Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Sluis 2022

Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Sluis 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis;

Gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2018 gemeente Sluis en het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sluis 2022;

Besluit vast te stellen: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Sluis 2022.

Hoofdstuk 1 Algemeen.

Algemeen.

Binnen de gemeente Sluis zijn afspraken gemaakt over de dagelijkse uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze afspraken hebben we opgenomen in dit document: ‘Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Sluis 2022’. Deze afspraken zijn aanvullend op de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2018 gemeente Sluis en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sluis 2022. Samen met het ‘Beleidsplan sociaal domein’ vormen deze documenten het raamwerk voor de uitvoering.

Doel.

Deze beleidsregels biedt een handvat voor de dagelijkse uitvoeringspraktijk van de klantmanagers. Dit document is niet statisch, door nieuwe inzichten of een verandering in de uitvoeringspraktijk kunnen bijstellingen plaatsvinden. Deze beleidsregels vormen de basis voor de beoordeling van de aanvragen. Er kunnen redenen zijn om af te wijken van deze richtlijnen. De motivatie hiervoor moet de klantmanager vastleggen in een rapportage of gespreksverslag.

Welke aanbieders bieden in Sluis ondersteuning/ hulp in het kader van de Wmo

De gemeente Sluis voert als inkoopbeleid het zogenoemde ‘bestuurlijk aanbesteden’. Aanbieders die voldoen aan de gestelde inkoopcriteria komen in aanmerking als contractpartij. Het gaat dan onder andere om kwaliteit, samenwerking én instemmen met het voorgestelde uurtarief. Op de website www.zeeuwsvlaanderenmetelkaar.nl staan de aanbieders genoemd in een ‘etalage’ met daarin het aanbod van de aanbieders. Daarnaast zijn er in de gemeente Sluis twee aanbieders met een algemene voorziening voor dagbesteding, namelijk:

  • Travalje Subiet;

  • WLB de Eenhoorn

  • WLB Hertenpark

Voor deze voorziening is geen indicatie nodig. In de loop van 2022 zullen alle voorzieningen voor dagbesteding een algemene voorziening worden.

Tarieven Zorg in natura en Persoonsgebonden budget (Pgb).

De inkooptarieven en de berekeningswijze Pgb worden jaarlijks gepubliceerd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sluis.

Hoofdstuk 2 Begripsbepalingen.

Artikel 1. Begripsbepalingen.

  • 1.

    In de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Sluis 2022 wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

  • c.

    algemeen gebruikelijke voorziening: Voorziening die niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking, die daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van zelfredzaamheid of participatie en financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau;

  • d.

    algemeen gebruikelijke kosten: kosten die niet specifiek zijn voor mensen met een beperking, omdat mensen zonder beperkingen in een vergelijkbare situatie deze ook moeten maken;

  • e.

    cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan;

  • f.

    cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

  • g.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis;

  • h.

    gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgeno(o)t(e), ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;

  • i.

    mantelzorger: een persoon die mantelzorg, als bedoeld in artikel 1.1.1. van de wet verleent;

  • j.

    voorliggende voorziening: algemene (gebruikelijke) voorziening of een andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

  • k.

    Wlz: Wet langdurige zorg;

  • l.

    woning: een woning, waaronder tevens wordt verstaan een woonwagen of een woonschip, voor permanente bewoning bestemd en geschikt en waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was- en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld;

  • m.

    woonplaats: woonplaats als bedoeld in artikel 10, lid 1 en artikel 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

  • n.

    zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening, het besluit en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 3 - Procedure (maatwerk)voorziening.

Artikel 2. Melding en ontvangstbevestiging.

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens de cliënt worden gedaan. De melding is vormvrij, maar geschiedt bij voorkeur via het invullen van een Wmo-meldingsformulier op de website van de gemeente Sluis.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding en wijst cliënt op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis onafhankelijke cliëntondersteuning en de mogelijkheid om een persoonlijk plan in te dienen.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3. Onderzoek.

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie. Zo nodig wordt de cliënt gevraagd alle gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college hiervoor nodig zijn en waarover de cliënt op dat moment redelijkerwijs de beschikking kan krijgen ter beschikking te stellen aan het college.

  • 2.

    De cliënt overlegt een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3.

    Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 4. Gesprek.

  • 1.

    Het college stelt in één of meer gesprekken samen met de cliënt vast:

  • a.

    Wat de hulpvraag is en wat de situatie is op de verschillende leefgebieden:

  • b.

    Welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving;

  • c.

    Wat de cliënt en het sociale netwerk zelf kunnen doen om de hulpvraag te beantwoorden;

  • d.

    Of en welke ondersteuning nodig is vanuit de algemene voorzieningen;

  • e.

    Of en welke extra ondersteuning nodig is in de vorm van een maatwerkvoorziening;

  • f.

    Op welke wijze de ondersteuning bedoeld onder c, d en e wordt afgestemd met andere voorzieningen;

  • g.

    Als sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt de cliënt daarover geïnformeerd;

  • h.

    Indien van toepassing de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

  • i.

    Indien van toepassing of de cliënt een persoonsgebonden budget wenst.

  • 2.

    Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt, afzien van een gesprek.

Artikel 5. Verslag.

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke vastlegging van het onderzoek.

  • 2.

    Uiterlijk 10 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt, dan wel diens vertegenwoordiger, een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 3.

    Dit verslag kan de vorm hebben van een ondersteuningsplan.

  • 4.

    De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 10 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gehad.

  • 5.

    Indien de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

  • 6.

    Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, dan kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag.

Artikel 6. Aanvraag.

  • 1.

    Een cliënt, zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een

  • 2.

    maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.3.2 lid 9 van de wet.

  • 3.

    Indien een cliënt al een voorziening voor ondersteuning op grond van de Wmo ontvangt, dan kan hij ook gebruikmaken van een verkort aanvraagformulier.

  • 4.

    Een (verkort) aanvraagformulier kan alleen in behandeling worden genomen als deze is ondertekend.

  • 5.

    Het college kan een door de cliënt ondertekend verslag van het onderzoek aanmerken als aanvraag.

  • 6.

    Als de aanvraag betrekking heeft op kosten die de cliënt voor de melding, aanvraag of besluit heeft gemaakt, kan het college besluiten dat cliënt niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorzienig.

Artikel 7. Extra processtappen bij Pgb.

Als cliënt een maatwerkvoorziening in de vorm van een Pgb aanvraagt zijn extra stappen aan de toegang nodig. De klantmanager onderzoekt of:

  • a.

    De cliënt voldoende in staat is om zelf de aan een Pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Zij kunnen dit ook doen met hulp uit het sociale netwerk. Om te toetsen of cliënten over voldoende vaardigheden beschikken kunnen de 10 eisen voor Pgb vaardigheid worden gehanteerd (zie bijlage).

  • b.

    De cliënt kan motiveren dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wil krijgen.

Artikel 8. Herindicatie.

  • 1.

    Cliënt dient acht tot twaalf weken voor de einddatum van de indicatie zelf een verzoek in voorherindicatie bij het college indien hij dit wenst (zie melding bij artikel 3 van deze beleidsregels).

  • 2.

    Na ontvangst van het verzoek tot herindicatie evalueert de gemeente, indien noodzakelijk, de voortgang op de beoogde resultaten en de geleverde kwaliteit van de ondersteuning zoals vermeld in de beschikking.

  • 3.

    Bij een herindicatie onderzoekt de gemeente de actuele situatie van de cliënt.

  • 4.

    De cliënt kan worden opgedragen een andere zorgverlener in te schakelen en/of het Pgb kan worden beëindigd indien blijkt dat:

  • a.

    De geleverde ondersteuning onvoldoende cliëntgericht en/of doeltreffend is, of;

  • b.

    De activiteiten van de zorgverlener niet voldoende gericht zijn op het bereiken van de doelen, of;

  • c.

    De kwaliteit onvoldoende geborgd is, zoals de wetgever dat heeft bedoeld, of;

  • d.

    De cliënt onvoldoende heeft geprobeerd om de zorg/ondersteuning bij te sturen.

  • 5.

    Het college zoekt in bovenstaande gevallen met cliënt naar een passend alternatief.

Artikel 9. Criteria voor een maatwerkvoorziening.

  • 1.

    Het college neemt het onderzoek en het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

  • a.

    Ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 4 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en;

  • b.

    Ter compensatie van de problemen, bij het zich handhaven in de samenleving, van de cliënt met psychische of psychosociale problemen, en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving, en;

  • c.

    Als deze langdurig noodzakelijk is.

  • 3.

    Artikel 9, lid 2 onder c is niet van toepassing bij een aanvraag voor huishoudelijke hulp.

  • 4.

    Als het college van oordeel is dat een cliënt zijn hulpvraag redelijkerwijs van tevoren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de cliënt niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid of participatie.

  • 5.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

  • a.

    Tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

  • b.

    Tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten, of;

  • c.

    Als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 6.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate compenserende voorziening.

  • 7.

    Als de aanvraag betrekking heeft op kosten die de cliënt voor de melding, aanvraag of besluit heeft gemaakt, kan het college besluiten dat cliënt niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorzienig.

  • 8.

    Het college kan een maatwerkvoorziening weigeren indien er redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt aanspraak kan doen gelden op verblijf op grond van de Wlz, maar weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit dienaangaande. (Uit de Memorie van Toelichting (MvT) Wmo 2015 blijkt dat het daarbij moet gaan om gegronde redenen om aan te nemen dat de cliënt voor Wlz-zorg in aanmerking zou kunnen komen, indien hij een dergelijke indicatie zou aanvragen. Het college dient dan in gesprek te gaan met de cliënt en een termijn te stellen waarbinnen de cliënt de aanvraag zou kunnen doen. Indien dan blijkt dat de cliënt inderdaad aanspraak kan maken, kan het college de maatwerkvoorziening weigeren. De gemeente kan niet beslissen dat iemand Wlz-zorg aanvraagt; dat is uiteindelijk een eigen keuze van de cliënt. In het algemeen geldt wel dat wanneer cliënt naar verwachting aan de indicatiecriteria voor de Wlz voldoet, maar geen aanvraag wil doen, hij de gevolgen daarvan niet op de gemeente kan afwentelen. Een Klantmanager kan altijd een anonieme melding doen bij het Ciz ter beoordeling of een cliënt in aanmerking komt voor Wlz).

Artikel 10. Advisering.

  • 1.

    Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Cliënt is verplicht om hieraan medewerking te verlenen.

Artikel 11. Protocollen, indicatiewijzer.

  • 1.

    Met behulp van de Zelfredzaamheid-matrix kan een beoordeling van de situatie van de cliënt op de verschillende levensdomeinen worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het beoordelen en vaststellen van een aanvraag om een huishoudelijke voorziening wordt gebruik gemaakt van het Protocol Gebruikelijke Zorg CIZ en het Protocol Indicatiestelling Voorziening Huishoudelijke Zorg Gemeente Sluis 2016.

  • 3.

    Bij het beoordelen en vaststellen van een aanvraag om een begeleidingsvoorziening wordt gebruik gemaakt van de Richtlijn indicatiestelling begeleiding gemeente Sluis en de richtlijn voor de inzet van gespecialiseerde begeleiding (in groep en individueel).

  • 4.

    Bij het beoordelen en vaststellen van een aanvraag om beschermd wonen wordt gebruik gemaakt van het Afwegingskader BW en intensieve begeleiding thuis Zeeland 2021.

  • 5.

    De genoemde protocollen dienen als richtlijn c.q. kader en zijn derhalve niet bindend. De omvang van de ondersteuning is namelijk te allen tijde afhankelijk van de individuele situatie van de cliënt (maatwerk).

Artikel 12. De beschikking.

  • 1.

    In de beschikking staat in ieder geval aangegeven of aan de cliënt de voorziening in natura, als Pgb of als financiële tegemoetkoming wordt verstrekt en hoe de cliënt bezwaar kan maken tegen het besluit dat in de beschikking staat.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura staat in de beschikking of het ondersteuningsplan in ieder geval:

  • a.

    Wat de voorziening is;

  • b.

    Wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

  • c.

    Als sprake is van een te betalen eigen bijdrage informeren we de cliënt daarover in de beschikking;

  • d.

    Hoe we de voorziening verstrekken, en indien van toepassing;

  • e.

    Welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een Pgb staat in de beschikking of het ondersteuningsplan in ieder geval:

  • a.

    Voor welk doel de cliënt het Pgb kan gebruiken;

  • b.

    Wat de hoogte van het Pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

  • c.

    Wat de duur is van de verstrekking van het Pgb;

  • d.

    De wijze van verantwoording van de besteding van het Pgb;

  • e.

    Als sprake is van een te betalen eigen bijdrage informeren we de cliënt daarover in de beschikking;

  • f.

    Dat we steekproefsgewijs controles uitvoeren over de besteding van het Pgb.

Artikel 13. Regels voor een persoonsgebonden budget.

De voorwaarden, waaraan voldaan moet zijn om voor een Pgb in aanmerking te komen, zijn:

  • a.

    Het college acht de aanvrager van een Pgb in staat, de aan het Pgb gebonden taken, zoals het sluiten van overeenkomsten en het aansturen en aanspreken van gecontracteerde hulpverlener op zijn verplichtingen, op een verantwoorde wijze uit te voeren en

  • b.

    De aanvrager zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat het door het college gecontracteerde aanbod niet passend is op zijn specifieke situatie; en

  • c.

    Naar het oordeel van het college dient gewaarborgd dat de diensten en hulpmiddelen waarvoor het Pgb beschikbaar wordt gesteld van goede kwaliteit zijn.

  • d.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid van de wet verstrekt het college geen Pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • e.

    Het Pgb mag worden aangewend voor een eenmalige uitkering, feestdagenuitkering, reiskosten zorgverlener.

  • f.

    Het Pgb mag niet worden aangewend voor bemiddelingskosten en administratiekosten.

  • g.

    Budgethouders zijn vrij om te kiezen tussen vast maandloon, declaratie of factuur.

Artikel 14. Betaalbaar stellen van het persoonsgebonden budget

Het college zorgt voor bevoorschotting van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) zodat laatstgenoemde tijdig tot uitbetaling van de periodieke voorzieningen in de vorm van Pgb kan overgaan, alsmede indien van toepassing het hiermee verbonden budgetbeheer (trekkingsrecht).

Artikel 15. Verantwoording persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college is verantwoordelijk voor de (zorg)inhoudelijke toetsing van de Pgb- overeenkomsten tussen cliënt en zorg- c.q. dienstverlener, conform het gestelde in artikel 14 van dit Besluit en artikel 2.3.6. van de Wet.

  • 2.

    De SVB is verantwoordelijk voor het betaalproces en de arbeidsrechtelijke toetsing van deze Pgb overeenkomsten. Nadat de overeenkomst en vervolgens de declaratie(s) zijn goedgekeurd door de SVB, zal deze namens de cliënt betalingen verrichten aan de zorg- c.q. dienstverlener.

  • 3.

    De SVB verzorgt voor het college real-time inzicht in de bestedingen van de Pgb’s. Met het trekkingsrecht worden alleen betalingen aan zorg c.q. dienstverleners verricht waarover vooraf overeenstemming is tussen cliënt en het college. Niet bestede Pgb bedragen worden teruggestort door de SVB naar het college.

Artikel 16. Bezwaar en beroepsmogelijkheid.

De cliënt kan tegen het besluit van het college bezwaar maken. En daarna eventueel in beroep gaan tegen de beslissing op het bezwaar. Dit kan bijvoorbeeld als de cliënt van mening is:

  • a.

    dat het college hem ten onrechte geen maatwerkvoorziening verstrekt, of;

  • b.

    dat de maatwerkvoorziening onvoldoende bijdraagt aan de zelfredzaamheid of participatie, of;

  • c.

    dat hij ten onrechte geen opvang of beschermd wonen krijgt.

Artikel 17. Richtlijnen spoedprocedure.

  • 1.

    Voor sommige cliënten is het noodzakelijk dat per direct ondersteuning kan worden ingezet. Hiervoor hebben de gemeenten en de zorgaanbieders een eenduidige werkwijze afgesproken binnen Zeeuws-Vlaanderen.

  • 2.

    Als een zorgaanbieder constateert dat een cliënt onmiddellijk hulp of ondersteuning nodig heeft, kan dit per direct worden opgestart. Op de dag van de eerste inzet doet de zorgaanbieder een gemotiveerde spoedmelding volgens de reguliere procedure bij het cluster Wmo. Deze wordt vervolgens op de reguliere wijze opgepakt.

Artikel 18. Richtlijn inzet huishoudelijke hulp.

  • 1.

    Huishoudelijke hulp kan worden toegekend aan personen waarbij sprake is van lichamelijke en/ of psychische beperkingen die een belemmering vormen bij het voeren van een zelfstandig huishouden. Dat kan zich uiten in vervuiling, verwaarlozing of ontreddering van zichzelf of van afhankelijke huisgenoten/ kinderen.

  • 2.

    Het doel van huishoudelijke hulp is een schoon en leefbaar huis. Een schoon en leefbaar huis houdt in dat de woning opgeruimd en functioneel moet zijn, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen. De woning moet schoon zijn volgens algemeen gebruikelijke hygiënische normen. Zo moet iedereen in de leefeenheid gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, slaapkamer, keuken, douche/toilet en gang.

  • 3.

    De klantmanager bepaalt of een cliënt in aanmerking komt voor de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp, de zorgaanbieder is verantwoordelijk voor de uitvoering van het huishoudelijke werk binnen de aangegeven kaders.

  • 4.

    Bij het bepalen van de omvang voor huishoudelijke hulp wordt gebruik gemaakt van het ‘Protocol Indicatiestelling Voorziening Huishoudelijke Zorg Gemeente Sluis 2016’. Dit protocol dient als richtlijn c.q. kader en is derhalve niet bindend. De omvang van de ondersteuning is namelijk te allen tijde afhankelijk van de individuele situatie van de cliënt (maatwerk).

Artikel 19. Begeleidingsvoorzieningen.

Begeleiding is gericht op het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid van volwassenen met:

  • a.

    Een chronisch psychisch probleem;

  • b.

    Een psychosociaal probleem, en/of

  • c.

    Een beperking: somatische, psychogeriatrische of psychiatrische of anderszins chronische psychische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking.

Artikel 20. Begeleiding individueel en groep.

  • 1.

    Begeleiding individueel gaat om het actief herstellen / behouden van het regievermogen van de cliënten. Het gaat om oefenen en inslijpen van vaardigheden die helpen bij het bevorderen of in stand houden van de zelfredzaamheid. Het kan hierbij ook gaan om ondersteuning of aanleren van vaardigheden bij algemeen dagelijkse levensverrichtingen.

  • 2.

    Begeleiding groep (dagbesteding) gaat het om het bieden van activiteiten met als doel dagstructurering en voorkoming van (crisis)opnames en het vervoer daar naar toe. Begeleiding groep richt zich o.a. op:

  • a.

    een zinvolle, gestructureerde invulling van de dag;

  • b.

    voorkomen van vereenzaming;

  • c.

    het overnemen van toezicht;

  • d.

    ontlasting van de mantelzorger.

  • 3.

    De klantmanager bepaald of de toegekende maatwerkvoorziening begeleiding regulier of specialistisch moet zijn. Dit geldt zowel voor individuele als groepsbegeleiding. Hiervoor is een richtlijn, in overleg met de zorgaanbieders, ontwikkeld (zie bijlage).

Artikel 21. Richtlijn voor het bepalen van de omvang van Begeleiding.

  • 1.

    Bij de Wmo staat maatwerk voor iedere burger voorop. De gemiddelde ouder, het gebruikelijke gezin of de gebruikelijke partner bestaat niet. We zoeken op cliëntniveau naar oplossingen.

  • 2.

    Bij het bepalen van de omvang voor begeleiding wordt gebruik gemaakt van de Richtlijn indicatiestelling begeleiding gemeente Sluis en de richtlijn voor de inzet van gespecialiseerde begeleiding (in groep en individueel). Deze richtlijn dient als kader en is derhalve niet bindend. De omvang van de ondersteuning is namelijk te allen tijde afhankelijk van de individuele situatie van de cliënt (maatwerk).

Artikel 22. (Boven)gebruikelijke zorg.

De gemeente Sluis hanteert het begrip gebruikelijke zorg als de normale, dagelijkse zorg die ouders, partners en inwonende kinderen elkaar onderling bieden. Ze vormen een leefeenheid die een gezamenlijk huishouden voeren en dragen gezamenlijk verantwoordelijkheid voor het functioneren van het huishouden. We spreken over bovengebruikelijke zorg als mensen elkaar bij ziekte of handicap langdurig meer zorg bieden dan wat binnen deze sociale relatie gewoon is. Deze zorg duurt meer dan drie maanden en de draaglast van de mantelzorger is zo zwaar dat uitval dreigt.

Artikel 23. Overbelasting mantelzorger.

Eventuele overbelasting van ouders en/of huisgenoten moet altijd worden onderzocht. Het weegt mee bij de beoordeling of een maatwerkvoorziening nodig is. De zorg voor een ziek kind of een zieke partner, kan zo zwaar worden dat van overbelasting sprake is. In zulke gevallen kan in overleg met de zorgvrager besproken worden welke ondersteuning passend is. Dit kan onder andere gebeuren door mantelzorgers gericht te ondersteunen. Bijvoorbeeld bij het opbouwen van een sociaal netwerk, door training en coaching en zo nodig tijdelijke vervangende zorg (respijtzorg). Denk aan dagopvang, thuisopvang, huishoudelijke hulp of kortdurend verblijf.

Artikel 24. Vervoersvoorziening

  • 1.

    Bij vervoer ligt het primaat bij het collectief systeem van aanvullend vervoer, eventueel in combinatie met andere vervoersvoorzieningen. De uitvoering van dit systeem is geregeld via het ‘Samenwerkingsverband collectief vervoer Zeeuws Vlaanderen’.

  • 2.

    Gebruikers van het Regiotaxivervoer dienen te beschikken over de Regiotaxipas. Deze pas kan worden aangevraagd bij het cluster Wmo. Hiervoor is een verkort aanvraagformulier ontwikkeld.

  • 3.

    Indien het aanvraagformulier is ondertekend door een huisarts, POH‘er, Wijkverpleegkundige of andere medische professional, dan kan deze gelijk dienen als toekenning (de zogenaamde lichte toets). Er kan dan gelijk een Regiotaxipas worden aangemaakt.

Artikel 25. Woonvoorzieningen.

  • 1.

    Woonvoorzieningen zijn bedoeld voor mensen met beperkingen die zonder deze voorzieningen niet zelfstandig kunnen blijven wonen.

  • 2.

    Na een melding vindt er een gesprek plaats. Hierin komt onder andere aan de orde:

  • a.

    Wat de aard is van de beperkingen en de perspectieven;

  • b.

    Is er sprake van beperkingen die een belemmering vormen om zelfstandig te kunnen wonen?

  • c.

    Wat hebben mensen zelf al gedaan en wat zouden ze nog zelf kunnen doen? Als het gaat om zogenaamde algemeen gebruikelijke voorzieningen dan kunnen burgers die zelf kopen bij bijvoorbeeld een bouwmarkt.

  • d.

    Soms vergoedt de zorgverzekering de hulpmiddelen of aanpassingen. Bijvoorbeeld technische hulpmiddelen om lichten, ramen en deuren te bedienen. Of apparatuur om u te wekken en te waarschuwen, zoals een lichtflitsbel voor mensen met een auditieve beperking. In een gesprek wordt deze mogelijkheid besproken/ onderzocht.

Artikel 26. Richtlijnen kortdurend verblijf als respijtzorg.

  • 1.

    Kortdurend verblijf is onderdeel van de verantwoordelijkheid van gemeenten om mantelzorgers te ondersteunen. Deze ondersteuning kan bestaan uit het bieden van respijtzorg. Dat wil zeggen: het deels overnemen van de zorg waardoor een mantelzorger tijdelijk ontlast wordt van zijn/ haar taak. Verschillende vormen van respijtzorg zijn daarbij mogelijk:

  • a.

    Inzet van informele zorg /oppas;

  • b.

    Inzet van extra thuiszorg /mogelijkheden die een zorgverzekering biedt;

  • c.

    Dagopvang / dagbesteding;

  • d.

    Kortdurend verblijf.

  • 2.

    De procedureregels, zoals beschreven in hoofdstuk 3, zijn van toepassing op een aanvraag voor de maatwerkvoorziening kortdurend verblijf. Er moet dus altijd sprake zijn van een Wmo-melding door de cliënt (of namens de cliënt).

  • 3.

    Kortdurend verblijf als respijtzorg kan worden toegekend bij (dreigende) overbelasting van mantelzorgers waardoor de thuissituatie onleefbaar wordt of wanneer de mantelzorger door onvoorziene omstandigheden uitvalt. Kortdurend verblijf is voor mensen die thuis zorg nodig hebben en daarvoor hulp krijgen van mantelzorgers. Maar het is belangrijk er voor te zorgen dat de mantelzorger de zorg kan volhouden. Kortdurend verblijf kan worden toegekend als andere respijt gevende mogelijkheden onvoldoende oplossing bieden.

  • 4.

    De omvang van kortdurend verblijf is maximaal 15 etmalen per jaar. Het is mogelijk om eenmaal per jaar maximaal 10 etmalen aaneengesloten op te nemen. Deze aaneengesloten etmalen worden in mindering gebracht op het totaal jaarlijks aantal etmalen.

Artikel 27. Richtlijn kortdurend verblijf als logeervoorziening GGZ.

  • 1.

    Inwoners van Zeeuws-Vlaanderen met een psychiatrische problematiek kunnen gebruik maken van een tijdelijke logeervoorziening. Mensen waarbij het in de thuissituatie of op de woonlocatie even niet meer lukt kunnen hiervan gebruik maken.

  • 2.

    De logeervoorziening bestaat uit 4 logeerbedden in een locatie Beschermd Wonen van Zeeuwse Gronden in Hulst. In deze voorziening werken ze met een ‘gezinsstructuur’. En er is 24 uur beschikbaarheid van begeleiding.

  • 3.

    Een opname in de logeervoorziening is meestal acuut. Daarom hebben we met de gemeenten Hulst en Sluis afspraken gemaakt. De FACT-teams van Zeeuwse gronden en Emergis verzorgen de indicering voor de logeervoorziening. De gemeente geeft de beschikking af.

  • 4.

    Binnen één werkdag na opname in de logeervoorziening doet de behandelaar van het FACT-team een Wmo-melding. Hij doet dit samen met de cliënt bij de gemeente. Bij deze Wmo-melding moeten ze de cliëntgegevens invullen. Ook kunnen ze een beknopt ondersteuningsplan uploaden, ondertekend door de cliënt. Op de Wmo-melding geeft het FACT-team aan dat het om een spoedmelding gaat. En per wanneer de indicatie dient in te gaan. De afspraak is dat de datum van opname tevens de datum ingang beschikking is.

  • 5.

    De klantmanager geeft vervolgens direct toestemming (aan FACT-team). En geeft binnen 10 werkdagen een beschikking af voor maximaal 20 aaneengesloten dagen. Als verlenging noodzakelijk is moet het FACT-team opnieuw een Wmo-melding doen. Er kan dan weer een beschikking worden afgeven voor een periode van maximaal 20 aaneengesloten dagen. Verlenging is tweemaal mogelijk met een maximum van 60 dagen per kalenderjaar. Als het FACT team een verlenging noodzakelijk vindt dan doen ze opnieuw een Wmo-melding.

Hoofdstuk 4. Overige en slotbepalingen.

Artikel 28. Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en Pgb's.

Het college legt in een intern controleplan vast op welke manier zij onderzoekt of de verstrekte maatwerkvoorzieningen in natura en Pgb’s worden gebruikt, respectievelijk besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze zijn verstrekt, of de besteding op een rechtmatige manier gebeurt en of de geleverde ondersteuning van goede kwaliteit is.

Artikel 29. Toezichthoudend ambtenaar.

Het college voorziet in de benoeming van een toezichthoudend ambtenaar, zoals bedoeld in artikel 6.1. van de Wet en artikel 8 van de verordening, onderscheiden naar een ambtenaar belast met het pro-actief toezicht en een ambtenaar belast met het reactief toezicht.

Artikel 30. Jaarlijkse waardering mantelzorgers.

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks een budget beschikbaar.

  • 2.

    Het college verzorgt in samenspraak met een vertegenwoordiging van de mantelzorgers de wijze van de jaarlijkse besteding van het verleende budget.

Artikel 31. Beslissing college in gevallen waarin dit besluit niet voorziet.

In gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist het college.

Artikel 32. Citeertitel.

Deze beleidsregels kan worden aangehaald als: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Sluis 2022.

Artikel 33. Inwerkingtreding.

Deze beleidsregels treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Ondertekening