Regeling vervallen per 03-10-2023

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Venlo 2022

Geldend van 05-05-2022 t/m 02-10-2023

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Venlo 2022

Algemeen

De wettelijke basis voor het leerlingenvervoer is vastgelegd in

  • de Wet op het primair onderwijs

  • de Wet op de expertisecentra

  • de Wet op het voortgezet onderwijs

Ieder kind heeft recht op passend onderwijs. In sommige gevallen kunnen kinderen niet zelfstandig naar school. Wanneer aan bepaalde criteria wordt voldaan kunnen ouders een beroep doen op de Verordening leerlingenvervoer gemeente Venlo.

In dit document staan de beleidsregels die de gemeente hanteert bij het leerlingenvervoer. De beleidsregels geven aan hoe de bevoegdheden van het college binnen de regels van de verordening worden uitgevoerd. Het zijn zowel handvatten voor de uitvoering als leidraad voor de eenduidige motivering van besluiten. De beleidsregels worden vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en lokaal bekend gemaakt.

Uitgangspunten

  • Ouders/verzorgers zijn verantwoordelijk voor het schoolbezoek van hun kinderen;

  • De zelfstandigheid en mogelijkheden van de leerling en ouders/verzorgers worden zo optimaal mogelijk benut en gestimuleerd;

  • Het is een wettelijke taak van de gemeente, om voor iedere leerling die volgens de criteria in de verordening in aanmerking komt voor leerlingenvervoer, de noodzakelijke vergoeding of passend vervoer te bieden.

  • De gemeente wil binnen het sociaal domein inwoners in hun eigen kracht zetten. Daarvoor stimuleren we zelfredzaamheid en het nemen van eigen verantwoordelijkheid. De rol van de eigen omgeving wordt hierin betrokken.

  • Jongeren worden gestimuleerd in hun zelfredzaamheid en hun ontwikkeling tot zelfstandige volwassenen. Dat geldt ook voor het schoolbezoek en schoolvervoer.

  • Waar mogelijk stimuleren we het zelfstandig reizen per fiets of met openbaar vervoer. Beoordeeld wordt of de leerling in staat is zelfstandig naar school te fietsen of dat dit onder begeleiding mogelijk is. Ook wordt er gekeken in hoeverre de zelfredzaamheid van de leerling kan worden vergroot. Bijvoorbeeld door het leren van de verkeersregels of het oefenen met reizen. Doel is dat de leerling zo zelfstandig mogelijk naar school reist. Hetzij lopend, op de fiets, of met het openbaar vervoer. Niet taxivervoer is het uitgangspunt, maar de eigen zelfstandigheid. Dus:

    • Eerst onderzoeken of lopen mogelijk is (al dan niet onder begeleiding);

    • Uitzoeken of fietsen mogelijk is (al dan niet onder begeleiding);

    • Als dit niet mogelijk is, onderzoeken of openbaar vervoer mogelijk is (al dan niet onder begeleiding);

    • Als dit ook niet mogelijk is eventueel met eigen vervoer, auto, scooter, etc.

    • Indien bovenstaande niet mogelijk is, kan een leerling in aanmerking komen voor aangepast vervoer (taxivervoer).

  • Ouders/verzorgers zijn zelf verantwoordelijk voor het begeleiden van kun kinderen tijdens vervoer naar school en terug. Daarbij wordt wel gekeken naar de redelijkerwijs van ouders te vragen eigen inzet voor het dagelijks begeleiden van hun kind naar/van school.

Hoofdstuk 1. Algemeen

.

Begripsomschrijvingen

  • Aangepast vervoer: vervoer per taxi, taxibus of rolstoelbus.

  • Aanvrager: Ouder(s), verzorger(s) of voogd(en) van de leerling welke in aanmerking wenst te komen voor leerlingenvervoer.

  • BSO: Buitenschoolse opvang: Voorziening die bestemd is voor schoolgaande kinderen en die alleen geopend is voor en/of na schooltijd en eventueel tussen de middag. Vaak ook op woensdagmiddag en tijdens de schoolvakanties.

  • Co-ouderschap: Er is sprake van co-ouderschap als de ouders, die niet bij elkaar wonen, in een regelmatige afwisseling de zorg voor het kind of de kinderen hebben.

  • College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo

  • Eigen vervoer: ouders die leerlingen zelf naar school vervoeren of laten vervoeren met een eigen vervoermiddel (fiets, auto, bromfiets, scooter, scootmobiel etc.) of een leerling die zelf loopt of fietst.

  • Individuele reistijd: de tijd die een leerling in het voertuig doorbrengt vanaf het moment dat de leerling in het voertuig stapt tot het moment dat hij uitstap bij het afzetadres (woon- of huisadres, dan wel uitstapplaats of school/stage).

  • Openbaar vervoer: voor eenieder openstaand personenvervoer per trein, metro, tram, bus, auto of veerboot.

  • Ouders: ouders, co-ouders, voogden en verzorgers, waaronder pleegouders.

  • Verordening: Verordening leerlingenvervoer gemeente Venlo

  • VNG: de Vereniging van Nederlandse gemeenten.

  • VSO: Voortgezet speciaal onderwijs.

  • WEC: Wet op de expertisecentra.

  • Woning: de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft.

  • WPO: Wet op het primair onderwijs.

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet op primair onderwijs, de Wet op voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening leerlingenvervoer gemeente Venlo.

Hoofdstuk 2. OUDERS

.

2.1 Ouders

Onder ouders wordt verstaan: ouders, voogden en andere wettelijke vertegenwoordigers. Ook pleegouders vallen onder het begrip ‘ouders’, zoals bedoeld in de verordening. Hetzelfde geldt voor groepsleiders in een gezinsvervangend tehuis, voor groepsopvoeders in een internaat en verder voor alle meerderjarige handelingsbevoegde personen die op hetzelfde adres verblijven als de leerling.

2.2 Co-ouderschap

Bij co-ouderschap kan een leerling twee woningen hebben. De beide ouders moeten afzonderlijk, in de eigen woongemeente, een aanvraag indienen voor de dagen dat de leerling tijdens een week bij hen verblijft. Het moet wel gaan om vaste dagen in de week.

2.3 Verantwoordelijkheid van ouders

Het vervoer van leerlingen van huis naar school en terug en de begeleiding van de leerling in het vervoer van huis naar school en terug is een verantwoordelijkheid van de ouders.

Deze verantwoordelijkheden kunnen de ouders niet op- of overdragen aan het college. De wettelijke regeling, noch de verordening beperkt deze verantwoordelijkheid van de ouders.

2.4 Verantwoordelijkheid Gemeente

Gemeenten zijn wettelijk verplicht een regeling (de verordening) vast te stellen op basis waarvan ouders van leerlingen - onder bepaalde voorwaarden - aanspraak kunnen maken op een voorziening leerlingenvervoer. Het college bepaalt het recht op een voorziening leerlingenvervoer, ouders ontvangen hiervoor een beschikking.

Hoofdstuk 3. SCHOOL

.

3.1 Toegankelijke school

In de verordening staat het begrip ‘toegankelijke school’. Dit is de school waarop de leerling is aangewezen op basis van gewenste godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel een openbare school.

Wanneer ouders van mening zijn dat de dichterbij gelegen school of scholen niet toegankelijk zijn, moeten de ouders dit aantonen door een verklaring van die scholen, afgegeven door de directeur van de school of het samenwerkingsverband. Uit die verklaring moet blijken dat de betreffende leerling niet is toegelaten. Daarbij wordt van ouders verwacht dat ze minimaal een kennismakingsgesprek hebben gehad op de dichterbij gelegen school.

3.2 Schooltijden

Uitgegaan wordt van het vaste schoolrooster voor het schooltype dat de leerling bezoekt, zoals opgenomen in de schoolgids.

3.3 Stage

Is de stage een onderdeel van het onderwijsprogramma in het VSO, dan bestaat aanspraak op een voorziening leerlingenvervoer naar het stageadres indien voldaan wordt aan de overige eisen van de verordening.

Een verzoek om vervoer naar een stageadres moet onderbouwd worden met een stageovereenkomst.

Het college hanteert de dichtstbijzijnde toegankelijke stage. Het college gaat er van uit dat scholen dit aspect mee laten wegen in de plaatsing van leerlingen en dat zij stageplekken zoveel mogelijk zoeken in de buurt van de woning van de leerling.

Het gehanteerde uitgangspunt houdt in dat het college alleen vervoer naar een stageplek buiten de gemeente bekostigt, als de school naar oordeel van het college toereikend motiveert waarom in het betreffende geval een stage binnen de gemeente niet voldoet en een stage buiten de gemeente een duidelijke meerwaarde heeft voor de leerling. De motivering dient specifiek op de betreffende leerling betrekking te hebben.

We gaan er van uit dat bij stages, ook voor een niet- arbeidsgericht uitstroomprofiel, ouders, school en het stagebedrijf eerst onderzoeken of er andere mogelijkheden van vervoer zijn dan het leerlingenvervoer. Als het stagebedrijf vervoer biedt is dat voorliggend op het leerlingenvervoer.

3.3.1. Stage tijden

Om het plannen van stageritten beter mogelijk te maken, is het uitgangspunt de tijden aan te laten sluiten bij de schooltijden.

Aangepast vervoer naar stageadressen vindt niet plaats tijdens avonduren, weekenden en schoolvakanties. Op het moment dat een school een studiedag heeft en de stage doorgang vindt wordt vervoer geboden naar het stageadres.

3.3.2. Stage en zelfredzaamheid

Indien een leerling met een arbeidsgericht uitstroomprofiel stage gaat lopen wordt van de leerling verwacht dat de leerling zelfstandig naar arbeid reist. In overleg met de ouders en school wordt bekeken hoe de leerling zelfstandig naar stage kan reizen en welke ondersteuning hierbij nog nodig is. Doel is om uiteindelijk zelfstandig naar stage te kunnen reizen.

Hoofdstuk 4. LEERLINGEN

.

4.1 Structurele en tijdelijke handicap

Het college verzorgt geen vervoer vanwege tijdelijke medische redenen, bijvoorbeeld een gebroken been.

Het college is alleen verantwoordelijk voor vervoer van structureel gehandicapte leerlingen. Deze leerlingen hebben een blijvende lichamelijke, verstandelijke, zintuigelijke of psychische handicap.

Echter kan het voorkomen dat een leerling een groot gedeelte van het schooljaar geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer vanwege herstel of revalidatie. In dat geval kan een leerling indien noodzakelijk, wel een beroep doen op het leerlingenvervoer. Per individuele aanvraag zal het college beoordelen of de gevraagde inzet noodzakelijk is. Uitgangspunt:

  • bij een tijdelijke handicap tot drie maanden bestaat geen aanspraak op leerlingenvervoer;

  • bij een tijdelijke handicap die langer duurt dan drie maanden, bekijkt het college of de leerling in aanmerking komt voor leerlingenvervoer. Het college geeft een beschikking af voor de duur van het herstel of de revalidatie. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt heeft de leerling geen recht meer op leerlingenvervoer.

4.2. Hoogbegaafde leerling

Hoogbegaafdheid op zichzelf is geen handicap in de zin van de verordening, maar uiteraard kan een hoogbegaafd kind een handicap hebben in de zin van de verordening. Hoogbegaafdheid op zichzelf is geen grond om vervoer te verstrekken naar een verder weg gelegen school voor primair onderwijs.

In geval van hoogbegaafdheid moeten ouders middels een verklaring van het schoolbestuur aantonen dat hun kind niet wordt toegelaten op de dichtstbijzijnde school.

Deeltijd hoogbegaafdheidsonderwijs, of les in een speciale klas voor hoogbegaafdheid is geen grond voor het geven van een voorziening leerlingenvervoer.

4.3 Medische behandeling en zorg

Het komt regelmatig voor dat ouders verzoeken om een voorziening leerlingenvervoer naar instellingen waar kinderen dagbehandelingen (zorg) krijgen, al dan niet in combinatie met onderwijs.

Het leerlingenvervoer betreft slechts het vervoer naar en van scholen in de zin van de onderwijswetgeving. Vervoer naar zorginstellingen, medisch kinderdagverblijven en andere instellingen waar geen onderwijs wordt geboden worden hier niet toe gerekend.

Volgt een kind ook onderwijs op of nabij een zorglocatie, dan kan het kind in aanmerking komen voor leerlingenvervoer, indien er voor meer dan 50% onderwijs wordt ontvangen en aan de overige eisen van de verordening wordt voldaan. Dit dient onderbouwd te worden door middel van de passage uit het ontwikkelingsperspectief plan (OPP) van de leerling.

Hierbij geldt dat het college leerlingenvervoer aanbiedt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids. Krijgen kinderen voor, tijdens of na schooltijd zorg of behandelingen, dan zijn toch de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer.

Hoofdstuk 5. WONING

.

5.1 Woning

Indien een leerling tijdelijk in een andere gemeente verblijft, moet in beginsel) in die gemeente een voorziening leerlingenvervoer aangevraagd worden. Dit geldt niet voor een leerling die bijvoorbeeld vanwege een vakantie van de ouders tijdelijk elders verblijft.

5.1.1. Tweede opstap- of afzetadres

Het college verstrekt alleen bekostiging van vervoer van een tweede opstap- of naar een tweede afzetadres als aan de volgende criteria wordt voldaan:

  • een leerling recht heeft op bekostiging van het vervoer van de woning naar school en/of vice versa;

  • het tweede adres voldoet aan het afstandscriterium uit de verordening (artikel 10);

  • het opstap- of afzetadres structureel is. Structureel betekent in dit verband dat er sprake moet zijn van een vast, (twee-) wekelijks terugkerend patroon;

  • het tweede adres zich binnen de gemeente bevindt, en dichterbij gelegen is dan het huisadres ten opzichte van school.

  • er geen voorliggende voorziening bestaat voor het vervoer van het tweede adres naar school of van school naar het tweede adres.

5.1.2. Twee woningen

Een leerling kan twee woningen hebben in de zin van de verordening. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van co-ouderschap, waarbij de leerling zowel bij de ene als bij de andere ouder verblijft, is er sprake van twee woningen.

Om aanspraak te maken op een voorziening leerlingenvervoer moet iedere ouder afzonderlijk, voor de dagen dat de leerling doordeweeks bij hem/haar verblijft, een aanvraag indienen bij de gemeente waar de ouder woonachtig is.

Het college toetst de aanvraag aan de eigen verordening leerlingenvervoer, waarbij onder meer wordt bekeken of er sprake is van een woning in de zin van de verordening, of de betreffende school wel de dichtstbijzijnde toegankelijke is en of voldaan is aan de afstandsgrens.

Hoofdstuk 6. VERVOER: ALGEMEEN

.

6.1. Afstand

De afstand van de woning van de leerling naar school wordt gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg.

De afstand wordt gemeten met de routeplanner van de ANWB, met de optie kortste fiets route. Als de afstand tussen de woning en school korter is dan het voor de leerling geldende afstandscriterium, wordt er bij de beschikking op de aanvraag een uitdraai meegestuurd.

Als de afstand van de heenreis en de terugreis verschillend is, wordt bij het meten van de afstand uitgegaan van de gemiddelde afstand van de heenweg en de terugweg. Afronding op 1 decimaal.

6.1.1. Fietsafstand

Voor de beoordeling van de vraag of een leerling of een ouder zich per fiets naar school kan vervoeren gelden de volgende uitgangspunten:

  • Primair onderwijs : zes kilometer enkele reis (eventueel de ouder met leerling achterop)

  • Voortgezet onderwijs : twaalf kilometer enkele reis

6.1.2. Loopafstand

Voor de beoordeling van de vraag of een leerling lopend een afstand kan afleggen gelden de volgende uitgangspunten:

  • 4 en 5 jarige: een kilometer enkele reis

  • 6, 7, en 8 jarige : anderhalve kilometer enkele reis

  • 9 jaar en ouder : twee kilometer enkele reis

6.2 Soorten vervoer

.

6.2.1. Openbaar vervoer met eventuele begeleiding

  • a.

    De bekostiging van openbaar vervoer

Aan de leerling en (de eventuele) begeleider wordt een openbaar vervoerspas ter beschikking gesteld.

Indien ouders de leerling zelf willen vervoeren, komt deze ouders in aanmerking voor een vergoeding. Daarbij wordt gekeken naar de goedkoopste vorm van reizen. De vergoeding wordt gebaseerd op het goedkoopste tarief voor de gemeente Venlo voor het openbaar vervoersabonnement of de kilometervergoeding voor de auto.

  • b.

    Reistijd met openbaar vervoer is meer dan 1,5 uur per enkele reis

Om te bepalen of het tijdcriterium van 1,5 uur (als bedoeld in artikel 12 en 16 van de verordening) wordt overschreden wordt uitgegaan van de dienstregeling zoals die wordt vermeld op www.9292.nl.

6.2.2. Eigen vervoer in de vorm van auto, (brom)fiets, scooter, scootmobiel etc

Onder eigen vervoer wordt verstaan: ouders die leerlingen zelf naar school vervoeren of laten vervoeren met een eigen vervoermiddel (auto, fiets, bromfiets etc.) of een leerling die gebruikt maakt van fietsvervoer.

Ten behoeve van het stimuleren van zelfredzaamheid is eigen vervoer de aangewezen vervoersvorm, mits ouders in staat zijn eigen vervoer te organiseren en de leerling in staat is daarvan gebruik te maken.

Of van bekostiging van eigen vervoer sprake kan zijn is ter beoordeling van het college, waarbij mede bepalend is of dit vervoer voor het college de goedkopere wijze van vervoer is.

  • a.

    Vervoer per fiets, scooter, scootmobiel etc

Voor de bekostiging: 9 cent per kilometer.

  • b.

    Eigen vervoer per auto

Voor eigen vervoer per auto geldt dat de bekostiging van het eigen vervoer is gerelateerd aan de bekostiging waar de ouders op basis van de bepalingen in de verordening voor in aanmerking komen: voor openbaar vervoer of voor aangepast vervoer.

Kilometervergoeding voor eigen vervoer per auto

Als het college besluit aan ouders een kilometervergoeding voor eigen vervoer per auto toe te kennen, verstrekt zij een vergoeding volgens de artikelen 13 en 17 van de verordening, die is afgeleid van hoofdstuk 10.2 van de CAO Rijk.(€ 0,37 per km op 1 juni 2020). De vergoeding geldt alleen voor de momenten dat de leerling in de auto aanwezig is. Het aantal kilometers voor de autovergoeding wordt bepaald op basis van de kortste route auto via de ANWB routeplanner. Hierbij wordt uitgegaan van 200 lesdagen per schooljaar.

Opmerking 1. Vergoeding tussen de middag

Er worden maximaal twee enkele reizen per dag vergoed: aan het begin en aan het einde van de schooldag. Geen bekostiging wordt verstrekt voor de kosten die ontstaan indien de leerling ook tussen de middag wordt vervoerd.

Opmerking 2. Twee of meer leerlingen

Indien ouders twee of meer leerlingen vervoeren die aangepast vervoer behoeven, wordt uitgegaan van de rijafstand uitgaande van de woning van de te vervoeren leerling die het verst van de school verwijderd woont. Uitgangspunt is dat de leerlingen naar dezelfde school gaan.

Opmerking 3. Eindexamenjaar

Indien de leerling in het eindexamenjaar zit wordt er gerekend met 160 schooldagen per schooljaar.

6.2.3. Combinaties van soorten vervoer

Indien de goedkoopst adequate manier van vervoer bestaat uit een combinatie van verschillende vormen van vervoer (bus en trein, fiets en trein etc.), bepaalt het college de wijze van bekostiging.

Hoofdstuk 7. ALGEMENE WEIGERINGSGRONDEN

Tijdens de behandeling van de aanvraag onderzoekt het college of voldaan wordt aan de criteria gesteld in de verordening én beleidsregels. Het moet gaan om schoolvervoer. Dat betekent: vervoer van thuis naar en van school.

In de volgende situaties is er geen sprake van leerlingenvervoer:

  • 1.

    Vervoer tijdens schoolvakanties.

  • 2.

    Vervoer op afwijkende schooltijden, bijvoorbeeld door lesuitval, schoolreisje, sportdag, proefwerkweek.

  • 3.

    Vervoer voor incidentele verzoeken/wijzigingen.

  • 4.

    Vervoer tussen schoolgebouwen onderling.

  • 5.

    Vervoer tussen school en zwembad of gymnastieklokaal.

  • 6.

    Vervoer voor medisch of paramedische behandelingen/ therapie zoals huisarts, tandarts, revalidatiecentrum, dagbehandeling, ziekenhuis e.d.

  • 7.

    Vervoer vanwege een tijdelijke beperking (< 3 maanden) zoals een gebroken been.

  • 8.

    Vervoer voor andere doeleinden dan schoolonderwijs, zoals vervoer naar huiswerkbegeleiding, remedial teaching, sportvereniging, e.d.

Ouders zijn in dergelijke situaties zelf verantwoordelijk voor het vervoer van hun kind.

Hoofdstuk 8. AANGEPAST VERVOER

.

8.1 Uitgangspunt

Het vervoer vindt alleen plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, zoals aangegeven in de schoolgids. De leerling heeft recht op maximaal 2 vervoersbewegingen per dag. Extra ritten buiten het vaste patroon vinden alleen plaats in opdracht van het college.

8.2 Ophaal- en afzetplaats 8.2.1. Woning en school

Bij aangepast vervoer haalt de vervoerder de leerlingen aan de woning op. Aan de woning ophalen betekent dat de vervoerder de leerling ophaalt aan straat bij de voordeur. Bij een flat of instelling geldt de straat bij de centrale ingang als ophaalplaats of daar waar de eerste parkeermogelijkheid is voor de taxibus. Voor alle schoollocaties geldt dat per school is bepaald waar de vervoerder de leerlingen afzet, bijvoorbeeld bij de toegang van het schoolterrein.

8.2.2. Opstap- en overstapplaatsen

Het college kan beslissen dat bij de uitvoering van het vervoer gebruik gemaakt wordt van opstap- en overstapplaatsen.

Opstapplaatsen liggen op een redelijke loopafstand van de woning en zijn bij voorkeur gelegen bij bestaande haltes of locaties die als halte kunnen worden aangemerkt. Zie artikel 6.1.2. voor de redelijke loopafstand. Ouders zijn verantwoordelijk voor de begeleiding van en naar de opstapplaats en dienen toezicht te houden op het in- en uitstappen van de leerling.

Overstapplaatsen kunnen gebruikt worden om taxiritten te combineren.

8.3 Individuele begeleiding leerling in het aangepast vervoer

Het is mogelijk dat een individuele leerling tijdens het aangepast vervoer (medische) begeleiding nodig heeft. In dat geval wordt de begeleiding door of namens de ouder verzorgd. Het college bepaalt of begeleiding ingezet mag worden. Er zal een zitplaats ter beschikking worden gesteld voor de (medische) begeleiding.

Voor de begeleiding geldt dat het ophaal/brengadres gelijk is aan het adres van de te begeleiden leerling. Na de ochtendrit en voor de middagrit wordt de begeleider niet thuisgebracht / opgehaald.

8.4 Zelfredzaamheidtrajecten

Het college kan besluiten om een voorziening te verstrekken om zelfstandig te leren reizen . Bij een dergelijk zelfredzaamheidstraject valt te denken aan een project waarin met de leerling geoefend wordt met de fiets of het openbaar vervoer te reizen. Het college bekijkt per situatie wat een passende oplossing is om de zelfredzaamheid te bevorderen.

8.4.1 Fietsen

Nadat de leerling zelfstandig heeft leren reizen met de fiets, kan het college besluiten het recht op leerlingenvervoer en de inzet van een fietsvergoeding voort te zetten gedurende de resterende schoolloopbaan van de huidige school. Dit geldt voor leerlingen die na het voltooien van een zelfredzaamheidstraject geen recht meer hebben op een voorziening leerlingenvervoer.

8.4.2. Openbaar vervoer

Nadat de leerling zelfstandig heeft leren reizen met het openbaar vervoer en niet zelfstandig kan fietsen, kan het college besluiten het recht op leerlingenvervoer voort te zetten gedurende de resterende schoolloopbaan van de huidige school. Dit geldt voor leerlingen die na het voltooien van een zelfredzaamheidstraject geen recht meer hebben op een voorziening leerlingenvervoer.

8.5 Aanvang- en eindtijden

Het college gaat voor het vervoer uit van de vaste aanvang- en eindtijden zoals aangegeven in de schoolgids. Het gaat hierbij om het vaste rooster van het schooltype dat de leerling bezoekt. Vervoer op afwijkende schooltijden, bijvoorbeeld door lesuitval, schoolreisje, sportdag, proefwerkweek valt niet binnen het vervoer. De leerlingen worden alleen op de normale vastgestelde begin- en eindtijd gebracht dan wel opgehaald.

8.5.1 Wachttijden bij examens

Indien er sprake is van een eindexamen beoordeelt het college of de rit van school op de afwijkende tijd uitgevoerd kan worden. Indien niet mogelijk zal de leerling op de reguliere tijden vervoerd worden.

8.5.2 Wachttijden regulier voortgezet onderwijs.

Hier wordt het rooster aangehouden. Uitgegaan wordt van het eerste tot en met het laatste lesuur op school.

8.5.3. Wachttijden voorgezet speciaal onderwijs

Indien een school meerdere vestigingen/locaties heeft, kan het voorkomen dat er een wachttijd is. De ritten worden zo veel mogelijk gecombineerd.

8.7 Extreme weersomstandigheden

Bij extreme weersomstandigheden beslist het college of het vervoer (al dan niet op een aangepast tijdstip) plaats moet vinden.

8.8 Aanmeldingen, afmeldingen en mutaties

Wanneer een ouder vaststelt dat een leerling als gevolg van ziekte of vanwege andere oorzaken niet vervoerd hoeft te worden, moet hij/zij dit tijdig melden bij de vervoerder, telefonisch of met de ouderlogin op de website/app van de vervoerder. Betermelding (na ziekte) moet op dezelfde manier aan de vervoerder worden doorgegeven. Zonder tijdige betermelding is er geen vervoer beschikbaar. Een mutatie/afmelding geldt tot wederbericht.

8.8.1 Loosmeldingen

Een leerling, waarbij de chauffeur bij de heenrit voor niets aan de deur heeft gestaan, wordt automatisch voor de terugrit afgemeld.

8.9 Thuis afzetten van de leerling

De chauffeur moet de leerling bij de terugrit aan de ouder of aan iemand anders die namens de ouder aanwezig is op het vaste afzetadres overdragen. De ouder moet er voor zorgen dat hij/zij thuis is of dat de ouder iemand in huis heeft die namens de ouder de deur opendoet en de leerling ophaalt bij de taxibus.

Hoofdstuk 9. BEGELEIDING IN HET OPENBAAR VERVOER OF BIJ HET FIETSEN

.

9.1 Begeleiding door ouders

Begeleiding is primair een taak van de ouders. Als het niet mogelijk is dat ouders zelf de begeleiding uitvoeren, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. Ingeval de leerling in een instelling woont blijven de ouders en de instelling verantwoordelijk voor de zorg en de daarmee samenhangende begeleiding van de leerling naar school en terug.

Als ouders en de instelling er zelf niet in slagen de begeleiding te leveren, kunnen zij daarvoor hun netwerk inschakelen, zoals bijvoorbeeld een oppas, buren, familie of vrijwilligers.

9.2 Begeleiding is onmogelijk of begeleiding leidt tot ernstige benadeling

Ouders zijn verplicht genoegzaam aan te tonen dat begeleiding van een leerling door henzelf of iemand uit hun netwerk onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden. Per individuele aanvraag zal het college dit beoordelen.

Van een ernstige benadeling van het gezin is naar het oordeel van het college sprake als één van de volgende situaties aanwezig is:

  • Er is sprake van, reizen per openbaar vervoer en de begeleider meer reistijd heeft dan 6 uur per dag voor leerlingen van het basisonderwijs en voorgezet onderwijs en meer dan 4 uur reistijd per dag voor leerlingen van het speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs.

  • Er is sprake van een eenoudergezin en er sprake van inburgeringsverplichting, scholings- of arbeidsverplichting op basis van de Participatiewet van de ouder op de vervoersmomenten van de leerling; Dit gaat altijd in samenspraak met de betrokken werkcoach.

  • Er is sprake van een eenoudergezin en de ouder heeft een structurele lichamelijke of zintuiglijke en/of psychische handicap in de zin van de verordening. Dit dient onderbouwd te worden door een medische verklaring van een specialist (niet door huisarts)

  • Er sprake is van een zwangerschap bij de begeleidende ouder. In de periode van 4 weken voor de uitgerekende datum en 12 weken na de bevallingsdatum kan de begeleiding tijdelijk stop gezet worden. Het college kan hiervoor om onderbouwing vragen.

Het enkele feit dat ouders beiden werken, is zonder bijkomende omstandigheden die een belemmering zijn om zelf te begeleiden of anderen namens hen te laten begeleiden, geen reden om aangepast vervoer toe te kennen.

Hoofdstuk10. WIJZIGINGEN EN TERUGVORDERINGEN

.

10.1 Doorgeven van wijzigingen

Artikel 6, eerste lid, van de verordening regelt dat ouders verplicht zijn die wijzigingen door te geven aan het college, die van directe invloed zijn op de verstrekte voorziening leerlingenvervoer.

Ouders moeten in ieder geval de volgende wijzigingen doorgeven:

  • wijziging in het woonadres van de leerling, bijvoorbeeld door verhuizing;

  • verandering van school (bijvoorbeeld van speciaal onderwijs naar voortgezet speciaal onderwijs);

  • wijziging in gezinssituatie die invloed heeft op het al dan niet kunnen begeleiden van leerlingen;

  • wijziging van het adres van de school;

  • wijziging van de schooltijden van de school;

  • wijziging rondom de mogelijkheden van de leerling.

Hoofdstuk 11. ONTZEGGING AANGEPAST VERVOER

.

11.1 Procedure

Bij ernstig normafwijkend gedrag kan het college een leerling de toegang tot het aangepast vervoer ontzeggen. Hierbij zal de volgende procedure worden gevolgd.

  • 1.

    Het college wordt geïnformeerd over het gedrag en bespreekt dit met de ouders.

  • 2.

    Als de conclusie van het onderzoek van het college is dat het voorval is terug te voeren op de ernstige verstandelijke handicap van de leerling en dus aan de leerling niet kan worden toegerekend dan wordt met vervoerder, ouders en eventueel school een passende oplossing gezocht (bijvoorbeeld begeleiding in het aangepast vervoer, eigen vervoer).

  • 3.

    Als de conclusie van het onderzoek van het college is dat het voorval niet is terug te voeren op de ernstige verstandelijke handicap van de leerling, dan wordt het ongewenste gedrag aan de leerling toegerekend. Het college neemt de beslissing over al dan niet sanctioneren.

  • 4.

    Afhankelijk van de ernst van het incident ontvangen de ouders van het college een brief met de opgelegde sanctie:

  • a.

    een schriftelijke waarschuwing, of

  • b.

    een (tijdelijke) uitsluiting.

  • 5.

    Als de conclusie van het onderzoek van het college is dat het ongewenste gedrag moet worden toegerekend aan de ouders, voert de gemeente hierover een gesprek met de ouders. Afhankelijk van de ernst van het incident ontvangen de ouders van het college een brief met:

  • a.

    een schriftelijke waarschuwing, of

  • b.

    een tijdelijke uitsluiting.

Ad a (punt 4 en 5. schriftelijke waarschuwing):

In deze brief wordt in ieder geval meegedeeld dat, bij herhaling van het ongewenste gedrag de leerling voor een termijn van minimaal 1 week wordt uitgesloten van enige vorm van leerlingenvervoer.

Ad b (punt 5 en 6 tijdelijke uitsluiting):

Er is sprake van (herhaald) ongewenst gedrag en deze leidt tot een tijdelijke uitsluiting. De leerling wordt voor minimaal 1 week uitgesloten van enige vorm van leerlingenvervoer.

11.1.1 Herhaald ongewenst gedrag

Vindt opnieuw ongewenst gedrag plaats binnen een periode van 12 maanden na de datum van de eerste waarschuwingsbrief, dan vindt een onderzoek plaats als hierboven beschreven.

Is de conclusie van het onderzoek van het college dat het ongewenste gedrag is toe te rekenen aan de leerling , dan vindt een gesprek plaats tussen de ouders van de leerling, eventueel leerling, de gemeente en eventueel de school.

Daarna ontvangen de ouders onder verwijzing naar de eerste waarschuwingsbrief een tweede brief waarin hen wordt meegedeeld, dat de leerling voor een termijn van minimaal 1 week wordt uitgesloten van enig vorm van leerlingenvervoer.

Als de leerling zich na uitsluiting opnieuw schuldig maakt aan ongewenst gedrag, dan wordt de leerling opnieuw uitgesloten van enige vorm van leerlingenvervoer voor minimaal 1 week.

Hoofdstuk 12. Slotbepalingen

.

12.1 Intrekken oude regeling en Inwerkingtreding nieuwe regeling

Deze regeling treedt in werking per 3 mei 2022.

Deze Beleidsregels hebben betrekking op aanvragen die worden ingediend voor het schooljaar 2022-2023 en volgende.

Ondertekening