Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR676532
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR676532/1
BELEIDSREGELS HEFFING GEMEENTELIJKE BELASTINGEN EN UITVOERING WET WOZ
Geldend van 18-05-2006 t/m heden
Intitulé
BELEIDSREGELS HEFFING GEMEENTELIJKE BELASTINGEN EN UITVOERING WET WOZHOOFDSTUK 1. HET AANWIJZEN VAN EEN BELASTINGPLICHTIGE IN EEN KEUZESITUATIE
Voorkeursvolgorde
l. Met betrekking tot de belasting die wordt geheven van de genothebbende krachtenseigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er met betrekking tot één onroerende zaak verschillende categorieën genothebbende zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
1.1. de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde geldt:
1.1.1. de vruchtgebruiker c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;
1.1.2. de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;
1.1.3. de erfpachter dan wel de beklemde meier;
1.2. de eigenaar of de appartementsgerechtigde;
1.3. degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.
2. Met betrekking tot de belasting die wordt geheven van de genothebbende krachtenseigendom, bezit of beperkt recht wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
2.1. indien er binnen één categorie genothebbende personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Waalre wonen of gevestigd zijn:
2.1.1. degene die ook als gebruiker wordt aangemerkt;
2.1.2. degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;
2.1.3. een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;
2.1.4. bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;
2.1.5. degene die bij de team WOZ, Belasting en Verzekeringen van de afdeling Middelen en Ondersteuning als genothebbende of gebruiker bekend is;
2.1.6. de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden;
2.2. indien er binnen één categorie genothebbende geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Waalre gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens elders in Nederland wonen of gevestigd zijn:
2.2.1. degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;
2.2.2. een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;
2.2.3. bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;
2.2.4. degene die bij de team WOZ, Belasting en Verzekeringen van de afdeling Middelen en Ondersteuning als genothebbende of gebruiker bekend is;
2.2.5. de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden;
2.3 Indien er binnen één categorie genothebbende geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Nederland wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens in het buitenland wonen of gevestigd zijn:
2.3.1. degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;
2.3.2. degene die bij de team WOZ, Belasting en Verzekeringen van de afdeling Middelen en Ondersteuning als genothebbende of gebruiker bekend is;
2.3.3. de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden.
3. Met betrekking tot de belasting die wordt geheven van degene die - naar de omstandigheden beoordeeld - bij het begin van het belastingjaar een onroerende zaak al dan niet krachtens beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
3.1. degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;
3.2. degene die het langst woonachting is in het belastingobject;
3.3. de oudste in leeftijd;
3.4. degene die een nutsvoorziening van het belastingobject op naam heeft;
3.5. degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.
4 Met betrekkíng tot de afvalstoffenheffing wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
4.1. Degene die de huur van het gehele belastingobject betaalt aan een elders verblijvende verhuurder;
4.2. Degene die het grootste deel van het belastingobject gebruikt;
4.3. Degene die het langst in het belastingobject woont;
4.4. Degene die het belastingobject het langst gebruikt.
4.5. De oudste, in geval van gelijktijdige vestiging in het belastingobject;
4.6. Degene die op andere wijze als gebruiker van het belastingobject naar voren komt;
4.7. Degene die de nutsvoorziening van het belastingobject op naam heeft;
5. De onderdelen 1 tot en met 4 vinden geen toepassing, indien:
5.1. de aanslag kan worden opgelegd aan degene die met betrekking tot het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen, gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtig is.
5.2. bij het team WOZ, Belasting en Verzekeringen van de afdeling Middelen en Ondersteuning bekend is dat één van de potentiële belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn /haar naam wil hebben, althans voorzover dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden voldaan dan wel ingevorderd.
6. Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.
7. Wijzigingen kunnen - indien reeds een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd – pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.
8. Indien in uitzonderingsgevallen, door welke oorzaak dan ook, een aanslag wordt opgelegd in afwijking van het in de voorgaande onderdelen bepaalde, is die aanslag alleen ongeldig als er sprake is van willekeur.
HOOFDSTUK 2. HET AANWIJZEN VAN EEN WOZ-BELANGHEBBENDE IN EEN KEUZESITUATIE
In de gevallen, dat er een keuzesituatie bestaat met betrekking tot, de tenaamstelling van een beschikking ingevolge hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), is hoofdstuk 1, voor zover de daarin opgenomen bepalingen betrekking hebben op de onroerende zaakbelastingen, van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 3. AMBTSHALVE VERHOGING WOZ-WAARDE
De bij initiële beschikking vastgestelde WOZ-waarde wordt herzien, indien blijkt dat de waarde in het economische verkeer, dan wel de gecorrigeerde vervangingswaarde als bedoeld in artikel 17, juncto artikel 18, van de Wet WOZ 50 % of meer hoger is, dan de bij die beschikking vastgestelde waarde Een en ander onder de voorwaarden die hieraan worden gesteld vanuit artikel 27, lid 1 van de Wet WOZ.
HOOFDSTUK 4. HET VERLENEN VAN AMBTSHALVE VERMINDERING VAN BELASTINGAANSLAGEN
4.1. Algemeen.
Op grond van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en de artikelen 231, 242 en 244 van de Gemeentewet kan de heffingsambtenaar een onjuiste belastingaanslag of beschikking ambtshalve verminderen. Daarnaast kan hij ambtshalve een in de belastingwet voorziene vermindering, ontheffing of teruggaaf verlenen. In de hier vastgestelde beleidsregels is de termijn waarbinnen de belastingplichtige aanspraak kan maken op het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting afgestemd op de termijn waarbinnen op grond van artikel 11 van de AWR een aanslag kan worden opgelegd, te weten uiterlijk vijf jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan.
4.2. Reikwijdte en definities
1. Deze beleidsregels gelden bij de heffing van gemeentelijke belastingen in de zin van artikel 219 van de Gemeentewet, met dien verstande dat onder gemeentelijke belastingen mede worden begrepen rechten die door de gemeente kunnen worden geheven.
2. Van deze beleidsregels zijn uitgezonderd belastingaanslagen, waaraan ingevolge een wettelijk voorschrift een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten grondslag heeft gelegen, voor zover op deze aanslagen artikel 18a, eerste lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van (overeenkomstige) toepassing is.
3. Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:
a. de ambtshalve vermindering: de vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belastingen bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 244 van de Gemeentewet;
b. de belanghebbende: de belastingplichtige of degene die de belasting als hoofdelijk medeaansprakelijke heeft betaald;
c. de vijfjaarstermijn: de termijn door welks verloop na het tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld of het verlenen van een teruggaaf de bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag of een naheffingsaanslag vervalt.
d. het bedrag van de vermindering: de vermindering van het belastingbedrag vermeerderd met (het daaraan toe te rekenen gedeelte van) de bestuurlijke boete of de kostenopslag, indien een bestuurlijke boete of een kostenopslag is toegepast. Het bedrag van de vermindering wordt berekend per belastingaanslag.
e. de belastingaanslag: de aanslag bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met dien verstande dat voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:
l. de aanslag, de voorlopige aanslag, de navorderingsaanslag: het gevorderde bedrag, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde, het nagevorderde bedrag;
2. het aanslagbiljet: de kennisgeving van het in onderdeel 1. bedoelde bedrag.
f. de belastingwet algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels op het gebied van gemeentelijke belastingen.
4.3. Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend.
Ingeval het bedrag van de belasting had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat tenminste € 50,-- per aanslag lager is dan het te hoog vastgestelde bedrag van die belasting, verleent de heffingsambtenaar ambtshalve de vermindering waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt, indien:
a. een bezwaarschrift of een verzoekschrift niet ontvankelijk wordt verklaard wegens het te laat indienen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift dan wel om andere redenen van formele aard, of
b. uit enig feit blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld en deze aanslag bij afweging van de betrokken belangen in redelíjkheid niet gehandhaafd kan worden.
4.4. Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 4.3 vindt geen toepassing indien:
a. ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift, dan wel op het tijdstip waarop het in artikel 4.3, onder b, bedoelde feit ter kennis van de heffingsambtenaar komt, de vijf aarstermijn is verstreken;
b. aannemelijk is dat de belanghebbende door opzet of grove schuld de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of een verzoekschrift ongebruikt heeft laten verstrijken.
4.5. Jurisprudentie.
1. Een uitspraak van de Hoge Raad, van een gerechtshof of rechtbank, waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting indien de belastingaanslag of de voldoening op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan voor de dag, waarop de uitspraak door de Hoge Raad of het hof is gewezen, tenzij het college van burgemeester en wethouders op dit punt een afwijkende regeling heeft getroffen.
2. Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak van de Hoge Raad of van een gerechtshof is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van het Hof en andere supranationale colleges.
HOOFDSTUK 5. GELEGENHEID TOT NADERE ONDERBOUWING VAN BEZWAAR- OFVERZOEKSCHRIFT
5.1. Gebruik of genot van een onroerende zaak in afwijking van GBA, Kamer van Koophandel of Kadaster
Wanneer een belanghebbende om intrekking of vermindering van één of meer belastingaanslagen verzoekt omdat:
- het gebruik van een onroerende zaak is beëindigd op een tijdstip dat afwijkt van de Gemeentelijke Basisadministratie (natuurlijke personen) of van het register bij de Kamer van Koophandel (rechtspersonen), dan wel
- het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is beëindigd in afwijking van de openbare registers van het kadaster, wordt hij/zij gedurende een periode van drie weken in de gelegenheid gesteld om alsnog bewijsstukken te overleggen waaruit blijkt, dat het gebruik, respectievelijk de eigendom c.a. is beëindigd.
5.2. Nadere onderbouwing van bezwaar tegen waardebeschikking Wet WOZ/aanslag OZB
Wanneer een bezwaar tegen een waardebeschikking Wet WOZ/aanslag OZB niet is gemotiveerd (een zgn. pro-forma bezwaarschrift) wordt belanghebbende alsnog schriftelijk in de gelegenheid gesteld het bezwaar binnen een periode van zes weken te motiveren, welke periode aanvangt:
- indien belanghebbende om aanvullende informatie vraagt ter onderbouwing van het bezwaar: op het moment dat de informatie wordt verstrekt, dan wel wordt meegedeeld dat deze niet wordt verstrekt;
- in alle andere gevallen: op het moment van verzending van de bevestiging van de ontvangst van het (pro-forma) bezwaarschrift.
Deze termijn kan op schriftelijk verzoek met nogmaals drie weken worden verlengd.
5.3. Herstel van vormverzuim bezwaar-, beroep- en verzoekschriften anders dan hiervoor genoemd.
Wanneer:
een verzoek om ontheffing of vrijstelling van een gemeentelijke belasting en/of een bezwaarschrift tegen een aanslag gemeentelijke belastingen, tegen een waardebeschikking of tegen een besluit tot afwijzing van een verzoek als boven bedoeld, niet voldoet aan de daaraan te stellen vereisten, anders dan hiervoor onder 5.2. bedoeld, wordt belanghebbende schriftelijk in de gelegenheid gesteld om dat vormverzuim binnen een periode van drie weken te herstellen.
5.5. Overschrijding termijnen
Wanneer een belanghebbende binnen de hem/haar geboden termijn geen gebruik heeft gemaakt van de geboden mogelijkheid om een verzuim te herstellen of een verzoek/bezwaar anderszins nader te onderbouwen, wordt de belanghebbende schriftelijk in de gelegenheid gesteld om binnen een periode van tien dagen alsnog daartoe over te gaan. De betreffende mededeling wordt onaangetekend per post verzonden.
HOOFDSTUK 6. WEGINGSFACTOREN BIJ BEPALING HOOGTE VERGOEDING KOSTEN BESTUURLIJKE VOORPROCEDURES
6.1. De hoogte van de wegingsfactor naar het gewicht van de zaak bij het bepalen van de hoogte van een vergoeding van kosten van bestuurlijke voorprocedures als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Stb. 2002, 113 of zo later gewijzigd) bedraagt bij een belang:
|
|
|
Tot en met € 500,-- |
0,25 |
zeer licht |
€ 500,-- tot en met € 1.000,-- |
0,50 |
licht |
€ 1.000,-- tot en met € 7.000,-- |
1,00 |
gemiddeld |
€ 7.000,-- tot en met € 25.000,-- |
1,50 |
zwaar |
boven € 25.000,-- |
2,00 |
zeer zwaar |
6.2 Bij een WOZ-beschikking bestaat de omvang van het belang uit het effect dat waardevermindering heeft op de som van de ten name van belanghebbende in het WOZ-tijdvak opgelegde en nog op te leggen aanslagen onroerende zaakbelastingen.
HOOFDSTUK 7. MOGELIJKHEID TOT BETALING ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN, RIOOLRECHTEN EN AFVALSTOFFENHEFFING VIA AUTOMATISCHE BETALINGSINCASSO IN TERMIJNEN
De belastingplichtige als bedoeld in hoofdstuk I van deze beleidsregels wordt de mogelijkheid geboden, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder bedraagt dan €2.722,-- en niet minder dan € 68,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso binnen het belastingjaar kunnen worden afgeschreven, de aanslagen te betalen in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Deze mogelijkheid wordt uitsluitend geboden aan de belastingplichtigen voor de onroerende zaakbelastingen, voor de afvalstoffenheffing en het rioolrecht voor gebruikers en eigenaren van onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen.
HOOFDSTUK 8. TITEL, INWERKINGTREDING, SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
8.1. Dit besluit kan worden aangehaald als Beleidsregels fiscale heffingen / WOZ 2006
8.2. Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
8.3. De volgende besluiten vervallen met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze regeling:
- besluit van het college van burgemeester en wethouders van 29 oktober 1996 tot vaststelling van de Beleidsregels gemeentelijke belastingen Waalre;
- besluit van het college van burgemeester en wethouders van l6 november 1999 tot vaststelling van Beleidsregels Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ).
Ondertekening
Waalre, 9 mei 2006
College
De secretaris, De burgemeester,
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl