Beleidsregels leerlingenvervoer 2022

Geldend van 01-05-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer 2022
  • 1.

  • Burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht,

    overwegende dat het ter uitvoering van de bepalingen van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer 2022 wenselijk is beleidsregels vast te stellen;

    gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

    gelet op de artikelen 4 van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs;

    en gelet op het gestelde in Verordening bekostiging leerlingenvervoer 2022;

    besluiten:

    vast te stellen de volgende “Beleidsregels leerlingenvervoer 2022”.

    Artikel 1. Structurele beperking en tijdelijke beperking

    In de definitiebepalingen wordt een leerling met een beperking gedefinieerd als: een leerling met een beperking: een leerling als bedoeld in dit artikel, die door een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken.

    Onder een structurele beperking wordt een beperking verstaan die blijvend of langdurig is. Denk hierbij aan een chronische ziekte.

    Leerlingen met tijdelijke beperkingen die korter duren dan drie maanden komen niet in aanmerking voor leerlingenvervoer. Het college kan wel leerlingenvervoer bekostigen voor leerlingen met een tijdelijke beperking die langer duurt dan 3 maanden. Leerlingen die beperkingen ervaren die langer dan drie maanden duren kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor leerlingenvervoer.

    Voorbeelden zijn een leerling die een zware operatie moet ondergaan of bijvoorbeeld een meervoudige ledematenbreuk heeft opgelopen, met als gevolg dat hij of zij een groot gedeelte van het schooljaar afhankelijk is van rolstoel en/of krukken vanwege herstel of revalidatie. In dat geval kan voor een leerling die een beperking ervaart die langer duurt dan drie maanden een beschikking af worden gegeven voor de duur van het herstel en/of de revalidatie. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

    1. De verwachte periode van de langdurige tijdelijke beperking dient aangetoond te worden door middel van schriftelijke verklaringen van bijvoorbeeld medische specialisten of een behandelend arts. Het college behoudt zich te allen tijde het recht voor het advies van andere deskundigen bij de beoordeling te betrekken;

    2. Vervoer wordt niet toegekend voor een volledig schooljaar, maar voor een beperkte periode afhankelijk van de aard en de ernst van de beperking;

    3. Het vervoer vindt plaats in aansluiting op de reguliere begin- of eindtijd van de school volgens de schoolgids. Indien er in geval van opbouw in aantal lesuren geen aansluiting kan zijn bij de reguliere vervoersmomenten, is het benodigde vervoer op de afwijkende tijden de verantwoording van de ouders/verzorgers;

    4. Als de leerling weer zelf met het openbaar vervoer of de fiets kan, heeft de leerling geen recht meer op leerlingenvervoer. De ouders/verzorgers moeten van een dergelijke wijziging in omstandigheden het college onmiddellijk op de hoogte stellen. Het college trekt het besluit tot bekostiging dan in op grond van artikel 7, vierde lid, onder a, van de Verordening.

    5. Het bepaalde in de artikelen 6 tot en met 15 van Verordening en artikel 1 en 3 van de beleidsregels blijft onverminderd van toepassing.

    Artikel 2. Vervoer naar een opvangadres voor en na schooltijd, anders dan de woning

    Leerlingenvervoer is in beginsel alleen bedoeld voor vervoer naar en van school vanuit de woning. Op grond van artikel 6, zevende lid, van de verordening kan het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) besluiten het vervoer van en naar een opvangadres na of voor schooltijd, anders dan de woning te bekostigen. Onder een opvangadres valt in ieder geval niet: een adres voor een vorm van therapie, dagbehandeling of een sportvoorziening. Er valt in ieder geval wel onder: geregistreerde buitenschoolse opvang, geregistreerde gastouderopvang, opa en/of oma of andere familie, buren. Het college beslist op een aanvraag in het individuele geval of vervoer naar het opvangadres is toegestaan. De basis voor toekenning van een vervoersvoorziening blijft de woning. De vervoerder wordt gevraagd de rit van de taxi(bus) zodanig in te delen dat de medepassagiers zo min mogelijk last hebben van de eventueel extra te rijden kilometers.

    Vervoer van en/of naar een opvangadres voor of na schooltijd is mogelijk als in ieder geval voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

    1. De leerling maakt al gebruik van aangepast vervoer;

    2. Het opvangadres ligt binnen de eigen woonplaats en wijkt maximaal twee kilometer af van de reguliere route;

    3. Er is één extra adres naast het woonadres toegestaan.

    4. Er moet sprake zijn van een vast patroon, dat wil zeggen een vooraf bepaald schema van ophalen/afzetten op het tweede adres op vaste dagen per week;

    5. Een volwassene dient ter plekke aanwezig te zijn om de leerling op te vangen. De chauffeur moet de leerling aan de volwassene kunnen overdragen bij de taxi(bus). Het college draagt geen verantwoordelijkheid vanaf het moment dat de leerling de taxi(bus) heeft verlaten;

    6. Vervoer vanaf het opvangadres naar het woonadres en vice versa behoort in geen enkel geval tot de mogelijkheden.

    7. Het bepaalde in de artikelen 6 tot en met 15 van de Verordening blijft onverminderd van toepassing.

    Artikel 3. Onaanvaardbaar wangedrag

    Het college kan een toekenningsbesluit, op grond van artikel 7, vierde lid, d en e, van de verordening herzien, opschorten of intrekken indien er sprake is van onaanvaardbaar wangedrag door de leerling gedurende het verblijf in het aangepast vervoer of het vervoeren van de leerling leidt tot een onveilige situatie in het aangepast vervoer.

    Het gaat om meldingen van ouders/verzorgers/leerlingen over medeleerlingen die zich niet behoorlijk gedragen, maar ook om meldingen van de vervoerder over leerlingen. Hoofdregel is dat de ouders/verzorgers van de leerling te allen tijde verantwoordelijk zijn voor het gedrag van de leerling.

    Voorbeelden van onaanvaardbaar wangedrag of het creëren van een onveilige situatie zijn, in ieder geval het niet naleven van de busregels (uitgereikt bij de beschikking) en daarnaast, niet uitputtend:

    Onbehoorlijke gedragingen van de leerling in de richting van medeleerlingen en de chauffeur, zoals uitschelden, pestgedrag en bedreigend gedrag;

    De chauffeur belemmeren in de veilige uitoefening van zijn taak;

    Ongewenste fysieke contacten tussen leerling en medeleerling en tussen de leerling en de chauffeur, zoals duwen, slaan, enzovoort;

    Het meenemen en gebruiken van voorwerpen die niet gebruikelijk zijn voor een naar schoolgaande minderjarige leerling;

    Vernieling van het vervoersmiddel of de eigendommen van een medeleerling;

    Het gebruik van alcohol of drugs gedurende het vervoer.

    Naast toepassing van het incidentenprotocol van de vervoerder geldt onderstaand protocol bij constatering van dergelijk gedrag:

    Fase 1

    De ouders/verzorgers/leerlingen en de chauffeur melden wangedrag bij de vervoerder;

    En/of de chauffeur meldt het wangedrag bij de werkgever;

    De vervoerder past het incidentenprotocol van de vervoerder toe, meldt het bij de gemeente en lost indien mogelijk het probleem op;

    Lukt dit niet, dan meldt de vervoerder dit bij de gemeente;

    De medewerker leerlingenvervoer van de gemeente onderzoekt de melding en gaat in overleg met de vervoerder en de ouders/verzorgers van de leerling en/of school;

    Er wordt gezocht naar een oplossing zoals bijvoorbeeld een andere plaats in de bus of de ouders/verzorgers verplichten te zorgen voor een meerijdende begeleider.

    Fase 2

    Bij een volgende of voortdurende melding volgt wederom een onderzoek als bedoeld onder 5.

    Bij een terechte melding volgt een schriftelijke waarschuwing en mogelijk het verplicht stellen van een meerijdende begeleider als bedoeld onder 6 van fase 1;

    Als na de waarschuwing geen (gedrags-)verbetering plaatsvindt volgt opschorting van het besluit voor een periode van één volle schoolweek. De leerling mag in die week geen gebruik maken van het leerlingenvervoer. De Leerplichtwet blijft onverkort van kracht. Ouders/verzorgers dienen zelf voor het vervoer van hun kind zorg te dragen. De kosten die hieraan verbonden zijn, zijn voor de ouders/verzorgers;

    Bij een volgende of voortdurende melding kan het college het besluit tot bekostiging van het vervoer intrekken, waardoor de leerling volledig wordt uitgesloten van het vervoer voor een nader te bepalen periode.

    Fase 3

    Wanneer er sprake is van buitensporig wangedrag waarbij anderen direct in gevaar worden gebracht of anderen buitensporig respectloos worden behandeld, kan het college zonder het doorlopen van bovengenoemd protocol en zonder schriftelijke waarschuwing het besluit tot bekostiging onmiddellijk opschorten voor een periode van één volle schoolweek. Het bepaalde onder 8 van fase 2, is onverkort van toepassing. Gedurende deze periode wordt het incident geëvalueerd met de betrokken partijen. Gelet op de aard en ernst van het incident en de mogelijkheden op verbetering van het gedrag neemt het college een besluit over het verplicht stellen van een meerijdende begeleider, het opschorten van de beschikking, dan wel het intrekken van de beschikking.

    Artikel 4. Vervoer buiten reguliere schooltijden (artikel 13)

    • 1.

      De schooltijden, zoals opgenomen in de schoolgids van de school, zijn leidend voor het vervoer van school en naar huis. Bij afwijkende schooltijden vanwege bijvoorbeeld een examen, een proefwerkweek, uitval van lesuren, schoolreisje of ziekte kan geen aanspraak gemaakt worden op het leerlingenvervoer;

    • 2.

      Ouders/verzorgers zijn verantwoordelijk voor het vervoer van hun kind van en naar school buiten de reguliere schooltijden en ontvangen daar geen vergoeding voor.

    Artikel 5. Vervoer van en naar regulier voortgezet onderwijs (vo)

    Leerlingen van regulier voortgezet onderwijs volgen lessen volgens een lesrooster met verschillende begin- en eindtijden. Dit lesrooster is vastgesteld voor een bepaalde periode. Leerlingen van regulier voortgezet onderwijs, die recht hebben op aangepast leerlingenvervoer, worden gecombineerd vervoerd met leerlingen van scholen met een vaste begin- en eindtijd die vastgelegd zijn in de schoolgids. Deze vaste begin- en eindtijden zijn bepalend voor de begin- en eindtijd van de route. Wanneer de leerling van vo later begint dan de begintijd van de route, wordt de leerling geacht met de reguliere route mee te reizen en op school te wachten. Ditzelfde geldt als de leerling ’s middags eerder uit is dan de reguliere route. Dan dient de leerling op de reguliere route te wachten. De wachttijd hiervoor bedraagt maximaal twee lesuren. Er wordt voortdurend naar gestreefd om de routes van diverse scholen optimaal te combineren om de wachttijd zo veel mogelijk te beperken.

    Voor vervoer buiten reguliere schooltijden, zie artikel 5.

    Artikel 6. Vervoer naar stageadres

    Is de stage een onderdeel van het onderwijsprogramma, zoals opgenomen in de schoolgids of het stagecontract, dan bestaat in beginsel op grond van artikel 15 van de verordening aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres. Dit is alleen het geval als al recht bestaat op leerlingenvervoer.

    1. Ook voor het stagevervoer geldt het afstandscriterium van 6 kilometer conform de systematiek van artikel 1 en 9 van de Verordening.

    2. De school en/of de leerling/ouders/verzorgers wordt geacht een stageadres te zoeken dat inpasbaar is op de route van de woning van de leerling naar school;

    3. Indien het beoogde stageadres niet inpasbaar is op de route van woning naar de school dan zal worden bekeken of het stageadres in een andere route binnen het aangepast vervoer inpasbaar is;

    4. Indien er sprake is van leerlingenvervoer in de vorm van aangepast vervoer, mogen de andere leerlingen uit de route waarmee de leerling wordt vervoerd, geen nadelige gevolgen ondervinden van het stagevervoer. Derhalve zal de leerling ’s morgens als laatste worden afgezet op het stageadres aansluitend aan de reguliere schoolroute en ’s middags als eerste worden opgehaald op het stageadres voorafgaand aan de reguliere schoolroute;

    5. Het komt voor dat stagevervoer op andere tijden aangevraagd wordt dan de reguliere schooltijden. Het is aan de school en/of de leerling/ouders/verzorgers om er voor te zorgen dat de stagetijden worden aangepast. Vervoer wordt alleen toegekend op tijden die niet aansluiten bij de schooltijden wanneer er geen mogelijkheid is de stage gedurende de schooltijden uit te voeren. De school en/of de leerling/ouders/verzorgers moeten beschrijven welke acties ondernomen zijn om de stage op een andere wijze vorm te geven en waarom dit niet lukt. Er wordt maximaal 1 extra rit ingezet per stagedag. Dit betekent dat of de begintijd of de eindtijd van de stage moet aansluiten bij de reguliere route;

    6. Bij stagevervoer dat niet aansluit bij de reguliere schooltijden, als bedoeld in lid 5, gaat het college in overleg met de leerling/ouders/verzorgers over de rol van de ouders/verzorgers bij het vervoer In het geval de ouders/verzorgers geheel of deels het vervoer kunnen verzorgen, kan het college besluiten dit vervoer te bekostigen via een km-vergoeding zoals opgenomen in artikel 20 van de Verordening. Hier wordt maximaal 1 x vervoer per dag vergoed;

    7. Stagevervoer vanaf 17.00 uur, tijdens weekenden of in de schoolvakanties wordt niet bekostigd;

    Artikel 7. Inwerkingtreding

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 mei 2022.

    Artikel 8. Citeertitel

    Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels leerlingenvervoer 2022”.

    Ondertekening

    Aldus vastgesteld in de vergadering van 26 april 2022,

    burgemeester en wethouders van Woensdrecht,

    De secretaris, de burgemeester,