, worden ten laste van de gemeente vergoed.

2. Het raadslid dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier. De aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en kostenspecificatie.

3. Geen vergoeding, als bedoeld in het eerste lid, wordt toegekend indien:

a. de prijs/kwaliteitverhouding van de desbetreffende loopbaanoriëntatie of mobiliteit bevorderende activiteit onredelijk is;

b. die loopbaanoriëntatie of mobiliteit bevorderende activiteit kan worden aangemerkt als een sollicitatieactiviteit of;

c. de kosten ervan reeds uit anderen hoofde voor vergoeding in aanmerking komen.

4. De griffier beslist op de aanvraag. In geval van geschil van inzicht beslist het fractievoorzittersoverleg.

Artikel 5 Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

1. Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

3. De maximale vergoeding van de scholing bedraagt:

a. € 800,00 per jaar per raadslid;

b. € 600,00 per jaar per commissielid.

4. De griffier beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken. In geval van geschil van inzicht beslist het fractievoorzittersoverleg.

5. De kosten van deelname van raads- en commissieleden aan cursussen en trainingen die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd, komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 6 Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van vergaderingen van Bestuurscommissies artikel 83 Gemeentewet i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

1. Vanwege de zwaarte van de voorzittersfunctie en de bijzondere deskundigheid van de leden, wordt voor het bijwonen van een vergadering van een Bestuurscommissie ingevolge artikel 83 Gemeentewet aan de voorzitter een vergoeding per vergadering van € 180,00 en aan commissieleden een vergoeding per vergadering van € 150,00 toegekend.

2. De bedragen, genoemd in het eerste lid, worden per 1 januari van elk jaar aangepast overeenkomstig de procentuele wijziging, zoals bedoeld in artikel 3.4.1. (Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen) derde lid van het Rechtspositiebesluit.

Artikel 7 Informatie- en communicatievoorziening raads- en commissieleden

1. Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie een tablet (informatie- en communicatievoorziening) ter beschikking wordt gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

2. Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde tablet in bij de gemeente.

Artikel 8 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 9 Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers maandelijks plaats met inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde vergadering.

Artikel 10 Betaling en declaratie van onkosten

1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

a. betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur of

b. betaling vooruit uit eigen middelen.

2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen 30 dagen na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier c.q. secretaris van de betreffende commissie.

4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raads- of

commissieleden binnen 30 dagen na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

Artikel 11 Intrekking oude verordening

De Verordening Rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2019 wordt ingetrokken.

Artikel 12 Inwerkingtreding en overgangsbepaling

1. Deze verordening treedt na publicatie met terugwerkende kracht in werking per 1 april 2022.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Alphen aan den Rijn 2022.

Toelichting Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Alphen aan den Rijn 2022

ALGEMEEN DEEL

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang.

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de(beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

NB. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

De hoogte van de raadsvergoeding is verplichtend bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse. Vanaf de dag van beëdiging hebben de raadsleden recht op de vergoedingen die verbonden zijn aan hun functie. Het raadslid kan de vergoeding niet weigeren en de gemeente is verplicht de raadsvergoeding aan het raadslid over te maken op zijn of haar bankrekeningnummer. Het raadslid mag zelf (een deel) van de raadsvergoeding afdragen aan de politieke partij, maar is in beginsel juridisch niet verplicht mee te werken aan een overdracht van (een deel) van zijn of haar raadsvergoeding. Een akte van cessie waarbij de raadsvergoeding direct aan een politieke groepering wordt overgemaakt is juridisch niet toegestaan. De reden hiervoor is dat het raadslid een onafhankelijke positie heeft en niet financieel afhankelijk mag zijn van de politieke groepering.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Toelage raadslid onderzoekscommissie (artikel 155a, derde lid Gemeentewet)

Dit artikelen betreft de toelagen voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde gemeentelijke enquêtecommissie. Voor de duur van de enquête wordt per raadslid per maand een vergoeding van € 120,00 verstrekt. De burgemeester stelt de duur van de activiteiten vast.

Artikel 3. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

[vervallen]

Artikel 4. Loopbaanoriëntatie raadsleden

Niet alle gemeenten hebben in dezelfde mate behoefte aan deze regeling. De grondslag voor deze regeling is daarom nog niet ingevoerd voor alle volksvertegenwoordigers, maar alleen voor raadsleden van gemeenten groter dan 100.000 inwoners (artikel 3.1.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers). In deze bepaling is mogelijk gemaakt dat een raadslid in deze inwonersklassen ten laste van de gemeente kosten kan maken voor activiteiten, cursussen , opleidingen en dergelijke die betrokkene voorbereiden op een volgende stap in de carrière, maar die géén sollicitatieactiviteiten behelzen. Dus een cursus «Ken u zelf», het leren schrijven van een bedrijfsplan of een sollicitatietraining kwalificeert wel, maar netwerkgesprekken of outplacement kwalificeren niet. Overigens kan het raadslid die in aanmerking komt voor deze regeling, deze ook gebruiken om zich voor te bereiden op de beëindiging van zijn raadslidmaatschap. Denk hierbij aan de cursus Pensioen in zicht, wanneer na het raadswerk geen arbeidzaam leven meer wacht.

Belangrijk is dat het raadslid vooraf een aanvraag indient, waarin duidelijk staat welke kosten waarvoor gemaakt gaan worden. Dat kan dan vooraf getoetst worden . Daarmee wordt voorkomen dat achteraf, nadat de kosten al zijn gemaakt, geconstateerd moet worden dat kosten niet onder de werking van dit artikel vallen.

Artikel 5. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing collectief (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente. Het beoordelen van en/of fiatteren van scholingsaanvragen kan worden gemandateerd aan de griffier.

Artikel 6. Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van vergaderingen van Bestuurscommissies i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

De hoogte van de vergoeding voor leden van gemeentelijke commissies, die zijn ingesteld op basis van artikel 82, 83 en 84 van de Gemeentewet zijn imperatief bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse voor elke bijgewoonde vergadering van de commissie.

In bepaalde gevallen, zoals bij bijzondere deskundigheid en/of zwaarte van de taak in de commissie, is het mogelijk om een hoger bedrag aan vergoeding per vergadering toe te kennen dan bepaald in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het kan bijvoorbeeld gaan om een raadscommissie met een bijzondere opdracht die een hogere belasting kent voor één of meerdere commissieleden. Door het verordeningsvereiste kan op lokaal niveau een algemene en politieke afweging worden gemaakt. Onder de oude rechtspositieverordening was de hogere vergoeding al geregeld voor Bestuurscommissies o.g.v. art. 83 Gemeentewet. In de nieuwe verordening wordt dit beleid voortgezet. Het geldt dan voor de Erfgoedcommissie en de Bezwaarschriftencommissie. Nieuw is nu toegevoegd een indexering van de hoogte van de vergoeding. Die is nu gekoppeld aan de procentuele wijziging zoals die jaarlijks wordt aangepast door het Rijk bij de overige presentievergoedingen.

Artikel 7. Informatie- en communicatievoorziening raads- en commissieleden

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone, een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts een één computer verstrekt worden. Geadviseerd wordt te verstrekken op basis van een bruikleenovereenkomst. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer. Voor een adequate informatievoorziening voor raads- en commissieleden en uniformiteit in de te verstrekken apparatuur is in de verordening gekozen voor een tablet. Vooralsnog is niet geopteerd voor de verstrekking van een smartphone.

Artikel 8. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 9. Betaling vaste vergoedingen & artikel 10 Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het verdient aanbeveling dat het college een formulier vaststelt waarmee raads- en commissieleden gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Raads- en commissieleden declareren in beginsel hun kosten bij de griffier.

Omwille van efficiency en kostenbeheersing wordt in de praktijk zo veel mogelijk vast gehouden aan de donderdagavond als vaste vergaderdag voor raadscommissies, informatiemarkten, werkgroepen en klankbordgroepen. Gebruik in Alphen aan den Rijn is dat aan een commissielid één keer presentiegeld per avond wordt uitbetaald. Ook wanneer het commissielid bijvoorbeeld tijdens de avond vanwege woordvoering bij een onderwerp van de ene vergadering overstapt naar de andere parallelle commissievergadering of aansluitende informatiemarkt.

Naast commissievergaderingen zijn er ook andere bijeenkomsten waar commissieleden aan kunnen deelnemen, zoals werkbezoeken en heisessies. Voor dergelijke bijeenkomsten – hoe relevant deze ook zijn - is het op grond van de geldende wet- en regelgeving niet toegestaan raads- en commissieleden hiervoor een vergoeding te geven.

Artikel 11. Intrekking oude verordening

Artikel 12. Inwerkingtreding en overgangsbepaling

Artikel 13. Citeertitel

Behoeven geen nadere toelichting.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn van

19 mei 2022.

De griffier, de voorzitter.