Nota Standplaatsenbeleid gemeente Beesel

Geldend van 01-08-2008 t/m heden

Intitulé

Nota Standplaatsenbeleid gemeente Beesel

Inleiding

Artikel 5.2.3 van de Algemeen Plaatselijke Verordening (hierna te noemen: APV) geeft aan dat het verboden is zonder vergunning van het college op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats:

  • a.

    met een voertuig, kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde in de uitoefening van handel goederen te koop aan te bieden dan wel diensten aan te bieden;

  • b.

    anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan het publiek.

Deze bepaling uit de APV heeft betrekking op het innemen van een standplaats en de hiervoor noodzakelijke vergunning is een standplaatsvergunning.

Genoemde voorschriften geven aan dat het innemen van een standplaats niet is toegestaan zonder een vergunning van het college. Een aanvraag voor een standplaats wordt door het college getoetst aan de APV.

Weigeringgronden

Lid 5 van artikel 5.2.3. behandelt de gronden op basis waarvan een vergunning voor het innemen van een standplaats kan worden geweigerd. De weigeringgronden zijn:

  • 1.

    het belang van de openbare orde;

  • 2.

    het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

  • 3.

    het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

  • 4.

    het belang van verkeersvrijheid of -veiligheid;

  • 5.

    wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;

  • 6.

    vanwege de strijd met een geldend bestemmingsplan.

Toelichting op de weigeringgronden

Ad. 1/ad. 4Openbare orde/verkeersvrijheid en -veiligheid

Het innemen van een standplaats zal slechts sporadisch een gevaar opleveren voor de openbare orde. Deze weigeringgrond wordt vaak gehanteerd in combinatie met de weigeringgrond "belang van de verkeersvrijheid en -veiligheid". Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden hebben in de praktijk een verkeersaantrekkend karakter. Door deze verkeersaantrekkende werking ontstaan mogelijk ongewenste oversteekbewegingen door voetgangers en ontoelaatbaar fietsverkeer in voetgangersgebieden. Ook parkerende en geparkeerde auto's kunnen overlast veroorzaken. Uit jurisprudentie is gebleken dat beperking van een aantal standplaatsen in het belang van de verkeersveiligheid is toegestaan. Dit neemt niet weg dat iedere aanvraag op eigen omstandigheden en situaties beoordeeld moet worden. Een afwijzing waarbij enkel naar het "beleid" wordt verwezen wordt door de rechter niet geaccepteerd.

Ad.2Voorkomen of beperken van overlast

Met behulp van deze weigeringgrond kan een verdeling gerealiseerd worden van het aantal standplaatsen waarbij de af te geven vergunningen zodanig over de week verspreid worden dat een concentratie van de in te nemen standplaatsen wordt tegengegaan. Dit kan gebruikt worden wanneer veel belangstelling bestaat voor dezelfde locatie. Op deze wijze kan ook feitelijke marktvorming worden voorkomen.

Ad. 3Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

Indien meerdere standplaatsen worden ingenomen op eenzelfde locatie, kan het straatbeeld ernstig verstoord worden. Met deze weigeringgrond kan niet alleen verkapte marktvorming worden tegengegaan, het is tevens een mogelijkheid om het aanzien van monumentale gebouwen of stedenbouwkundige verbanden te waarborgen. Het college bepaalt zelf de inhoud van deze weigeringgrond. Een advies van de welstandscommissie wordt in deze aangeraden.

Ad. 5Verzorgingsniveau

Indien een gevestigde ondernemer door een standplaats in zijn bestaan bedreigd denkt te worden, kan de gemeente besluiten de standplaats te weigeren. Dit dient dan wel op basis van een distributie-planologisch onderzoek (hierna te noemen DPO) te gebeuren. In een DPO wordt aan de hand van uit onderzoek verkregen gegevens aangegeven wat de minimale voorzieningen moeten zijn in een gemeente of in een bepaalde wijk van de gemeente. Indien uit onderzoek blijkt dat er voldoende verkooppunten zijn, hoeft dit geen weigeringgrond voor de aanvraag voor het innemen van een standplaats te betekenen. Waar het om gaat, is het verzorgingsniveau voor de consument. In beginsel is de concurrentiepositie van een gevestigde winkelier geen reden om een standplaatsvergunning te weigeren.

Indien blijkt dat binnen het verzorgingsniveau in een bepaalde branche nog slechts één winkel is gevestigd en deze dreigt door de concurrentie van een standplaatshouder ten onder te gaan, kan het verzorgingsniveau ter plaatse in gedrang komen. De individuele winkelier moet aan de hand van zijn boekhouding aantonen dat de levensvatbaarheid van zijn winkel in het gedrang is. Gesteld dat de reguliere winkelier wegvalt, dan is er op de dagen dat de standplaatshouder zijn goederen niet aanbiedt in dat geval geen aanbod van dit soort goederen binnen het verzorgingsniveau. Dit betekent dat het verzorgingsniveau van de consument in dit gebied in het gedrang komt. In een dergelijk geval kan een vergunning tot het innemen van een standplaats worden geweigerd.

Ad. 6Bestemmingsplan

Bij de beoordeling van een aanvraag voor een vergunning voor het innemen van een standplaats moet altijd gelet worden op de voorschriften die voortvloeien uit het bestemmingsplan.

Een weigering op een andere grond dan één van de hier genoemde is niet toegestaan. Aan de hand van de weigeringgronden kunnen beleidsregels worden vastgesteld waarin wordt aangegeven wanneer wel en wanneer niet tot het afgeven van een vergunning wordt overgegaan. Het vaststellen van een dergelijk beleid waarin objectieve, algemeen bekendgemaakte, criteria worden aangegeven, die bij de beoordeling van een vergunningaanvraag worden gehanteerd, is blijkens de jurisprudentie toegestaan.

Gelet op het vorenstaande is derhalve onderhavige nota opgesteld waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van het verlenen van standplaatsvergunningen wordt weergegeven. Aanvragen om een standplaatsvergunning zullen getoetst worden aan het onderhavige beleid.

Uitgangspunten van beleid

Bij het beoordelen van aanvragen om een standplaatsvergunning wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten van beleid:

  • 1.

    Het onderhavige beleid is van toepassing op aanvragen om standplaatsvergunningen.

  • 2.

    Het onderhavige beleid is niet van toepassing op aanvragen voor het innemen van een standplaats op de weekmarkt, op een bijzondere markt, welke buiten de reguliere weekmarkt wordt gehouden, en tijdens een evenement.

  • 3.

    Bijzondere markten, welke buiten de reguliere weekmarkt worden gehouden, worden beschouwd als een evenement en er dient een evenementenvergunning op grond van de APV voor aangevraagd te worden. Het innemen van een standplaats op dergelijke markten valt onder de evenementenvergunning van de betreffende markt.

  • 4.

    Het aanwijzen van de locaties, waar standplaatsen mogen worden ingenomen, voorkomt dat her en der in de gemeente standplaatsen worden ingenomen.

  • 5.

    De producten die vanaf de standplaatsen verkocht mogen worden beperken zich tot de volgende branches: versproducten, eet- en drinkwaren, bloemen en planten.

  • 6.

    De standplaatslocaties mogen geen overlast voor de omgeving en/of de omwonenden veroorzaken.

  • 7.

    De standplaatslocaties mogen geen gevaar voor de verkeersveiligheid opleveren.

  • 8.

    De standplaatsen dienen op een visueel verantwoorde wijze te worden ingenomen en de kraam of mobiele verkoopgelegenheid dient in een goede staat van onderhoud te verkeren en een visueel verantwoorde uitstraling te hebben, zulks van te voren aan te tonen middels foto's en ter beoordeling door het college.

  • 9.

    De standplaats mag een maximale oppervlakte van 30 m2 innemen en mag slechts ingenomen worden door de kraam of de mobiele verkoopgelegenheid.

  • 10.

    Indien het (motor)voertuig, benodigd voor het vervoer van de kraam of de mobiele verkoopgelegenheid, geen integraal deel uitmaakt van de kraam of de mobiele verkoopgelegenheid, dient dit op een daartoe bestemde plaats te worden geparkeerd.

  • 11.

    Afwijken van het gestelde onder punt 9 is mogelijk indien de aanwezigheid van het (motor)voertuig op de standplaats noodzakelijk is voor een goed verloop van de op de standplaats aangeboden producten, dit ter beoordeling door het college.

  • 12.

    De gemeente mag geen nulbeleid met betrekking tot het aantal te verlenen standplaatsvergunningen voeren.

Soorten vergunningen

De volgende soorten vergunningen kunnen door het college worden verleend:

*Vaste vergunning:

een standplaatsvergunning die op een vast tijdstip (bijvoorbeeld woensdagmiddag) gedurende het hele jaar door wordt verleend.

*Tijdelijke vergunning:

een standplaatsvergunning die voor minimaal twee dagen en maximaal drie maanden wordt verleend.

*Dagvergunning:

een standplaatsvergunning die voor één dag of een gedeelte daarvan wordt verleend.

Standplaatslocaties

Onderstaand volgt een overzicht waarin wordt aangegeven welke locaties als standplaatslocaties zijn aangewezen en op welke dagen de standplaatsen kunnen worden ingenomen. Om de aanwezigheid van een te groot aantal standplaatsen in de gemeente te voorkomen, is aan iedere locatie een maximum aantal standplaatsen verbonden.

Plaats

Locatie

Dagen

Max. aantal standplaatsen per plaats per dag

Reuver

Marktplein

Gehele week, behalve vrijdag en zondag

2

Offenbeek

Marktplein

Gehele week, behalve vrijdag en zondag

2

Beesel

Marktplein

Gehele week, behalve vrijdag en zondag

2

Met betrekking tot het innemen van een standplaats gelden de volgende voorwaarden:

  • Aanbieders uit dezelfde branche kunnen niet op dezelfde dag op dezelfde locatie een standplaats in gebruik hebben. Per dag zal er per locatie slechts een standplaatsvergunning worden verleend voor aanbieders uit verschillende branches.

  • Er wordt per locatie per branche maximaal vier dagen per week vergunning voor een vaste standplaats verleend.

  • Per aanbieder wordt er slechts voor maximaal twee dagen per week vergunning voor een vaste standplaats verleend.

  • Als een evenement het noodzakelijk maakt dat voornoemde standplaatslocaties tijdelijk niet bezet kunnen worden, krijgen de betreffende standplaatshouders een andere locatie aangewezen.

Bijzondere (tijdelijke) standplaatsen

Buiten de hiervoor genoemde locaties kunnen er nog een aantal tijdelijke of dagvergunningen worden verleend voor het innemen van bijzondere (tijdelijke) standplaatsen ten bate van:

  • De verkoop van vis tijdens de carnavalsdagen.

  • De verkoop van oliebollen rondom de jaarwisseling (max. 2 maanden).

  • De verkoop van kerstbomen voor de kerstdagen (max. 1 maand).

  • Het verlenen van diensten (bijv. het graveren van auto's) c.q. promotionele activiteiten.

Om de aanwezigheid van een te groot aantal bijzondere (tijdelijke) standplaatsen te voorkomen, is het aantal vergunningen gemaximeerd.

Plaats

Maximaal aantal bijzondere (tijdelijke) standplaatsen per dag

Reuver

2

Offenbeek

2

Beesel

1

Met betrekking tot het innemen van een bijzondere (tijdelijke) standplaats gelden de volgende voorwaarden:

  • De bijzondere (tijdelijke) standplaatsen hoeven niet op een reguliere standplaatslocatie te worden ingenomen. Wel zullen verzoeken voor het innemen van een bijzondere (tijdelijke) standplaats worden getoetst aan het gestelde onder artikel 5.2.3, lid 5 APV.

  • Aanbieders uit dezelfde branche kunnen niet op dezelfde dag binnen dezelfde kern een standplaats in gebruik hebben. Per dag zal er per kern slechts een standplaatsvergunning worden verleend aan aanbieders uit verschillende branches.

  • In een bij de bijzondere (tijdelijke) standplaatsvergunning behorend overzichtskaartje zal worden aangegeven voor welk weggedeelte de betreffende vergunning van toepassing is.

Verenigingen/instellingen

Buiten de hiervoor genoemde maximale aantallen te verlenen bijzondere (tijdelijke) standplaatsvergunningen kunnen aan verenigingen uit de gemeente Beesel en/of instellingen met een sociaal of cultureel doel per vereniging of instelling per kalenderjaar maximaal twee dagvergunningen voor het innemen van een bijzondere standplaats. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • Aan voornoemde verenigingen of instellingen, waarvan de doelstelling is gericht op de inwoners van een bepaalde kern in de gemeente Beesel, wordt slechts vergunning verleend voor het innemen van een standplaats in de betreffende kern.

  • Aan voornoemde verenigingen of instellingen, waarvan de doelstelling is gericht op de inwoners van een bepaalde kern in de gemeente Beesel, wordt geen vergunning verleend voor het innemen van een standplaats waarvoor reeds een reguliere of een bijzondere (tijdelijke) standplaatsvergunning voor de verkoop van deze producten is verleend.

  • Er wordt slechts één dagvergunning voor het innemen van een bijzondere (tijdelijke) standplaats per week per kern verleend aan voornoemde verenigingen en instellingen.

  • De bijzondere (tijdelijke) standplaatsen hoeven niet op een reguliere standplaatslocatie te worden ingenomen.

  • Verzoeken van voornoemde verenigingen of instellingen zullen ook getoetst worden aan het gestelde in artikel 5.2.3, lid 5 APV.

Belangenafweging

Iedere aanvraag om een standplaatsvergunning wordt afzonderlijk beoordeeld. Een vergunning kan slechts worden geweigerd op een van de in artikel 5.2.3, lid 5 APV genoemde gronden. Aan de hand van deze gronden en aan de hand hiervan geformuleerd beleid vindt een afweging plaats.

Voorwaarden

Aan standplaatsvergunningen zullen voorwaarden worden verbonden. Deze voorwaarden staan genoemd in bijlage 1 en worden geacht te behoren bij en deel uit te maken van de onderhavige nota. Al naar gelang de betreffende voorwaarden van toepassing zijn, zullen ze aan de betreffende vergunningen worden verbonden.

Handhaving

Het zonder vergunning van het college innemen van een standplaats of het handelen in strijd met de vergunningvoorschriften kan bestuursrechtelijk (intrekken van de vergunning) en/of strafrechtelijk (boete op grond van de APV) worden gesanctioneerd.

Inwerkingtreding

De onderhavige nota is als beleidsregel voor de beoordeling van aanvragen om standplaatsvergunningen door het college vastgesteld en treedt op 1 januari 2008 in werking.

Ondertekening

Bijlage 1 Voorwaarden

Artikel 1

In deze voorwaarden wordt verstaan onder:

  • a.

    Standplaats: plaats buiten de weekmarkt waar producten in de open lucht vanuit een verkoopwagen of vanuit kramen onder de aandacht van het publiek worden gebracht met het oogmerk deze te verkopen.

  • b.

    Standplaatslocatie: de locaties die in de onderhavige nota zijn aangewezen waar het enkel is toegestaan om producten te verkopen.

  • c.

    Standplaatshouder: eenieder die van het gemeentebestuur een standplaatsvergunning heeft gekregen en waarin toestemming wordt verleend om buiten de weekmarkt een standplaats op een standplaatslocatie in te nemen.

  • d.

    Toezichthoudend ambtenaar: de ambtenaar die door het college is belast met het toezicht op de naleving van hetgeen er in de standplaatsvergunning en in hetgeen er in het onderhavige beleid is bepaald.

  • e.

    Kandidaat standplaatshouder: degene die middels een inschrijving te kennen heeft gegeven een standplaats te willen innemen en aan wie het college nog geen vergunning heeft verleend voor het innemen van een standplaats.

  • f.

    Vaste vergunning: een standplaatsvergunning die op een vast tijdstip (bijvoorbeeld woensdagmiddag) gedurende het hele jaar door wordt verleend.

  • g.

    Tijdelijke vergunning: een standplaatsvergunning die voor minimaaltwee dagen en maximaal drie maanden wordt verleend.

  • h.

    Dagvergunning: een standplaatsvergunning die voor éen dag of een gedeelte daarvan wordt verleend.

Artikel 2

De beleidsregel "Standplaatsenbeleid gemeente Beesel" alsmede artikel 5.2.3 van de Algemeen Plaatselijke Verordening zijn van toepassing op het innemen van standplaatsen in de gemeente Beesel.

Artikel 3

  • 1.

    Aanvragers om een standplaatsvergunning dienen een schriftelijke vergunningaanvraag in te dienen waarin wordt aangegeven:

    • a.

      welke goederen te koop worden aangeboden;

    • b.

      op welke locatie deze goederen te koop dienen te worden aangeboden;

    • c.

      op welk dagdeel deze goederen te koop dienen te worden aangeboden.

  • 2.

    Aanvragers om een standplaatsvergunning dienen bij de vergunningaanvraag aan te tonen dat een eventuele kraam of mobiele verkoopgelegenheid in een goede staat van onderhoud verkeert en een visueel verantwoorde uitstraling heeft, zulks aan te tonen middels foto's en ter beoordeling door het college.

Artikel 4

  • 1.

    Om voor een standplaats in aanmerking te komen en in het belang van de openbare orde en veiligheid te garanderen dat slechts bonafide handelaren een standplaats kunnen innemen en dat de kraam of mobiele verkoopgelegenheid alsmede de te gebruiken apparatuur voldoet aan de veiligheidsvoorschriften, dient een aanvrager aan te tonen dat deze:

    • a.

      handelingsbekwaam is;

    • b.

      voldoet aan de wettelijke verplichtingen op het gebied van de bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie;

    • c.

      van het uitoefenen van handel zijn hoofdberoep heeft gemaakt.

  • 2.

    Het gestelde onder lid 1 van dit artikel kan worden aangetoond middels:

    • -

      een kopie van het legitimatiebewijs en/of

    • -

      een kopie van het inschrijvingsbewijs bij de Kamer van Koophandel en/of

    • -

      een kopie van het inschrijvingsbewijs bij een brancheorganisatie of centraal registratiekantoor en/of

    • -

      een bewijs dat de aanvrager voldoende verzekerd is tegen vorderingen uit schadevergoeding en/of

    • -

      een bewijs dat de te gebruiken apparatuur voldoet aan alle veiligheidseisen.

  • 3.

    Van het gestelde onder lid 1 b en c van dit artikel kan het college in bijzondere gevallen vrijstelling verlenen. Of er sprake is van een bijzonder geval is ter beoordeling aan het college.

Artikel 5

  • 1.

    Het college kan de volgende vergunningen verlenen:

    • a.

      Vaste vergunning: een standplaatsvergunning die op een vast tijdstip (bijvoorbeeld woensdagmiddag) gedurende het hele jaar door wordt verleend.

    • b.

      Tijdelijke vergunning: een standplaatsvergunning die voor minimaaltwee dagen en maximaal drie maanden wordt verleend.

    • c.

      Dagvergunning: een standplaatsvergunning die voor één dag of een gedeelte daarvan wordt verleend.

  • 2.

    Indien een vergunning moet worden geweigerd omdat het maximum te verlenen vergunningen is bereikt, dan kunnen de aanvragers desgewenst op een wachtlijst worden geplaatst.

  • 3.

    Aanvragen om een vaste standplaats worden behandeld op volgorde van ontvangst en zullen worden getoetst aan het onderhavige beleid.

  • 4.

    De houders van een tijdelijke of een dagvergunning komen, nadat de vergunning is verlopen, niet automatisch in aanmerking voor een nieuwe vergunning. Aanvragen om een nieuwe tijdelijke vergunning of dagvergunning worden behandeld op volgorde van ontvangst en zullen worden getoetst aan het onderhavige beleid.

  • 5.

    Aan een vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning wordt verleend.

Artikel 6

  • 1.

    Standplaatsen kunnen alleen per dag of per dagdeel worden ingenomen.

  • 2.

    Als dag wordt aangemerkt de periode van 08.00 tot 21.00 uur en als dagdeel de periodes van 08.00 tot 13.00 uur en 13.00 tot 21.00 uur.

  • 3.

    De standplaatsvergunningen zijn niet geldig op (koop)zondagen en feestdagen zoals nieuwjaarsdag, 1e en 2e paasdag, 1e en 2 pinksterdag en 1e en 2e kerstdag. Gedurende deze dagen mag er geen standplaats worden ingenomen. Voor bijzondere (tijdelijke) standplaatsen kan een uitzondering worden gemaakt, zulks ter beoordeling door het college.

  • 4.

    Van het gestelde onder lid 1, 2 en 3 van dit artikel kan het college in bijzondere gevallen vrijstelling verlenen. Of er sprake is van een bijzonder geval is ter beoordeling aan het college.

Artikel 7

  • 1.

    een standplaats kan niet worden ingenomen voordat er een vergunning is verleend door het college.

  • 2.

    Het is niet toegestaan een andere standplaats in te nemen dan welke door het college in de vergunning is aangegeven.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar kan in bijzondere omstandigheden te zijner beoordeling tijdelijk aan een standplaatshouder een andere standplaats toewijzen dan de standplaats welke vergund is. Hij zal de standplaatshouder hiervan schriftelijk op de hoogte dienen te brengen.

Artikel 8

  • 1.

    De vergunninghouder is verplicht de vergunning te gebruiken. Als de houder van een vaste of een tijdelijke vergunning gedurende drie achtereenvolgende dagen of gedurende zes dagen binnen een tijdvak van twaalf weken zonder een naar het oordeel van het college geldige

  • 2.

    Onder achtereenvolgende dagen, genoemd onder punt 1 van dit artikel, wordt verstaan: de achtereenvolgende dagen dat de vergunning geldig is.

Artikel 9

  • 1.

    Een vergunning voor een standplaats mag ook gebruikt worden door een bij de vergunninghouder in dienst zijnde werknemer. De vergunninghouder of een bij hem in dienst zijnde werknemer mag zich laten bijstaan. De werknemer moet een verklaring kunnen overleggen waaruit een dienstverband blijkt.

  • 2.

    Een ieder die een standplaats heeft ingenomen dient op eerste aanvraag van een daartoe bevoegde ambtenaar aan te kunnen tonen dat hij/zij de vergunninghouder is dan wel een verklaring te kunnen overleggen waaruit een dienstverband met de vergunninghouder blijkt.

Artikel 10

Indien een standplaatshouder gebruik wenst te maken van de gemeentelijke voorzieningen op het gebied van elektriciteit en stroomvoorziening, dient dit in de vergunning vastgelegd te worden. De kosten hiervoor zullen in rekening worden gebracht.

Artikel 11

  • 1.

    Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een standplaatsvergunning zullen, conform het gestelde in de legesverordening, kosten in rekening worden gebracht.

  • 2.

    Voor het in gebruik nemen van gemeentegrond als standplaats zullen kosten in rekening worden gebracht.

  • 3.

    Voor het gebruik van gemeentelijke voorzieningen op het gebied van elektriciteit en stroomvoorziening zullen kosten in rekening worden gebracht.

  • 4.

    De tarieven voor het in gebruik nemen van gemeentegrond als standplaats en voor het gebruik van gemeentelijke voorzieningen op het gebied van elektriciteit en stroomvoorziening worden door het college vastgesteld.

Artikel 12

  • 1.

    Het is een standplaatshouder niet toegestaan artikelen ter verkoop aan te bieden, te verkopen, bij de standplaats in voorraad te houden of uit te stallen, die niet genoemd zijn in de standplaatsvergunning.

  • 2.

    Het college houdt zich het recht voor, indien het belang van de openbare orde of de volksgezondheid dit noodzakelijk maakt, de verkoop van de in de vergunning genoemde producten gedurende een bepaalde termijn te verbieden. Een degelijke inbreuk op de vergunning moet schriftelijk (behoudens zeer spoedeisende omstandigheden) aan de betrokken vergunninghouder worden meegedeeld.

Artikel 13

Een standplaatshouder mag maximaal een uur voor het tijdstip welk is genoemd in de verleende vergunning, goederen of waren op of nabij de standplaats aanvoeren.

Artikel 14

Rij- en voertuigen waarmee goederen of waren bij de standplaats worden of zijn aangevoerd, mogen niet, behoudens uitdrukkelijke toestemming van het college, bij de standplaats worden gestald.

Artikel 15

  • 1.

    De standplaatshouder dient er voor te zorgen dat de door hem ingenomen standplaats steeds een goed verzorgd aanzien biedt, zulks ter beoordeling aan het college.

  • 2.

    Tijdens de periode dat een standplaats wordt ingenomen door een standplaatshouder, dienen afval en verpakkingsmaterialen, afkomstig van de standplaatshouder, door hem/haar zelf te worden ingezameld.

  • 3.

    Een standplaatshouder dient er zorg voor te dragen dat het straatwerk, de klinkerverharding of de ondergrond van een standplaats niet worden vervuild.

  • 4.

    Bij het verlaten van de standplaats door een standplaatshouder, dient deze en de onmiddellijke omgeving hiervan schoon te worden opgeleverd c.q. achtergelaten. Al het afval dat verband houdt met de verkoop van producten vanaf de standplaats dient door de standplaatshouder te worden meegenomen.

  • 5.

    Indien het straatwerk, de klinkerverharding of de ondergrond van een standplaats niet schoon is achtergelaten c.q. opgeleverd, dan zal het vervuilde straatwerk, de klinkerverharding of de ondergrond op kosten van de standplaatshouder worden schoongemaakt of, indien noodzakelijk, worden vervangen.

Artikel 16

Een standhouder die op de standplaats geringe eet- en drinkwaren voor consumptie gereed maakt, dient aan de voorzijde van de standplaats een tweetal korven of bakken van voldoende grootte te plaatsen, dit om afval dat verband houdt met de consumptie van vanaf de standplaats verkochte eet- en drinkwaren te verzamelen.

Artikel 17

De standplaatshouder die zijn werkzaamheden uitoefent vanuit een marktkraam of een mobiele verkoopgelegenheid dient gedurende de tijd dat goederen of waren ter verkoop worden aangeboden, op een duidelijk zichtbare plaats aan zijn marktkraam of mobiele verkoopgelegenheid een bord te bevestigen waarop duidelijk leesbaar zijn of haar voorletters en zijn of haar naam zijn vermeld.

Artikel 18

De standplaatshouder die eet- en drinkwaren verkoopt, is gehouden aan de eisen zoals deze in de Warenwet en bijbehorende regelgeving zijn opgenomen.

Artikel 19

Alle geschillen die naar aanleiding van het toewijzen van een standplaats mochten ontstaan, van welke aard en omvang ook, daaronder mede begrepen die welke slechts door één der partijen als zodanig worden beschouwd, zullen worden voorgelegd aan de daartoe bevoegde rechter tenzij partijen terzake van die geschillen arbitrage overeenkomen.