Beleidsregel Individuele studiestoeslag

Geldend van 01-01-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Individuele studiestoeslag

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beesel;

gelet op het bepaalde in artikel 2 en 3 van de Verordening Individuele Studietoeslag gemeente Beesel 2017;

b e s l u i t

vast te stellen de Beleidsregel Individuele studietoeslag.

Doel van deze maatregel

Met de individuele studietoeslag compenseert uw gemeente studerenden met een WSF of WTOS tegemoetkoming. Dit als zij door een arbeidsbelemmering niet in vergelijkbare mate (als studenten zonder belemmering) kunnen bijverdienen naast hun studie. Daarmee krijgen zij gelijke kansen op het volgen van een studie.

Dit moet

  • 1.

    De individuele studietoeslag bedraagt 100 euro per maand en wordt toegekend vanaf het moment van aanvraag voor de duur van de (resterende) vervolgstudie.

  • 2.

    Het recht op studietoeslag eindigt bij het staken van de studie. De student heeft een inlichtingenplicht. Onterecht uitbetaalde studietoeslag wordt teruggevorderd.

  • 3.

    Het recht voor studietoeslag geldt voor personen die vanwege hun beperkingen niet in staat zijn extra bij te verdienen tijdens een vervolgstudie.

Dit is wenselijk

  • 4.

    De gemeente toetst of de gekozen studie arbeidsmarktrelevant is. In principe wordt de toeslag toegekend bij een studie die voldoende uitzicht biedt op betaald werk (al dan niet gesubsidieerd).

  • 5.

    De individuele studietoeslag kan tussentijds worden her- beoordeeld en op basis daarvan mogelijk worden beëindigd.

Dit is situationeel

  • 6.

    Een student kan gemotiveerd aannemelijk maken waarom een studie in zijn specifieke situatie wel arbeidsrelevant is. Bij het besluit wordt het standpunt van de student daarover meegewogen.

Afwegingen

Doelgroep: In hoeverre is de aanvrager niet in staat het minimumloon te verdienen? De gemeente beoordeelt dit aan de hand van beschikbare gegevens van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), eventuele eerdere medische keuringen en informatie vanuit het netwerk bijvoorbeeld de school. Indien dit onvoldoende uitsluitsel geeft, kan arbeidsdeskundig advies worden ingewonnen, bijvoorbeeld bij het UWV.

Hoogte en duur: Van de hoogte en duur van de individuele studietoeslag kan in principe niet worden afgeweken, behoudens dringende individuele omstandigheden. De ingangsdatum kan in individuele gevallen eerder worden gesteld dan het moment van aanvraag, als de student redelijkerwijze niet tijdig kon aanvragen, maar nooit vroeger dan de aanvang van de studie. Bespreek met de student de achtergronden van de te late aanvraag.

Kans op betaald werk: Dit is een individuele afweging. Gedacht kan worden aan de (lokale) arbeidsmarktsituatie, de persoonlijke vaardigheden en de achtergronden van de persoon. Ook kunnen individuele beperkingen er toe leiden dat er minder kans op werk is in het specifieke beroep. Blijft twijfel, dan moet dit met de student worden besproken en moet hem de kans worden gegeven om gemotiveerd aannemelijk te maken dat de studie wel kansen biedt of een andere studiekeuze worden besproken.

Individuele situatie: De ene student is de andere niet. Een opleiding die niet als arbeidsmarktrelevant wordt gezien, kan voor een specifieke student juist wel een goede opstap naar werk zijn. Als iemand bijvoorbeeld al contacten of relevante werkervaring heeft in een werkgebied, kan een vervolgscholing gecombineerd met dergelijke werkervaring aan die betrokken student juist kansen geven.

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2018.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beesel in zijn vergadering van 30 oktober 2017.

Toelichting

Deze regeling is afgeleid uit de ‘nieuwe Wajong’ (instroom na 2010). De gedachte hierbij is dat deze studenten door hun beperking niet of moeilijk een bijbaan kunnen hebben naast hun studie. Deze studenten kunnen een beroep doen op de gemeente voor een studietoeslag. Met de inzet van een individuele studietoeslag vergroten wij de kansen van studenten met een arbeidsbeperking om op eigen kracht te voorzien in de kosten van levensonderhoud. Door het volgen van een passende studie is de kans op een (reguliere) baan in de toekomst immers groter.

De hoogte van de individuele studietoeslag houdt verband met de component van de studietoeslag die de student geacht wordt zelf bij te verdienen of te lenen bij DUO, zoals uiteengezet in paragraaf 3.1 van de Wet Studiefinanciering 2000. Dit is dat deel van de studiefinanciering dat de student zelf dient in te brengen door te werken of te lenen en vormt dat deel van de studiefinanciering dat een drempel kan vormen voor arbeidsgehandicapten om te gaan studeren. Om studenten met een arbeidshandicap niet te bevoordelen ten opzichte van studenten zonder arbeidshandicap, is er voor gekozen de individuele studietoeslag te stellen op een lager bedrag. Het is immers ook voor studenten zonder arbeidshandicap niet altijd mogelijk om zelf bij te verdienen, omdat zij al hun tijd en aandacht nodig hebben om de studie succesvol te doorlopen. Deze studenten dienen ook te lenen. De Rijksbijdrage staat toe om alle studenten, die naar verwachting aanspraak zullen maken op individuele studietoeslag, een toeslag ter hoogte van € 100,- te vergoeden. Met de verlening van een studietoeslag van € 100,- meent de gemeente de drempel om te studeren voor arbeidsgehandicapten te verlagen.