Regeling vervallen per 03-01-2024

Regeling aanduidingen Overijssel 2022

Geldend van 29-04-2022 t/m 02-01-2024

Intitulé

Regeling aanduidingen Overijssel 2022

Gedeputeerde Staten van Overijssel,

Overwegende dat titel 5.1 van de Omgevingsverordening Overijssel 2017 van toepassing is op aanduidingen langs en boven wegen in beheer bij de provincie Overijssel;

Overwegende dat de verkeersdoorstroming en de verkeersveiligheid gebaat zijn bij

aanduidingen langs en boven provinciale wegen, als daarmee zoekend verkeer wordt voorkomen;

Overwegende dat aanduidingen weggebruikers kunnen afleiden en dat het aantal aanduidingen dus tot een minimum beperkt dient te blijven;

Overwegende dat deze regeling bijdraagt aan het garanderen van de veiligheid en de doorstroming op de provinciale wegen, waarvoor de provincie als wegbeheerder verantwoordelijk is;

Gelet op artikel 5.1.3, derde en zesde lid, van de Omgevingsverordening Overijssel 2017;

Besluiten vast te stellen de navolgende:

Regeling aanduidingen Overijssel 2022

Afdeling I Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanduidingen:

    • 1°.

      verwijzingen naar een toeristisch object,

    • 2°.

      verwijzingen naar een verzorgingsplaats,

    • 3°.

      informatiepanelen,

    • 4°.

      activiteitenborden,

    • 5°.

      speciale aanduidingen,

    • 6°.

      gedenktekens,

    • 7°.

      tijdelijke bewegwijzering,

    • 8°.

      verwijzingen naar een toeristisch overstappunt;

  • b.

    Activiteitenbord: een bord van een gemeente met informatie over actuele activiteiten binnen die gemeente;

  • c.

    Besliswijzer: een wegwijzer op of nabij het punt waar de weggebruiker op de verkregen informatie van de bewegwijzering zal reageren door al dan niet van richting te veranderen;

  • d.

    Bevestiging: een bevestiging van een melding door Gedeputeerde Staten dat de melding aan de eisen van deze regeling voldoet.

  • e.

    CROW: het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte;

  • f.

    Erftoegangsweg: een lokale weg met een verblijfsfunctie, die primair bedoeld is voor bestemmingsverkeer;

  • g.

    Gebiedsontsluitingsweg: een weg die de verbindingsschakel vormt tussen stroomwegen en erftoegangswegen;

  • h.

    Gedenkteken: een niet aard- en nagelvast voorwerp zonder verkeersfunctie ter nagedachtenis aan een menselijk verkeersslachtoffer;

  • i.

    Informatiepaneel: een paneel bestaande uit een kaart van het gebied en een bijbehorend register van object- en straatnamen om de weggebruiker duidelijk te maken waar een object ligt en langs welke route dit kan worden bereikt.

  • j.

    Melding: een handeling waarmee het bevoegd gezag op de hoogte wordt gebracht van de te verrichten activiteit zonder dat voor de activiteit een ontheffing hoeft te worden aangevraagd;

  • k.

    Ontheffing: een ontheffing van het verbod als bedoeld in artikel 5.1.2. van de Omgevingsverordening Overijssel 2017;

  • l.

    Rechthebbende: de houder van een ontheffing, de indiener van een melding dan wel degene wiens belang door de aanduiding wordt gediend;

  • m.

    Speciale aanduidingen:

    • 1°.

      buurtschapsborden;

    • 2°.

      gemeentegrensborden;

    • 3°.

      borden ter benaming van rivieren, kanalen, bruggen en viaducten;

    • 4°.

      gebiedsaanduidingsborden: borden voor de aanduiding van regio’s, nationale landschappen, nationale parken, ecologische hoofdstructuurgebieden en Unescogebieden- en objecten;

    • 5°.

      borden bebouwde kom (H1 of H2);

    • 6°.

      straatnaamborden;

    • 7°.

      huisnummering;

    • 8°.

      borden route gevaarlijke stoffen (K14);

    • 9°.

      aanduidingen van fiets-, wandel- en ruiterroutes;

    • 10°.

      mottoborden die gericht zijn op de beïnvloeding van het gedrag van weggebruikers ter uitvoering van overheidsbeleid op het gebied van verkeersveiligheid en mobiliteit.

  • n.

    Stroomweg: een autoweg met een maximale snelheid van 100 km/u die aangeduid is met een RVV bord G03/G04.

  • o.

    Toeristisch object: een object dat door aard, omvang en wijze van exploitatie is ingesteld op bezoek van recreanten en toeristen of dat een vergelijkbare publieksfunctie heeft. Een toeristisch object kan bestaan uit een of meerdere gebouwen of een terrein met een recreatieve functie.

  • p.

    Toeristisch overstappunt: een landelijk geregistreerd knooppunt waar diverse fiets-, wandel- en eventueel vaarroutes samenkomen dat voorzien is van parkeergelegenheid.

  • q.

    Verzorgingsplaats: een buiten de rijbaan gelegen parkeervoorziening voor de weggebruiker, al dan niet gecombineerd met voorzieningen zoals een brandstofverkooppunt of een restaurant.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Deze regeling is van toepassing op alle wegen in beheer bij de provincie Overijssel.

Afdeling II Gevallen waarin met een melding kan worden volstaan

Artikel 3. Meldingen

Voor speciale aanduidingen en gedenktekens kan worden volstaan met een melding, als aan de in deze regeling vastgelegde voorschriften is voldaan.

Artikel 4. Speciale aanduidingen

  • 1. Voor speciale aanduidingen gelden de volgende voorschriften:

    • a.

      de aanduiding wordt niet bevestigd aan beplanting of een verkeersvoorziening;

    • b.

      op of naast de aanduiding wordt geen verlichting geplaatst;

    • c.

      de aanwezigheid van de aanduiding mag de veiligheid en doorstroming van het verkeer of het beheer en onderhoud van de weg niet belemmeren;

    • d.

      speciale aanduidingen voldoen wat betreft maatvoering, uitvoering, plaatsing en afstanden aan de Richtlijn bewegwijzering van de CROW, publicatie 322, voor de betreffende bordtypen.

  • 2. Een speciale aanduiding wordt geplaatst voor onbepaalde tijd.

Artikel 5. Gedenktekens

Voor gedenktekens gelden de volgende voorschriften:

  • a.

    het gedenkteken dient ter nagedachtenis aan een menselijk slachtoffer van een verkeersongeluk op de weg;

  • b.

    het gedenkteken is maximaal 0,60 meter hoog en 0,40 meter breed, wordt geplaatst in de berm minimaal 2,5 meter van de hoofdrijbaan en minimaal 0,5 meter van de buitenkant van de verhardingen, doch niet in de tussenberm;

  • c.

    het gedenkteken wordt niet bevestigd aan een tot de weg behorende verkeersvoorziening of beplanting;

  • d.

    op of naast het gedenkteken wordt geen verlichting geplaatst;

  • e.

    de aanwezigheid van het gedenkteken mag de veiligheid en doorstroming van het verkeer of het beheer en onderhoud van de weg niet belemmeren;

  • f.

    de toegestane plaatsingsduur van een gedenkteken is maximaal vijf jaar.

Artikel 6. Indienen van een melding

  • 1. De melding van een speciale aanduiding wordt ingediend door of namens de eigenaar van de beoogde aanduiding of de rechthebbende.

  • 2. De melding van een gedenkteken wordt ingediend door of namens de naaste familie van het verkeersslachtoffer.

  • 3. Een melding wordt ten minste vier weken vóór de plaatsing van de aanduiding ingediend bij Gedeputeerde Staten met gebruikmaking van een door Gedeputeerde Staten voorgeschreven meldingsformulier.

Artikel 7. Start van de werkzaamheden

De gemelde aanduidingen mogen niet eerder worden geplaatst dan nadat Gedeputeerde Staten schriftelijk hebben bevestigd dat de melding aan de eisen van deze regeling voldoet.

Afdeling III Gevallen waarin een ontheffing is vereist

Artikel 8. Aanvragen

  • 1. De aanvraag van een ontheffing voor een aanduiding wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten met gebruikmaking van een door Gedeputeerde Staten voorgeschreven aanvraagformulier.

  • 2. Gedeputeerde Staten beslissen op de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van het aanvraagformulier.

Artikel 9. Ontheffing voor informatiepanelen van gemeenten

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen aan gemeenten voor het plaatsen van informatiepanelen nabij de bebouwde kom.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend door de gemeente.

  • 3. De informatiepanelen voldoen ten minste aan de volgende eisen:

    • a.

      panelen worden geplaatst volgens de afstanden zoals opgenomen in tabel 8.1 van de Richtlijn bewegwijzering van de CROW, publicatie 322, voor de bordtypen toeristische aanduidingen, en evenwijdig aan de weg dan wel onder een hoek van maximaal 15 graden;

    • b.

      bij panelen die worden geplaatst op wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of meer, wordt een besliswijzer geplaatst. De besliswijzer wordt voorafgegaan door een aankondigende wegwijzer op circa driehonderd meter;

    • c.

      reclame is op maximaal 40% van de oppervlakte van de voorzijde toegestaan;

    • d.

      panelen mogen zijn voorzien van verlichting, mits deze voor de weggebruiker niet afleidend is;

    • e.

      bij panelen is voorzien in parkeerruimte voor minimaal één personenauto.

Artikel 10. Ontheffing voor activiteitenborden van gemeenten

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen voor het door gemeenten plaatsen van activiteitenborden nabij de bebouwde kom.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend door de gemeente.

  • 3. De activiteitenborden voldoen ten minste aan de volgende eisen:

    • a.

      de activiteiten worden aangeduid op stroken die afzonderlijk boven elkaar zijn geplaatst;

    • b.

      er worden alleen activiteiten vermeld die binnen een periode van vier weken plaatsvinden.

Artikel 11. Ontheffing voor aanduidingen van toeristische overstappunten

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen voor een aanduiding van een toeristisch overstappunt dat op een rijafstand van maximaal vijf kilometer van de provinciale weg is gelegen.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend door of namens de eigenaar of exploitant van het toeristische overstappunt.

  • 3. De aanduidingen waarvoor ontheffing wordt verleend, voldoen aan de normen van de Richtlijn bewegwijzering van de CROW, publicatie 322.

Artikel 12. Ontheffing voor aanduidingen van toeristische objecten

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen voor aanduidingen van toeristische objecten die zijn gelegen buiten de bebouwde kom, geopend zijn voor een aaneengesloten periode van minimaal zes maanden en voornamelijk gericht zijn op bezoekers van buiten de gemeente waarin het object is gelegen.

  • 2. Een aanduiding van een toeristisch object wordt niet toegestaan zolang op basis van de algemene geografische bewegwijzering gereden kan worden naar een geografische bestemming waar het object is gelegen of waarmee het object geassocieerd kan worden.

  • 3. Voor aanduidingen die geplaatst worden langs een stroomweg gelden de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      Het object is gelegen op een rijafstand van maximaal 15 kilometer van de provinciale weg;

    • b.

      Het object wordt door minimaal 250.000 bezoekers per jaar bezocht of heeft meer dan 400 parkeerplaatsen ter beschikking.

  • 4. Voor aanduidingen die geplaatst worden langs een gebiedsontsluitingsweg gelden de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      Het object is gelegen op een rijafstand van maximaal 5 kilometer van de provinciale weg;

    • b.

      Het object wordt door minimaal 50.000 bezoekers per jaar bezocht of heeft meer dan 100 parkeerplaatsen ter beschikking.

  • 5. In afwijking van de voorgaande leden kunnen Gedeputeerde Staten ontheffing verlenen wanneer een aanduiding noodzakelijk is in verband met de verkeersveiligheid, als het verkeer bewust volgens een bepaalde route geleid moet worden of ter voortzetting van aanduidingen die geplaatst zijn op wegen van hogere orde.

  • 6. Langs erftoegangswegen worden geen aanduidingen van toeristische voorzieningen toegestaan, behoudens ter voortzetting van bewegwijzering die op een stroomweg of gebiedsontsluitingsweg is ingezet.

  • 7. De aanvraag wordt ingediend door of namens de eigenaar of exploitant van het toeristische object.

  • 8. De aanduiding voldoet aan de normen van de Richtlijn bewegwijzering van de CROW, publicatie 322.

Artikel 13. Beperking van het aantal aanduidingen naar toeristische objecten

  • 1. Op gebiedsontsluitingswegen wordt per punt naar maximaal 8 en per richting naar maximaal 6 toeristische objecten verwezen.

  • 2. Op stroomwegen wordt per punt naar maximaal 4 toeristische objecten verwezen.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van de voorgaande leden indien:

    • a.

      de plaatselijke omstandigheden daartoe aanleiding geven, of

    • b.

      de beperking naar het oordeel van Gedeputeerde Staten tot onevenredige gevolgen zou leiden, en

    • c.

      de veiligheid en doorstroming van het verkeer op de weg niet in gevaar wordt gebracht en het beheer en onderhoud van de weg niet wordt belemmerd.

Artikel 14. Ontheffing voor aanduidingen van verzorgingsplaatsen

  • 1. Gedeputeerde Staten verlenen uitsluitend ontheffing voor aanduidingen van verzorgingsplaatsen langs stroomwegen voor zover de verzorgingsplaats direct aan de provinciale weg is gelegen.

  • 2. Aanduidingen van verzorgingsplaatsen die langs gebiedsontsluitingswegen buiten de bebouwde kom zijn gelegen, kunnen in de volgende gevallen worden toegestaan:

    • a.

      de verzorgingsplaats ligt aan de doorgaande weg, of

    • b.

      de verzorgingsplaats ligt aan een zijweg van de doorgaande weg waarbij de rijafstand van de voorziening tot de doorgaande weg niet meer dan 500 meter bedraagt en de verwijzing langs de zijweg gecontinueerd wordt, en

    • c.

      de verzorgingsplaats is veilig bereikbaar.

  • 3. Verzorgingsplaatsen die zijn gelegen langs erftoegangswegen worden niet aangeduid.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen voor aanduidingen van verzorgingsplaatsen wanneer een aanduiding noodzakelijk is in verband met de verkeersveiligheid.

  • 5. De aanvraag wordt ingediend door of namens de eigenaar of exploitant van de verzorgingsplaats.

  • 6. De aanduidingen waarvoor ontheffing wordt verleend voldoen aan de Richtlijn bewegwijzering van de CROW, publicatie 322, voor de bordtypen verzorgingsplaatsen.

Artikel 15. Tijdelijke bewegwijzering

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen voor het plaatsen van tijdelijke bewegwijzering ter begeleiding van het verkeer.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend door of namens de rechthebbende.

  • 3. De ontheffing wordt voor maximaal twee jaar verleend.

Artikel 16. Weigeringsgronden

Een ontheffing voor het plaatsen van een aanduiding wordt geweigerd als hierdoor de veiligheid en de doorstroming van het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht of het beheer en onderhoud van de weg wordt belemmerd.

Afdeling IV Algemene regels meldingen en ontheffingen aanduidingen

Artikel 17. Voorschriften

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen in een bevestiging van de melding maatwerkvoorschriften opleggen of in een ontheffing voorschriften opnemen met betrekking tot de maatvoering, vormgeving, plaatsing, bevestiging, locatie en de maximale plaatsingsduur van de aanduiding, indien dit naar het oordeel van Gedeputeerde Staten nodig is voor de veiligheid en doorstroming van het verkeer of het beheer en onderhoud van de weg.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen de in lid 1 bedoelde voorschriften wijzigen of aanvullen:

    • a.

      indien een verandering van inzichten of omstandigheden dit noodzakelijk maakt, of

    • b.

      op verzoek van de rechthebbende.

Artikel 18. Geldigheidstermijn

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 5, eerste lid, sub f en artikel 15, derde lid, wordt de ontheffing of de bevestiging van de melding verleend voor een periode van maximaal tien jaar en wordt steeds voor de periode van één jaar stilzwijgend verlengd.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen de ontheffing of bevestiging intrekken wanneer de geldigheidstermijn van een ontheffing of een bevestiging niet meer stilzwijgend wordt verlengd.

Artikel 19. Verval van rechtswege

Een ontheffing of een bevestiging van een melding vervalt van rechtswege indien:

  • a.

    de aanduiding niet is geplaatst binnen een jaar na de verzenddatum van de ontheffing of de bevestiging van de melding;

  • b.

    de noodzaak voor de aanduiding ophoudt te bestaan;

  • c.

    de plaatsingstermijn van de aanduiding zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, sub f en artikel 15, derde lid, is verstreken.

Artikel 20. Intrekking en wijziging besluit

Gedeputeerde Staten kunnen de ontheffing of de bevestiging van een melding te allen tijde wijzigen of intrekken indien:

  • a.

    de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat de ontheffing of bevestiging niet meer op dezelfde wijze zou worden verleend;

  • b.

    niet wordt voldaan aan de in deze regeling, in de ontheffing of in de bevestiging opgenomen voorwaarden;

  • c.

    het waarborgen van de veiligheid en doorstroming van het verkeer of het beheer en onderhoud van de weg daartoe aanleiding geeft;

  • d.

    de ontheffing is verleend of de bevestiging is gegeven ten gevolge van het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens;

  • e.

    het in artikel 13 bepaalde maximaal aantal aanduidingen is bereikt.

Artikel 21. Zaaksgebonden karakter

Ontheffingen en bevestigingen van meldingen hebben een zaaksgebonden karakter en gelden voor zowel de ontheffinghouder, respectievelijk de melder als voor diens rechtsopvolgers of rechthebbenden.

Afdeling V Uitvoeringsregels

Artikel 22. Te treffen verkeersmaatregelen

  • 1. Plaatsing, onderhoud en verwijdering van aanduidingen vindt alleen plaats na overleg met een rayoninspecteur van de provincie en volgens de door rayoninspecteur te geven aanwijzingen voor de veiligheid bij werkzaamheden langs de weg en voorwaarden voor graafwerkzaamheden.

  • 2. De gebruiker zorgt ervoor dat voor aanvang van de werkzaamheden tijdelijke verkeersmaatregelen worden geplaatst overeenkomstig de CROW-publicatie 96b ‘maatregelen op niet-autosnelwegen – werk in uitvoering’.

  • 3. De tijdelijke verkeerstekens worden overeenkomstig de Uitvoeringsvoorschriften Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer voor verkeerstekens geplaatst.

  • 4. De tijdelijke verkeersmaatregelen worden maximaal drie dagen voor de start van de werkzaamheden geplaatst en worden binnen twee dagen na afloop van de werkzaamheden verwijderd.

  • 5. Degene(n) die de werkzaamheden op de openbare weg uitvoert, draagt veiligheidskleding welke goed waarneembaar is. Deze waarschuwingskleding met hoge zichtbaarheid voldoet aan de Europese norm voor signaalkleding, de EN ISO 20471.

Artikel 23. Aanvullende regels voor het plaatsen van aanduidingen

  • 1. Aanduidingen worden geplaatst conform afstanden zoals vermeld in de CROW Richtlijn bewegwijzering 2014.

  • 2. Werkzaamheden langs of boven de weg ten behoeve van het plaatsen, onderhouden of verwijderen van aanduidingen moeten worden uitgevoerd in de werkbare uren zoals vastgelegd in de meest recente WBU-tabel van de provincie Overijssel.

  • 3. Voor graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter wordt ten minste drie werkdagen voor de start van de werkzaamheden een KLIC-melding gedaan bij het Kadaster.

Artikel 24. Onderhoudsplicht, kosten en aansprakelijkheid

  • 1. De ontheffinghouder, melder of rechthebbende draagt zorg voor het onderhoud van de aanduiding.

  • 2. De kosten van aanschaf, plaatsing, beheer, onderhoud en verwijdering van de aanduidingen zijn voor rekening van de aanvrager, melder of rechthebbende.

  • 3. De provincie is tegenover de aanvrager, melder of rechthebbende niet aansprakelijk voor eventuele beschadiging, vernieling of diefstal van aanduidingen door derden.

Artikel 25. Verplaatsing en tijdelijke verwijdering van aanduidingen

  • 1. De provincie kan een aanduiding verplaatsen of tijdelijk verwijderen indien dit nodig is ten behoeve van een herinrichting van de weg dan wel werkzaamheden aan de weg.

  • 2. Bij verplaatsing van een aanduiding streeft de provincie naar een aan de oorspronkelijke locatie gelijkwaardige locatie in de onmiddellijke nabijheid van de oorspronkelijke locatie. De provincie bepaalt in overleg met de rechthebbende de meest geschikte locatie voor de aanduiding.

  • 3. In het geval dat de oorspronkelijke locatie is vastgelegd in een besluit, wordt de gewijzigde locatie vastgelegd in een wijziging van dat besluit.

Artikel 26. Verwijdering van aanduidingen

  • 1. Een aanduiding waarop het recht van rechtswege is vervallen, wordt door de rechthebbende onverwijld verwijderd.

  • 2. De provincie kan een vervallen aanduiding verwijderen zonder toestemming van de rechthebbende.

  • 3. De provincie draagt zorg voor de bewaring van een door de provincie verwijderde aanduiding en geeft deze terug aan de rechthebbende. De provincie kan daarbij vergoeding verlangen van de kosten van de verwijdering en de bewaring van de aanduiding.

  • 4. Indien de vervallen aanduiding niet binnen dertien weken nadat hij is verwijderd, kan worden teruggegeven, kan de provincie de aanduiding om niet aan een derde in eigendom overdragen of laten vernietigen.

  • 5. De provincie kan de aanduiding eerder laten vernietigen, indien de kosten van het bewaren van de aanduiding in verhouding tot de waarde van de aanduiding onevenredig hoog worden.

Artikel 27. Plaatsing van een generiek bord

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen in verband met de verkeersveiligheid besluiten een generiek bord te plaatsen waarmee aanduidingen naar toeristische overstappunten of toeristische objecten met eenzelfde of vergelijkbare bestemming worden vervangen.

  • 2. Het generieke bord wordt op kosten van Gedeputeerde Staten geplaatst en onderhouden.

Afdeling VI Overige bepalingen

Artikel 28. Overgangsbepaling

  • 1. De regeling aanduidingen langs provinciale wegen Overijssel van 20 juli 2017 (Provinciaal Blad nr. 2017, 3329) wordt ingetrokken.

  • 2. Ontheffingen en bevestigingen van meldingen die zijn verleend op grond van eerdere regelgeving en die passen binnen deze regeling, blijven van kracht. De voorschriften van deze regeling zijn van toepassing, behoudens voor zover in de ontheffing of bevestiging andersluidende voorschriften zijn opgenomen.

  • 3. Ontheffingen en bevestigingen die zijn verleend op grond van eerdere regelgeving en die niet passen binnen deze regeling, worden door Gedeputeerde Staten ingetrokken.

Artikel 29. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als Regeling aanduidingen Overijssel 2022.

Artikel 30. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de eerste dag volgend op de publicatie in het Provinciaal Blad.

Ondertekening

Toelichting

Algemeen

De provincie ontvangt als wegbeheerder regelmatig verzoeken van overheden, bedrijven en particulieren om medewerking te verlenen aan het plaatsen van borden of andere aanduidingen langs de provinciale weg. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt naar:

  • a.

    borden voor de aanduiding van objecten;

  • b.

    aanduidingen die geen relatie hebben met bewegwijzering.

De Nationale Bewegwijzeringsdienst coördineert de geografische bewegwijzering, zoals naar steden, woonkernen, ziekenhuizen, stadions en vergelijkbare andere voorzieningen.

De onderhavige regeling gaat alleen over de aanduiding van locaties en de categorie borden als gemeentegrensborden, mottoborden, informatiepanelen e.d., zoals in de regeling benoemd. Deze staan dus geheel los van de nationale bewegwijzering.

Deze regeling is gebaseerd op een aantal uitgangspunten:

  • 1.

    Het plaatsen van aanduidingen is verboden, tenzij dit noodzakelijk is voor het borgen van de verkeersdoorstroming en de verkeersveiligheid, en het beheer en onderhoud van de weg niet ernstig belemmerd wordt.

  • 2.

    De aanduidingen worden zodanig ingericht, dat de totale hoeveelheid te vermelden toeristische objecten zo beperkt mogelijk wordt gehouden.

  • 3.

    Eigenaren en exploitanten van de te bezoeken objecten dienen hun bezoekers zo veel mogelijk zelf te informeren over de bereikbaarheid, bijvoorbeeld door een routebeschrijving zo veel mogelijk te koppelen aan geografische begrippen of genummerde routes.

  • 4.

    Het plaatsen van overige aanduidingen is alleen toegestaan voor zover deze verwijzen naar een te bezoeken voorziening. Aanduidingen zonder verkeersbelang, die de weggebruiker onnodig afleiden, worden niet toegestaan. Voor reclameborden wordt dus geen ontheffing verleend.

  • 5.

    Gedenktekens langs de weg worden tijdelijk toegestaan, mits zij aan bepaalde voorwaarden voldoen.

  • 6.

    Met het oog op de beperking van de administratieve lasten wordt zo mogelijk gebruik gemaakt van een melding in plaats van een ontheffing.

  • 7.

    Aanduidingen moeten worden geplaatst conform de CROW Richtlijn bewegwijzering 2014.

De functie van bewegwijzering is tweeledig. Enerzijds zorgt bewegwijzering voor de geleiding van vooral de ter plaatse onbekend zijnde weggebruikers naar bestemmingen waarnaar zij op weg zijn. Anderzijds dient bewegwijzering als referentiekader voor op weg zijnde weggebruikers en verschaft het informatie ter oriëntatie en informatie over de locatie waar zij zich bevinden. Tegenwoordig maakt men veel gebruik van satellietnavigatie, waardoor het aantal verwijzingsborden sterk kan worden gereduceerd. Navigatiesystemen hebben hoofdzakelijk een geleidende functie. Voor de oriënterende functie en voor het geval dat een navigatiesysteem uitvalt, blijft bewegwijzering een belangrijke rol vervullen.

Wettelijke basis

De Wegenwet verplicht de provincie Overijssel om haar wegen te onderhouden en zorg te dragen voor een goede doorstroming op de wegen en voor een optimale verkeersveiligheid. Bij provinciale verordening mogen regels worden gesteld over onderwerpen waarin de Wegenwet niet voorziet.

Deze regels zijn vastgelegd in de Omgevingsverordening Overijssel, hoofdstuk 5 (Verkeersverordening). In de Omgevingsverordening is onder andere bepaald, dat het verboden is om veranderingen aan de weg aan te brengen of enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in, of onder de weg. Hieronder valt ook het plaatsen van aanduidingen in de bermen. De Omgevingsverordening bepaalt dat Gedeputeerde Staten de bevoegdheid hebben om van dit verbod ontheffing te verlenen, of een meldingsvereiste in te stellen. Verder is in de Omgevingsverordening op hoofdlijnen bepaald in welke gevallen een ontheffing kan worden gewijzigd of ingetrokken. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd nadere regels te stellen voor het verlenen van ontheffing of te bepalen in welke situaties kan worden volstaan met een melding. Met deze regeling wordt invulling aan deze bevoegdheid gegeven.

Richtlijnen van het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte(CROW)

Het CROW heeft in samenwerking met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (Rijkswaterstaat) de Richtlijn bewegwijzering 2014 vastgesteld (CROW-publicatie 322).

In deze richtlijn staan normen voor de bewegwijzering op of aan rijkswegen, provinciale wegen, gemeentelijke wegen en wegen in onderhoud bij waterschappen.

De richtlijn beschrijft dat weggebruikers aangeboden informatie moeten kunnen lezen en verwerken zonder dat dit de doorstroming en verkeersveiligheid vermindert.

Verwijzingen naar te bezoeken objecten moeten daarom aan vier hoofdeisen voldoen:

  • uniformiteit: naar soortgelijke situaties wordt op dezelfde wijze verwezen.

  • continuïteit: de verwijzing naar het in de bewegwijzering opgenomen doel wordt voortgezet totdat het desbetreffende doel is bereikt, of totdat de verwijzing niet meer noodzakelijk is.

  • leesbaarheid: letterhoogte en contrast tussen opschriften en de ondergrond van de wegwijzer zijn geüniformeerd.

  • begrijpelijkheid: er wordt aangesloten bij officiële benamingen en/of er wordt een pictogram toegevoegd ter ondersteuning.

In deze Regeling aanduidingen Overijssel 2022 wordt voor het ontwerp van de aanduidingen en de afstanden bij het plaatsen hiervan dwingend verwezen naar de CROW Richtlijn bewegwijzering 2014.

Deze richtlijn is tegen betaling verkrijgbaar, maar kan ook worden ingezien in het provinciehuis. Daarnaast beschikt de bordenleverancier, waar de aanvrager de borden moet bestellen, uiteraard over deze richtlijnen. Dit betekent dat de aanvrager geen kosten hoeft te maken voor de aanschaf van de richtlijnen.

Artikelsgewijze toelichting

artikel 1.Begripsomschrijving

Dit artikel omschrijft de begrippen die in de regeling worden gebruikt.

In de begripsomschrijvingen is uitgegaan van de begripsomschrijvingen uit de CROW Richtlijn bewegwijzering 2014, bijlage VII. De omschrijving van enkele begrippen wijkt af van deze richtlijn of is daarop aanvullend, om rekening te houden met de Overijsselse situatie. Waar verschillen bestaan, gelden de omschrijvingen in deze regeling.

Rechthebbende is niet alleen de ontheffinghouder of melder, maar ook degene wiens belang door de aanduiding wordt gediend. Met name bij een melding is het mogelijk dat de oorspronkelijke melder geen belang meer heeft bij de aanduiding, bijvoorbeeld omdat hij het object waarnaar wordt verwezen aan een derde heeft overgedragen. De provincie kan daarom ook als rechthebbende aanspreken degene wiens belang door de aanduiding wordt gediend. Dat is bijvoorbeeld de eigenaar of exploitant van een camping waarnaar wordt verwezen. Als rechthebbende bij een gedenkteken kan ook worden gezien andere naaste familie dan degene die de melding heeft gedaan, als de oorspronkelijke melder niet beschikbaar is.

Niet bedoeld wordt het belang van een derde voor wie de aanduiding het voordeel heeft dat zoekend verkeer niet langs zijn adres voert, maar direct de juiste route vindt naar de gewenste bestemming.

artikel 2.Toepassingsbereik

De regeling geldt alleen voor de wegen voor zover in beheer bij de provincie Overijssel. Met een weg wordt bedoeld een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot de weg behorende paden en bermen of zijkanten. De meeste provinciale wegen liggen buiten de bebouwde kom, maar de regeling ziet ook op de provinciale wegen die binnen de bebouwde kom liggen. Voor de toetsing aan verkeersveiligheid en doorstroming in verband met aanduidingen kan dat bij de verlening van ontheffingen verschil maken.

artikel 3.Meldingen

Het is op grond van artikel 5.1.2 van de Omgevingsverordening Overijssel verboden om op of langs de provinciale weg aanduidingen te hebben, te plaatsen of te wijzigen. Op grond van artikel 5.1.3. van de Omgevingsverordening Overijssel kunnen Gedeputeerde Staten nadere regels stellen met betrekking tot gevallen waarin met een melding kan worden volstaan.

Met een melding kan worden volstaan in het geval van speciale aanduidingen en gedenktekens. Deze aanduidingen moeten voldoen aan de algemene regels zoals in deze regeling opgenomen. De regeling bevat voorschriften voor onder andere de maatvoering, vormgeving, plaatsing en locaties van aanduidingen. Er zijn situaties waarin het niet goed mogelijk is aan deze voorschriften te voldoen of waarin andere voorschriften wenselijk zijn. In die gevallen kunnen wij gemotiveerd besluiten voorschriften te laten vervallen of andere voorschriften op te leggen. Deze mogelijkheid tot het geven van maatwerkvoorschriften is opgenomen in artikel 8.

artikel 4.Speciale aanduidingen

Bij speciale aanduidingen gaat het veelal om borden die een oriënterende functie hebben, zoals buurtschapsborden, gemeentegrensborden of gebiedsaanduidingsborden. Deze worden doorgaans door de gemeente geplaatst. Als bepaalde aanduidingen, zoals straatnaamborden en huisnummers, niet goed genoeg te zien zijn vanaf de provinciale weg, kan plaatsing op provinciale grond een optie zijn. Een ander voorbeeld van een speciale aanduiding zijn recreatieve fietsroutes die (gezamenlijk) door privaat/publiekrechtelijke organisaties worden opgezet. Een aparte categorie zijn mottoborden die gericht zijn op de beïnvloeding van het gedrag van weggebruikers ter uitvoering van overheidsbeleid op het gebied van verkeersveiligheid en mobiliteit. Omdat deze aanduidingen gericht zijn op de verkeersveiligheid en de mobiliteit zijn ze in beginsel toelaatbaar.

Een mottobord is iets anders dan een ideële aanduiding of een reclamebord. Ideële aanduidingen en reclameborden zijn in beginsel niet gerelateerd aan weggebruik, verkeersveiligheid of bewegwijzering. Richtlijn bewegwijzering van de CROW, publicatie 322, geeft aan dat uiterste terughoudendheid bij niet-verkeersgerelateerde aanduidingen moet worden betracht. Dit heeft te maken met het afleidende karakter daarvan. Ideële aanduidingen worden in deze regeling daarom niet gehanteerd als onderscheidende categorie. Het gaat hier niet om de beperking van meningsuiting. Ongeacht de aard en strekking van een tekst of tekening mogen borden langs de weg niet de veiligheid en doorstroming van het verkeer op de weg in gevaar brengen, noch het beheer en onderhoud van de weg belemmeren.

artikel 5.Gedenktekens

Er blijkt soms behoefte te zijn om plaatsen waar een ongeval met dodelijke afloop heeft plaatsgevonden langs een weg te markeren. Het plaatsen van deze gedenktekens is uit een oogpunt van piëteit met de nabestaanden toegestaan, mits wordt voldaan aan voorwaarden van verkeersveiligheid en het wegonderhoud, en voor een beperkte periode van maximaal vijf jaar. Een gedenkteken langs de weg mag het onderhoud daarvan niet belemmeren. Daarbij wordt bijvoorbeeld ook gekeken naar de soort materialen die wordt gebruikt.

Belangrijk is dat er altijd voorafgaand overleg is met een provinciaal toezichthouder voordat tot plaatsen, onderhouden of verwijderen van een gedenkteken wordt overgegaan. Er dienen immers veilige omstandigheden te zijn om zich langs de weg te begeven.

artikel 6.Indiening van de melding

De meldingsplicht biedt de provincie de mogelijkheid om te monitoren welke speciale aanduidingen of gedenktekens worden geplaatst. Bovendien kunnen Gedeputeerde Staten naar aanleiding van een melding beoordelen of het nodig is maatwerkvoorschriften op te leggen in het belang van een doelmatig en veilig gebruik van de provinciale weg.

De aanvraag of melding moet worden gedaan door de eigenaar, exploitant of rechthebbende. Dit kan ook de gemeente zijn. Het is mogelijk machtiging te verlenen aan een derde. In een aantal gemeenten is het mogelijk een aanvraag of melding via de gemeente te laten verlopen.

De melding van een gedenkteken wordt gedaan door of namens de naaste familie. Hiermee wordt beoogd dat overleg met de familie wordt onderhouden. Per situatie moet worden beoordeeld wat passend is in de verhoudingen, ook waar het niet-familiaire relaties betreft.

Het voorgeschreven formulier is te vinden op de website van het loket van de provincie Overijssel. Bij de ambtelijke toetsing van de melding wordt zo nodig contact opgenomen met de aanvrager over de procedure van afhandeling en over kwesties als maatvoering, vormgeving, plaatsing en locatie van de aanduiding.

artikel 7.Start van de werkzaamheden

De ontvangst van een melding wordt schriftelijk bevestigd. De bevestiging dat een melding aan de eisen van de regeling voldoet, wordt gelijk gesteld aan een besluit. De bevestiging heeft immers het rechtsgevolg dat de aanduiding zonder verdere wachttijd mag worden aangebracht. Dit betekent dat de melder en eventuele derde belanghebbenden bezwaar en beroep kunnen instellen tegen de acceptatie van de melding.

artikel 8.Aanvragen

In artikel 5.1.3 van de Omgevingsverordening is de mogelijkheid opgenomen dat Gedeputeerde Staten ontheffing verlenen van het verbod van artikel 5.1.2 van de Omgevingsverordening. Ingevolge deze regeling kunnen Gedeputeerde Staten ontheffing verlenen voor informatiepanelen, activiteitenborden, aanduidingen van toeristische overstappunten, toeristische objecten of verzorgingsplaatsen of tijdelijke bewegwijzering.

Het voorgeschreven formulier is te vinden op de website van het loket van de provincie Overijssel. Bij de ambtelijke toetsing van de aanvraag wordt zo nodig contact opgenomen met de aanvrager over de procedure van afhandeling en over kwesties als maatvoering, vormgeving, plaatsing en locatie van de aanduiding. De aanvrager bestelt de borden bij een bordenleverancier, waarna deze door of in opdracht van de aanvrager kunnen worden geplaatst. Het is voor de aanvrager mogelijk om vooraf de lay-out van de borden aan de provincie voor te leggen zodat hij zekerheid heeft over de juistheid van het ontwerp.

Vervolgens wordt op de aanvraag van een ontheffing een besluit genomen:

  • de ontheffing wordt geweigerd met een gemotiveerd besluit;

  • de ontheffing wordt verleend met een gemotiveerd besluit, eventueel met maatwerkvoorschriften in afwijking van deze regeling of in aanvulling erop.

Het voorgeschreven formulier is te vinden op de website van het loket van provincie Overijssel. Voor het indienen van de aanvraag is het mogelijk machtiging te verlenen aan een derde. In een aantal gemeenten is het mogelijk een aanvraag via de gemeente te laten verlopen.

artikel 9.Ontheffing voor informatiepanelen van gemeenten

Een gemeente kan een aanvraag doen voor het plaatsen van zogenaamde informatiepanelen, waarop het gemeentelijk stratenbeeld is weergegeven en de belangrijkste voorzieningen zijn aangeduid.

Op het uitgangspunt dat geen ontheffing wordt verleend voor reclame geldt een uitzondering waar het gaat om gemeentelijke informatiepanelen. Daarbij is het beleid dat het plaatsen van reclame op de achterzijde niet is toegestaan, maar dat aan de voorzijde een reclame tot maximaal 40% van de oppervlakte is toegestaan. De vermelding van de gemeentenaam valt hier niet over. De reden hiervan is dat deze reclame de gemeenten in staat stelt om de plaatsing en het onderhoud van deze borden voor publieksinformatie te financieren. Er is op dit moment vanuit het perspectief van de verkeersveiligheid geen aanleiding om het beleid op dit punt te wijzigen.

Het plaatsen van deze informatiepanelen gaat vaak samen met het aanleggen van parkeergelegenheid en soms het aanleggen van kabels voor stroomvoorziening. Hiervoor is goed overleg met de wegbeheerder noodzakelijk. Alleen gemeenten kunnen hiervoor een aanvraag indienen.

artikel 10.Ontheffing voor activiteitenborden van gemeenten

Een gemeente kan een aanvraag doen voor het plaatsen van zogenaamde activiteitenborden, waarop plaatselijke activiteiten worden aangekondigd. Alleen gemeenten kunnen hiervoor een aanvraag indienen.

artikel 11.Ontheffing voor aanduiding van toeristische overstappunten

Een gemeente, eigenaar of exploitant van een toeristisch overstappunt of een andere rechthebbende kan een aanvraag doen voor het plaatsen van aanduiding voor een toeristisch overstappunt.

Toeristische overstappunten (TOP) hebben een belangrijke maatschappelijke functie en trekken in belangrijke mate bezoekers van buiten de gemeente aan. Omdat toeristische overstappunten geen adres hebben, zijn aanduidingen vanuit het oogpunt van de verkeersveiligheid wenselijk om zoekend verkeer te voorkomen.

artikel 12.Ontheffing voor aanduiding van toeristische objecten

Toeristische objecten kunnen toeristisch-recreatief of toeristisch-economisch van aard zijn. Voorbeelden van toeristische objecten zijn natuurgebieden, strand- en recreatiegebieden, sportterreinen en -complexen, pretparken, dierentuinen, congres- en beurscentra, musea en horecagelegenheden.

De bewegwijzering moet zodanig ingericht worden dat de totale hoeveelheid te vermelden bestemmingen zo beperkt mogelijk blijft. Het is de taak van exploitanten van met name commerciële objecten om hun klanten zelf te informeren over hun bereikbaarheid, bijvoorbeeld door de objecten zo veel mogelijk te koppelen aan geografische begrippen of genummerde routes. Daarnaast dienen weggebruikers zich met behulp van kaarten en/of routeplanners voor te bereiden op hun rit.

Om voor een ontheffing in aanmerking te komen, moeten de objecten buiten de bebouwde kom zijn gelegen, voor een aaneengesloten periode van 6 maanden minimaal vier dagen per week geopend zijn en voornamelijk bezoekers van buiten de gemeente aantrekken. Dit wordt ‘bovenlokaal belang’ genoemd. De meeste bezoekers zijn dan niet of onvoldoende bekend met de lokale infrastructuur. Om zoekend verkeer te voorkomen en de bereikbaarheid te verbeteren, komen deze objecten voor een aanduiding aan de provinciale weg in aanmerking.

In navolging van de CROW Richtlijn bewegwijzering 2014 wordt onderscheid gemaakt naar type provinciale weg. De drempels waaraan voldaan moet worden met betrekking tot het aantal bezoekers per jaar of een aantal parkeerplaatsen vormen een aanvullend toetsingskader op de vereiste van bovenlokaal belang. De jaren waarin sprake was van de pandemie COVID-19 mogen hierbij buiten beschouwing worden gelaten.

De drempels genoemd in de Regeling zijn verlaagd voor gebiedsontsluitingswegen ten opzichte van de CROW-richtlijn, omdat toepassing van de CROW-drempels onevenredig zou zijn in Overijsselse context. Voor stroomwegen zijn de drempels niet verlaagd. Dit heeft te maken met het risicoprofiel van stroomwegen, beperkte ruimte voor toeristische aanduidingen en voldoende geografische bewegwijzering voor navigatie en oriëntatie.

Daarnaast geldt dat een aanduiding van een toeristisch object niet wordt toegestaan zolang op basis van de geografische bewegwijzering gereden kan worden naar een geografische bestemming waar het object is gelegen of waarmee het object geassocieerd kan worden. Hiermee worden de blauwe plaats- of gebiedsnaamborden bedoeld die eerder door de ANWB en tegenwoordig door de Nationale Bewegwijzeringsdienst zijn geplaatst en gecoördineerd. Pas op het punt waar de meest logische en veilige route naar het object hiervan gaat afwijken, kan een aanduiding worden geplaatst. Het is aan de aanvrager om te onderbouwen waarom de algemene geografische bewegwijzering niet afdoende is en een aanduiding op de provinciale weg tot een logische en veilige route naar het eindpunt leidt.

Op bovenstaand uitgangspunt gelden drie uitzonderingen. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen als een aanduiding noodzakelijk is in verband met de verkeersveiligheid of als het verkeer bewust volgens een bepaalde route geleid moet worden om bijvoorbeeld woonwijken te ontzien. Hierbij wordt gekeken naar de meest logische aanrijroute. De derde uitzondering ziet op het continuïteitsbeginsel. Dit beginsel houdt in dat de verwijzing naar het object wordt voortgezet langs lagere orde wegen totdat het desbetreffende doel is bereikt, of totdat de verwijzing niet meer noodzakelijk is, bijvoorbeeld omdat aangesloten wordt op een parkeerverwijssysteem. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen ter voortzetting van aanduidingen die op rijkswegen worden geplaatst. De aanvrager dient te onderbouwen waarom een beroep op een van deze uitzonderingsgevallen gerechtvaardigd is.

artikel 13.Beperking van het aantal aanduidingen naar toeristische objecten

In verband met de verkeersveiligheid op de weg, waarbij met name de perceptieve beperkingen van de weggebruiker, de leesbaarheid van bebording bij een bepaalde snelheid en een mogelijke zichtbeperking een rol spelen, worden per punt en op gebiedsontsluitingswegen ook per richting maximale aantallen van de te plaatsen aanduidingen naar toeristische objecten aangegeven. Op stroomwegen is het aantal aanduidingen per richting niet relevant, omdat aanduidingen altijd op één plek voorafgaand aan de afslag worden geplaatst. Met deze aantallen wordt aangesloten bij de CROW Richtlijn bewegwijzering 2014.

Als het maximale aantal aanduidingen naar toeristische objecten wordt bereikt, wordt eerst de mogelijkheid onderzocht een generiek bord te plaatsen waarmee het aantal aanduidingen verlaagd wordt. Als deze oplossing niet mogelijk of geschikt is, toetsen Gedeputeerde Staten welke aanduidingen vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid het meest noodzakelijk zijn. De grootte van het object, die bepaald wordt aan de hand van het jaarlijkse aantal bezoekers of het aantal parkeerplaatsen, en de daarmee samenhangende verkeersaantrekkende werking spelen hierin een belangrijke rol. Ook wordt de afstand van het toeristische object tot de provinciale weg betrokken bij het bepalen van de mate van verkeersveiligheid.

Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van deze beperking als de plaatselijke omstandigheden hiertoe aanleiding geven of als de beperking naar het oordeel van Gedeputeerde Staten tot onevenredige gevolgen zou leiden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de veiligheid en doorstroming van het verkeer op de weg niet in gevaar wordt gebracht en het beheer en onderhoud van de weg niet wordt belemmerd. Als gevolg van plaatselijke omstandigheden kunnen Gedeputeerde Staten beslissen minder borden toe te staan, bijvoorbeeld wanneer de bermen erg smal zijn, of juist meer borden toe te staan.

artikel 14.Ontheffing voor aanduiding van verzorgingsplaatsen

De provincie bezit en beheert enkele parkeerplaatsen als verzorgingsplaatsen voor de weggebruiker. Deze vallen niet onder het verbod van artikel 5.1.2 van de Omgevingsverordening Overijssel 2017, omdat de provincie wegbeheerder is. In dit artikel gaat het echter om verzorgingsplaatsen van derden, zoals een tankstation of een wegrestaurant. Ook hier gelden de normen zoals opgenomen in de CROW Richtlijn bewegwijzering 2014. De verwijzing geschiedt door middel van pictogrammen in de bewegwijzering. De voorwaarden die de CROW Richtlijn bewegwijzering 2014 stelt aan verschillende typen wegen zijn hierin overgenomen. Verzorgingsplaatsen die zijn gelegen langs erftoegangswegen worden niet aangeduid. De vereiste dat de voorziening veilig bereikbaar is, kan onder meer inhouden dat een bedrijf slechts vanuit een richting of voor bepaalde categorieën motorvoertuigen wordt aangeduid.

Ook hier geldt dat Gedeputeerde Staten van de voorwaarden kunnen afwijken wanneer een aanduiding noodzakelijk is in verband met de verkeersveiligheid. Dit moet worden onderbouwd door de aanvrager.

artikel 15.Tijdelijke bewegwijzering

Tijdelijke bewegwijzering kan wenselijk zijn om bouwverkeer via de minst bezwaarlijke route van en naar een bouwterrein te laten rijden. Hetzelfde geldt voor het verkeer van en naar een druk bezocht evenement.

De duur van de ontheffing is afhankelijk van de duur van de bouwactiviteiten dan wel het evenement. Bij een evenement kan de duur van de opbouw en afbraak van het evenement in de ontheffing worden meegenomen.

Ook onvoorziene omstandigheden kunnen aanleiding geven bewegwijzering te plaatsen naar tijdelijke voorzieningen, zoals de teststraten tijdens de pandemie COVID-19. Het gaat dan om een noodvoorziening met een tijdelijk karakter. Een tijdelijke ontheffing wordt voor maximaal twee jaar verleend. Van deze termijn kan door middel van maatwerkvoorschriften worden afgeweken.

Een aanduiding die wordt geplaatst op grond van een tijdelijke ontheffing, wordt meestal vormgegeven als een onverlicht rechthoekig bord met een gele achtergrond en een zwarte rand en letters.

In sommige situaties kan een andere vormgeving geschikter zijn. Dit wordt bepaald in overleg met een rayoninspecteur. Hierbij valt te denken aan een wedstrijd of een wegevenement, zoals een fietsvierdaagse, fietstourtochten, wandeltochten e.d. Het gaat dan ook uitsluitend om bebording voor de deelnemers aan het evenement. De deelnemers aan de desbetreffende evenementen zullen altijd gebruik maken van de parallelweg of het fietspad. In verband met verkeersveiligheid kan het wenselijk zijn om de route van het evenement te beborden. Hiervoor kan echter kleinere, voor de overige weggebruikers onopvallende bebording worden gebruikt. De borden worden meestal de dag voor aanvang van het evenement geplaatst en direct na afloop van het evenement verwijderd. Het betreft dan kleine routepijlen met alleen de naam van het evenement erop die bedoeld zijn voor de deelnemers aan het evenement.

artikel 16.Weigeringsgronden

Wanneer er een risico bestaat dat de veiligheid en doorstroming van het verkeer in gevaar wordt gebracht of het beheer en onderhoud van de weg als gevolg van de plaatsing van een aanduiding wordt belemmerd, wordt ontheffing of toestemming geweigerd.

Dit kan aan de orde zijn als de ruimte in de berm ontoereikend is of als het plaatsen van nieuwe aanduidingen tot zichtbeperking zou kunnen leiden.

artikel 17.Maatwerkvoorschriften

Maatwerkvoorschriften dienen het doelmatig en veilig gebruik van de openbare weg en de doorstroming van het verkeer. Plaatselijke omstandigheden kunnen aanleiding geven om van de bordafmetingen op grond van de CROW Richtlijn bewegwijzering 2014 af te wijken, omdat de bermen van de provinciale stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen ten opzichte van het landelijke beeld vaak minder breed zijn. De bordafmeting van 1.500 x 230 mm of 1.500 x 350 mm kan in dit soort gevallen worden toegepast.

Een besluit tot het opleggen van de maatwerkvoorschriften na een melding is een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit. In het geval van een ontheffing maken voorschriften deel uit van de ontheffing waartegen bezwaar kan worden gemaakt.

artikel 18.Geldigheidstermijn

Met uitzondering van gedenktekens en tijdelijke bewegwijzering wordt een ontheffing of een bevestiging van een melding verleend voor een periode van maximaal tien jaar. Daarna wordt de geldigheidstermijn steeds met een jaar stilzwijgend verlengd totdat Gedeputeerde Staten beslissen dat een stilzwijgende verlenging niet meer wenselijk is.

artikel 19.Verval van rechtswege

Het recht een aanduiding te plaatsen vervalt in gevallen die opgesomd zijn in artikel 19 zonder dat Gedeputeerde Staten daarvoor een besluit hoeven te nemen. Tegen het vervallen van de bevestiging van een melding of de ontheffing staat geen rechtsbescherming open. Wel is het mogelijk opnieuw een melding in te dienen of een ontheffing aan te vragen.

De noodzaak voor een aanduiding houdt op te bestaan, als het object waarnaar de aanduiding verwijst, ophoudt te bestaan. Bijvoorbeeld als gevolg van een bedrijfsbeëindiging of een locatiewijziging.

artikel 20.Intrekking en wijziging besluit

De ontheffing of bevestiging van een melding kan te allen tijde worden gewijzigd of ingetrokken wanneer de omstandigheden zoals genoemd in artikel 20 zich voordoen.

Een reden om toepassing te geven aan dit artikel kan bijvoorbeeld zijn een verandering van ons beleid. Ook is het mogelijk dat een aanduiding naar ons oordeel niet meer noodzakelijk is of niet meer voldoet aan de normen van verkeersveiligheid, bewegwijzering, of het wegonderhoud. Een wijziging van de relevante CROW Richtlijn bewegwijzering 2014 kan daarbij een rol spelen. De CROW-richtlijnen zijn uiteraard niet direct voor de burger bindend, maar Gedeputeerde Staten kunnen beleid en overwegingen ten aanzien van ontheffingen wel mede hierop baseren.

artikel 21.Zaaksgebonden karakter

Bewegwijzering duidt doorgaans een bepaald object aan, bijvoorbeeld een camping of een horecavoorziening. Als het aangeduide object overgaat op een andere eigenaar of exploitant, wordt deze geacht ook de ontheffing te hebben overgenomen. Dit geldt ook met betrekking tot meldingen; de rechtsopvolger of rechthebbende hoeft geen nieuwe melding in te dienen.

artikel 22.Te treffen verkeersmaatregelen

Veiligheid op en aan de weg staat voorop in het provinciaal beleid. Tijdens de werkzaamheden langs of op de provinciale weg moeten verkeersmaatregelen worden getroffen. Ook kunnen voor of tijdens de werkzaamheden aanvullende of andere verkeerstekens nodig zijn en dient bij werkzaamheden langs de weg veiligheidskleding te worden gedragen.

Daarvoor zijn richtlijnen van de CROW beschikbaar (publicatie 96b "Maatregelen bij werken in uitvoering op niet-autosnelwegen en wegen binnen de bebouwde kom"). CROW-publicaties zijn niet gratis verkrijgbaar. De aanvrager of melder kan de provincie verzoeken om een overleg met de rayoninspecteur van de provincie. Deze kent de verkeerssituatie ter plaatse en kan adviseren over de te nemen maatregelen. De rayoninspecteur heeft toegang tot de relevante CROW-publicaties.

artikel 23.Aanvullende regels voor het plaatsen van aanduidingen

De WBU-tabel beschrijft per wegvak de periodes waarin werkzaamheden op of vanaf de (hoofd)rijbaan uitgevoerd kunnen worden met beperkte verkeershinder. De afkorting WBU staat voor Werkbare uren. De WBU-tabel wordt regelmatig herzien. De provincie kan een afschrift van de op dat moment geldende WBU-tabel ter informatie meesturen met een bevestiging van de melding dan wel met een ontheffing.

De meest recente WBU-tabel kan worden opgevraagd bij de provincie via het e-mailadres overijselloket@overijssel.nl of telefoonnummer 038 499 88 99.

Bij graven in (provinciale) grond is een zogenaamde “KLIC-melding” nodig. Dit geldt in ieder geval als gebruik wordt gemaakt van een graafmachine. Voor graven zonder graafmachine is een KLIC-melding nodig, als wordt gegraven tot een grotere diepte dan 40 centimeter. Een KLIC-melding heeft tot doel kabel- en leidinginformatie te verkrijgen over de locatie waar wordt gegraven. Deze informatie is nodig om graafschade en gevaarlijke situaties te voorkomen. De informatie moet tijdens het graven digitaal op de graaflocatie aanwezig zijn.

KLIC staat voor Kabels en Leidingen Informatie Centrum. Via de website van het Kadaster (onder producten/woning) kan een particulier de benodigde informatie en een graafmeldingsformulier verkrijgen. Instanties en bedrijven die geautoriseerd zijn, moeten de graafmelding digitaal bij KLIC-online aanleveren.

artikel 24.Kosten en aansprakelijkheid

Het plaatsen van een aanduiding gebeurt op verzoek van een aanvrager of melder. Ervan uitgaande dat hier geen provinciale taak in het geding is, zijn de kosten voor de aanschaffing, plaatsing, onderhouden verwijdering daarom voor rekening van die aanvrager of melder.

artikel 25.Verplaatsing en tijdelijke verwijdering van aanduidingen

De gewijzigde locatie van een aanduiding waarvoor ontheffing is verleend, wordt vastgelegd in een wijziging van de ontheffing. Feitelijk geven Gedeputeerde Staten daarmee toepassing aan artikel 5.1.3, vijfde lid, van de Omgevingsverordening, dat het wijzigen van een ontheffing mogelijk maakt.

Als de locatie van de aanduiding is vastgelegd in een besluit met maatwerkvoorschriften naar aanleiding van een melding, wordt de nieuwe locatie opgenomen in een wijziging van dat besluit.

In beide gevallen zijn bezwaar en beroep mogelijk.

artikel 26.Verwijdering van aanduidingen

Als de grondslag voor het aanhouden van een aanwijzing is vervallen, moet de aanduiding worden verwijderd. Dit is conform het uitgangspunt dat het aantal aanduidingen langs de weg tot een minimum beperkt moet worden.

Verwijdering moet in beginsel gebeuren door degene door of namens wie de aanduiding is aangebracht of door diens rechtsopvolger. Als deze dat niet onverwijld doet, geeft dit artikel de provincie het recht de vervallen aanduiding zelf te verwijderen. Daarvoor is geen bestuursrechtelijk besluit noodzakelijk. Ook is de toestemming van de rechthebbende niet vereist. Dit betekent dat de provincie een vervallen aanduiding zonder rompslomp kan verwijderen, ook als bijvoorbeeld het bedrijf dat de aanduiding heeft laten plaatsen, lastig bereikbaar is of niet meer bestaat.

De rechthebbende die verzuimt een vervallen aanduiding onverwijld te verwijderen, is in overtreding. Gedeputeerde Staten kunnen deze rechthebbende als overtreder een last onder bestuursdwang opleggen, voordat de aanduiding verwijderd wordt op kosten van de overtreder. Voorafgaand aan het bestuursdwangbesluit wordt de overtreder in gelegenheid worden gesteld een zienswijze in te dienen. Tegen het bestuursdwangbesluit zelf staan bezwaar en beroep open. Ook tegen het daaropvolgende invorderingsbesluit staat rechtsbescherming open.

Naar analogie van de artikelen 5:29, derde en vierde lid en artikel 5:30, eerste en vijfde lid van de Algemene wet bestuursrecht worden de door provincie verwijderde aanduidingen in beginsel nog dertien weken bewaard. Dit gebeurt op het rayonkantoor. De aanduidingen kunnen korter dan dertien weken worden bewaard, als de kosten van het bewaren van de aanduiding in verhouding tot de waarde van de aanduiding onevenredig hoog worden. De rechthebbende kan de aanduiding daar ophalen tegen betaling van gemaakte kosten. indien de kosten van het bewaren van de aanduiding in verhouding tot de waarde van de aanduiding onevenredig hoog worden.

Aanduidingen die niet worden opgehaald, kunnen worden vernietigd of om niet aan een derde worden overgedragen. Niet opgehaalde aanduidingen worden niet te koop aangeboden, aangezien de opbrengst naar verwachting verwaarloosbaar zal zijn.

artikel 27.Plaatsing van een generiek bord

Ter voorkoming van een situatie waarbij er veel aanduidingen op korte afstand van elkaar worden geplaatst, kunnen Gedeputeerde Staten een generiek bord plaatsen wanneer het maximaal toegestane aantal aanduidingen is bereikt of dit noodzakelijk is in het belang van de verkeersveiligheid. In de beoordeling hiervan wordt aangesloten bij de CROW Richtlijn bewegwijzering 2014. Dit is een ultimum remedium als er geen andere oplossing mogelijk is.

Met het plaatsen van een generiek bord worden aanduidingen naar toeristische objecten met dezelfde of vergelijkbare bestemming vervangen. Voorafgaand het plaatsen van een generiek bord worden de betreffende ontheffingen of bevestigingen ingetrokken.

artikel 28.Overgangsbepaling

Ontheffingen en bevestigingen van meldingen die zijn verleend op grond van eerdere regelingen blijven ongewijzigd van kracht. De algemene voorschriften van de regeling aanduidingen Overijssel 2022 zijn wel van toepassing, behalve als deze in strijd zijn met een voorschrift in de ontheffing of de bevestigingen van een melding.

Ontheffingen en bevestigingen van meldingen voor aanduidingen die zijn verleend op grond van eerdere regelgeving en die passen binnen deze regeling, blijven van kracht. Ontheffingen en bevestigingen van meldingen die zijn verleend op grond van eerdere regelgeving en die niet passen binnen deze regeling, worden door Gedeputeerde Staten ingetrokken.