Regeling vervallen per 01-01-2010

Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsvuil stadsdeel Slotervaart

Geldend van 20-11-2008 t/m 31-12-2009

verordening

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1

  • Krachtens deze verordening worden geheven:

    • a.

      een afvalstoffenheffing en

    • b.

      een reinigingsrecht bedrijfsvuil.

Artikel 2

begripsomschrijvingen

  • Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen, afkomstig uit particuliere huishoudens, afvalwater en autowrakken daaronder niet begrepen;

    • b.

      bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, niet-zijnde huishoudelijke afvalstoffen, afvalwater, autowrakken of gevaarlijke stoffen;

    • c.

      jaar. kalenderjaar.

Hoofdstuk 2 Afvalstoffenheffing

Artikel 3

Aard van de heffing

  • 1. Onder de naam afvalstoffenheffing wordt een belasting geheven als bedoeld in art. 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven terzake van het feitelijke gebruik van een perceel, waaronder mede begrepen een stacaravan, een woonboot en een woonwagen, ten aanzien waarvan ingevolge art. 10.11 en art. 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Onder het begrip perceel wordt niet verstaan een volkstuinhuisje, zomerhuisje of vakantiehuisje, tenzij een dergelijk huisje dient tot hoofdverblijf.

Artikel 4

Belastingplicht

  • Belastingplichtig voor de afvalstoffenheffing is degene die naar de omstandigheden beoordeeld, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet Milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 5

Maatstaf van heffing en tarief

  • 1. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar, €  233,78 indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon,

  • 2. De belasting bedraagt, per perceel per belastingjaar, €  311,69 indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door meer personen.

Artikel 6

Belastingtijdvak

  • Het belastingtijdvak is gelijk aan een jaar.

Artikel 7

Wijze van belastingheffing

  • 1. De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De aanslagen kunnen met andere aanslagen op een zogenaamd combiaanslagbiljet worden verenigd.

Artikel 8

Tijdstip ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9

Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede termijn één maand later.

  • 2. Indien op basis van art. 7, lid 2, een machtiging tot automatische incasso werd afgegeven, moeten de aanslagen worden betaald, respectievelijk worden de aanslagen geïncasseerd in acht gelijke termijnen, waarbij de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elke volgende termijn één maand later.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk 3 Reinigingsrecht bedrijfsvuil

Artikel 10

Aard van de heffing

  • Onder de naam reinigingsrecht bedrijfsvuil wordt een recht geheven voor zowel het genot van de door of vanwege de gemeente verstrekte dienst als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 11

Belastingplicht

  • Belastingplichtig voor het reinigingsrecht bedrijfsvuil is degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruikmaakt.

Artikel 12

Maatstaf van heffing en tarief

  • Voor het periodiek inzamelen van bedrijfsafvalstoffen, voorzover dit kan geschieden tijdens het periodiek inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, bedraagt de belasting, bij de afgifte van ten hoogste 4 hectoliter per week, overeenkomend met maximaal tien huisvuilzakken van 44 liter, € 681,08 per belastingjaar (exclusief BTW).

Artikel 13

Belastingtijdvak

  • Het belastingtijdvak is gelijk aan een jaar.

Artikel 14

Wijze van heffen

  • 1. Het recht wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De aanslagen kunnen met andere aanslagen op een zogenaamd gecombineerd aanslagbiljet worden verenigd.

Art. 15

Tijdstip van ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang

  • 1. Het recht is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Art. 16

Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede termijn één maand later.

  • 2. Indien op basis van art. 14, lid 2, een machtiging tot automatische incasso werd afgegeven, moeten de aanslagen worden betaald, respectievelijk worden de aanslagen geïncasseerd in acht gelijke termijnen, waarbij de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elke volgende termijn één maand later.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Art. 17

Kwijtschelding

  • Van het reinigingsrecht wordt geen kwijtschelding verleend.

Hoofdstuk 4 Algemene bepalingen

Art. 18

Nadere regels door het Dagelijks Bestuur

  • Het Dagelijks Bestuur van stadsdeel Slotervaart kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en het reinigingsrecht bedrijfsvuil.

Art. 19

Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1. Met ingang van de in het derde lid vermelde datum vervalt de Verordening op de afvalstoffenheffing en het reinigingsrecht bedrijfsvuil Stadsdeel Slotervaart 2008, vastgesteld bij besluit van 19 december 2007.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2009.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsvuil stadsdeel Slotervaart 2009.