Nadere regels deelvoertuigen Dordrecht

Artikel 1 Definities

• a.

  Deelvoertuig: voertuig als bedoeld in artikel 5:12 A sub a van de APV.

• b.

  Deelvoertuigstation: de haltevoorziening of het dockingstation voor de deelvoertuigen inclusief aanverwante infrastructuur, de daartoe door het college aangewezen plaatsen voor de deelvoertuigen en exclusief het bord dat het deelvoertuigstation aanduidt.

• c.

  Vergunning: vergunning als bedoeld in artikel 5.12 B, eerste lid van de APV.

• d.

  Interoperabiliteit: set aan standaarden en afspraken, gericht op wederzijdse openstelling van dienstverlening tussen verschillende aanbieders van deelmobiliteit.

• e.

  MaaS: het aanbod van verschillende soorten mobiliteitsdiensten, waarbij op maat gemaakte reismogelijkheden via een digitaal platform met real-time informatie aan klanten worden aangeboden, door klanten worden geboekt en betaald en waarbij transacties worden afgehandeld.

Artikel 2 Aanvraag vergunning voor het aanbieden van deelvoertuigen

• 1.

  Het college maakt minimaal drie weken van te voren op www.officielebekendmakingen.nl bekend dat aanvragen voor een vergunning voor een bepaalde voertuigcategorie kunnen worden ingediend.

• 2.

  De aanvraag wordt ingediend via een daartoe door het college vastgesteld aanvraagformulier in de periode die begint drie weken na de dag van de bekendmaking als bedoeld in het eerste lid en eindigt vijf weken na de dag van deze bekendmaking. Het aanvraagformulier is in Bijlage B opgenomen.

• 3.

  De aanvraag wordt in behandeling genomen indien is voldaan aan de volgende indieningsvereisten:

  • a.

    de aanvrager is een rechtspersoon, ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (of een gelijkwaardig register in een EU-lidstaat of derde land) en heeft blijkens zijn statuten het aanbieden van deelvoertuigen als doelstelling;

  • b.

    het aanvraagformulier is volledig ingevuld en vergezeld van alle documenten die in het aanvraagformulier zijn opgesomd;

  • c.

    de aanvraag is ingediend binnen de in het tweede lid bedoelde periode.

• 4.

  Aanvragen die niet voldoen aan de indieningsvereisten genoemd in het derde lid worden buiten behandeling gesteld.

• 5.

  Indien het aantal aanvragen dat voldoet aan de indieningsvereisten uitgaat boven het vergunningenplafond van de betreffende voertuigcategorie, zoals bepaald in het Vaststellingsbesluit voertuigenplafond en vergunningenplafond deelvoertuigen Dordrecht, wordt met behulp van loting bepaald welke aanvragen in aanmerking komen voor vergunningverlening.

• 6.

  Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

• 7.

  Het besluit op de aanvraag kan met acht weken worden verdaagd.

Artikel 3 Weigerings- en intrekkingsgronden

• 1.

  Onverminderd het bepaalde in artikel 5:12 D van de APV kan het college de vergunning weigeren, indien:

  • a.

    de aanvraag wordt ingediend voor een andere voertuigcategorie dan genoemd in artikel 2 van het Vaststellingsbesluit voertuigenplafond en vergunningenplafond deelvoertuigen Dordrecht;

  • b.

    de aanvraag wordt ingediend voor een langere periode dan waarvoor vergunning kan worden verleend;

• 2.

  Onverminderd het bepaalde in artikel 5:12 D van de APV kan het college de vergunning intrekken, indien:

  • a.

    de vergunninghouder zijn activiteiten heeft beëindigd.

  • b.

    klanten van de vergunninghouder gedurende drie achtereenvolgende maanden geen of onvoldoende gebruik maken van de deelvoertuigen waarvoor vergunning is verleend. Onvoldoende betekent in deze minder dan 10% van het totaal aantal deelvoertuigen van de aanbieder.

Artikel 4 Deelvoertuigstations

• 1.

  Voor het aanbieden van deelvoertuigen is de aanvrager verplicht deelvoertuigstations te gebruiken.

• 2.

  De gemeente is verantwoordelijk voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van de deelvoertuigstations.

• 3.

  Het college wijst voor het plaatsen van deelvoertuigstations die nodig zijn voor deelvoertuigen de potentiële locaties aan. Deze zijn in Bijlage A opgenomen.

• 4.

  De vergunninghouder kan een voorstel indienen voor locaties voor deelvoertuigstations die niet zijn aangewezen door het college.

• 5.

  Indien een voorgestelde locatie voor het realiseren van een deelvoertuigstation betrekking heeft op een locatie buiten een straal van 200 meter van een in Bijlage A vermelde locatie, beoordeelt het college deze locatie aan de hand van de volgende criteria:

  • a.

    Is er met het oog op ongewenste clustering sprake van andere deelvoertuigstations binnen een straal van 200 meter van het aangevraagde deelvoertuigstation?

  • b.

    Is de grond van de beoogde locatie in eigendom van de gemeente?

  • c.

    Is de locatie van het deelvoertuigstation voldoende herkenbaar, vindbaar en zichtbaar?

  • d.

    Kan de locatie door meerdere gebruikers worden gedeeld?

  • e.

    Kan het deelvoertuigstation indien nodig worden uitgebreid?

  • f.

    Laat de parkeerdruk plaatsing van het deelvoertuigstation toe?

  • g.

    Is de doorgang voor het verkeer gewaarborgd?

  • h.

    Zijn er belemmeringen ten aanzien van straatmeubilair, kabels en leidingen of openbaar groen?

  • i.

    Past het deelvoertuigstation in het straatbeeld?

  • j.

    Is er sprake van geplande (weg)reconstructies of andere infrastructurele ontwikkelingen?

Artikel 5 Eisen exploitatie deelvoertuigen

• 1.

  De vergunninghouder is verplicht zelf zorg te dragen voor oplaadmogelijkheden voor zijn deelvoertuigen.

• 2.

  De deelvoertuigen die door de vergunninghouder worden ingezet, voldoen aan de eisen die zijn gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet.

• 3.

  De aandrijving van de deelvoertuigen en voertuigen die worden ingezet voor de bedrijfsvoering van de vergunninghouder veroorzaken geen schadelijke stoffen (zero-emissie).

• 4.

  De deelvoertuigen tonen geen reclame voor derden.

• 5.

  Elk deelvoertuig heeft een uniek ID, moet identificeerbaar zijn als deelvoertuig van de vergunninghouder en moet op elk moment te traceren zijn.

• 6.

  Elk deelvoertuig is voorzien van contactgegevens van de aanbieder. Deze moeten duidelijk zichtbaar zijn.

• 7.

  De vergunninghouder zet binnen een half jaar na de ingangsdatum van de vergunning minimaal 75% en binnen een jaar na deze ingangsdatum het volledige aantal van de aan hem vergunde deelvoertuigen in.

• 8.

  De vergunninghouder zorgt ervoor dat het percentage deelvoertuigen dat op enig moment niet aangeboden kan worden, omdat deze in reparatie is of vervangen moet worden, niet meer bedraagt dan 10% van het totaal aantal deelvoertuigen van de betreffende soort.

• 9.

  De vergunninghouder zorgt ervoor dat niet méér van zijn deelvoertuigen in de gemeente aanwezig zijn dan het aantal deelvoertuigen waarvoor aan hem vergunning is verleend.

• 10.

  De vergunninghouder verwijdert kapotte deelvoertuigen en deelvoertuigen die niet kunnen worden gebruikt uit de openbare ruimte binnen 4 uur nadat hij redelijkerwijs bekend kon zijn met het defect of de onbruikbaarheid.

• 11.

  De vergunninghouder zorgt ervoor voor dat de deelvoertuigen te allen tijde heel, veilig, schoon en netjes zijn.

• 12.

  De vergunninghouder is verantwoordelijk voor het correct stallen van de deelvoertuigen en neemt de nodige maatregelen om hinderlijk of fout geparkeerde deelvoertuigen binnen 24 uur correct te stallen of te verwijderen. De gemeente zal na deze 24 uur hinderlijk of fout geparkeerde deelvoertuigen verplaatsen, dan wel verwijderen uit de openbare ruimte. In het laatste geval kan het verwijderde deelvoertuig door de vergunninghouder tegen betaling worden opgehaald bij het depot van de firma De Heer.

• 13.

  Deelvoertuigen mogen niet ter gebruik worden aangeboden op plaatsen waar het achterlaten van deelvoertuigen door het college is verboden. Indien een deelvoertuig op een dergelijke plaats door een gebruiker wordt achtergelaten, zorgt de vergunninghouder ervoor dat het deelvoertuig binnen 12 uur wordt verwijderd en op juiste wijze wordt herplaatst. Indien dit niet gebeurt, wordt het deelvoertuig in opdracht van de gemeente verplaatst, dan wel uit de openbare ruimte verwijderd. In het laatste geval kan het verwijderde deelvoertuig door de vergunninghouder tegen betaling worden opgehaald bij het depot van de firma De Heer.

• 14.

  Aan het einde van zijn levensduur wordt het deelvoertuig door de vergunninghouder uit de openbare ruimte verwijderd en niet meer als deelvoertuig aangeboden.

Artikel 6 Data en interoperabiliteit deelvoertuigen

• 1.

  De vergunninghouder maakt voor zijn dienstverlening gebruik van de open standaard die is ontwikkeld vanuit het Landelijk Programma MaaS, het zogenaamde TOMP-API (Transport Operator to Mobility Provider-API).

• 2.

  De vergunninghouder past het principe van dataminimalisatie toe. Er worden niet meer data van gebruikers verzameld en bewaard dan noodzakelijk is voor het functioneren van de dienst.

• 3.

  De vergunninghouder is verplicht voor het monitoren van de voortgang en effecten van deelmobiliteit en voor het beheersen van de kwaliteit van de openbare ruimte de volgende data aan de gemeente beschikbaar te stellen:

  • a.

    kwantitatieve data: aantallen unieke gebruikers, actieve gebruikers, aantal kilometers per rit, aantal ritten per dag, gemiddelde duur gebruik per rit, tijdstip (start, einde), locatie herkomst en bestemming, aantal beschikbare deelvoertuigen per buurtcode/ in gebruik zijnde deelvoertuigen per wijk en postcode, aantal defecte deelvoertuigen, aantal en locaties vernielde deelvoertuigen, aantal ontvangen meldingen, klachten, wijze van afhandeling en oplostijd hiervan, geanonimiseerde verplaatsingsgegevens;

  • b.

    kwalitatieve data: informatie die verzameld wordt door vergunninghouder via enquêtes onder (potentiële) klanten over in ieder geval: relatie met autobezit en -gebruik, modalshift en verbetering van aanbod.

    In het geval de gemeente Dordrecht zelf kwalitatief onderzoek wil doen in het kader van monitoring en evaluatie, verzendt de vergunninghouder de enquête naar zijn klanten.

• 4.

  De vergunninghouder verstrekt het college de data als bedoeld in het vorige lid volledig geanonimiseerd, zonder extra kosten, digitaal via een machine readable data format en human readable format.

• 5.

  De vergunninghouder levert de data na afloop van elk kwartaal via vier rapportages bij het college aan: op 15 april, 15 juli, 15 oktober en op 15 januari.

• 6.

  De vergunninghouder stelt jaarlijks een publieksvriendelijke rapportage beschikbaar voor de gemeenteraad.

• 7.

  Het deelvervoersysteem van de vergunninghouder moet op het gebied van databeheer, verwerking en opslag (security) en privacy aan alle wet- en regelgeving voldoen.

• 8.

  De vergunninghouder zorgt ervoor dat zijn diensten voldoen aan de gangbare eisen op het gebied van informatiebeveiliging.

Artikel 7 Communicatie

• 1.

  De vergunninghouder heeft één vast Nederlands sprekend aanspreekpunt voor de gemeente dat telefonisch en per e-mail bereikbaar is op maandag tot en met vrijdag van 9:00 uur tot 17:00 uur (nationale feestdagen uitgezonderd). Daarnaast is de vergunninghouder 24/7 via een noodnummer bereikbaar voor overlast en calamiteiten.

• 2.

  De vergunninghouder registreert en behandelt klachten binnen 24 uur na ontvangst. Klachten over deelvoertuigen die bij de gemeente binnenkomen, worden ter afhandeling doorgestuurd naar de vergunninghouder.

• 3.

  De vergunninghouder biedt een website en een app aan, waarin tenminste is te vinden:

  • a.

    Contactgegevens van de vergunninghouder en telefoonnummer en openingstijden van de helpdesk;

  • b.

    FAQ;

  • c.

    Heldere gebruiksvoorwaarden, tarieven en privacyverklaring van zijn dienst;

  • d.

    Functionaliteit voor het boeken, betalen en traceren van de deelvoertuigen alsmede voor het melden van storingen, schade en klachten.

Artikel 8 Controle en verantwoording

• 1.

  Het college kan op ieder moment controleren of de vergunninghouder voldoet aan het bepaalde in de vergunning en in de Nadere regels deelvoertuigen Dordrecht.

• 2.

  Het college voert ieder kwartaal evaluatiegesprekken met de vergunninghouder. Hiervoor levert de vergunninghouder een rapportage aan zoals bedoeld in artikel 6, vijfde lid. Wanneer de vergunninghouder de rapportage niet tijdig aanlevert, heeft hij drie maanden de tijd (tot het volgende kwartaal) om dit alsnog te doen. Bij het niet naleven hiervan stuurt het college een schriftelijke waarschuwing. Als de vergunninghouder drie maanden na het uitbrengen van de waarschuwing nog geen rapportage heeft ingediend, kan het college zijn vergunning intrekken.

Artikel 9 Aansprakelijkheid

De vergunninghouder is verplicht zich te verzekeren tegen wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 10 Slotbepalingen

• 1.

  De nadere regels deelfietsen Dordrecht, vastgesteld op 29 augustus 2017, worden ingetrokken.

• 2.

  Deze nadere regels worden aangehaald als ‘Nadere regels deelvoertuigen Dordrecht’.

• 3.

  Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking.