Beleidsregels Leerlingenvervoer 2022

Geldend van 05-04-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Leerlingenvervoer 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten;

gelet op de Wet op primair onderwijs;

en de Wet op het Voortgezet Onderwijs

en de Wet op de Expertise Centra

rekening houdende met:

De verordening bekostiging leerlingenvervoer

Artikel 26 van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Aalten

Artikel 4:3 van de Algemene Wet Bestuursrech

Besluit:

vast te stellen de beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer van de gemeente Aalten.

De verordening bekostiging leerlingenvervoer van de gemeente Aalten (“de verordening”) is de basis

In de onderwijswetgeving is bepaald dat elke gemeente een regeling moet hebben voor het leerlingenvervoer. Het leerlingenvervoer betreft het vervoer van en naar school van een kind. De verordening is de basis voor deze beleidsregels leerlingenvervoer.

Inleiding:

Ieder kind heeft recht op passend onderwijs. In sommige gevallen is de afstand naar de school te groot of kan het kind wegens zijn structurele beperking niet zelfstandig naar school.

We gaan uit van de mogelijkheden van de leerling en niet van zijn/haar beperkingen. Zelfstandigheid van het kind en het streven naar de meest optimale vorm van zelfstandigheid is het uitgangspunt.

Daarnaast hebben de ouders/verzorgers de wettelijke verantwoordelijkheid voor hun kind en zijn de eerstverantwoordelijken voor het schoolbezoek van hun kind.

Bij de toekenning van een voorziening op grond van de verordening wordt gekeken naar de mogelijkheden van het kind en zijn ouders.

Beleidsregel 1: routeplanner

Voor het bepalen van de afstand tussen het woonadres en het schooladres maakt het college gebruik van de ANWB-routeplanner auto en fiets, optie kortste route. Deze routeplanner en het aangegeven aantal kilometers is in principe voor het college het uitgangspunt bij de beoordeling van de aanvraag voor bekostiging van het leerlingenvervoer.

Beleidsregel 2: reistijd/wachttijd

Het vervoer vindt plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, zoals aangegeven in de schoolgids.

Als er sprake is van kortere schooltijden in verband met:

  • een ‘wenperiode’ (vanwege de jonge leeftijd van het kind),

  • ziekte

  • uitval van lessen

zijn de ouders zelf verantwoordelijk voor het vervoer buiten de schooltijden.

Uitgangspunt is het streven naar een zo kort mogelijke reis- en wachttijd. De gemeente heeft echter ook rekening te houden met een efficiënte uitvoering van het leerlingenvervoer door bijvoorbeeld het combineren van vervoer.

Beleidsregel 3: ophaal-, opstap- en afzetplaats

In verband met een efficiënte uitvoering kan de gemeente in overleg met de vervoerder opstapplaatsen toestaan of bepalen voor leerlingen van het basisonderwijs, het speciaal basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs. De ouders/verzorgers zijn verantwoordelijk voor de begeleiding naar en van de opstapplaats.

Beleidsregel 4: advies van andere deskundigen, onderdeel medische verklaring

Wanneer wordt aangegeven dat een leerling gebruik moet maken van aangepast vervoer op grond van een beperking, moet ter onderbouwing een medische verklaring worden meegestuurd. Wanneer een medische verklaring ontbreekt, wordt de leerling gevraagd mee te werken aan een medisch onderzoek. Dit geldt ook wanneer de medische verklaring onvoldoende houvast biedt voor een beoordeling van de aanvraag. Het nader medisch onderzoek wordt uitgevoerd door een door het college aan te wijzen onafhankelijke adviesorganisatie. De kosten van dit externe advies komen voor rekening van de gemeente.

Beleidsregel 5 gedrag en eventuele begeleiding tijdens het (aangepast) vervoer

Ouders zijn verantwoordelijk voor het gedrag van hun kind in het (aangepast) vervoer. Zij instrueren hun kind(eren) zich zo te gedragen dat tijdens het vervoer geen ongeregeldheden ontstaan.

Uitgangspunt is dat de chauffeur de leerlingen tijdens het vervoer begeleid. Als echter het gedrag van de leerling, persoonlijke begeleiding tijdens het (aangepast) vervoer noodzakelijk maakt, stelt de gemeente een zitplaats beschikbaar voor een ouder/verzorger of een andere begeleider. Over de noodzaak van begeleiding kan de gemeente zich laten adviseren door een medisch deskundige.

Persoonlijke begeleiding van de leerling tijdens het vervoer is een verantwoordelijkheid van de ouders/verzorgers. Als zij zelf niet in staat zijn de leerling te begeleiden, zorgen zij zelf voor andere begeleiding, door inschakeling van een oppas, een buur, familie of een vrijwilliger.

Het vervoer van de begeleider wordt bekostigd voor de route die het kind aflegt.

De gemeente is niet verantwoordelijk voor specialistische medische begeleiding in het leerlingenvervoer. Ook kan de chauffeur, behalve de gangbare EHBO-hulpverlening, niet verplicht worden medische handelingen te verrichten tijdens het vervoer.

Beleidsregel 6: zelfstandig reizen

De gemeente zet zich in om leerlingen daar waar mogelijk te stimuleren met het openbaar vervoer te reizen in plaats van met het aangepast vervoer. Dit komt de zelfstandigheid, eigen kracht en onafhankelijkheid (nu en in de toekomst) van de leerling ten goede. Van ouders/verzorgers wordt verwacht dat zij hun kind mee laten werken aan het leertraject van de leerling betreffende het gebruik van openbaar vervoer of fiets.

Bij de eerste- of vervolgaanvraag kan in een gesprek met de ouders en/of met de leerling, onderzocht worden of de leerling in staat is om zelfstandig te reizen. Desgewenst wordt er een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan opgesteld. Dit plan kan onderdeel uitmaken van de beschikking.

Overgangsregeling:

Heeft een leerling het zelfstandig reizen met goed gevolg doorlopen, dan kan de beschikking van het aangepast vervoer worden omgezet in een vergoeding OV (VEP) of E-bike (max. € 1500,00) dit gedurende één jaar na afloop van het traject.

Als bij een vervolg aanvraag van het leerlingenvervoer, vanaf hetzelfde woonadres naar dezelfde school wordt vastgesteld dat de leerling per fiets, E-bike, brommer of scooter of met OV kan reizen, geldt voor deze leerlingen dat deze niet meer in aanmerking komen voor deze overgangsregeling.

Beleidsregel 7: vervoer naar en van een stageadres (“stagevervoer”)

Is de stage een onderdeel van het onderwijsprogramma, dan kan aanspraak worden gemaakt op stagevervoer.

Dit is voor de leerling die ook voor het bezoeken van school recht heeft op aangepast vervoer.

Het stagevervoer vindt plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, zoals aangegeven in de schoolgids. Voor het VSO geldt dat alleen stage vanuit het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel van het voortgezet speciaal onderwijs als stage gezien kan worden, en er geen financiering mogelijk is van het vervoer vanuit voorliggende voorzieningen (zoals de Jeugdwet, Wlz en/of Wmo).

Beleidsregel 8: vervoer naar meerdere adressen

Leerlingenvervoer is in de regel enkel bedoeld voor vervoer naar en van school. Onder bepaalde voorwaarden kan het college echter na schooltijd vervoer toestaan naar een opvangadres anders dan het woonadres of de opstapplaats bijvoorbeeld een BSO.

Vervoer van school naar een opvangadres na schooltijd is mogelijk als:

  • de leerling gebruik maakt van aangepast vervoer.

  • er naast het huisadres slechts sprake is van één opvangadres.

  • het opvangadres ligt op de vervoersroute en heeft geen negatieve consequenties voor de andere leerlingen.

  • de opvang is structureel en op dezelfde dagen van de week.

Beleidsregel 9: tijdelijk verblijf in andere gemeente

Als de leerling verblijft in een andere gemeente gedurende een kortere periode dan 6 weken en zijn eigen school blijft bezoeken, dan blijft de gemeente het leerlingenvervoer voor de duur van maximaal 6 weken bekostigen op basis van de eigen verordening. Als het verblijf een langere periode in beslag neemt, wordt geen vergoeding meer verstrekt. Ouders dienen dan een nieuwe aanvraag voor leerlingenvervoer in bij de gemeente waar het kind gedurende die periode verblijft. Deze regeling geldt niet vanwege een vakantie van de ouders/verzorgers.

Beleidsregel 10: co-ouderschap

Onder co-ouderschap wordt het volgende verstaan: ouders, al dan niet gescheiden, die niet bij elkaar wonen, hebben afgesproken om hun kind(eren) gezamenlijk te (blijven) verzorgen en opvoeden. Er is sprake van co-ouderschap als zowel de moeder, als de vader in een regelmatige afwisseling de zorg voor het kind of de kinderen hebben. Bij co-ouderschap kan er recht zijn op bekostiging van leerlingenvervoer voor de dagen dat de leerling bij de betreffende ouder verblijft. De beide ouders moeten afzonderlijk een aanvraag indienen, als zij niet in dezelfde gemeente wonen, voor de dagen dat het kind tijdens weekdagen bij hen verblijft.

Als er sprake is van een co-ouderschap en de leerling op verschillende adressen in de gemeente verblijft, worden er aan het begin van het schooljaar over het vervoer afspraken gemaakt die in principe gelden voor het hele schooljaar.

Beleidsregel 11: eigen bijdrage

Het college heeft besloten geen eigen bijdrage voor leerlingen in het speciaal basisonderwijs SBO (nieuw Hessen) meer te heffen.

De eigen bijdrage blijft als bedoeld in artikel 22 van de verordening wel voor de ouders/verzorgers van een leerling in het regulier basisonderwijs (bijvoorbeeld de vrije school) die een beroep doen op een vergoeding leerlingenvervoer.

Beleidsregel 12: declareren bekostiging vervoer per auto of fiets

Als een leerling op basis van de verordening in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening per auto of per fiets verstrekt het college aan de ouders/verzorgers een kilometervergoeding. De bekostiging is per maand op declaratiebasis achteraf. Uitgangspunt voor deze vergoeding is de berekening van de routeplanner.

Beleidsregel 13: niet tijdig afmelden

Maakt een leerling drie keer geen gebruik van het vervoer en niet is afgemeld, dan worden de vervoerskosten verhaald op de ouders/verzorgers.

Beleidsregel 14: internationale schakelklas (ISK)

Een leerling die de Nederlandse taal (nog) niet beheerst en daarom is aangewezen op een internationale schakelklas, komt voor vergoeding van leerlingen vervoer in aanmerking naar de dichtstbijzijnde toegankelijke ISK als de dichtstbijzijnde basisschool (buiten de afstandsgrens van zes kilometer) voor hem niet toegankelijk is vanwege de taalproblematiek.

Voor het voortgezet onderwijs geldt dat leerlingen slechts dan in aanmerking komen voor bekostiging van vervoer wanneer zij vanwege een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperking niet of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

Soms volgen leerlingen een dagdeel taalles op de ISK. De gemeente Aalten is niet verantwoordelijk voor het vervoer gedurende de schooldag van de ene school naar de andere school.

Beleidsregel 15: jeugdwetvervoer

Leerlingenvervoer is voorliggend op jeugdwetvervoer.

Als een leerling verblijft in een instelling, pleegzorg en netwerkgezin, dan kan het vervoer onder de Jeugdwet vallen.

Hardheidsclausule

De Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Aalten kent een hardheidsclausule. In deze hardheidsclausule is bepaald dat het college in bijzondere gevallen voor het vervoer naar en van school ten gunste van de ouders kan afwijken van bepalingen in de verordening. Toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor uitzonderlijke situaties, omdat het overgrote deel van de voorkomende situaties in de verordening is geregeld.

Er kan alleen sprake zijn van een bijzondere omstandigheid als de situatie van het gezin zich onderscheidt van andere gezinnen.

Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Aalten

Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 5 april 2022 De oude beleidsregels komen te vervallen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten op 5 april 2022

De secretaris A.J.M. Gildhuis

Burgemeester, A.B. Stapelkamp