Nadere regels Jeugdhulp 2022

Geldend van 17-05-2022 t/m heden

Intitulé

Nadere regels Jeugdhulp 2022

Intitulé

Nadere regels jeugdhulp Almere 2022

Het college van burgemeester en wethouders van Almere,

Gelet op Verordening Jeugdhulp gemeente Almere 2022,

Deze Nadere regels zijn een uitwerking van de Verordening Jeugdhulp Almere 2022 en vormen samen met de genoemde verordening en het Financieel besluit de basis van de wijze waarop de gemeente Almere de Jeugdwet uitvoert.

Besluit:

Vast te stellen de navolgende

Nadere regels jeugdhulp Almere 2022

Inleiding

Het stelsel van jeugdhulp is erop gericht dat ieder kind gezond en veilig opgroeit en zo zelfstandig mogelijk kan deelnemen aan het maatschappelijk leven, rekening houdend met zijn of haar ontwikkelingsniveau. Ouders zijn hiervoor het eerste verantwoordelijk. Als dit niet vanzelf gaat, komt de overheid in beeld. Dan moet het jeugdstelsel snel, goed en op maat functioneren. Deze inzet vloeit ook voort uit het VN-Verdrag over de rechten van het kind (Kinderrechtenverdrag).

De ingezette transformatie in het Sociaal Domein wordt gekenmerkt door:

  • preventie en uitgaan van eigen kracht van jeugdigen, ouders en het sociale netwerk;

  • minder snel medicaliseren, meer ontzorgen en normaliseren;

  • eerder (jeugd)hulp op maat voor kwetsbare kinderen;

  • integrale hulp met betere samenwerking rond gezinnen: één gezin, één plan, één regisseur;

  • meer ruimte voor jeugdprofessionals en vermindering van regeldruk.

De gemeenteraad heeft op 10 maart 2022 de verordening Jeugdhulp gemeente Almere 2022 vastgesteld, waarin zij regels stelt op grond van artikel 2.9 Jeugdwet. De gemeenteraad heeft ten aanzien van een aantal onderwerpen de nadere uitwerking overgelaten aan het college van burgemeester en wethouders. In deze nadere regels wordt omschreven hoe het college van burgemeester en wethouders omgaat met deze bevoegdheid.

Hoofstuk 1: Algemene bepalingen

  • 1. In deze nadere regels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. bepaling jeugdhulp: een document van de gecertificeerde instelling, kinderrechter of OM waarin een wettelijk verwijzer bepaalt of en welke jeugdhulp nodig is tijdens de uitvoering van de juridische kinderbeschermingsmaatregelen;

  • b. gebruikelijke hulp: gebruikelijk zorg is de hulp en ondersteuning in de vorm van begeleiding en verzorging, die ouders verwacht worden te bieden aan hun kind(eren), gewogen naar leeftijd en een normaal ontwikkelingsprofiel.

  • c. budgetplan: een plan waarin staat omschreven aan wie het persoonsgebonden budget zal worden besteed, op welke wijze de ondersteuning zal worden verleend en op welke resultaten zullen worden behaald. Uit het plan blijkt voldoende dat de ondersteuning conform de geldende kwaliteitseisen zal worden verleend;

  • d. cliëntondersteuning: cliëntondersteuning is het bieden van informatie, advies en algemene ondersteuning bij de aanvraag van jeugdhulp, die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie, of is gericht op ondersteuning bij bezwaar en beroep. Wanneer een jeugdige en/of een ouder zich meldt met een hulpvraag, moet hij gebruik kunnen maken van cliëntondersteuning;

  • e. DSM (-IV;-5): staat voor 'Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders'. Het is een codering en classificatie schema voor het vaststellen van psychiatrische ziek- ten zodat er eenduidigheid bestaat in de medische wereld. Per stoornis en syndroom wordt aangegeven welke symptomen aan- of afwezig moeten zijn;

  • f. enkelvoudige problematiek: problematiek vanuit één specifiek levensdomein of specifieke zorgbehoefte;

  • g. gebruikelijke hulp: de hulp of de zorg die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de ouder(s), rekening houdend met de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen.

  • h. passend onderwijs: Passend onderwijs is dat alle kinderen een plek moeten krijgen op een school die past bij hun kwaliteiten en mogelijkheden. Ook als zij extra ondersteuning nodig hebben. Dit kan op de eigen school of bij een andere reguliere- of speciale school, die de begeleiding wel kan bieden;

  • i. respijtzorg: respijtzorg biedt mantelzorgers de mogelijkheid hun zorgtaken tijdelijk aan een ander over te dragen. Daardoor kunnen zij de zorg beter volhouden. Kinderen met een beperking, stoornis of aandoening kunnen in aanmerking komen voor logeeropvang in een instelling of voor dagbesteding;

  • j. verordening: de Verordening Jeugdhulp 2022, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Almere;

  • k. Wet langdurige zorg ( Wlz ): De Wet langdurige zorg is er voor jeugdigen die blijvend permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig hebben. Het gaat vooral jeugdigen met een ernstige verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking. Om zorg vanuit de Wlz te krijgen, is een Wlz-indicatie nodig;

  • l. wet: de jeugdwet;

  • m. Zorgverzekeringswet ( Zvw ): in de Zvw is bepaald dat jeugdigen aanspraak hebben op “verpleging en verzorging zoals verpleegkundigen die plegen te bieden wanneer zij behoefte hebben aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop”. Deze zorg maakt onderdeel uit van het basispakket van verzekerden.

  • 2. Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet, de verordening jeugdhulp gemeente Almere 2022 en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 1 nadere invulling individuele voorzieningen

(verordening artikel 3.1 lid 2)

Artikel 1.2 Vaktherapie

  • 1. Vaktherapie is een behandelvorm voor mensen met psychiatrische stoornissen en/of psychosociale problematiek. Binnen de vaktherapie zien we de volgende behandelvormen: beeldende therapie, danstherapie, dramatherapie, muziektherapie en psychomotorische therapie.

  • 2. Vaktherapie kan vergoed worden vanuit de aanvullende verzekering. Daar waar de verzekering de mogelijkheid biedt de jeugdige te verzekeren voor vaktherapie wordt van het gezin verwacht dit voor de jeugdige te regelen.

  • 3. De gemeente vergoedt enkel vaktherapie indien de therapie onderdeel uit maakt van een breder, multidisciplinair behandeltraject en wanneer de jeugdige geen aanspraak kan maken op een aanvullende verzekering.

  • 4. Bij de inzet van vaktherapie is registratie bij de Stichting Register Vaktherapeutische Beroepen (SRVB) voor de vaktherapeut verplicht.

Artikel 1.3 Zwemles

  • 1. Indien privézwemlessen onvoldoende zijn en de jeugdige extra begeleiding tijdens de zwemles nodig heeft dan kan vanuit de gemeente jeugdhulp worden ingezet voor de extra begeleiding, niet voor de zwemles of zwemleskosten zelf.

Artikel 1.4 Kindercoaching

  • 1. De gemeente vergoedt geen individuele voorziening in de vorm van kindercoaching, ouders dienen zelf de kosten voor een kindercoach te dragen.

  • 2. Indien er een specifieke hulpvraag ligt, zal deze door de gemeente onderzocht worden en zal beoordeeld worden of dit binnen het reguliere aanbod van de gemeente valt.

Artikel 1.5 Kortdurend verblijf in de vorm van respijtzorg

  • 1. Een individuele voorziening in de vorm van respijtzorg (kortdurend verblijf) wordt ingezet indien de respijtzorg een onderdeel is van een bredere jeugdhulpinzet.

  • 2. Een individuele voorziening in de vorm van respijtzorg (kortdurend verblijf) wordt ook ingezet indien er sprake is van noodzakelijke tot permanent toezicht en/of een risico op uithuisplaatsing.

Artikel 1.6 Diagnostiek

  • 1. Diagnostiek wordt enkel afgegeven als de diagnostiek onderdeel is van een bredere jeugdhulpinzet, waaronder behandeling en/of behandeladviezen.

  • 2. Bij een lopend jeugd-GGZ-traject voor eenzelfde hulpvraag wordt niet opnieuw diagnostiek ingezet.

Artikel 1.7 Jeugdhulp gedurende onderwijstijd

  • 1. De afbakening tussen de Jeugdwet en de wet op het passend onderwijs is geregeld in artike 3.3.4 van deze nadere regels.

  • 2. De gemeente biedt op verschillende manieren hulp in de scholen, bijvoorbeeld door inzet van de preventieve producten, schoolmaatschappelijk werkers en inzet van J- GGZ op primair onderwijs en het voortgezet onderwijs.

  • 3. Het pedagogisch klimaat en de pedagogische vaardigheden van leerkrachten zijn de verantwoordelijkheid van de school en het samenwerkingsverband waar de school deel van uitmaakt. Het samenwerkingsverband heeft de expertise in huis om de leerkrachten en waar nodig leerlingen te ondersteunen.

  • 4. De gemeente werkt samen met school om de hulp rondom het kind goed te organiseren. De gemeente is verantwoordelijk voor de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Extra hulp bij de ADL-activiteiten van een jeugdige betreft jeugdhulp.

  • 5. Voor een aanvraag voor extra ondersteuning op school, hetgeen niet primair gericht is op het leerproces, dient de volgende procedure te worden doorlopen:

  • a. De situatie en de hulpvraag van de jeugdige is minimaal twee keer besproken in het zorgadviesteam (primair onderwijs) of het zorgoverleg (voortgezet onderwijs); en

  • b. De school heeft een dossier waarin alle belangrijke informatie over de jeugdige staat; en

  • c. Er een ontwikkelingsperspectief is, dat minimaal een periode van 6 maanden actief is en maximaal 6 maanden geleden is geëvalueerd met jeugdige en/of ouder(s).

  • d. Er een aanvraagformulier is dat is ingevuld door het zorgadviesteam/zorgoverleg; en

  • e. De school heeft een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) of een arrangement toegekend gekregen; en

  • f. Alle hierboven genoemde gegevens (verslagen van het basisteam, het dossier van de jeugdige, het OPP, de stukken rondom de aanvraag van een TLV of arrangement) en daarnaast alle andere stukken die van belang zijn voor het besluit van de gemeente, zoals handelingsplannen, aan de gemeente worden gegeven.

Artikel 1.8 Intelligentieonderzoek

  • 1. Als een intelligentieonderzoek nodig is om zicht te krijgen het niveau, het leerproces en om te bepalen of passend onderwijs beter geschikt is, dan is de school hiervoor verantwoordelijk.

  • 2. Als de jeugdige en of ouder(s) om andere redenen een intelligentieonderzoek willen, dan is dat eigen verantwoordelijkheid. De kosten voor een dergelijk onderzoek betalen ouders dan zelf.

  • 3. Tijdens de inzet van individuele voorziening wordt soms een intelligentieonderzoek afgenomen. Dit gebeurt als het intelligentieonderzoek onderdeel is van een diagnostisch onderzoek in het kader van jeugdhulp, ingezet op grond van een besluit tot individuele voorziening.

Artikel 1.9 Echtscheidingsproblematiek

  • 1. Ouders met echtscheidingsproblematiek kunnen gebruik maken van vrij toegankelijke voorzieningen om de situatie te verbeteren, zoals:

  • a. Mediatie (hiervoor is soms financiële ondersteuning mogelijk via rechtsbijstand),

  • b. Ouderschapsbemiddeling,

  • c. Begeleide omgang,

  • d. Kindvertegenwoordiger,

  • e. Ouderschapsbijeenkomsten,

  • f. Kind training Twee Huizen.

  • 2. De rechtbank kan besluiten dat de gemeente een individuele voorziening moet inzetten. Als ouders niet meewerken aan die hulp, of als de hulp te weinig effect heeft, stuurt de gemeente een bericht naar de rechtbank en de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank en de Raad voor de Kinderbescherming zullen dan besluiten hoe het verder gaat.

Hoofdstuk 3 toegang tot jeugdhulp

(verordening artikel 3.2 lid 4)

Artikel 3.1 Jeugdige

  • 1. Jeugdhulp wordt verleend aan een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt. Bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd eindigt de individuele voorziening.

  • 2. De Jeugdwet is in beginsel van toepassing op personen tot 18 jaar. Als de jeugdige 18 jaar wordt, kunnen zich twee situaties voordoen:

  • a. Als de ondersteuning kan worden verleend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 bepaalt de gemeentelijke toegang of dit noodzakelijk is.

  • b. Als het om een vorm van ondersteuning op grond van de Jeugdwet gaat die voor meerderjarigen niet op grond van een andere wet beschikbaar is, dan blijven de gemeenten verantwoordelijk voor het bieden van ondersteuning, uiterlijk tot de jeugdige 23 jaar wordt.

  • 3. Verlengde Jeugdhulp is onder meer mogelijk in de volgende situatie(s):

  • a. Er is na het 18e levensjaar aantoonbaar geen opvolgende financiering beschikbaar vanuit bijvoorbeeld de Wet langdurige Zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Zorgverzekeringswet of vanuit Justitie.

  • b. Er wordt daarnaast voldaan aan tenminste één van volgende criteria:

  • I. Ondersteuning op grond van de Jeugdwet is ingezet voor het 18e jaar en de gemeente of de wettelijke verwijzer is van mening dat verdere ondersteuning op grond van de Jeugdwet noodzakelijk is.

  • II. Voor het 18e jaar is ondersteuning op grond van de Jeugdwet ontvangen en beëindigd en binnen een half jaar na het 18e jaar komt betrokkene opnieuw in aanmerking voor ondersteuning op grond van de Jeugdwet.

  • III. Betrokkene heeft een strafbaar feit begaan tussen het 18e en 23e jaar waarvoor een maatregel (als bedoeld in artikel 77c van het wetboek van Strafrecht) is opgelegd.

  • 4. De volgende voorzieningen kunnen verleend worden aan jeugdigen die de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt,:

  • a. In gedwongen kader: Het is de verantwoordelijkheid van de GI om voor de jongere een soepele overgang van 18- naar 18+ te realiseren. Ze nemen (ruim voor meerderjarigheid) contact op met ouders en de JGZ om afspraken te maken over eventueel noodzakelijke vervolghulp en eventueel noodzakelijke overdracht van de perspectiefregie aan de JGZ.

  • b. Pleegzorg tot 21 jaar: Een pleegzorgrelatie kan alleen eindigen voor het 21e jaar wanneer pleegkinderen dit zelf willen.

  • c. Verlengde pleegzorg tussen 21 en 23 jaar. Het is mogelijk dat pleegzorg ook nog na de 21e verjaardag nodig is. Het college kan pleegzorg 'verlengen' totdat de jeugdige 23 jaar is. Voorwaarde is dat de jeugdige al pleegzorg ontvangt en voortzetting noodzakelijk is.

  • d. Verblijf in gezinshuis is standaard tot 21 jaar tenzij;

  • de jongere dat zelf niet wil;

  • en/of de gezinshuisouder(s) niet instemmen;

  • en/of voor alle partijen (inclusief de jongere) duidelijk is dat de jongere andere passende hulp nodig heeft, en die hulp ook beschikbaar is;

  • en/of de jongere voldoet aan de criteria van de WLZ en/of beschermd wonen.

  • e. Jeugdreclassering tot 23 jaar. Jeugdreclassering is een combinatie van intensieve hulp aan en controle op een jongere. het belangrijkste doel van jeugdreclassering is te voorkomen dat de jongeren opnieuw strafbare feiten pleegt. Jeugdreclassering kan opgelegd worden door de kinderrechter, het openbaar ministerie, de directeur van een justitieel inrichting of de Raad voor de Kinderbescherming.

  • f. Indien de hulp die niet door de gezinshuisouders wordt geboden of hulp die niet in het gezin (in het huis of het terrein) van en door de gezinshuisouders plaatsvindt kan men niet spreken van een beschikking 'gezinshuis'.

Artikel 3.2. Woonplaatsbeginsel

  • 1. De gemeente Almere is verantwoordelijk voor de jeugdhulp indien de jeugdige woonplaats heeft in de gemeente Almere.

  • 2. Voor de bepaling van de woonplaats wordt uitgegaan van het woonplaatsbeginsel uit artikel 12, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3. Voor het vaststellen van de woonplaats controleert de gemeente:

  • a. Het burgerservicenummer (BSN) van de jeugdige om de persoonsgegevens te verwerken;

  • b. De identiteit van de gezaghebbende ouder in het gezagsregister;

  • c. De woonplaats van de gezaghebbende ouder in het Basisregistratie Personen Register (BRP-register).

  • 4. Indien de jeugdige geen vaste woon-of verblijfplaats heeft wordt er gekeken naar de feitelijke verblijfplaats en zoekt de gemeente Almere regionale afstemming.

Artikel 3.3 Cliëntondersteuning

  • 1. De jeugdige en zijn ouders worden voor het onderzoek gewezen op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

  • 2. De cliëntondersteuning is onafhankelijk en objectief.

  • 3. De cliëntondersteuning helpt bij het verduidelijken van de hulpvraag, het maken van keuzes en het organiseren van de juiste hulp. Ook draagt de cliëntondersteuning bij aan een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, welzijn, wonen, werk en inkomen.

  • 4. Een cliëntondersteuner kan meedenken met cliënt maar zelf geen beslissing nemen over een aanvraag voor ondersteuning of voor een voorziening.

  • 5. Cliëntondersteuning kan worden geboden door vrijwilligers of door professionals.

  • 6. Een cliëntondersteuner kan geraadpleegd worden via Cliëntondersteuning

Artikel 3.4 Inlichtingenplicht en meewerkplicht

  • 1. De jeugdige en/of zijn ouders hebben inlichtingenplicht. Die houdt in dat de cliënt op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling moet doen van alle feiten en omstandigheden waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van de verstrekking van een voorziening. Concreet betekent dit dat een jeugdige en/of ouder het college bijvoorbeeld actief moet informeren over:

  • a. een wijziging in zijn beperking(en) die van invloed is op het gebruik van de individuele voorziening;

  • b. een gewijzigde gezinssituatie in de gevallen waar er sprake is/kan zijn van gebruikelijke hulp;

  • c. het niet ontvangen van (goede kwaliteit) jeugdhulp;

  • d. indien jeugdhulp wordt ingezet voor een ander doel dan waarvoor deze wordt verleend;

  • e. indien zorg wordt gedeclareerd voor jeugdhulp die niet (juist) is verleend;

  • f. als hij tijdelijk geen gebruik kan maken van de voorziening door detentie, behandeling in een instelling of opname in een ziekenhuis of revalidatiecentrum;

  • g. het wijzigen van zorgverlener;

  • h. verhuizing;

  • i. verbetering in de (gezondheid)situatie waardoor de voorziening niet langer noodzakelijk is.

  • 2. Het niet of niet volledig nakomen van de inlichtingenplicht kan leiden tot intrekking of herziening van de individuele voorziening. Het is dan ook belangrijk dat de jeugdige en/ of ouder op de hoogte is van de inlichtingenplicht en dat hij of zij, als hij twijfelt of bepaalde informatie relevant is, hierover actief contact legt met de gemeente.

  • 3. Om jeugdhulp te kunnen krijgen wordt van zowel de jeugdige zelf als van zijn ouders de nodige medewerking geacht. Deze meewerkplicht houdt, indien noodzakelijk voor het onderzoek, in dat de jeugdige en/ of zijn ouder:

  • a. meewerken aan het onderzoek om vast te stellen welke jeugdhulp nodig is;

  • b. met het college gesprekken voeren over de hulpvraag (dit kan dus ook betekenen dat met de jeugdige wordt gesproken);

  • c. rapportages aanleveren die door derden zijn gemaakt;

  • d. toestemming geven voor het voeren van gesprekken met hulpverleners van de jeugdige;

  • e. toestemming geven de jeugdige (langdurig) te observeren.

  • 4. Indien de jeugdige en/of zijn ouder niet voldoende meewerken aan het onderzoek, kan dit reden zijn om objectief vast te stellen wat de benodigde hulp is (door bijvoorbeeld observatie). Indien het college onvoldoende onderzoek kan doen, waardoor niet duidelijk wordt welke jeugdhulp noodzakelijk is kan dit leiden tot afwijzing van de aanvraag tot jeugdhulp.

Artikel 3.5 Onderzoek

  • 1. Het onderzoek naar de hulpvraag van de cliënt wordt uitgevoerd volgens de in artikel 3.5 van de verordening.

  • 2. Het college onderzoekt of de juridische (afgeleide) woonplaats van de jeugdige is gelegen in de betreffende gemeente. Het college kan hierbij gebruik maken van:

  • a. Het burgerservicenummer (BSN) van de jeugdige;

  • b. De identiteit van de gezagsdrager;

  • c. Het Basisregistratie Personen (BRP) register;

  • d. Het gezagsregister;

  • 3. Indien de jeugdige geen vaste woon- en verblijfplaats heeft dan wordt gekeken naar de feitelijke verblijfplaats van de jeugdige en wordt er regionale afstemming gezocht.

Artikel 3.5.1 Stap 1: vaststellen van de hulpvraag

  • 1. Het college start het onderzoek door vast te stellen wat de hulpvraag is van de jeugdige of de ouders.

  • 2. De hulpvraag is niet het formuleren van een voorziening, maar de concrete ondersteuning die de jeugdige en/of zijn ouders denken nodig te hebben.

  • 3. De jeugdige en/of de ouder maakt duidelijk dat hij behoefte heeft aan ondersteuning en dat hij belemmeringen ervaart in het gezond het veilig opgroeien van het kind.

Artikel 3.5.2 Stap 2: vaststellen beperkingen en problematiek

  • 1. Het college brengt de beperkingen en problematiek van de jeugdige in kaart.

  • 2. Het college doet dit door vast te stellen of er sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, licht verstandelijke beperkingen, psychische problemen en stoornissen. Als daar sprake van is moet het college concreet maken om welke problemen en/of stoornissen het gaat.

  • 3. Het college heeft de juiste deskundigheid in huis om de (specifieke) problematiek goed in kaart te kunnen brengen en te kunnen beoordelen wat nodig is. Indien die specifieke deskundigheid niet aanwezig is kan het college een (externe) deskundige inschakelen om te beoordelen wat de beperkingen en problematiek van de jeugdige is.

Artikel 3.5.3 Stap 3: vaststellen aard en omvang

  • 1. Het college onderzoekt welke hulp naar aard en omvang nodig is om het gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren mogelijk te maken.

  • 2. Het college draagt zorg voor deskundigen die voldoende gekwalificeerd zijn om vast te stellen welke jeugdhulp naar aard en omvang passend is. Indien die specifieke deskundigheid niet aanwezig is kan het college een (externe) deskundige inschakelen om vast te stellen welke jeugdhulp naar aard en omvang passend is.

  • 3. De discipline van de deskundigheid is concreet kenbaar voor de hulpvrager.

  • 4. Bij het bepalen welke jeugdhulp er nodig is, houdt het college rekening met de leeftijd, het ontwikkelingsniveau, de behoeften en de persoonskenmerken van de jeugdige en de ouders.

Artikel 3.5.4 Stap 4: Eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen

  • 1. Als vaststaat welke hulp nodig is, onderzoekt het college of de jeugdige, zijn ouders en het sociale netwerk zelf een bijdrage kunnen leveren en zelf in staat zijn om hun problemen op te lossen. Het onderzoek naar de eigen mogelijkheden is verder geregeld in artikel 3.8.

  • 2. Het college onderzoekt in ieder geval:

  • a. of er sprake is van bovengebruikelijke hulp;

  • b. de mogelijkheden van ouders en het sociale netwerk;

  • c. de draagkracht van ouders;

  • d. de belastbaarheid van ouders;

  • e. de samenstelling van het gezin;

  • f. de woonsituatie;

  • g. het belang van ouders om te voorzien in inkomen.

  • 3. Een pgb is niet bedoeld als inkomensvoorziening.

  • 4. Indien de ouders niet (geheel) in de hulpvraag van de jeugdige kunnen voorzien dan onderzoekt het college of de jeugdige aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening. Dit is een voorziening op grond van een andere wet dan de Jeugdwet. Zie hiervoor hoofdstuk 3.

Artikel 3.4.5 Stap 5: Vaststellen of er een jeugdhulpvoorziening dient te worden getroffen

  • 1. Na het doorlopen van de stappen voor een goed onderzoek wordt duidelijk of, en zo ja in welke vorm, duur en frequentie het college de jeugdige of zijn ouders een individuele voorziening voor jeugdhulp moet verstrekken.

  • 2. De jeugdhulp wordt in principe verstrekt in zorg in natura.

  • 3. Het onderzoek is transparant en controleerbaar voor de jeugdige en/of zijn ouders.

Artikel 3.6 Opvragen gegevens bij derden en deskundigenadvies

  • 1. Voor het uitvoeren van een zorgvuldig onderzoek kan het noodzakelijk zijn om (medische) gegevens op te vragen bij derden. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de huisarts, de school, de jeugdgezondheidszorg of een betrokken zorgverlener.

  • 2. Er worden alleen (medische) gegevens bij derden opgevraagd als deze gegevens daadwerkelijk noodzakelijk zijn voor het verkrijgen van een volledig beeld van de situatie van de jeugdige en de eventuele jeugdhulp die noodzakelijk is.

  • 3. Indien informatie wordt opgevraagd bij derden, worden de jeugdige en/of zijn ouder(s) hierover geïnformeerd. Aan de jeugdige en/of zijn ouders wordt uitgelegd waarom er contact wordt opgenomen met de derde, welke informatie wordt opgevraagd en waarom het opvragen van deze informatie noodzakelijk is.

  • 4. In sommige gevallen is het noodzakelijk dat er door de jeugdige en/of zijn ouder(s) toestemming wordt gegeven voor het opvragen van deze informatie. Indien de gegevens noodzakelijk zijn voor het onderzoek is toestemming niet noodzakelijk.

  • 5. De gemeente kan een (medisch en/of onafhankelijk) advies aanvragen bij een deskundige. Indien hiervan sprake is, worden de jeugdige en/of zijn ouder(s) hierover geïnformeerd. Het is noodzakelijk is dat jeugdige en/ of ouder hieraan moeten meewerken De jeugdige en/of zijn ouder(s) ontvangen een kopie van het advies.

Artikel 3.7 Normenkader

  • 1. Bij de inzet van individuele voorzieningen wordt er gebruik gemaakt van het normenkader zoals opgenomen in bijlage 3.

  • 2. Indien de hoeveelheid ondersteuning uit het normenkader niet passend is dan kan gemotiveerd van het normenkader worden afgeweken voor een langere periode of een groter volume.

Hoofdstuk 4 Afbakening jeugdhulp

(verordening artikel 3.8 lid 3)

Artikel 4.1 Geen toegang tot individuele voorzieningen

  • 1. De gemeente Almere treft geen individuele voorziening indien er een algemene, vrij toegankelijke voorziening volledig passend en beschikbaar is.

  • 2. De gemeente Almere treft geen individuele voorziening indien er een andere voorziening passend en beschikbaar is op grond van:

  • a. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • b. Wet langdurige zorg;

  • c. Zorgverzekeringswet;

  • d. Wet op het passend onderwijs;

  • e. Wet op de kinderopvang;

  • f. Participatiewet;

  • g. Leerplichtwet.

  • 3. Het uitgangspunt van de jeugdwet is dat ouders op de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor het gezond en veilig opgroeien van hun kinderen. De gemeente Almere treft geen individuele voorziening indien de jeugdigen of zijn ouders zelf in staat zijn de problemen op te lossen, eventueel met hulp van mensen uit het sociaal netwerk.

Artikel 4.2 Algemene voorzieningen

  • 1. Een algemene voorziening is een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.

  • 2. Indien een algemene voorziening beschikbaar is hoeft er geen maatvoorziening verstrekt te worden. Er moet altijd op individueel niveau onderzocht worden of de cliënt met de algemene voorziening voldoende resultaat kan behalen.

Artikel 4.3 Afbakening met andere wetten

  • 1. De Jeugdwet, de Wet passend onderwijs, de Wet langdurige zorg, de Wmo 2015, de Zorgverzekeringswet, de Participatiewet en de Leerplichtwet vinden elkaar in een gemeenschappelijke ambitie: jeugdigen groeien gezond en veilig op, ontwikkelen hun talenten op school, thuis en in hun vrije tijd en participeren naar vermogen.

  • 2. De gemeente bekijkt wat de mogelijkheden zijn om samen met andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, welzijn, wonen en werk te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening.

  • 3. Afstemming kan ook inhouden dat de gemeente indien nodig verwijst naar een andere wettelijke regeling. Hieronder wordt samengevat wat onder jeugdhulp valt en wat onder de werkingssfeer van andere wetten.

Artikel 4.3.1 Afbakening Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

  • 1. Voorzieningen voor jeugdigen in de vorm van hulpmiddelen, woningaanpassingen en gebarentolk vallen onder de Wmo 2015. Denk hierbij aan rolstoelen, vervoershulpmiddelen en roerende woonvoorzieningen.

  • 2. Maatwerkvoorzieningen die verstrekt worden op grond van de Wmo 2015zijn gericht op vergroting van de zelfredzaamheid en op meer deelname aan de samenleving van de rechthebbende.

  • 3. Begeleiding en dagbesteding is zowel een voorziening in de Jeugdwet als in de Wmo 2015. De jeugdige onder 18 jaar komt in aanmerking voor deze voorziening op grond van de Jeugdwet; is hij 18 jaar of ouder dan komt hij in principe in aanmerking voor dezelfde voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Er is dan een eigen bijdrage verschuldigd.

Artikel 4.3.2 Afbakening Wet langdurige zorg (Wlz)

  • 1. Indien de jeugdige blijvende behoefte heeft aan permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid heeft vanwege één of meer van de volgende beperkingen komt de jeugdige in aanmerking voor ondersteuning op grond van de Wlz:

  • a. een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking;

  • b. een verstandelijke beperking;

  • c. een lichamelijke beperking;

  • d. een zintuiglijke beperking;

  • e. meervoudige beperkingen.

  • 2. Binnen een Wlz indicatie valt het verblijf en alle met dat verblijf gepaard gaande behandelingen. Ook begeleiding, persoonlijke verzorging en verpleging valt bij een Wlz-indicatie onder de Wlz.

  • 3. Psychische zorg (ggz) valt niet onder de Wlz, tenzij de behandeling een integraal onderdeel uitmaakt van de behandeling die vanuit de Wlz geboden wordt.

  • 4. Indien een jeugdige de benodigde zorg vanuit de Wlz kan krijgen, zet het college geen jeugdhulp in. Dit geldt ook wanneer de jeugdige weigert een voorziening op grond van de Wlz aan te vragen.

  • 5. In sommige uitzonderlijke gevallen kan de jeugdhulp naast de Wlz worden geboden. Dit is het geval indien het gaat om psychische zorg, pleegzorg of vervoer naar de jeugdhulplocatie (niet zijnde de Wlz locatie).

Artikel 4.3.3 Afbakening Zorgverzekeringswet (Zvw)

  • 1. De gemeente vergoedt hulp die valt onder de Zvw. De Zvw regelt het recht op medisch noodzakelijke zorg. Het gaat hierbij om zorg dat vergoed wordt vanuit de basisverzekering:

  • Geneeskundige ggz vanaf 18 jaar

  • Huisartsenzorg

  • Zintuiglijk gehandicaptenzorg

  • Geriatrische revalidatiezorg

  • Paramedische zorg

  • Mondzorg

  • Farmaceutische zorg (inclusief verstrekking van medicijnen)

  • Hulpmiddelenzorg

  • Verblijf in een ziekenhuis

  • Medisch-specialistische zorg (verpleging en verzorging, inclusief wijkverpleging)

  • Kraamzorg en verloskundige zorg

  • Ziekenvervoer

  • Zorg bij stoppen-met-rokenprogramma

  • Ergotherapie

  • Fysiotherapie

  • Logopedie

  • Vaktherapie (waaronder speltherapie en psychomotorische therapie)

  • 2. Het kan zijn dat de jeugdige of zijn ouders aanvullend verzekerd zijn. Het kan zijn dat die aanvullende pakketten ook kosten dekken waar in de Jeugdwet voor geïndiceerd kan worden, bijvoorbeeld de kosten voor respijtzorg. Deze kosten worden dan niet door de gemeente vergoed.

  • 3. Verpleging valt geheel onder de Zorgverzekeringswet. Verzorging van de jeugdige valt zowel onder de Zorgverzekeringswet als onder de Jeugdwet alsook onder de Wmo 2015. Persoonlijke verzorging die onder de Jeugdwet valt heeft betrekking op de algemene dagelijkse levensverrichtingen.

Artikel 4.3.4 Afbakening Wet op het passend onderwijs

  • 1. Ondersteuning die primair gericht is op het volgen van onderwijs (doorlopen van het onderwijsprogramma, gericht op het leerproces) valt onder de verantwoordelijkheid van school.

  • 2. Ondersteuning die nodig is om onderwijsdoelen te behalen wordt niet door de gemeente vergoed in het kader van de jeugdwet.

  • 3. De gemeente vergoedt geen ondersteuning gericht op het volgen van onderwijs en het verder helpen van een leerling in zijn onderwijsontwikkeling. Voorbeelden hiervan zijn:

  • a. speltherapie die er op is gericht om spelenderwijs leerproblemen aan te pakken;

  • b. observatie, onderzoek of tijdelijke begeleiding door een orthopedagoog of een psycholoog;

  • c. het aanschaffen van aangepast lesmateriaal (bijvoorbeeld pictogrammen of braille leerboeken);

  • d. (motorische) remedial teaching, een vorm van ondersteuning aan leerlingen met leer- of gedragsproblemen;

  • e. begeleiding bij dyslexie, niet zijnde ernstige enkelvoudige dyslexie;

  • f. dyscalculie;

  • g. sociale vaardigheidstraining;

  • h. kindcoaching.

  • 4. Jeugdhulp die wordt geboden tijdens schooltijd wordt ingezet volgens het normenkader in bijlage 3.

Artikel 4.3.5 Wet op de Kinderopvang

  • 1. Als er opvang nodig is, uitsluitend omdat de ouder(s) niet beschikbaar is (bijvoorbeeld omdat zij aan het werk zijn), dan biedt de gemeente daarvoor geen individuele voorziening vanuit de Jeugdwet.

  • 2. Ouders moeten zelf zorgen voor buitenschoolse opvang (BSO), een kinderdagverblijf of een gastouder en moeten die ook zelf betalen. Als ouders werken hebben zij recht op kinderopvangtoeslag.

  • 3. Als kinderen opgroei-, opvoedings- en/of psychische problemen en stoornissen hebben kan daarvoor noodzakelijke begeleiding tijdens de opvang echter wel op grond van de Jeugdwet geboden worden. De gemeente beoordeelt of inzet van aanvullende begeleiding tijdens de opvang in een individuele situatie noodzakelijk is in verband met opgroei-, opvoedings- op- voedings- en psychische problemen en/of stoornissen van de jeugdige.

  • 4. Jonge kinderen met ernstige ontwikkelingsproblemen kunnen voor dagopvang naar een medisch kinderdagverblijf (MKD) gaan. Voor kinderen die intensieve zorg nodig hebben, kan op- vang op een MKD onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg vallen.

  • 5. Als ouders om sociale- of gezondheidsredenen niet kunnen werken en niet voor de jeugdige kunnen zorgen, dan kunnen zij bij de gemeente vragen om een sociaal-medische indicatie voor kinderopvang.

Artikel 4.3.6 Participatiewet

  • 1. Ouders zijn verplicht een bijdrage te leveren in de kosten van levensonderhoud en studie totdat hun kind 21 jaar is. Dat geldt voor studerende kinderen, maar ook voor kinderen die een baan hebben.

  • 2. Soms blijkt het niet mogelijk een beroep op de ouders te doen. Bijvoorbeeld als de ouders onvindbaar zijn of de relatie ernstig is verstoord. In die gevallen kan de jeugdige bijzondere bijstand krijgen (zie artikel 12 Participatiewet).

Artikel 4.3.7 Leerplichtwet

  • 1. Dagbesteding in het kader van de Jeugdwet kan pas aan de orde komen wanneer het leerplichtige kind een (tijdelijke) vrijstelling van het volgen van onderwijs heeft. Als er geen vrijstelling is dan geldt de zorgplicht van de school.

Artikel 4.4 Eigen mogelijkheden

  • 1. Op de eerste plaats zijn ouders zelf verantwoordelijk voor het gezond en veilig opgroeien van hun kinderen het college treft geen individuele voorziening voor jeugdhulp indien de jeugdige en/of zijn ouder zelf in staat zijn om de problemen zelf op te lossen, eventueel met hulp van personen uit het sociaal netwerk.

  • 2. Eigen kracht omvat in ieder geval de gebruikelijke hulp, het aanspreken van een aanvullende verzekering, de inzet van vrijwilligers of mensen uit het sociale netwerk, de mogelijkheden van ouders zelf.

  • 3. Bij het onderzoek naar de eigen mogelijkheden wordt er gekeken naar het welbevinden en de mogelijkheden van de jeugdige. Er zal worden besproken wat de jeugdige en/of de ouder zelf kan.

  • 4. Bij het onderzoek naar eigen mogelijkheden wordt onderzocht of de ouder in staat is de noodzakelijke hulp te bieden, of de ouder beschikbaar is om de noodzakelijke hulp te bieden, of de ouder overbelast raakt door het bieden van de hulp en of de ouder in de problemen komt zonder een vergoeding voor het verlenen van de boven gebruikelijke hulp.

  • 5. Het gebruik van eigen mogelijkheden betekent ook dat de jeugdige en/of een ouder zelf voorziet in de kosten. Gebruik maken van eigen kracht betekent bijvoorbeeld dat eerst een beroep op zorgverlof wordt gedaan en de kosten voor reguliere oppas/kinderopvang door ouders zelf gedragen worden.

Artikel 4.4.1 Gebruikelijke hulp

  • 1. Het begrip gebruikelijke hulp wordt niet in de wet genoemd. Niettemin is het uitgangspunt dat ouders in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het verzorgen en naar eigen inzicht opvoeden van hun kinderen.

  • 2. De zorgplicht van ouder(s) strekt zich uit over verzorging, begeleiding en opvoeding die de ouder(s), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de ‘zorg’ bij kortdurende ziekte. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp voor de kinderen over.

  • 3. Bij de beoordeling van gebruikelijke hulp moet gekeken worden naar:

  • a. de opgroeiproblemen;

  • b. de leeftijd en ontwikkelingsfase van de jeugdige;

  • c. de capaciteiten van de ouders (waaronder ouderproblematiek en gezinsfactoren).

  • 4. Voor kinderen geldt dat er een bandbreedte is in het normale ontwikkelingsprofiel. Ook tussen kinderen van dezelfde leeftijd zonder behoefte aan jeugdhulp kan de omvang van de hulp dan wel zorg (per dag) verschillen. Het ene kind is nu eenmaal gemakkelijker dan het andere kind.

  • 5. Gebruikelijke hulp voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een ouder. Dat betekent dat het college, in het geval ouders die gescheiden zijn, ook rekening kan houden met de ouder waar de jeugdige niet woonachtig is. Is er sprake van co-ouderschap dan spreekt het voor zich dat voor beide ouders wordt beoordeeld of sprake is van gebruikelijke hulp.

  • 6. Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke hulp, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke hulp voor op die maatschappelijke activiteiten.

  • 7. Overbelasting kan geen reden zijn om voor deze hulp een financiële vergoeding te ontvangen en deze hulp alsnog uit te oefenen. Overbelasting wordt alleen opgelost door de belasting te verminderen doordat een ander een deel van het werk overneemt. Geld neemt geen overbelasting weg.

  • 8. Uitgangspunten gebruikelijke hulp van ouder(s) voor kinderen het zorgmomentenoverzicht opgesteld door JGZ zie bijlage 2.

Artikel 4.4.2 Boven gebruikelijke hulp

  • 1. Bij bovengebruikelijke hulp gaat het om hulp en zorg die substantieel intensiever is dan wat gemiddeld gebruikelijk is bij gezonde kinderen van dezelfde leeftijd.

  • 2. Bovengebruikelijke hulp kan in beginsel ook van ouders worden verwacht. Van ouders mag verwacht worden om vergaande aanpassingen te doen om hun kind gezond en veilig te laten opgroeien.

Artikel 4.4.3 Dreigende overbelasting

  • 1. Ouders kunnen overbelast zijn of dreigen te raken. (Dreigende) overbelasting moet gedurende het onderzoek aannemelijk worden gemaakt en zonodig nader worden onderbouwd.

  • 2. Het college stelt een onderzoek in naar de dreigende overbelasting. De ouders zijn dan verplicht, desgevraagd, om medewerking aan het onderzoek te verlenen.

  • 3. Weigeren de ouders om medewerking aan het onderzoek te verlenen, dan kan het recht op een individuele voorziening niet worden vastgesteld, tenzij het college het recht op een andere manier kan vaststellen.

  • 4. Het college zal bij de beoordeling van (dreigende) overbelasting ook rekening moeten houden met de omstandigheid dat de ouders gebruikelijke zorg/hulp bieden in het kader van andere regelgeving. Hierbij kan gedacht worden aan verpleging en verzorging op grond van de Zorgverzekeringswet en/of het overnemen van huishoudelijke taken op grond van de Wmo 2015.

Artikel 4.4.4 Sociaal netwerk

  • 1. Hulp uit het sociaal netwerk is hulp die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan de jeugdige. Tot het sociale netwerk worden gerekend de personen uit de huiselijke kring en andere personen met wie iemand een sociale relatie onderhoudt.

  • 2. Als personen uit het sociale netwerk de jeugdige en/of zijn ouder(s) kunnen bijdragen aan het verminderen of oplossen van de problematiek, wordt dit ook gezien als het aanspreken van 'eigen kracht'.

  • 3. Van een ouder wordt verwacht dat hij een beroep doet op familie en vrienden – zijn sociale netwerk- alvorens hij bij de gemeente een aanvraag indient voor een individuele voorziening. Het benutten van de eigen kracht van het gezin en diens netwerk gaat voor op het inzetten van (andere) professionals.

  • 4. De wet spreekt veelal over de sociale omgeving. De sociale omgeving wordt breder uitgelegd dan het sociaal netwerk; bijvoorbeeld ook een leerkracht van een school met wie de jeugdige nog geen sociale relatie heeft, kan behoren tot de sociale omgeving van de jeugdige en/of ouder(s).

Hoofdstuk 5 Kwaliteit

(verordening artikel 4.2 lid 18)

Artikel 5.1 Veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgerichte zorg

  • 1. De zorgaanbieder draagt zorg voor dat de ondersteuning van goede kwaliteit is. Een voorziening wordt in elk geval:

  • a. Veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht verstrekt. Dat wil zeggen:

  • veilig: met het begrip ‘veilig’ wordt bedoeld dat de cliënt de ondersteuning met weinig risico’s kan ontvangen/gebruiken. Het gaat om risico’s ten aanzien van zijn fysieke, sociale of psychische gesteldheid. Een aspect waarnaar gekeken wordt bij het beoordelen of de ondersteuning veilig is, is de aard van de relatie tussen de zorgverlener en de jeugdige. De relatie tussen jeugdige en zorgverlener is voor de jeugdige vertrouwd en stabiel, de privacy wordt in acht genomen en de zorgverlener onder- neemt actie bij gesignaleerde onveiligheid in de situatie van de jeugdige;

  • doeltreffend (effectief): de zorgverlener heeft de vereiste kennis, houding en vaardigheden om passende ondersteuning in te zetten bij de betreffende doelgroep, is aantoonbaar gericht op behalen van resultaten, werkt waar nodig samen met andere hulpverleners en onderhoudt contact met de sociale omgeving van de jeugdige. De geboden hulp moet passend zijn bij (de achtergrond van) de problematiek van de jeugdige. Het maatwerk dat een zorgverlener vooraf/tussentijds aantoonbaar, met een zorgplan of evaluatieverslag, kan leveren, bepaalt in grote mate of de ondersteuning passend en toereikend (doeltreffend) is voor de jeugdige;

  • doelmatig (efficiënt) en cliëntgericht: de intensiteit en hoeveelheid ondersteuning is afgestemd op de persoonlijke situatie van de jeugdige. Het bereiken van het doel wordt behaald met zo weinig mogelijk middelen. Er vindt afstemming plaats met andere vormen van zorg om ondoelmatigheden te voorkomen. De ondersteuning is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige en op andere vormen van ondersteuning of hulp die de jeugdige ontvangt.

  • b. de hulp voldoet aan de eisen voortvloeiende uit de professionele standaard, wat de ge- deelde waarden en normen binnen de beroepsgroep inhoudt.

Artikel 5.2. Uitgangspunten inzet ondersteuning

  • 1. De zorgverlener richt zich in zijn werk op inzet van en afschaling naar het eigen (sociaal) net- werk en eventueel vrijwilligerswerk.

  • 2. De zorgverlener richt zich in zijn werk op en inzet van en afschaling naar vrij toegankelijke ondersteuning.

  • 3. De zorgverlener richt zich in hun werk op afschaling naar lichtere vormen van ondersteuning (van behandeling naar begeleiding, bijvoorbeeld).

  • 4. De zorgverlener maakt gebruik van de eigen kracht van de jeugdige, het sociale netwerk en/of en/of vrijwilligers en probeert deze eigen kracht zo veel mogelijk te bevorderen;

  • 5. De zorgverlener hanteert een systeemgerichte aanpak en zet in op de versterking van het systeem rondom de jeugdige.

  • 6. De zorgverlener werkt bij het verlenen van de hulp actief en integraal samen met andere zorgverleners en zorgt ervoor dat de hulp aansluit bij hulp die wordt geboden vanuit het sociale netwerk van de jeugdige.

  • 7. De (professionele) aanbieders zijn verplicht om samen te werken op basis van de volgende principes:

  • a. In de samenwerking ligt de focus op het geformuleerde doel (resultaat). Dit overstijgt de eigen belangen van de aanbieder.

  • b. Het belang van de jeugdige staat voorop in de samenwerking.

  • c. Bij onvrede, onduidelijkheid, frustratie, onenigheid of een vergelijkbare situatie gaan aanbieders proactief een open gesprek aan om te achterhalen wat de wederzijds beweegredenen en belangen zijn en streven gezamenlijk naar een bevredigende oplos- sing.

  • 8. Ondersteuning vindt zo veel mogelijk plaats in de vertrouwde omgeving van de jeugdige.

  • 9. De zorgverlener kan grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en aangeven wanneer andere ondersteuning is gewenst of wanneer op- of afgeschaald kan worden.

  • 10. De zorgverlener of de (professionele) aanbieder is ingeschreven in het handelsregister en uit de omschrijving van deze inschrijving blijkt dat zijn activiteiten bestaan uit het verlenen van hulp zoals bedoeld in de Jeugdwet.

  • 11. De zorgverlener beschikt aantoonbaar over een afgeronde opleiding die passend is bij de te verrichten activiteiten.

  • 12. De zorgverlener of de (professionele) aanbieder is bij de gemeente niet bekend vanwege on- deskundige zorg, het handelen in strijd met relevante wetgeving of beleidsregels, misleiding, fraude en/of uitbuiting van personeel.

  • 13. De zorgverlener dient te beschikken over een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG).

  • 14. De zorgverlener of de (professionele) aanbieder voldoet bij het verrichten van de activiteiten aantoonbaar aan de relevante professionele en branchegerichte standaarden.

  • 15. (Professionele) aanbieders spannen zich maximaal in om een wachtlijst voor het inzetten van jeugdhulp te voorkomen. Er kunnen zich twee situaties voordoen waarbij er sprake is van een wachtlijst:

  • d. De gemeente heeft al een besluit heeft genomen en zet hulp in van een bepaalde aanbieder. Als die aanbieder niet op tijd kan starten met de hulp, is de aanbieder verplicht om in overleg met de verwijzer en het gezin binnen maximaal 15 werkdagen na aanmelding overbruggingszorg in te zetten.

  • e. De gemeente heeft nog geen besluit genomen, maar de in te zetten passende aanbieder heeft een wachtlijst. Als door een wachtlijst niet tijdig de benodigde hulp ingezet kan worden dan onderzoekt de gemeente in overleg met de jeugdige en/ of ouder of een andere (gecontracteerde) aanbieder passende ondersteuning kan bieden.

  • 16. Inzet van onderaannemers is alleen toegestaan indien de gemeente hier schriftelijk toestemming voor heeft gegeven. Bij jeugdhulp zonder verblijf heeft de aanbieder de vrijheid om een onderaannemer in te zetten. De aanbieder dient bij de gemeente te melden dat de onder- aannemer wordt ingezet en er dient een onderaannemingscontract opgesteld te zijn. De gecontracteerde aanbieder is verantwoordelijk voor de kwaliteit van uitvoering jeugdhulp door de onderaannemer.

Artikel 5.3 Opleidingseisen

  • 1. De (professionele) aanbieder beschikt over voldoende ervaren, gekwalificeerd personeel om jeugdigen te begeleiden en te ondersteunen, passend bij de complexiteit en aard van de problematiek van de jeugdige en conform de contractvoorwaarden.

  • 2. De (professionele) aanbieder moeten minimaal adequaat opgeleid personeel in dienst hebben om de betreffende jeugdhulp te verlenen.

  • 3. Onder adequaat opgeleid personeel worden onder meer de opleidingen verstaan welke zijn opgenomen in bijlage I.

  • 4. Uitgangspunt is dat jeugdhulp wordt verleend door vakbekwame, geregistreerde professionals (SKJ of BIG geregistreerd).

  • 5. Op grond van artikel 4.1 van de verordening kunnen ook niet-geregistreerde zorgverleners worden ingezet. Zij dienen echter wel adequaat te zijn opgeleid zoals opgenomen in bijlage I.

  • 6. De inzet van de niet geregistreerde zorgverleners vindt altijd plaats op basis van een weloverwogen keuze door de (professionele) aanbieder die aansluit bij de norm verantwoorde werktoedeling.

  • 7. Er zijn duidelijke schriftelijke afspraken gemaakt over de taken en verantwoordelijkheden tussen de geregistreerde zorgverlener en de niet-geregistreerde zorgverlener.

  • 8. Het is voor de jeugdige duidelijk welke zorgverlener de regie voert en het aanspreekpunt is.

  • 9. Er is een nauwe samenwerking tussen de zorgverlener met regelmatig en structureel contact met de jeugdige en de verantwoordelijk geregistreerde zorgverlener.

  • 10. De geregistreerde zorgverlener zorgt ervoor dat hij volledig geïnformeerd wordt door de niet-geregistreerde zorgverlener, dat hij zelf het zorgplan vaststelt, en dat hij altijd zelf de situatie van de jeugdige beoordeeld heeft.

  • 11. De niet-geregistreerde zorgverlener kan nooit taken uitvoeren die uitsluitend zijn toebedeeld aan geregistreerde zorgverlener.

Artikel 5.4 Verklaring omtrent gedrag (VOG)

  • 1. De zorgverlener dient te beschikken over een VOG met screeningsprofiel 40,45,75,84 of 85 (algemeen).

  • 2. De VOG is ook verplicht gesteld voor bestuurders van zorgaanbieders.

  • 3. Vrijwilligers die in contact komen met een jeugdige dienen eveneens een VOG te bezitten. Deze verklaring dient specifiek voor de betreffende functie bij de formele aanbieder te zijn afgegeven. De VOG is niet eerder afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop de vrijwilliger voor de aanbieder ging werken.

  • 4. Na de start als vrijwilliger draagt de aanbieder er zorg voor dat, indien de gemeente dit wenst, er op verzoek een nieuwe VOG aangevraagd en verkregen wordt.

  • 5. Alleen als de ondersteuning wordt geboden door een persoon uit het sociale netwerk, kan ervoor worden gekozen geen verklaring omtrent gedrag te eisen. Bij directe familie (familie in de eerste of tweede graad) zal dit eerder het geval zijn dan bij personen die verder van de ondersteuningsvrager af staan (denk aan kennissen) die de ondersteuning leveren.

Artikel 5.4.1 Verklaring omtrent gedrag (VOG) gecontracteerde aanbieders

  • 1. Gecontracteerde aanbieders zorgen ervoor dat de zorgverlener in het bezit is van een VOG, welke specifiek is afgegeven voor de betreffende functie die de medewerker uitvoert.

  • 2. Gecontracteerde aanbieders zorgen ervoor dat iedere zorgverlener in het bezit is van een VOG welke niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene bij de aanbieder in dienst is getreden.

  • 3. Deze verklaring dient op eerste verzoek van de gemeente per omgaande te worden overgelegd.

  • 4. Na indiensttreding draagt de aanbieder er zorg voor dat voor de medewerker, indien de gemeente dit wenst, op verzoek nieuwe VOG zal aanvragen en verkrijgen.

Artikel 5.4.2 Verklaring omtrent gedrag (VOG) formele aanbieders

  • 1. Bij de aanvraag voor ondersteuning in de vorm van een pgb verstrekt de jeugdige en/ of ouder een VOG van de uitvoerder van de zorg.

  • 2. De VOG dient specifiek voor de betreffende functie die door de zorgverlener wordt uitgevoerd te zijn afgegeven.

  • 3. De VOG dient op het moment van de aanvraag niet langer dan 1 jaar geleden te zijn afgegeven.

Artikel 5.5 Kwaliteitskeurmerk

Onder een volledig geïntegreerd kwaliteitssysteem dat voldoet aan de landelijke eisen worden tenminste verstaan:

  • ISO-9001 versie 2015

  • EN 15224

  • HKZ

  • PREZO

  • Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg 2017-2022

  • Lidmaatschap LVVP

  • Register Vaktherapeuten

  • Keurmerk Federatie Landbouw en Zorg

Artikel 5.6 Zorgplan

  • 1. De zorgverlener maakt met de jeugdige en/ of ouder duidelijke werkafspraken over de levering van de ondersteuning, vastgelegd in een zorgplan. Het zorgplan voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

  • a. Het zorgplan wordt samen met (een wettelijk vertegenwoordiger of de vertegenwoordiger Pgb-zaken van de) jeugdige en/ of ouder opgesteld.

  • b. Het zorgplan dat de zorgverlener maakt, moet aansluiten op de doelen (resultaten) die in het ondersteuningsplan zijn geformuleerd.

  • c. In het zorgplan moeten doelen worden opgenomen. Deze doelen moeten SMART geformuleerd worden. Dit houdt in dat de doelen specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden moeten zijn. Daarnaast zijn de doelen een concretisering van de doelen die zijn opgenomen in het ondersteuningsplan;

  • d. De ondersteuning wordt conform het gemaakte zorgplan geboden. Het zorgplan vertaalt de doelen omschreven in het zorgplan in concrete acties: welke ondersteuning ontvangt de jeugdige, op welke dagen en tijdstippen (passend in zijn dag- weekprogramma).

  • 2. Het zorgplan wordt minimaal iedere 6 maanden met de jeugdige en/of zijn vertegenwoordiger Pgb-zaken besproken. In het zorgplan wordt dit vastgelegd. Bijstellingen en veranderingen in het zorgplan worden schriftelijk vastgelegd.

  • 3. Het zorgplan beschrijft hoe de ondersteuning is afgestemd met eventuele mantelzorgers en hoe het eigen netwerk van de jeugdige daar waar mogelijk een actieve rol speelt in het ondersteuningsproces.

  • 4. Het zorgplan dient door zowel jeugdige en eventueel vertegenwoordiger of vertegenwoordiger Pgb-zaken als zorgverlener ondertekend te zijn.

  • 5. Het zorgplan wordt aan de jeugdige en eventueel zijn vertegenwoordiger verstrekt.

  • 6. Indien delen van de ondersteuning worden uitgevoerd door anderen dan de zorgverlener, dan wordt dit in het zorgplan vermeld.

  • 7. Afhankelijk van de ondersteuningsvraag draagt de (professionele) aanbieder er zorg voor dat de zorgverlener de veiligheid van de cliënt inschatten aan de hand van een gestandaardiseerd risicotaxatie instrument, zoals:

  • a. De Delta Veiligheidslijst;

  • b. Het Licht Instrument Risicotaxatie en Kindveiligheid (LIRIK);

  • c. Het Balansmodel Kindermishandeling;

  • d. Het Risico taxatie-instrument Huiselijk Geweld (RIHG);

  • e. of een aantoonbaar gelijkwaardig risicotaxatie instrument.

  • 8. Het zorgplan wordt door de zorgverlener in de Nederlandse taal opgesteld.

Artikel 5.7 Inzet personeel en vrijwilligers

  • 1. Voor de inzet van personeel en vrijwilligers gelden de volgende voorwaarden:

  • a. Het in te zetten personeel dat in loondienst van de (professionele) aanbieder is, moet uitbetaald worden conform de voor de (professionele) aanbieder geldende CAO.

  • b. Vermoedt de Inspectie SZW dat een (professionele) aanbieder een CAO niet naleeft, dan geeft zij dit door aan een van de in bij de uitvoering van de Jeugdwet betrokken organisaties van werkgevers en werknemers. Daarop zal de gemeente actie ondernemen naar de (professionele) aanbieder.

  • c. Personeel en vrijwilligers van de (professionele)aanbieder hebben respect voor de jeugdige ongeacht afkomst, cultuur, religie en seksuele geaardheid dan wel andere persoonlijke voor- keuren of opvattingen. De (professionele) aanbieder staat er voor in dat discriminatie van jeugdigen door eigen medewerkers niet plaatsvindt. Ook zorgt de (professionele) aanbieder ervoor dat discriminatie van personeelsleden binnen de organisatie, alsook bij werving en selectie evenmin plaatsvindt.

  • d. De zorgverlener staat open voor wensen, aanwijzingen, vragen en kritiek van de jeugdige met betrekking tot de ondersteuning.

  • e. De zorgverlener blijft binnen de grenzen van zijn of haar bekwaamheid en bevoegdheid.

  • f. De ondersteuning aan de jeugdige wordt zoveel mogelijk geboden door vaste zorgverleners.

  • g. Alle zorgverleners die direct contact hebben met de jeugdige beheersen de Nederlandse taal in woord en geschrift.

  • h. De (professionele) aanbieder beschikt over een vrijwilligersbeleid (wanneer gebruik gemaakt wordt van de inzet van vrijwilligers) en waarborgt daarin de continuïteit, veiligheid, kwaliteit van de ondersteuning, deskundigheid en waardering wanneer vrijwilligers bij de ondersteuning ingezet worden.

  • i. Vrijwilligers krijgen een vrijwilligerscontract en zijn voldoende opgeleid voor hun taak.

Hoofdstuk 7 Pgb

(verordening artikel 5.1 lid 10, artikel 5.6 lid 4)

Artikel 7.3.1. Kwaliteitseisen Pgb formele aanbieder

  • 1. De formele aanbieder dient aan de kwaliteitseisen te voldoen zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de verordening jeugdhulp gemeente Almere 2021 en hoofdstuk 4 van deze nadere regels.

Artikel 7.3.2 Kwaliteitseisen Pgb informele aanbieder

  • 1. Jeugdhulp kan met een Pgb worden ingekocht bij iemand uit het sociale netwerk indien:

  • a. de jeugdige en/of zijn ouder(s) de keuze om deze hulp in te schakelen goed kunnen motiveren;

  • b. de kwaliteit van de jeugdhulp voldoende gewaarborgd is. De jeugdhulp moet tot eenzelfde of een beter resultaat leiden dan dat een formele aanbieder de hulp verleend.

  • 2. De hulp leidt tot een volwaardige dienstverlening die passend is bij de hulpvraag van de client.

  • 3. De informele aanbieder stelt een zorgplan op. Het zorgplan dient te voldoen aan de voorwaarden zoals omschreven in artikel 4.6 van deze nadere regels.

  • 4. De informele aanbieder moet in staat zijn om het type, de omvang, de frequentie en de duur van de ondersteuning te bieden.

  • 5. Er mag geen sprake zijn van:

  • a. Te zware gevraagde hulp;

  • b. Een afhankelijkheidsrelatie;

  • c. (Dreigende) overbelasting van degene die de hulp verleend.

  • 6. De kwaliteit van de hulp moet toereikend zijn. Dit is mede afhankelijk van de situatie en (de achtergrond van) de problematiek van de jeugdige.

Artikel 7.4 Verantwoord uitvoeren van taken verbonden aan een Pgb

  • 1. De jeugdige of zijn vertegenwoordiger Pgb zaken dient in staat te zijn de aan een Pgb-ver- bonden taken verantwoord uit te voeren.

  • 2. De jeugdige of zijn vertegenwoordiger Pgb-zaken wordt niet in staat geacht de aan een Pgb verbonden taken verantwoord uit te voeren indien er sprake is van een of meerdere van de volgende omstandigheden:

  • a. Schuldenproblematiek

  • Schuldenproblematiek maakt de kans groot en aannemelijk dat jeugdige en/of ouder voor het beheren van een pgb belangrijke financiële vaardigheden en verantwoordelijkheden ontbeert. Het is daarom niet wenselijk dat een jeugdige en/of ouder, zolang hij zijn financiële zaken niet goed en zelfstandig op orde heeft, zelf een pgb beheert.

  • Signalen die kunnen wijzen op problematische schulden bij de jeugdige (of zijn vertegenwoordiger), zijn bijvoorbeeld dat de jeugdige en/ of ouder zelf aangeeft dat er (verwijtbare) schulden zijn, jeugdige en/ of ouder in de schuldsanering zit, onder bewindvoering staat, dan wel een indicatie heeft gekregen voor de ondersteuning bij de administratie, zonder een vertegenwoordiger te hebben.

  • b. Ernstige verslavingsproblematiek

  • Ernstige verslavingsproblematiek bij een jeugdige en/of ouder maakt dat deze vanwege de verslaving niet in staat is regie te voeren over zijn eigen leven, laat staan over een pgb. Ook de omstandigheid van een problematische ex-verslaving of de omstandigheid dat de jeugdige en/ of ouder bezig is de verslaving de baas te worden maakt dat de client minder in staat geacht wordt om regie te voeren over zijn eigen leven, of over een pgb. Bij vermoedens van ernstige verslaving kan daar in het onderzoek nader onderzoek naar gedaan worden, bijvoorbeeld door het opvragen van een medische verklaring dan wel inschakeling van het verslavingsteam of expertiseteam jeugd.

  • Signalen die kunnen wijzen op verslavingsproblematiek bij de jeugdige en/of ouder, zijn bijvoorbeeld dat dit onderdeel is van de melding en uit het onderzoek komt, of dat jeugdige en/of ouder verslaving gerelateerd gedrag vertoont.

  • c. Aangetoonde fraude begaan in 5 jaar voorafgaand aan de aanvraag

  • Wanneer een cliënt eerder frauduleus heeft gehandeld, op welk terrein dan ook, is het aannemelijk dat de verleidingsrisico’s bij het verstrekken van een pgb te groot zijn. Dit geldt te meer indien de cliënt, dan wel pgb-beheerder, dan wel het bedrijf waar de pgb- beheerder werkt, eerder betrokken is geweest bij pgb-fraude.

  • d. Een aanmerkelijke verstandelijke beperking

  • Een indicatie voor een verstandelijke beperking is een (zeer) laag IQ. Tevens zijn er beperkingen in de sociale aanpassing die- zonder ondersteuning- participatie in de weg staan. Er is vaak sprake van moeite met concentratie en aandacht en een laag zelfbeeld; soms zijn er bijkomende lichamelijke problemen dan wel een kwetsbare gezondheid.

  • Signalen die kunnen wijzen op een aanmerkelijke verstandelijke beperking bij de jeugdige en/ of ouder zijn bijvoorbeeld dat de jeugdige en/ of ouder behoort tot de doelgroep Verstandelijk Beperkten Intramuraal of Verstandelijk Beperkten Extramuraal en geen vertegenwoordiger heeft.

  • e. Ernstig psychiatrisch ziektebeeld

  • Bij GGZ-problematiek die in ernstige mate aanwezig is, is de kans groot dat het vrijwel onmogelijk is voor de jeugdige en/of ouder om op stabiele en consistente wijze de regie te kunnen voeren over een pgb. Met name de beoordeling of de geleverde zorg doeltreffend en professioneel is, zal ingewikkeld zijn. Dat maakt dat er een verhoogd risico is op niet wenselijke afhankelijkheidsrelaties tussen de jeugdige en/of ouder en de pgb-aanbieder. Een aanbod van zorg in natura past vaak beter in het (zorg)belang van jeugdige.

  • f. Vastgestelde blijvende cognitieve stoornis

  • Wanneer een client een vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis heeft, is het aannemelijk dat cliënt daarmee de regie over zijn leven niet in de hand heeft. Voorbeelden van blijvende cognitieve stoornissen zijn de diverse vormen van dementie, niet aangeboren hersenletsel (NAH) en de ziekte van Korsakov.

  • g. Onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal, in woord en geschrift.

  • Het beheren van een Pgb is niet mogelijk wanneer de jeugdige en/of ouder de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Het voldoende kunnen begrijpen (en dus kunnen lezen) van alle voorwaarden en eisen ten aanzien van een Pgb, zijn niet mogelijk bij een onvoldoende beheersing van het Nederlands. Ook het opstellen en afsluiten van bijvoorbeeld zorgovereenkomsten, is dan buiten bereik. Hiervan afgeleid kan tevens worden gesteld dat men voldoende kennis dient te hebben van de Nederlandse samenleving, zodat men bijvoorbeeld de vraag kan beantwoorden wat de SVB is en doet in relatie tot het Pgb.

  • h. Twijfels op andere gronden over de Pgb-vaardigheid

  • Er kunnen, naast de eerdergenoemde omstandigheden, ook twijfels zijn op andere gronden over de pgb-vaardigheid van de jeugdige en/ ouder, dan wel vertegenwoordiger, waardoor sterk de indruk bestaat dat iemand niet in staat is om een pgb te beheren. Een beslissing hieromtrent dient goed onderbouwd en gemotiveerd worden door het college.

Artikel 7.5 Vertegenwoordiger Pgb-zaken

  • 1. Indien een jeugdige en/ of ouder niet zelfstandig zijn belangen kan behartigen en de aan een pgb verbonden taken kan uitoefenen kan de jeugdige en/of ouder zich laten vertegenwoordigen door een vertegenwoordiger Pgb zaken.

  • 2. De vertegenwoordiger Pgb zaken moet voldoen aan de eisen zoals gesteld in artikel 5.6 van de verordening. De volgende personen mogen als vertegenwoordiger Pgb-zaken optreden:

    • a.

      Eerste of tweedegraads bloed- of aanverwant

  • Het beheer van het budget mag worden uitgevoerd door een persoon uit de directe vertrouwde omgeving, die niet de zorgverlener is. In verband met het kunnen toetsen (via de Basis Registratie Personen) in welke relatie de budgetbeheerder staat tot de ondersteuningsvrager is de kring van personen beperkt die als budgetbeheerder mogen optreden. Als budgetbeheerder mogen optreden:

  • partner van de ondersteuningsvrager (gehuwd, geregistreerd partnerschap of samenlevingscontract geregistreerd bij gemeente)

  • familie in de eerste graad van de ondersteuningsvrager (ouders, kinderen, schoondochter of schoonzoon);

  • familie in de tweede graad (grootouders, broers, zwagers of (schoon)zussen).

  • Indien de jeugdige en/of ouder ondersteuning wenst in te kopen bij een formele aanbieder waar een familielid eigenaar of werkzaam is, dan moet er beoordeeld worden of er sprake is van een (financieel) belang. Zie hiervoor sub c en d. Indien de ondersteuning wordt verleend door een professional, niet zijnde een familielid, dan kan een familielid vertegenwoordiger Pgb-zaken zijn. Indien de ondersteuning wordt verleend door een familielid, dan wordt dit aangemerkt als informele ondersteuning.

  • Indien de informele aanbieder de zorg verleent dan kan een ander familielid dan de zorgverlener vertegenwoordiger Pgb-zaken zijn.

  • Indien de mentor, curator of bewindvoerder het Pgb gaat beheren is het van belang dat alle taken, zoals omschreven in artikel 5.6 lid 1 van de verordening, met betrekking tot het beheren van het pgb worden uitgevoerd. Het kan dus niet zo zijn dat een bewindvoerder enkel de administratie van de jeugdige en/of ouder overneemt. De belangen van de jeugdige en/of ouder moeten voldoende behartigd worden en alle taken die aan een Pgb verbonden zijn moeten worden uitgevoerd. Wel is het mogelijk dat de bewindvoerder de administratie voor zijn rekening neemt en een andere vertegenwoordiger Pgb-zaken de overige taken uitvoert. De kosten voor het Pgb beheer mogen niet uit het Pgb betaald worden.

    • c.

      Zorgverlener mag niet het Pgb beheren

  • Uitgangspunt is dat degene die de jeugdige en/of ouder vertegenwoordigt, de belangen van de jeugdige en/of ouder centraal stelt. De vertegenwoordiger Pgb-zaken kan niet de uitvoerder van de ondersteuning zijn die met het pgb wordt ingekocht. De vertegenwoordiger Pgb-zaken mag geen (financiële) relatie hebben met de zorgverlener. Hierdoor wordt immers een objectieve beoordeling van wat noodzakelijk is voor de jeugdige en/of ouder, en de aansturing van de werkzaamheden bemoeilijkt. Dit kan ten koste gaan van het bereiken van de gewenste resultaten. Zo mag de vertegenwoordiger Pgb-zaken bijvoorbeeld niet betaald worden door de zorgverlener voor de betreffende cliënt.

    • d.

      Belangenverstrengeling tussen vertegenwoordiger Pgb-zaken en formele aanbieder

  • Het uitgangspunt is dat er geen belangenverstrengeling mag ontstaan. Zo mag niet een kennis of familielid van de pgb-aanbieder geen vertegenwoordiger Pgb-zaken zijn. Hierdoor kan het probleem ontstaan dat niet de belangen van de jeugdige en/of ouder behartigd worden, maar dat het belang van de formele aanbieder vooropgesteld wordt.

    • e.

      Fysieke aanwezigheid en tijd

  • Het juist behartigen van de belangen van de jeugdige en het uitvoeren van de aan een pgb verbonden taken kan alleen plaatsvinden indien de vertegenwoordiger Pgb-zaken voldoende fysiek aanwezig is bij de jeugdige en voldoende tijd heeft om de aan de pgb verbonden taken uit te voeren. Hieronder wordt verstaan dat de pgb-beheerder minstens 1 keer per week aanwezig is bij de jeugdige. De vertegenwoordiger Pgb-zaken moet wekelijks voldoende tijd besteden aan het signaleren van de hulpvraag, het controleren van de (kwaliteit van de) ondersteuning, het aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een juiste administratie.

Hoofdstuk 8 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 8.1 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op de dag na hun bekendmaking.

Artikel 8.2 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels Jeugdhulp gemeente Almere 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Almere van 18 januari 2022

Burgemeester en wethouders van Almere,

de secretaris, de burgemeester,

R. Wielinga, A.T.B. Bijleveld-Schouten

Bijlagen

Bijlage 1: Opleidingseisen

Bijlage 2: Gebruikelijke hulp en overzicht zorgmomenten

Bijlage 3: Normenkader

Bijlage 1 : Opleidingseisen

Relevante HBO en Wo-opleidingen uit het CROHO-register

Onderdeel

Opleidingscode

Naam opleiding voluit

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

34507

HBO Toegepaste Psychologie

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

81006

HBO Toegepaste Psychologie

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

30114

HBO Applied Psychology

GEZONDHEIDSZORG

4075

HBO Jeugdpsychologie

GEZONDHEIDSZORG

34075

HBO Jeugdpsychologie

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

6853

HBO psychologie vanuit biologisch en cognitivistisch perspectief

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

70193

HBO M Master in Toegepaste Psychologie voor professionals

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

70193

HBO M Toegepaste Psychologie voor Professionals

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

60260

WO Psychologie (incl. NIP-registratie of SKJ-master)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

66604

WO Psychology (incl. NIP-registratie of SKJ-master)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

60077

WO Social Psychology (incl. NIP-registratie of SKJ-master)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

60076

WO Psychologie en Geestelijke Gezondheid (incl. NIP-registratie of SKJ-master)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

60216

WO Gezondheidszorg Psychologie (incl. NIP-registratie of SKJ-master)

GEZONDHEIDSZORG

66581

WO Medische Psychologie (incl. NIP-registratie of SKJ-master)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

40019

HBO M Jeugdzorg

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

49146

HBO M Master Interprofessioneel werken met Jeugd

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

5158

HBO Pedagogiek

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

35158

HBO Pedagogiek

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

5160

HBO Hogere kaderopleiding pedagogiek

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

5206

HBO Hogere kaderopleiding pedagogiek

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

44113

HBO M Pedagogiek

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

60381

HBO M Pedagogiek

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

66607

WO Pedagogische Wetenschappen (incl. NVO-registratie)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

4617

HBO Sociaal pedagogische hulpverlening

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

34617

HBO Sociaal Pedagogische Hulpverlening

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

81032

HBO Sociaal Pedagogische Hulpverlening

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

 

HBO Inrichtingswerk (voorloper SPH)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

4600

HBO Hoger Pedag en Sociaal - Agog. Onderwijs

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

81028

HBO Social Work (voorheen Sociale Academie)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

34116

HBO Social Work (voorheen Sociale Academie)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

34608

HBO Sociaal Werk

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

44116

HBO M Social Work

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

49500

HBO M Social Work (joint degree)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

70161

HBO M Social Work & Innovation

GEZONDHEIDSZORG

40101

HBO M Health Care and Social Work

GEZONDHEIDSZORG

70023

HBO M Health Care and Social Work

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

70162

HBO M European Master in Social Work

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

34616

HBO Maatschappelijk Werk en Dienstverlening

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

4616

HBO Maatschappelijk werk en dienstverlening

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

34610

HBO Culturele en Maatschappelijke Vorming

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

4610

HBO Culturele en maatschappelijke vorming

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

30114

HBO Applied Behavioral and Social Sciences

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

50011

HBO Gedrag en Samenleving

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

60208

WO Behavioural and Social Sciences

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

56619

HBO Sociaal-Culturele Wetenschappen

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

6619

HBO Sociaal-culturele wetenschappen

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

66619

HBO M Sociaal-Culturele Wetenschappen

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

4644

HBO Creatieve therapie

GEZONDHEIDSZORG

34506

HBO Kunstzinnige Therapie

GEZONDHEIDSZORG

34585

HBO Psychomotorische Therapie en Bewegingsagogie

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

34644

HBO Creatieve Therapie

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

34644

HBO Vaktherapie

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

39207

HBO Danstherapie

GEZONDHEIDSZORG

49303

HBO M Vaktherapie

GEZONDHEIDSZORG

49108

HBO M International Master of Arts Therapies

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

39199

HBO Counselling

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

70118

HBO M Contextuele Hulpverlening

x

overstijgend

HBO -HSAO – Bachelor diploma: uitstroomprofiel jeugdzorgwerker: CROHO overstijgend.

GEZONDHEIDSZORG

4560

HBO Opleiding tot verpleegkundige

GEZONDHEIDSZORG

4565

HBO opleiding tot verpleegkundige in de maatschappelijke gezondheidszorg

GEZONDHEIDSZORG

39283

HBO Verpleegkunde

GEZONDHEIDSZORG

ntb

HBO Regie wijkverpleegkundige

GEZONDHEIDSZORG

34574

HBO Ergotherapie

Relevante MBO-opleidingen uit het CREBO-register

Opleidingsdomein 15. Zorg en welzijn

Crebo nummer

Crebo naam

Soort opleiding

Niveau

92661

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg

middenkaderopleiding

4

92662

Persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen

middenkaderopleiding

4

92631

Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg

middenkaderopleiding

4

92670

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

middenkaderopleiding

4

95520

Mbo-Verpleegkundige (incl. BIG-registratie)

middenkaderopleiding

4

92650

Medewerker maatschappelijke zorg

vakopleiding

3

95530

Verzorgende-IG

vakopleiding

3

91370

Sociaal-cultureel werker

middenkaderopleiding

4

 

 

 

 

Oude Crebo-nummers (Betreft opleidingen van voor de herziening van de kwalificatiedossies 2012)

Crebo nummer

Crebo naam

Soort opleiding

Niveau

10431

Sociaal Dienstverlener

middenkaderopleiding

4

10433

Sociaal Pedagogisch Werker

middenkaderopleiding

4

10743

Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)

middenkaderopleiding

4

91430

Medewerker gehandicaptenzorg niveau 4

middenkaderopleiding

4

92661

Maatschappelijke Zorg (Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg)

middenkaderopleiding

4

92662

Maatschappelijke Zorg (Persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen)

middenkaderopleiding

4

92670

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener (Sociaal-maatschappelijk dienstverlener)

middenkaderopleiding

4

92660

Maatschappelijke Zorg 4

middenkaderopleiding

4

25474

Agogisch medewerker GGZ

middenkaderopleiding

4

25479

Thuisbegeleider

middenkaderopleiding

4

 

Z-verpleegkundige (incl. BIG-registratie)

 

4

10426

Verpleegkundige (incl. BIG-registratie)

middenkaderopleiding

4

71502

Verpleegkundige (incl. BIG-registratie)

middenkaderopleiding

4

92600

MBO-Verpleegkundige (incl. BIG-registratie)

middenkaderopleiding

4

93510

MBO-Verpleegkundige (incl. BIG-registratie)

middenkaderopleiding

4

95520

Mbo-Verpleegkundige (incl. BIG-registratie)

middenkaderopleiding

4

92601

MBO-Verpleegkundige (Geestelijke Gezondheidszorg)

middenkaderopleiding

4

92602

MBO-Verpleegkundige (Gehandicaptenzorg)

middenkaderopleiding

4

92603

MBO-Verpleegkundige (Verpleeg- en verzorgingshuiszorg en thuiszorg) (incl. BIG-registratie)

middenkaderopleiding

4

92604

MBO-Verpleegkundige (Ziekenhuiszorg) (incl. BIG-registratie)

middenkaderopleiding

4

10742

Sociaal Pedagogisch Werker 3 (SPW 3)

vakopleiding

3

10744

Sociaal Dienstverlener (SD)

vakopleiding

3

92650

Maatschappelijke Zorg (Medewerker maatschappelijke zorg)

vakopleiding

3

10427

Verzorgende (incl. BIG-registratie)

vakopleiding

3

71507

Verzorgende (incl. BIG-registratie)

vakopleiding

3

92610

Verzorgende (incl. BIG-registratie)

vakopleiding

3

93260

Verzorgende (incl. BIG-registratie)

vakopleiding

3

94830

Verzorgende-IG (incl. BIG-registratie)

vakopleiding

3

95530

Verzorgende-IG (incl. BIG-registratie)

vakopleiding

3

92611

Verzorgende (Geestelijke Gezondheidszorg) (incl. BIG-registratie)

vakopleiding

3

92612

Verzorgende (Gehandicaptenzorg) (incl. BIG-registratie)

vakopleiding

3

92614

Verzorgende (Verpleeg- en verzorgingshuiszorg en thuiszorg)

vakopleiding

3

10432

Sociaal Cultureel Werker

middenkaderopleiding

4

10746

Sociaal Cultureel Werker (SCW)

middenkaderopleiding

4

91370

Sociaal-cultureel werker

middenkaderopleiding

4

22225

Zorg, Natuur en Gezondheid

middenkaderopleiding

4

97555

Zorg, Natuur en Gezondheid

middenkaderopleiding

3

 

 

 

 

Associatedegrees (uit het CROHO-register)

Croho nummer

Croho naam

 

 

80118

Ad Jeugdwerker

 

 

80120

Ad Sociaal Werk in de Zorg

 

 

80140

Ad Sociaal Werk

 

 

80145

Ad Social Work

 

 

80147

Ad Health & Social Work

 

 

80907

Ad Sociaal Werk

 

 

80137

Ad Service, Welzijn & Zorg

 

 

80086

Ad Ervaringsdeskundige in de Zorg

 

 

Bijlage 2: Gebruikelijke hulp

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • hebben bij alle activiteiten zorg van een ouder nodig;

  • ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen.

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verzorgers;

  • hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven.

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur per week;

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • zijn overdag zindelijk, en 's nachts merendeels ook; ontvangen zonodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • hebben tot 18 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Zorgmomentenoverzicht

Het aantal minuten geldt per keer dat de activiteit wordt uitgevoerd. Wanneer er geen frequentie vermeld wordt, wordt dit aantal minuten maximaal 1 keer per dag toegekend. In de categorie zwaar geldt dat begeleiden niet voldoende is en de activiteit volledig moet worden overgenomen. Wanneer jeugdigen in deze categorie scoren dient (opnieuw) onderzocht te worden of er voorliggende voorzieningen beschikbaar zijn (zorgverzekeringswet, WLZ). De zorgzwaarte is per categorie nader uitgewerkt in bijlage 4.

Overzicht 3 tot 5 jaar

Activiteit

Licht

Matig

Zwaar

Aantal minuten

Uit bed komen/ in bed gaan liggen

0 min

0 min

5 min

2 keer per dag

Aan- en uitkleden

0 min

0 min

5 min

2 keer per dag

Wassen/ douchen

0 min

0 min

5 min

2 keer per dag

Tandenpoetsen/ haren

0 min

0 min

5 min

1 keer per dag gerekend

Ontbijt

0 min

0 min

10 min

Lunch

0 min

0 min

10 min

Spel / vrijetijdsbesteding

0 min

0 min

0 min

Deelname sport/ hobby

0 min

0 min

0 min

Vrij bewegen in het verkeer

0 min

0 min

0 min

Aangaan/ onderhouden sociale contacten

0 min

0 min

0 min

Vrij bewegen in het verkeer

0 min

0 min

0 min

Avondeten

0 min

0 min

10 min

Slapen

0 min

0 min

0 min

Toiletgang

0 min

0 min

0 min

Totaal aantal minuten

Overzicht 5 tot 8 jaar

Activiteit

Licht

Matig

Zwaar

Aantal minuten

Uit bed komen/ in bed gaan liggen

0 min

0 min

10 min

2 keer per dag

Aan- en uitkleden

0 min

0 min

5 min

2 keer per dag

Wassen/ douchen

0 min

0 min

10 min

Max 1 keer per dag zwaar

Tandenpoetsen/ haren

0 min

0 min

5 min

1 keer gerekend per dag

Ontbijt

0 min

0 min

10 min

Lunch

0 min

0 min

10 min

Spel/ vrijetijdsbesteding

0 min

0 min

15 min

Deelname sport/ hobby

0 min

15 min

60 min

1 activiteit per week

Aangaan en onderhouden sociale contacten

0 min

0 min

15 min

Vrij bewegen in het verkeer

0 min

0 min

0 min

Avondeten

0 min

0 min

15 min

Slapen

0 min

0 min

Gem. 20 min

per keer

Met een max van 60 min per nacht

Toiletgang

0 min

0 min

5 min

Max 10 keer per dag

Totaal aantal minuten

Bij ontbreken onderwijs: Dagbesteding (thuis).

Max 19 uur per week (zie uitleg in bijlage 4)

Overzicht 8 tot 12 jaar

Activiteit

Licht

Matig

Zwaar

Aantal minuten

Uit bed komen/ in bed gaan liggen

0 min

5 min

10 min

2 keer per dag

Aan- en uitkleden

0 min

5 min

10 min

2 keer per dag

Wassen/ douchen

0 min

5 min

10 min

Max 1 keer per dag zwaar

Tandenpoetsen/ haren/ nagels

0 min

5 min

10 min

1 keer gerekend per dag

Ontbijt

0 min

0 min

10 min

Lunch

0 min

0 min

10 min

Spel/ vrijetijdsbesteding

0 min

15 min

30 min

Deelname sport/ hobby

0 min

15 min

60 min

1 activiteit per week

Aangaan en onderhouden sociale contacten

0 min

15 min

30 min

Vrij bewegen in het verkeer

0 min

0 min

0 min

Avondeten

0 min

0 min

15 min

Slapen

0 min

Gem. 10 min

per keer

Gem. 20 min

per keer

Met een max van 100 minuten per nacht

Toiletgang

0 min

5 min

10 min

Max 10 keer per dag

Plannen en organiseren

0 min

0 min

10 min

Totaal aantal minuten

Bij ontbreken onderwijs: Dagbesteding (thuis).

Max 19 uur per week (zie uitleg in bijlage 4)

Overzicht 12 tot 18 jaar

Activiteit

Licht

Matig

Zwaar

Aantal minuten

Uit bed komen/ in bed gaan liggen

0 min

5 min

10 min

2 keer per dag

Aan- en uitkleden

0 min

10 min

15 min

2 keer per dag

Wassen/ douchen

0 min

10 min

20 min

Max 1 keer per dag zwaar

Tandenpoetsen/ haren/ nagels

0 min

5 min

10 min

1 keer gerekend per dag

Ontbijt

0 min

5 min

10 min

Lunch

0 min

5 min

10 min

Spel/ vrijetijdsbesteding

0 min

30 min

60 min

Deelname sport/ hobby

0 min

15 min

60 min

1 activiteit per week

Aangaan en onderhouden sociale contacten

0 min

15 min

30 min

Vrij bewegen in het verkeer en openbare voorzieningen (m.u.v. van en naar school)

5 min

10 min

20 min

Avondeten

0 min

5 min

15 min

Slapen

0 min

Gem. 10 min per keer

Gem. 20 min

per keer

Met een max van 120 min per nacht

Toiletgang

0 min

5 min

10 min

Max 10 keer per dag

Plannen en organiseren

10 min

20 min

30 min

Totaal aantal minuten

Bij ontbreken onderwijs: Dagbesteding (thuis)

Max 19 uur per week (zie uitleg in bijlage 4).

Nadere uitwerking zorgzwaarte per activiteit

Licht: de jeugdige kan het zelf, maar iemand anders moet toezien of stimuleren. Bij categorie 12 tot 18 jaar: dit kan indien van toepassing ook op afstand.

Matig: de jeugdige kan dit slechts met veel moeite, iemand anders moet helpen. Dit kan ook betekenen: ernaast staan.

Zwaar: de jeugdige kan dit niet zelfstandig of met hulp. De activiteit moet volledig worden overgenomen.

De tabel is toepasbaar bij alle leeftijdscategorieën. We zetten het zorgmomenten overzicht af tegen het normale ontwikkelingsprofiel zoals beschreven in de AWBZ 2014 (bijlage 1). Omdat voor alle leef- tijdscategorieën dezelfde criteria voor licht, matig en zwaar worden gebruikt kan het zijn dat een jon- ger kind aan die criteria voldoet, maar er geen minuten worden toegekend omdat het gebruikelijk is dat een kind van die leeftijd hulp nodig heeft bij die activiteit

Activiteit

Licht

Matig

Zwaar

Uit bed komen/ in bed gaan liggen

Jeugdige kan zelf uit bed komen en in bed gaan liggen. Kan alle activiteiten zelf uitvoeren (deken openslaan, zitten, opstaan, gaan liggen). Iemand anders moet hierop (herhaaldelijk) toezien of stimuleren.

Vanaf 12 jaar kan dit op afstand (in een andere ruimte of met aansturing per telefoon/ bericht).

Jeugdige kan met hulp van iemand anders opstaan en in bed gaan liggen. De hulp kan betekenen: ernaast staan, aanwijzingen geven en een overname van maximaal 50% van de activiteit.

Let op: ernaast staan om een kind te wekken of in bed te leggen wordt tot de leeftijd van 12 jaar als gebruikelijk gezien.

Jeugdige kan niet zelf uit bed komen of in bed gaan liggen. De activiteit moet volledig worden overgenomen. Jeugdige moet getild worden.

Aan- en uitkleden

Jeugdige kan zelf kledingstukken aan- en uittrekken. Iemand anders moet hierop (herhaaldelijk) toezien of stimuleren.

Vanaf 12 jaar kan dit op afstand (in een andere ruimte of met aansturing per telefoon/ bericht) en valt hier ook onder: kleding klaarleggen omdat jeugdige geen inzicht heeft in welke kleding past bij de weersverwachtingen/ seizoenen en dit na uitleg ook niet kan inschatten.

Let op: kleding die niet bij elkaar zou passen valt hier niet onder. Dit is een kwestie van smaak.

Jeugdige kan met hulp van iemand anders zelf kledingstukken aan- of uittrekken. Iemand moet ernaast staan. Ook handelingen als het rechttrekken van binnenstebuiten gekeerde kleding of voeten door de pijpen steken vallen hieronder.

Volledig overnemen. Jeugdige kan geen kledingstukken zelf aan- of uittrekken. Ook niet met aansturing of hulp.

Wassen/douchen

De jeugdige kan zichzelf wassen en douchen waarbij toezicht en/of aansturing nodig is afgestemd op de ontwikkelingsbehoefte.

Vanaf 12 jaar kan dit op afstand (in de nabijheid)

Onder wassen en douchen verstaan we dat de jeugdige zijn lichaam en haren schoonmaakt. Naast het wassen en douchen behoort ook het afdrogen van het lichaam.

De jeugdige kan zichzelf (deels) zelf wassen en douchen waarbij toezicht in de directe omgeving aanwezig is om de jeugdige te ondersteunen/begeleiden om de activiteit uit te voeren. Het overnemen van specifieke handelingen zoals (haren) wassen of afdrogen vallen hieronder.

Het lukt de jeugdige niet om zich zelfstandig of met ondersteuning te wassen/douchen. De activiteit moet volledig worden overgenomen.

Tandenpoetsen / haren / nagels verzorgen (nagelverzorging tot 16 jaar gebruikelijk)

De jeugdige kan zelf zijn tandenpoetsen, haren doen en nagels verzorgen waarbij toezicht en/of aansturing nodig is.

Vanaf 12 jaar kan dit op afstand.

Jeugdige kan met hulp van begeleiding zelf (deels) zijn tanden poetsen, haren doen en nagels verzorgen. Iemand moet ernaast staan. Een deel van de handelingen moet worden overgenomen. Ook handelingen als tandenborstel pakken, tandpasta op de tandenborstel doen en mond spoelen vallen hieronder.

De jeugdige kan niet zelfstandig of met hulp de handelingen die horen bij tandenpoetsen, haren doen en nagels verzorgen uitvoeren, er is specifieke hulp nodig. De activiteit moet volledig worden overgenomen.

Nagels verzorgen valt tot 16 jaar onder gebruikelijke zorg.

Eten (ontbijt, lunch, avondeten)

De jeugdige kan zelfstandig eten, maar heeft hier toezicht of stimulering nodig. Denk hierbij aan aansturing en begeleiding bij het eten.

De jeugdige kan met hulp van begeleiding eten. Iemand moet erbij zitten en kan ook handelingen overnemen. Handelingen zoals het gebruik van bestek, eten opscheppen/pakken en van een bord eten vallen hieronder.

Het gezamenlijk nuttigen van een maaltijd wordt als gebruikelijke zorg gezien, alleen erbij zitten is dan ook niet voldoende om matig te scoren.

De jeugdige kan niet zelfstandig eten. Er is specifieke hulp nodig zodat de jeugdige zijn voeding tot zich krijgt. Deze activiteit moet volledig worden overgenomen.

Spel/ vrijetijdsbesteding

De jeugdige heeft een vrijetijdsbesteding, waarbij toezicht en/of stimulering geboden moet worden. Het is gebruikelijk dat ouders/verzorgers hun kinderen stimuleren om een zinvolle vrijetijdsbesteding te hebben. In deze categorie hebben jeugdigen meer nodig. Denk hierbij aan het bedenken, het activeren, voorbereiden en/of nabespreken van enige vorm van vrijetijdsbesteding (bijvoorbeeld een spelletje doen of buiten spelen).

Het lukt de jeugdige alleen met hulp om tot spel/ vrijetijdsbesteding te komen.

De hulp kan bestaan uit aanwezig zijn/ ernaast staan. Ook kan het nodig zijn om actief te ondersteunen of een deel (minder dan de helft) over te nemen.

De jeugdige kan niet zelfstandig of met hulp tot een spel of vrijetijdsbesteding komen. Directe nabijheid van een informele begeleider is noodzakelijk omdat er per activiteit meerdere malen ingegrepen moet worden om de veiligheid van de jeugdige (en anderen) te kunnen waarborgen.

Vrij bewegen in het verkeer en openbare gelegenheden (school, sport, winkel, etc)

Let op: vervoer van en naar school = geen jeugdhulp

De jeugdige kan zelfstandig deelnemen aan het verkeer en bewegen in openbare gelegenheden, maar heeft hierin toezicht en/of begeleiding nodig.

Vanaf 16 jaar:

De jeugdige kan zich redden in winkels e.d.). De begeleider hoeft niet aanwezig te zijn, maar kan op afstand bereikbaar zijn.

De jeugdige kan alleen met toezicht en/of begeleiding van begeleider aan het verkeer deelnemen en bewegen in openbare gelegenheden.

Hierin verstaan we dat de jeugdige begeleiding in de directe nabijheid nodig heeft om hulp te vragen of te krijgen mocht het nodig zijn.

De jeugdige kan alleen met toezicht en/of begeleiding van begeleider aan het verkeer deelnemen en bewegen in openbare gelegenheden. Waarbij handelingen overgenomen moeten worden, zoals fietsen, boodschappen pakken, afrekenen etc.

Wordt er geen begeleiding geboden dan kunnen gevaarlijke situaties ontstaan voor jeugdige en/of omgeving.

Slapen

De jeugdige kan zelfstandig in slaap vallen, maar heeft hierin begeleiding nodig. Voorbereiding van het slapen gaan valt hier ook onder.

Let op: boekje voorlezen, knuffel geven, instoppen, welterusten zeggen is zeker tot de leeftijd van 12 jaar gebruikelijk.

Een jeugdige vanaf 16 jaar kan alleen thuisgelaten worden, mits begeleiding op afstand beschikbaar is.

Het lukt de jeugdige niet om zelfstandig in slaap te vallen en/of in slaap te blijven. Begeleiding is nodig bij het in slaap vallen en wanneer de jeugdige ‘s nachts wakker wordt (gemiddeld een keer per nacht). Er moet iemand in dezelfde ruimte aanwezig zijn, waarna de jeugdige weer in slaap kan vallen.

Directe aanwezigheid van een begeleider is noodzakelijk bij het naar bed gaan en bij het ontwaken (meerdere malen) in de nacht. De jeugdige is niet in staat om zonder begeleiding in de directe nabijheid (weer) in slaap te vallen.

In het uiterste geval dient iemand continu te waken omdat jeugdige ook niet zonder hulp of toezicht in slaap kan blijven. Onderzoek voorliggende voorzieningen (WLZ, ZVW), maar ook respijtzorg.

Toiletgang

Jeugdige kan zelfstandig naar het toilet, maar heeft hierin (herhaaldelijk) toezicht of stimulering nodig. Denk aan: herinneren om naar het toilet te gaan, handelingen voorzeggen.

Gebruik van een plaswekker of herinnering op afstand valt ook binnen deze categorie.

Jeugdige kan alleen met hulp naar het toilet. Jeugdige kan (een deel van) de handelingen zelf uitvoeren, maar iemand anders moet in de directe nabijheid zijn om te helpen met bijvoorbeeld aan- en uitkleden, afvegen, handen wassen.

(Tot de leeftijd van 8 jaar is dit gebruikelijk en vallen ook ongelukjes binnen de nacht gebruikelijke zorg)

Jeugdige kan niet zelfstandig naar het toilet. Activiteiten bij toiletgang moeten volledig door iemand anders worden uitgevoerd, danwel de jeugdige draagt een luier.

Plannen en organiseren en uitvoeren (van alledaagse activiteiten)

Jeugdige kan dit zelf, maar iemand anders moet toezien of stimuleren. Het is gebruikelijk dat ouders/verzorgers met kinderen de dag doornemen, hen voorbereiden op activiteiten en deze met hen nabespreken. Jeugdigen in deze categorie hebben echter meer nodig. Denk bijvoorbeeld aan planborden, een heen- en weerschrift of dagelijkse overdracht tussen huis en school/dagbesteding, een situatie meerdere keren voor- of nabespreken om stress te verminderen.

Jeugdige kan dit slechts met veel moeite, iemand anders moet helpen. De hulp kan bestaan uit ernaast staan of een gedeeltelijke overname (tot 50%) van de activiteiten.

Denk hierbij vanaf 12 jaar aan: samen schooltas inpakken, huiswerk plannen, opvangen/structureren bij wisselingen in de plannen

Jeugdige kan dit niet zelfstandig, er is specifieke hulp nodig. De activiteit moet volledig worden overgenomen/ondersteund in de directe nabijheid. Jeugdige heeft bijvoorbeeld geen tijdsbesef, geen inzage in oorzaak en gevolg, kan geen overzicht creëren of bewaren. Jeugdige die in de klas of thuis fysiek aangespoord dient te worden om tot actie over te gaan (vorm ASS), letterlijk worden aangezet.

Aangaan en onderhouden sociale contacten

Jeugdige heeft contacten met leeftijdgenoten. Er is toezicht en stimulering (op afstand) nodig om deze contacten te leggen en onderhouden.

Bij kinderen van 3 tot 5 jaar: toezicht kan niet voor korte tijd op gehoorafstand (ouder kan bijvoorbeeld niet in een andere kamer de was doen terwijl kind met vriendje of brusje aan het spelen is).

Jeugdige heeft contacten met leeftijdsgenoten. Er is begeleiding in de nabijheid noodzakelijk om te zorgen dat de sociale vaardigheden worden getraind.

Het lukt jeugdige niet zelfstandig of met hulp contacten aan te gaan en onderhouden. In de omgang met anderen is continue aanwezigheid van begeleiding noodzakelijk om onveilige situaties te voorkomen.

Deelname sport/hobby

Jeugdige kan zelfstandig deelnemen aan activiteit, maar heeft hierin (herhaaldelijk) toezicht en stimulering nodig.

Denk hierbij aan herhaaldelijke (1-op-1) instructies van de sportdocent of spelbegeleider. Ouder of andere begeleider hoeft niet aanwezig te zijn (tenzij dit gebruikelijk is bij de activiteit), maar wel bereikbaar.

Jeugdige kan alleen met hulp van de ouder of begeleider (anders dan de sportdocent of spelbegeleider) aan de activiteit deelnemen.

De hulp kan bestaan uit aanwezig zijn/ ernaast staan. Ook kan het nodig zijn om actief te ondersteunen of een deel (minder dan de helft) over te nemen.

Jeugdige kan zonder actieve deelname van een ouder of begeleider (anders dan de sportdocent of spelbegeleider) niet aan de activiteit deelnemen. Begeleider moet jeugdige meerdere malen per bijeenkomst actief helpen. Aanwezigheid is niet voldoende.

Dagbesteding

Als kind niet in staat is onderwijs te volgen, er geen passende dagbesteding beschikbaar is en eigen kracht niet volstaat om kind op te vangen. Gebruikelijk is dat een kind 25 uur per week naar school/dagbesteding gaat. Een jaar heeft 40 schoolweken. Omgerekend naar een kalenderjaar is dit 19 uur per week.

Hierbinnen kijken wat noodzakelijk is aan begeleiding, rekening houdend met het feit dat een kind ook niet overbelast moet worden. Stem bij een (tijdelijke) vrijstelling van onderwijs altijd af met onderwijs om te kijken welk deel vanuit onderwijs geboden kan worden (onderwijs op afstand, begeleiding bij schoolse vaardigheden).

Bijlage 3: Normenkader

Normenkader voor aanbieders jeugdhulp zonder verblijf bij een algemene verwijzing van JGZ Almere en een gecertificeerde instelling

afbeelding binnen de regeling

Normenkader voor aanbieders jeugdhulp zonder verblijf bij een verwijzing van een huisarts of medisch specialist

afbeelding binnen de regeling

Normenkader voor inzet van jeugdhulp aanvullend op onderwijsondersteuning

afbeelding binnen de regeling

vervolg

afbeelding binnen de regeling

vervolg

afbeelding binnen de regeling

vervolg

afbeelding binnen de regeling