Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR675518
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR675518/3
Afvalstoffenverordening Oss 2021
Geldend van 01-06-2024 t/m heden
Intitulé
Afvalstoffenverordening Oss 2021De raad van de gemeente Oss;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders 2 november 2021;
gelet op het advies van de adviescommissie van 2 december 2021;
gelet op de artikelen 10.23, eerste lid, 10.24, tweede lid, 10.25 en 10.26, eerste lid, van de Wet milieubeheer,
besluit
vast te stellen de:
Afvalstoffenverordening Oss 2021
§ 1. Algemeen
Artikel 1. Definities
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- -
Wet: Wet milieubeheer;
- -
perceel: (bewoond) huis- en of verblijfplek waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan;
- -
inzamelen: de activiteiten gericht op het ophalen of innemen van afvalstoffen die binnen de gemeente ter inzameling worden aangeboden en het feitelijk ophalen en innemen daarvan;
- -
Inrichting: inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
- -
ter inzameling aanbieden: de wijze van overdragen van afvalstoffen aan een inzamelende persoon of instantie, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in daartoe door of vanwege de inzamelende persoon of instantie geplaatste inzamelmiddelen of -voorzieningen of op een daartoe aangewezen plaats;
- -
inzamelmiddel: voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- of bewaarmiddel, ten behoeve van een huishouden;
- -
inzamelvoorziening: voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e) bewaarmiddel of -plaats ten behoeve van meerdere huishoudens;
- -
inzameldienst: de krachtens artikel 3, eerste lid, aangewezen inzameldienst, belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;
- -
aangewezen andere inzamelaar: de krachtens artikel 4, eerste lid, aangewezen andere inzamelaar dan de inzameldienst, belast met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen;
- -
inzamelplaats: daartoe op grond van artikel 5 aangewezen plaats;
- -
Duurzaamheidsplein; regionale gemeentelijke milieustraat in de vorm van een brengdepot aan de Maaskade 28 te Oss waar inwoners van de gemeente Oss voor zover wet en de verordening daarin voorziet, huishoudelijk afval kunnen doen verwijderen. Bij het Duurzaamheidsplein wordt een hoog hergebruik gestimuleerd (demontage hal en kringloopbedrijf);
- -
Bedrijfsafval: alle stoffen die niet onder de categorie huishoudelijk afval of gevaarlijk afval vallen;
- -
Huishoudelijk afval: afval dat ontstaat uit gezinnen (huishoudens).
Artikel 2. Doelstelling
De toepassing van deze verordening is gericht op de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig beheer van afvalstoffen.
§ 2. Huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 3. Aanwijzing van de inzameldienst
-
1. Burgemeester en wethouders wijzen de inzameldienst aan die is belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.
-
2. Aan de aanwijzing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden gesteld. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.
-
3. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over de wijze waarop de inzameldienst huishoudelijke afvalstoffen inzamelt.
Artikel 4. Regulering van andere inzamelaars
-
1. Het is voor anderen dan de inzameldienst verboden huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, tenzij de inzamelaar:
- a.
daartoe is aangewezen door burgemeester en wethouders;
- b.
bij nadere regels van burgemeester en wethouders van het verbod is vrijgesteld; of
- c.
verplicht is tot inname, bedoeld in artikel 9.5.2, derde lid, aanhef en onderdeel b, of vierde lid, van de Wet milieubeheer.
- a.
-
2. Burgemeester en wethouders kunnen aan een aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, onder a, voorschriften verbinden en beperkingen stellen. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.
Artikel 5. Aanwijzing van inzamelplaats
Burgemeester en wethouders dragen zorg voor ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente, waar in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen, met inbegrip van grof huishoudelijk afval, achter te laten.
Artikel 6. Algemene verboden
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen:
- a.
ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst of een inzamelaar als bedoeld in artikel 4, eerste lid;
- b.
over te dragen aan een ander dan een inzamelaar als bedoeld in artikel 4, eerste lid; of
- c.
achter te laten op een andere plaats dan de inzamelplaats, bedoeld in artikel 5.
Artikel 7. Gescheiden afvalinzameling
-
1. Burgemeester en wethouders stellen regels over de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk door de inzameldienst worden ingezameld, over de frequentie van de inzameling van elk van deze bestanddelen, en over de locaties van deze inzameling bij of nabij elk perceel.
-
2. In ieder geval de volgende bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen worden afzonderlijk ingezameld:
- –
bioafval (GFT);
- –
elektrische of elektronische apparatuur;
- –
drankkartons;
- –
papier en karton;
- –
metalen verpakkingen;
- –
glas (verpakkingsglas);
- –
grof tuinafval;
- –
herbruikbare goederen (huisraad);
- –
luier-& incontinentiemateriaal;
- –
kunststof verpakkingsmateriaal;
- –
textiel;
- –
restafval;
- –
gevaarlijke afvalstoffen
- –
-
3. Plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drankkartons worden gezamenlijk ingezameld.
Artikel 8. Gescheiden aanbieding
-
1. Het is verboden de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen, bedoeld in artikel 7, anders dan afzonderlijk:
- a.
ter inzameling aan te bieden;
- b.
achter te laten op een inzamelplaats als bedoeld in artikel 5.
- a.
-
2. In afwijking van het eerste lid is het verboden de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen waarvoor geen gescheiden inzameling geldt als bedoeld in artikel 7 anders aan te bieden dan afzonderlijk of gezamenlijk met de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen, genoemd in artikel 7, lid 3.
-
3. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen. Deze regels kunnen voor categorieën van gevallen of personen een vrijstelling inhouden van het verbod, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 9. Tijdstip van aanbieding
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan op de door burgemeester en wethouders daartoe bepaalde dag en tijden. Deze kunnen voor verschillende bestanddelen verschillend worden vastgesteld.
Artikel 10. Wijze en plaats van aanbieding
-
1. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan in overeenstemming met de door burgemeester en wethouder te stellen regels over het gebruik van:
- a.
inzamelmiddelen voor het aanbieden ter inzameling bij een perceel;
- b.
inzamelvoorzieningen voor het aanbieden ter inzameling nabij een perceel.
- a.
-
2. Het is verboden om een inzamelmiddel na afloop van de bepaalde dag en tijden, bedoeld in artikel 9, buiten een perceel te laten staan.
-
3. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen voor categorieën van percelen. Deze regels kunnen een vrijstelling van het verbod inhouden.
§ 3. Bedrijfsafvalstoffen
Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst
Burgemeester en wethouders kunnen bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die worden ingezameld door de inzameldienst die is aangewezen op grond van artikel 3.
Artikel 12. Aanbieding ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Het is verboden anders dan in overeenstemming met artikel 11 bedrijfsafvalstoffen ter inzameling door de inzameldienst aan te bieden, of over te dragen, of bij de milieustraat als bedoeld in artikel 5, achter te laten.
Artikel 13. Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen
-
1. Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan in overeenstemming met de door burgemeester en wethouders te stellen regels over de dagen, tijden, wijzen en plaatsen van inzameling van de krachtens artikel 11 aangewezen bedrijfsafvalstoffen.
-
2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen voor het aanbieden, overdragen of achterlaten van bedrijfsafvalstoffen. Deze regels kunnen mede worden vastgesteld voor anderen dan de inzameldienst. Deze regels kunnen een vrijstelling van het verbod inhouden.
§ 4. Zwerfafval en overige
Artikel 14. Dumpingsverbod
-
1. Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders, buiten een inrichting, hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu te veroorzaken, door een afvalstof, een stof of een voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins daar te plaatsen.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op:
- a.
het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen in overeenstemming met deze verordening;
- b.
het composteren van huishoudelijk groente-, fruit- of tuinafval op het perceel waar dit is ontstaan;
- c.
het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen, met inbegrip van daarbij niet te vermijden plaatsing van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen op de weg, bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994;
- d.
handelingen voor zover die zijn verboden bij of krachtens de Omgevingswet of het Besluit bodemkwaliteit.
- a.
-
3. Indien de overtreder van dit artikel onbekend is, wordt de persoon tot wie de aangetroffen afvalstof, stof of voorwerp kan worden herleid, geacht te hebben gehandeld in strijd met dit artikel.
Artikel 15. Zwerfafval in de openbare ruimte
-
1. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen die zijn ontstaan buiten een perceel, achter te laten in de openbare ruimte, anders dan in daartoe bestemde afvalbakken of andere middelen ter inzameling van deze afvalstoffen.
-
2. Reclamedrukwerk, ander promotiemateriaal en de verpakking daarvan, die in weerwil van het eerste lid in de openbare ruimte wordt weggeworpen of achtergelaten, wordt terstond opgeruimd door degene die het in de betreffende omgeving onder het publiek verspreidde.
-
3. Het is verboden ter inzameling gereedstaande afvalstoffen of inzamelmiddelen te doorzoeken of te verspreiden, er tegen te stoten, te schoppen, deze omver te werpen of deze anderszins te behandelen.
Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen
Degene die een inrichting drijft waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, draagt zorg voor de aanwezigheid in of nabij de inrichting van een steeds voor gebruik door het publiek beschikbare en tijdig geleegde afvalbak of soortgelijk middel voor het houden van afval.
Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg
-
1. Het is verboden een weg, bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994, te verontreinigen of het milieu nadelig te beïnvloeden door afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten.
-
2. Degene die in strijd met het eerste lid de weg verontreinigt of het milieu nadelig beïnvloedt, of diens opdrachtgever, zorgt terstond na de beëindiging van de werkzaamheden van die dag voor het reinigen van de weg, of zoveel eerder als nodig is om de veiligheid van het verkeer of de bescherming van het wegdek te verzekeren.
Artikel 18. Geen opslag van afval in de open lucht
Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in overeenstemming met paragraaf 2 van deze verordening aanbieden, achterlaten of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen. Het verbod geldt niet als voor de opslag van afvalstoffen een omgevingsvergunning is afgegeven.
Artikel 19. Ontdoen van autowrakken
Het is verboden zich te ontdoen van een autowrak dat afkomstig is van een perceel, anders dan door afgifte aan de houder van een omgevingsvergunning voor het demonteren van autowrakken of wrakken van tweewielige motorvoertuigen.
§ 4a. Kadavers van gezelschapsdieren
Artikel 19a. Kadavers van gezelschapsdieren
-
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder gezelschapsdier verstaan: een dier dat de mens in of rond het huis houdt en verzorgt, niet zijnde een hobby- of landbouwhuisdier.
-
2. Burgemeester en wethouders wijzen een of meer verzamelplaatsen aan waar kadavers van gezelschapsdieren worden ingezameld.
-
3. Vanaf de daartoe aangewezen locatie wordt zorggedragen voor aangifte van de ingezamelde kadavers bij Rendac Son B.V. De kadavers worden bewaard en overgedragen aan Rendac Son B.V. in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens artikel 3.1 van de Wet dieren.
-
4. Uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de dag waarop het gezelschapsdier dood is aangetroffen, geeft de houder van het kadaver, dit af bij de Ir Diddewerf in Oss, bedoeld in het tweede lid.
-
5. Tot het tijdstip van afgifte bewaart de houder het kadaver zodanig dat er geen vermenging is met ander materiaal.
-
6. Het vierde lid is niet van toepassing op het kadaver dat wordt begraven op een terrein dat ter beschikking staat van de houder van het kadaver of dat uiterlijk de eerste werkdag na overlijden wordt afgegeven aan een ondernemer die is erkend op grond van artikel 24, eerste lid, onder b, c of d, van de Verordening 1069/2009/EG.
§ 5. Handhaving en toezicht
Artikel 20. Strafbare feiten
Overtreding van het bij of krachtens de artikelen 4, 6, 8 tot en met 10 en 12 tot en met 19a bepaalde en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onderdeel 3, van de Wet op de economische delicten.
Overtredingen door een natuurlijke persoon of rechtspersoon van het bij of krachtens de volgende artikelen uit verordening kan worden beboet met een bestuurlijke boete zoals bepaald in artikel 154b van de Gemeentewet:
Artikel 4, artikel 6, artikel 8, artikel 9, artikel 10, artikel 12, artikel 13, artikel 14, artikel 15, artikel 16, artikel 17, artikel 18, artikel 19 en artikel 19a.
Artikel 20a. Boetehoogte
-
1. Bij een overtreding door een natuurlijk persoon of een rechtspersoon van een voorschrift als genoemd in artikel 20 van deze verordening, is de hoogte van de bestuurlijke boete gelijk aan het bedrag dat in de bijlage is vermeld bij het betreffende voorschrift. Hierbij geldt dat de hoogte van de bestuurlijke boete voor een rechtspersoon de hoogte is van de bestuurlijke boete voor een natuurlijk persoon vermenigvuldigd met de factor twee.
Artikel 21. Toezichthouders
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 18.6 van de Omgevingswet c.q. artikel 18.6 van de Omgevingswet door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
§ 6. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 22. Wijzigingen als gevolg van de Omgevingswet en overgangsrecht
[vervallen]
Artikel 23. Intrekking oude verordening
[vervallen]
Artikel 24. Slotbepaling
-
1. Deze verordening kan worden aangehaald als: “Afvalstoffenverordening gemeente Oss 2021, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 23 mei 2024”.
-
2. Zij treedt in werking op 1 juni 2024.
Ondertekening
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van d.d. 16 december 2021.
De griffier,
drs. P.H.A. van den Akker
Bijlage als bedoeld in artikel 20a Boetehoogte van deze verordening
Artikel afvalstoffenverordening |
Onderwerp |
Feitcode bijlage BBOOR onder C. |
Bedrag natuurlijk persoon |
Bedrag rechtspersoon |
4 |
Reguleren van andere inzamelaars |
C.1 |
150 |
300 |
6 |
Algemene verboden |
C.2 |
100 |
200 |
8 |
Gescheiden aanbieding |
C.2 |
100 |
200 |
9 |
Tijdstip van aanbieden |
C.2 |
100 |
200 |
10 |
Wijze en plaats van aanbieding |
C.2 |
100 |
200 |
12 |
Aanbieding ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen |
C.3 |
100 |
200 |
13 |
Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen |
C.3 |
100 |
200 |
14 |
Dumpingsverbod |
C.4 |
400 |
800 |
15 |
Zwerfafval in de openbare ruimte |
C.5 |
150 |
300 |
15 lid 3 |
Zwerfafval in de openbare ruimte |
C.6 |
150 |
300 |
16 |
Zwerfafval rondom inrichtingen |
C.5 |
150 |
300 |
17 |
Afval en verontreiniging op de weg |
C.7 |
150 |
300 |
18 |
Geen opslag van afval in de open lucht |
C.8 |
250 |
500 |
19 |
Ontdoen van autowrakken |
C.4 |
400 |
800 |
19a |
Kadavers van gezelschapsdieren |
C.4 |
400 |
800 |
TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
De Afvalstoffenverordening dient het belang van de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig afvalstoffenbeheer. Het belang daarvan neemt toe omdat tegenwoordig anders naar afval wordt gekeken dan in het verleden. Afval wordt steeds meer benaderd als grondstof. In een meer circulaire economie is afval van waarde. Dat betekent duurzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen, zuiniger zijn op grondstoffen, voorwerpen langer en opnieuw gebruiken en optimalere reststromen. Afvalscheiding en inzameling is daarbij van wezenlijk belang. Welke bestanddelen van het afval gescheiden dienen te worden veranderd. Nieuwe technieken maken bijvoorbeeld de scheiding van kunststof mogelijk. Gemeenten werken mee in het Uitvoeringsprogramma VANG – Huishoudelijk Afval om te komen tot minder huishoudelijk afval en tot het beschikbaar krijgen van meer waardevolle grondstoffen van de juiste kwaliteit. Deze verordening moderniseert de regels van de gemeente op dit terrein.
Grondslagen
De verordening geeft uitvoering aan de verplichting van artikel 10.23 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm), waarin de raad wordt opgedragen om in het belang van de bescherming van het milieu een Afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels over het zwerfafval houden verband met de regels van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor de openbare ruimte maar zijn vanwege de samenhang met het onderwerp van de Afvalstoffenverordening opgenomen in deze verordening. De artikelen 10.24, tweede lid, 10.25 en 10.26, eerste lid, van de Wm bevatten voorschriften waaraan de Afvalstoffenverordening moet voldoen.
De opname van paragraaf 4a inzake de inzameling van kadavers van gezelschapsdieren heeft als grondslag artikel 3.5, eerste lid, van de Wet dieren.
Een overtreding uit deze verordening kan worden beboet met een bestuurlijke boete zoals bepaald in artikel 154b van de Gemeentewet. De overtreding van de Afvalstoffenverordening valt onder het regime van de bestuurlijke boete. Hiervoor geldt een zogenaamde positieve lijst (artikel 3 Besluit Bboor). Alleen voor de feiten die op deze positieve lijst zijn opgenomen kan een bestuurlijke boete worden ingevoerd. Het gaat hierbij om voorschriften die betrekking hebben op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke- en bedrijfsafvalstoffen en om voorschriften met betrekking tot het achterlaten van straatafval en zwerfafval. Vrijwel alle voorschriften uit de gemeentelijke Afvalstoffenverordening vallen onder deze positieve lijst en zijn opgenomen in deze verordening, zodat bij overtreding daarvan een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
2. Hoofdlijnen van de Afvalstoffenverordening
Scheiden van afvalstromen begint bij huishoudens (huishoudelijke afvalstoffen) en bedrijven (kantoor-, winkel- en dienstensector (hierna: KWD-sector)) waar die afvalstoffen ontstaan – of waar die in de openbare ruimte terechtkomen. De Afvalstoffenverordening bevat regels over huishoudelijk afval, bedrijfsafval en afval in de openbare ruimte en kadavers van gezelschapsdieren.
Huishoudelijke afvalstoffen
Wat betreft huishoudelijke afvalstoffen heeft het gemeentebestuur de wettelijke taak om te zorgen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen door middel van de inzameldienst die daartoe bij deze verordening is aangewezen. Bij de uitvoering van deze taak wordt de gemeente in de praktijk in toenemende mate ondersteund door het initiatief zoals onder andere scholen, ideële instellingen of anderen die bijvoorbeeld papier, glas of andere bestanddelen van het huishoudelijk afval verzamelen voor inzameling. Deze verordening regelt de aanwijzing van de inzameldienst en van andere inzamelaars en bepaalt welke bestanddelen gescheiden moeten worden aangeboden en dus ook gescheiden moeten worden ingezameld.
Gescheiden inzameling van huishoudelijk afval
Scheiden van de volgende bestanddelen van huishoudelijk afval is op grond van artikel 1 van het Besluit GIHA de norm:
- a.
bioafval;
- b.
papier;
- c.
metalen verpakkingen;
- d.
kunststof verpakkingsmateriaal;
- e.
glas;
- f.
textiel (treedt in werking met ingang van 1 januari 2025);
- g.
gevaarlijke afvalstoffen (treedt in werking met ingang van 1 januari 2025);
- h.
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.
De Afvalstoffenverordening geeft uitvoering aan de opdracht van artikel 3 van het Besluit GIHA om de verordening aan te passen om te voldoen aan de artikelen 1 en 2 van het Besluit GIHA.
In de nota van toelichting bij het Besluit GIHA wordt verwezen naar het Landelijk afvalbeheerplan (hierna: LAP). Daarin staat, met name voor bioafval, uitgebreid toegelicht in welke gevallen van de uitzondering op de plicht tot gescheiden inzameling van de in artikel 1 van het Besluit GIHA genoemde huishoudelijke afvalstoffen, gebruik kan worden gemaakt.
Als een uitzondering voor gescheiden inzameling wordt opgenomen in de Afvalstoffenverordening, dient de gemeente met enige regelmaat de rechtmatigheid van deze bepaling(en) te bezien. Deze beoordeling vindt op zijn minst elke keer plaats op het moment dat in het LAP op dit punt nieuwe inzichten en beleid worden opgenomen.
Met ingang van 1 januari 2025 treden de onderdelen f en g van artikel 1 van het Besluit GIHA in werking. Op grond daarvan moeten textiel en gevaarlijke afvalstoffen ook gescheiden worden ingezameld. De verordening hoeft, met het oog op de voorziene inwerkingtreding van deze onderdelen van het Besluit GIHA niet aangepast te worden.
Bedrijfsafvalstoffen
Wat betreft bedrijfsafvalstoffen is de afvalscheiding door KWD-sector binnen de gemeente van belang. De inzameling van bedrijfsafval kan plaatsvinden door de inzameldienst maar ook door anderen. Het beheer van bedrijfsafvalstoffen is in belangrijke mate op Rijksniveau geregeld door de Wm en daarop gebaseerde centrale regelgeving. Deze verordening bevat enkele aanvullende regels voor de inzameling door de inzameldienst of de wijze van aanbieding van bedrijfsafvalstoffen in de openbare ruimte.
Afval in de openbare ruimte
Wat betreft het afval in de openbare ruimte is het voorkomen van zwerfafval van belang. Zwerfafval ontstaat niet alleen door illegale dumping en bewuste ontdoening (weggooien of achterlaten) maar kan ook ontstaan uit huishoudelijk afval, bijvoorbeeld als dat verkeerd is aangeboden of als ter inzameling gereedstaand huishoudelijk afval is doorzocht of omgeschopt, verwaaid of aangevreten door dieren. Zwerfafval komt ook in de openbare ruimte terecht via het publiek rondom winkels, eet- en drinkgelegenheden, evenementen of reclame- en promotiecampagnes. De verordening bevat regels voor het bestrijden van zwerfafval.
Kadavers van gezelschapsdieren
De Afvalstoffenverordening geeft eveneens uitvoering aan de verplichting van artikel 3.5 van de Wet dieren om regels op te nemen over het aangeven, ophalen, overdragen van kadavers van gezelschapsdieren (zie paragraaf 4a).
3. Wettelijke begrippen
In het belang van de eenvoud maakt deze verordening slechts in beperkte mate gebruik van begripsbepalingen. Ten eerste zijn geen definities van begrippen gegeven als deze begrippen al op grond van artikel 1.1 van de Wm zijn gedefinieerd. Deze begrippen gelden al onverkort voor de toepassing van deze verordening. Er zijn daarom niet opnieuw definities in de verordening opgenomen. Voorbeelden van in de wet gedefinieerde begrippen die ook in deze verordening worden gebruikt zijn afvalstoffen, huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen.
Het begrip inzameling is door de Wm gedefinieerd en daarom zonder begripsbepaling opgenomen in deze verordening. Artikel 1.1 van de Wm verstaat onder inzameling: verzameling van afvalstoffen, met inbegrip van de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen, om deze daarna te vervoeren naar een afvalverwerkingsinstallatie. Dit begrip is letterlijk overgenomen van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Inzameling is het begin van het afvalstoffenbeheer. Onder afvalstoffenbeheer verstaat de richtlijn immers: inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars.
Wat betreft de huishoudelijke afvalstoffen regelt deze verordening, enerzijds, dat de inzameling slechts kan geschieden door aangewezen inzameldiensten. Anderzijds regelt de verordening dat deze afvalstoffen slechts mogen worden overgedragen of aangeboden ter inzameling aan deze inzameldienst of overdragen aan inzamelaars, of achterlaten op een daartoe ter beschikking gestelde plek. Inzameling door of het aanbieden ter inzameling aan anderen dan deze personen is verboden. De verordening regelt eveneens op welke wijze de aanbieding plaats dient te vinden. Er zijn regels over gescheiden inzameling van afzonderlijke bestanddelen van afval zoals groente-, fruit- en tuinafval (hierna: GFT-afval) of papier en karton, over de middelen waarmee dat dient te gebeuren. In onderstaand schema is de terminologie van artikel 10.24 van de Wm en artikel 1.1 van de Wm dus als volgt gebruikt ten aanzien van de huishoudelijke afvalstoffen:
De gebruiker van een perceel |
De inzameldienst of inzamelaar |
Overdragen (aan een inzamelaar) |
Innemen (door een inzamelaar) |
Ter inzameling aanbieden (al dan niet via inzamelmiddelen of inzamelvoorzieningen) |
Inzameling (via de betreffende middelen of voorzieningen) door de inzameldienst |
Achterlaten op een ter beschikking gestelde plaats |
Inzamelplaats |
De begrippen inzameldienst en inzamelaar behoeven geen zelfstandige definitie nu uit artikelen 3 en 4 genoegzaam volgt om wie het gaat. Andere begrippen kwamen in de verordening zo weinig voor dat, een definitie overbodig was en in de artikeltekst zelf uitsluitsel kon worden gegeven. Een voorbeeld is het begrip weg in artikel 17.
4. Verhouding met ander hoger recht
Verwerking van persoonsgegevens
De gemeente verwerkt persoonsgegevens onder meer voor de inzameling en verwerking van huishoudelijk afval. De inzameling en verwerking van huishoudelijk afval is een publieke taak, die verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk maakt. De grondslag voor verwerking van de persoonsgegevens is artikel 6, eerste lid, onder e, van de Algemene verordening gegevensbescherming (2016/679/EU). De gemeente heeft een privacyverklaring opgesteld voor de verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van de inzameling en verwerking van afval. Deze is te vinden via oss.nl/privacy.
Omgevingswet
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet (hierna: Ow) kunnen de gemeentelijke regels, die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving, opgenomen worden in het omgevingsplan. Regels die opgenomen worden in het omgevingsplan, zullen in deze Afvalstoffenverordening vervallen. Voor zwerfafval (artikel 16) is een bepaling opgenomen in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Die bepaling wordt om die reden aangepast op het moment dat de Ow in werking treedt (zie artikel 22).
5. Nadere regels
Uitvoeringsbesluit van het college van burgemeester en wethouders
De Afvalstoffenverordening delegeert de bevoegdheid tot het stellen van regels over de volgende onderwerpen aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college):
- •
Nadere regels over de wijze van inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen (artikel 3 derde lid).
- •
Nadere regels over vrijstelling voor categorieën personen en organisaties als inzamelaars (artikel 4, eerste lid).
- •
Regels over afzonderlijke bestanddelen (geclausuleerd), frequentie en locatie van inzameling (artikel 7).
- •
Nadere regels inclusief vrijstelling voor gescheiden aanbieden ter inzameling van huishoudelijke afvalstoffen (artikel 8, tweede lid), zoals het nader omschrijven van de bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen, of over fracties waarvan vermenging is toegestaan.
- •
Regels over het gebruik van inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen (artikel 10, derde lid).
- •
Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen (artikel 13, tweede lid).
Daarnaast is sprake van nadere besluitvorming door het college die strikt genomen geen algemeen verbindende voorschriften inhoudt maar die samen met de hiervoor genoemde regels opgenomen kan worden in het uitvoeringsbesluit van het college. Deze besluitvorming gaat over:
- •
De aanwijzing van de inzameldienst (artikel 3).
- •
De dagen en tijden waarop de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen plaatsvindt (artikel
- •
9).
- •
De aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren (artikel 21).
De aanwijzing van de specifieke locaties van inzamelvoorzieningen kan ook opgenomen worden in het uitvoeringsbesluit.
Artikelsgewijs
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven zijn hieronder nader toegelicht.
Artikel 1. Definities
De begrippen inzamelmiddel, inzamelplaats en inzamelvoorziening zijn opgenomen om deze van elkaar te onderscheiden. Een inzamelmiddel is bestemd voor een enkel huishouden.
Een inzamelplaats is aangewezen op grond van artikel 5. Meestal wordt de inzamelplaats gemeentelijke afvaldepot, brengdepot of milieustraat genoemd.
Een inzamelvoorziening is bestemd voor meerdere huishoudens. Een inzamelvoorziening is bijvoorbeeld een (ondergrondse) verzamelcontainer, wijkcontainer of brengdepot.
Uit artikel 10 wordt duidelijk dat inzamelmiddelen gebruikt worden voor het aanbieden ter inzameling bij een perceel en inzamelvoorzieningen voor het aanbieden nabij een perceel.
Het begrip perceel is omwille van de leesbaarheid opgenomen met een vaste toevoeging die bij het gebruik van dit begrip in de verordening telkens moet worden meegelezen. Het gaat immers telkens om percelen waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Deze toevoeging is opgenomen in verband met de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm, waarin sprake is van de zorg van de gemeente voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen “bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan”. Wat onder perceel moet worden verstaan kan niet goed op het niveau van deze verordening worden vastgesteld. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 18 september 1991, nr. 27597, BNB 1991/333, is een perceel een plaats waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld binnen een particuliere huishouding kunnen ontstaan. Slechts dan is geen sprake van een perceel, indien het gaat om een gedeelte van een onroerende (of roerende) zaak dat blijkens indeling en inrichting niet is bestemd voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Dit zal telkens naar de feiten en het spraakgebruik bepaald moeten worden. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1773) kon ook een woonruimte in een zorgcentrum een particuliere huishouding zijn waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan (zie voor de feiten Gerechtshof Den Haag 19 augustus 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2862).
Artikel 2. Doelstelling
In dit artikel is het met de verordening te dienen doel vermeld. Deze volgt uit de wettelijke grondslag van de verordening. De toepassing van bevoegdheden op basis van deze verordening zullen derhalve telkens in dat kader moeten plaatsvinden. Doelmatig afvalstoffenbeheer is onderdeel van de bescherming van het milieu. Het begrip afvalstoffenbeheer is gedefinieerd in de Kaderrichtlijn afvalstoffen als: “inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars”.
Artikel 3. Aanwijzing van de inzameldienst
In het eerste lid geeft de raad aan het college de opdracht om een gemeentelijke inzameldienst aan te wijzen, die met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen is belast. De zorg voor deze inzameling berust ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm op de raad en het college. De aangewezen inzameldienst zal aan die zorg praktische uitvoering geven.
In het derde lid wordt een grondslag gegeven om nadere regels te stellen over de wijze waarop de inzameldienst huishoudelijke afvalstoffen inzamelt.
Redenen van algemeen belang van milieu en gezondheid die met de aanwijzing van inzameldiensten zijn gemoeid, dwingen ertoe geen regeling op te nemen voor het van rechtswege nemen van aanwijzingsbesluiten in gevallen waarin niet tijdig op een daartoe strekkende aanvraag zou worden beslist. De regeling van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is daarom niet van toepassing. Zo nodig kunnen bij het aanwijzingsbesluit beperkingen of voorschriften worden verbonden aan de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Het ligt in de rede dat dit alleen aan de orde is wanneer er ten aanzien van de aan te wijzen instantie bijzondere voorschriften of beperkingen moeten gelden.
Artikel 4. Regulering van andere inzamelaars
Dit artikel regelt de mate waarin het voor anderen dan de inzameldienst mogelijk is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. In beginsel is dit verboden. Er zijn echter drie categorieën van andere inzamelaars dan de inzameldienst, die bepaalde bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen mogen inzamelen. Ten eerste als een inzamelaar is aangewezen. Het gaat dan om een beschikking, waaraan op grond van het tweede lid voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden. Een aanwijzing wordt niet van rechtswege verleend als sprake zou zijn van niet tijdig beslissen. Ten tweede kan het college bepaalde personen of organisaties vrijstellen bij nadere regels. In het eerste lid, onder b, is mogelijk gemaakt dat er met generieke vrijstellingen kan worden gewerkt voor bijvoorbeeld scholen die papier inzamelen of voor andere organisaties of personen die bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen inzamelen als inzamelaar. Ten derde zijn er producenten van bijvoorbeeld witgoed voor wie op grond van de Wm in algemene maatregelen van bestuur verplichtingen bestaan tot inname van afgedankte producten. Het gaat dan om de producentenverantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend kan daarvoor geen verbod gelden. De aanwijzing van inzamelaars verschilt qua karakter van de aanwijzing van de inzameldienst. Het gaat bij de inzamelaars om personen of organisaties die om verschillende redenen behulpzaam willen zijn bij de taak om huishoudelijk afval in te zamelen. Deze aanwijzing heeft – anders dan de aanwijzing van de inzameldienst – het karakter van een vergunning en gaat niet gepaard met een uitvoeringsplicht.
Artikel 5. Aanwijzing van inzamelplaats
Op deze plaats wordt afzonderlijk geregeld dat op ten minste een plaats ook buiten kantooruren of in het weekend (in voldoende mate dus) gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten. Hiertoe is het gemeentebestuur verplicht in verband met de in artikel 7 geboden mogelijkheid om niet telkens per week en bij elk perceel in te zamelen. Ingevolge artikel 10.26, tweede lid, van de Wm is dit verplicht. Het gaat hier om een daartoe ter beschikking gestelde plaats, waar alle bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden achtergelaten.
Artikel 6. Algemene verboden
Dit artikel regelt dat het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen alleen mag geschieden via de kanalen die daarvoor in de artikelen 4 en 5 zijn aangewezen. Dit verbod is de keerzijde van de bij of krachtens die artikelen tot de inzameldienst en andere inzamelaars gerichte gebod om het afval in te zamelen en het in artikel 4, eerste lid, opgenomen verbod voor anderen om afval in te zamelen.
Artikel 7. Gescheiden afvalinzameling
Dit artikel regelt welke bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk moeten worden ingezameld, met welke frequentie en op welke locatie. Deze locatie kan zijn bij elk perceel, nabij elk perceel of een van deze met uitzondering van bepaalde gebieden van de gemeente.
Het Besluit GIHA bevat ook voorschriften over de gescheiden inzameling van afvalstoffen. Deze verordening vult de verplichting tot gescheiden inzameling aan door nader te bepalen welke bestanddelen gescheiden worden ingezameld. Deze verordening maakt een fijnmaziger onderscheid dan artikel 1 van het Besluit GIHA, dat voorschrijft dat ‘ten minste’ bepaalde bestanddelen gescheiden worden ingezameld. De raad kan volgens artikel 10.21, vierde lid, van de Wm besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. De raad kan tevens een onderscheid maken binnen de genoemde bestanddelen.
Artikel 10.21 van de Wm schrijft voor dat het gemeentebestuur, al dan niet samen met het gemeentebestuur van andere gemeenten, ervoor zorgt dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. Grove huishoudelijke afvalstoffen zijn daarvan uitgezonderd.
De raad kan volgens artikel 10.21, vierde lid, van de Wm besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen.
De volgende bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen worden afzonderlijk ingezameld:
Bioafval, elektrische of elektronische apparatuur, drankkartons, papier en karton, metalen verpakkingen, glas, grof tuinafval, herbruikbare goederen, luier-& incontinentiemateriaal, kunststof verpakkingsmateriaal, textiel, restafval, gevaarlijke stoffen.
Op grond van artikel 10.26 van de Wm kan de raad in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen bij de Afvalstoffenverordening afwijken:
- a.
van de inzameling bij elk perceel (bepaald mag worden nabij elk perceel);
- b.
van de frequentie van eenmaal per week (bepaald mag worden met welke regelmaat bij de verordening);
- c.
van de inzameling in het gehele grondgebied (bepaald mag worden dat in een gedeelte van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld);
Artikel 2, eerste lid, van het Besluit GIHA bepaalt verder dat onder voorwaarden voor de volgende bestanddelen afgezien kan worden van de gescheiden inzameling voor:
- d.
bioafval (wanneer gescheiden inzameling technisch niet mogelijk is of buitensporig duur);
- e.
metaal, kunststof of glas (als de kwaliteit voor hergebruik of recycling gelijk blijft).
Het regelen van de frequentie en locatie van de inzameling wordt in beginsel overgelaten aan het college. De raad bepaalt wel welke bestanddelen in ieder geval afzonderlijk ingezameld dienen te worden. Dit is onder meer van belang omdat artikel 8 aan burgers het verbod oplegt om die bestanddelen ongescheiden ter inzameling aan te bieden.
Artikel 8. Gescheiden aanbieding
Dit artikel regelt de keerzijde van artikel 7. Wat gescheiden moet worden ingezameld, moet ook gescheiden worden aangeboden.
Het is niet mogelijk om bij nadere regels af te wijken van de verplichting om gescheiden in te zamelen en aan te bieden, voor zover die verplichting voortvloeit uit artikel 1 van het Besluit GIHA.
Artikel 9. Tijdstip van aanbieding
De tijdstippen voor de inzameling van huishoudelijk afval worden door het college bepaald. Het gaat hier om een besluit van algemene strekking, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift. Het besluit is daarom vatbaar voor bezwaar en beroep.
Artikel 10. Wijze en plaats van aanbieding
Er is een onderscheid tussen inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen. Inzamelmiddelen dienen het ter inzameling aanbieden door een huishouden. Inzamelvoorzieningen, dienen het collectief ter inzameling aanbieden door meerdere huishoudens, zoals een verzamelcontainer of een wijkcontainer, voor het inzamelen daarvan. Op grond van dit artikel kunnen inzamelmiddelen worden voorgeschreven. Ook kunnen hier regels worden gesteld over het gebruik van inzamelvoorzieningen. De regels over het gebruik van de inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen zijn in beginsel algemeen verbindende voorschriften. Het college kan in deze regels ook concreet locaties aanwijzen voor de inzamelvoorzieningen. Een dergelijk onderdeel van de regels is geen algemeen verbindend voorschrift dus daartegen staat bezwaar en beroep open.
Het tweede lid bevat een verbod om de inzamelmiddelen buiten het perceel te laten staan na afloop de bepaalde dag en tijden. Gebruikers van een perceel zijn gehouden de inzamelmiddelen binnen het perceel te bewaren. Het verbod geldt ook voor afval dat op de ophaaldag is buitengezet, maar om wat voor reden dan ook, niet is opgehaald.
Het derde lid bevat een grondslag voor nadere regels over de wijze van gebruik van inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen voor categorieën van percelen. Te denken valt aan een onderscheid dat gemaakt kan worden tussen hoogbouw en laagbouw. De regels kunnen een vrijstelling van het verbod in het eerste lid inhouden. Deze vrijstelling blijkt dan uit de nadere regels van het college.
Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst
De inzameldienst kan ook bepaalde bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen inzamelen. Anders dan bij huishoudelijke afvalstoffen geldt voor bedrijfsafvalstoffen echter geen zorgplicht voor de gemeente. Inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst is daarom een daarvan te onderscheiden activiteit waarbij de inzameldienst tegen vergoeding afval inzamelt bij bedrijven. In de praktijk gaat het daarbij veelal om afval uit de KWD-sector of bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval).
Artikel 12. Aanbieding ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst.
Artikel 13. Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de bedrijfsafvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden. De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid, van de Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieuregels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 van de Wm voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt.”(Kamerstukken 26 638, nr. 3, blz. 48). Het is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen te kunnen aanwijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan met name van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard kunnen deze regels gelden voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen ophalen.
Artikel 14. Dumpingsverbod
Dit artikel heeft primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voor zover geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming, de Waterwet of het Besluit bodemkwaliteit van toepassing is. In het eerste lid worden bewust de termen stof en voorwerp gebruikt en niet alleen de term afvalstof, omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn. Artikel 10.25, onder a, van de Wm is de grondslag voor het opnemen van een dergelijk artikel in de Afvalstoffenverordening.
Artikel 15. Zwerfafval in de openbare ruimte
Op grond van artikel 10.25, onder a en b, van de Wm kunnen gemeenten in de Afvalstoffenverordening de zwerfafvalproblematiek regelen. Er is sprake van facultatief medebewind. Gemeenten hebben hiertoe de bevoegdheid, maar geen wettelijke plicht.
Het eerste lid gaat over straatafval. Dat is afval dat onderweg ontstaat, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor afvalbakken of voorzieningen zijn om zich daarvan ter plekke te ontdoen (voor zover van beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd. Het gaat hier per definitie om afvalstoffen die "buiten een perceel ontstaan". Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 2.
In het derde lid behoeft het begrip zwerfafval zelf geen verdere definitie. Uit de redactie blijkt dat van zwerfafval sprake is wanneer ter inzameling gereedstaand afval wordt verspreid, omgestoten of omgeschopt, enz.
Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen
Dit sluit aan bij artikel 2.13 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, maar heeft het meer toegespitst op de problematiek van zwerfafval en wijkt daarom op een aantal punten van dat artikel af. Dit is een toegestane aanvulling van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Na inwerkingtreding van de Ow vervalt het Activiteitenbesluit Milieubeheer. De in het tweede lid van dit artikel geregelde materie is dan opgenomen in het tijdelijke deel van het omgevingsplan. In artikel 22 is om die reden een wijziging van dit artikel opgenomen, die in werking treedt als de Ow in werking treedt.
Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg
Het gaat in dit artikel met name over laden, lossen en vervoeren. Het artikel bevat een gebod om de veroorzaakte verontreiniging op te ruimen. Mocht aan dit gebod geen gehoor gegeven worden, dan is sprake van een overtreding die strafbaar is gesteld op grond van artikel 20. Daarnaast is er de mogelijkheid om door middel van bestuursdwang tot opruiming te dwingen. Dit kan inhouden dat de gemeente de verontreiniging zelf opruimt en de kosten daarvoor op de overtreder verhaalt.
Artikel 18. Geen opslag van afval in de open lucht
Kern van dit artikel is opslag van huishoudelijke afvalstoffen, het gaat niet op het bewaren van afvalstoffen voor aanbieding tijdens de eerstvolgende inzameling daarvan. Waarneembaar gaat in de eerste plaats om zicht. Daarnaast kan sprake zijn van reukoverlast.
Artikel 19. Ontdoen van autowrakken
In dit artikel is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken (hierna: BBA) moeten gemeenten in hun Afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden). Op grond van artikel 7 van het BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.
Artikel 19a. Kadavers van gezelschapsdieren
Dit artikel betreft de inzameling van kadavers van gezelschapsdieren. Het eerste lid regelt wat onder gezelschapsdier moet worden verstaan. Tot de gezelschapsdieren worden gerekend onder meer honden, katten, knaagdieren, kooi- en volièredieren, duiven en vissen. Konijnen, kippen, kalkoenen, kwartels, parelhoenders, eenden, ganzen en fazanten behoren eveneens tot deze categorie indien er geen commerciële opbrengst aan verbonden is, zoals de (commerciële) productie van vlees, wol, pels, eieren, pluimen of huiden. Het artikel heeft geen betrekking op hobby- en landbouwhuisdieren zoals runderen, paarden, schapen, (dwerg)geiten, hangbuikzwijnen, varkens en herten.
De gemeente draagt zorg voor de verwerking en verwijdering van kadavers van gezelschapsdieren. De kadavers zijn een bijzondere vorm van afvalstoffen, die op grond van de Wet dieren nadere regeling behoeven. De grondslag voor deze nadere regeling is deels gelegen in artikel 10.23 van de Wet milieubeheer, en voor het overige in artikel 3.5 van de Wet dieren. De Wet dieren verplicht de gemeente diegene aan te wijzen die met de inzameling van kadavers is belast (tweede lid). Deze draagt dan zorg voor de overdracht van de kadavers van gezelschapsdieren aan Rendac Son B.V. Deze verwerker is door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen op grond van artikel 3.3, eerste lid, van de Wet dieren.
In het vierde tot en met zesde lid zijn de verantwoordelijkheden en plichten van de houder van een kadaver van een gezelschapsdier opgenomen. De houder (meestal de eigenaar) is ervoor verantwoordelijk dat het kadaver wordt verwijderd. Op grond van de Wet dieren kan de houder het dier op eigen terrein begraven, of afgeven aan een van de erkende dierencrematoria of dierenbegraafplaatsen. In dat geval gelden de bepalingen in het vierde lid niet voor de houder op grond van het zesde lid.
Als de houder van die mogelijkheid geen gebruik maakt, dan moet de houder het kadaver afgeven aan degene die de inzameling daarvan doet. Deze afgifte vindt plaats uiterlijk op de eerste werkdag nadat de houder het overlijden heeft geconstateerd. Tot het moment van afgifte wordt het kadaver zodanig bewaard dat er geen vermenging met ander materiaal kan plaatsvinden (vijfde lid).
Artikel 20. Strafbare feiten
De mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen bij overlastfeiten is geregeld in de Gemeentewet (artikel 154 b e.v.) en de daarop gebaseerde Algemene maatregel van bestuur (het besluit Bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte, hierna het Besluit Bboor). De Gemeentewet geeft gemeenten een zelfstandige bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen ten aanzien van voorschriften die zijn opgenomen in een gemeentelijke afvalstoffenverordening. Uitgangspunt van de regeling is dat de bestuurlijke boete geldt voor overtreding van alle voorschriften uit gemeentelijke verordeningen die kunnen leiden tot overlast in de openbare ruimte en die tevens bij verordening strafbaar zijn gesteld. Dergelijke voorschriften zijn opgenomen in de Afvalstoffenverordening.
In deze Verordening is bepaald voor overtreding van welke voorschriften bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Het gaat over de artikelen 4, 6, 8 tot en met 10 en 12 tot en met 19a bepaalde en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, die gezien worden als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onderdeel 3, van de Wet op de economische delicten. Voor de overtreding van deze artikelen uit de Afvalstoffenverordening geldt een zogenaamde positieve lijst (artikel 3 Besluit Bboor). Alleen voor de feiten die op deze positieve lijst zijn opgenomen kan een bestuurlijke boete worden ingevoerd. Het gaat hierbij om voorschriften die betrekking hebben op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke- en bedrijfsafvalstoffen en om voorschriften met betrekking tot het achterlaten van straatafval en zwerfafval. Vrijwel alle voorschriften uit de gemeentelijke Afvalstoffenverordening vallen onder deze positieve lijst, zodat bij overtreding daarvan een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
Artikel 20a. Boetehoogte
De verschillende boetecategorieën en de hoogte van de bestuurlijke boete is ten aanzien van een groot aantal overtredingen in (de bijlage bij) het Besluit Bboor vastgelegd. Voor zover ten aanzien van een voorschrift de boetecategorie en de hoogte van de boete niet uit het Besluit Bboor volgt, kan de gemeenteraad de boetehoogte zelf bij verordening vaststellen. Daarbij gelden echter wel de in de Gemeentewet vastgelegde maxima. De bestuurlijke boete kan voor een natuurlijke persoon (per gedraging) niet hoger zijn dan € 410,- (eerste categorie als bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht) en voor rechtspersonen niet hoger zijn dan € 2250,- (vastgelegd in artikel 154b, zesde lid, van de Gemeentewet). Vanwege de overzichtelijkheid zijn alle beboetbare feiten en de boetehoogte ten aanzien van natuurlijke personen in een afzonderlijke bijlage bij de verordening opgenomen. In deze bijlage zijn dus de feiten waaruit de boetehoogte volgt uit de bijlage bij het besluit Bboor opgenomen. Bij overtredingen door rechtspersonen wordt het boetebedrag voor een natuurlijke persoon vermenigvuldigd met de factor twee. De reden hiervoor is dat rechtspersonen door het begaan van een overtreding veelal een bepaald economisch voordeel zullen behalen. Dit rechtvaardigt dat aan hen een hogere boete wordt opgelegd.
De hoogte van de boete die maximaal per gedraging kan worden opgelegd is opgenomen in bijlage 1 die onderdeel uitmaakt van deze verordening. De in bijlage genoemde boetehoogten gelden voor natuurlijke personen, die ten tijde van de overtreding 16 jaar of ouder waren. Voor personen die ten tijde van de overtreding nog niet de leeftijd van 16 jaar hadden bereikt, geldt dat het in de bijlage opgenomen boetebedrag wordt gehalveerd. Aan personen die ten tijde van de overtreding nog geen 12 jaar oud waren, kan geen bestuurlijke boete worden opgelegd. Een en ander volgt uit artikel 154b, zevende lid, Gemeentewet. Uit artikel 154b Gemeentewet volgt dat de boetebedragen die gelden voor een natuurlijk persoon kunnen worden verhoogd als de overtreding wordt begaan door een rechtspersoon.
Artikel 21. Toezichthouders
Deze systematiek volgt uit artikel 18.1a van de Wm en artikel 5.10, derde lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
Artikel 22. Wijzigingen als gevolg van de Omgevingswet en overgangsrecht
De inwerkingtreding van de Ow is voorzien op 1 juni 2022. Hierbij worden tevens wijzigingen in de Wm aangebracht die van invloed zijn op deze verordening.
In artikel 14, tweede lid, onder d, zijn wetten opgenomen die voorrang hebben op het verbod, genoemd in het eerste lid van dat artikel. Op grond van hoofdstuk 3 van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet blijft aan de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit enige werking toekomen. In het onderdeel moet ‘Waterwet’ vervallen en ‘Omgevingswet’ worden toegevoegd.
Voor de materie geregeld in artikel 16, tweede lid, geldt dat deze is opgenomen als onderdeel van de zogenoemde bruidsschat (artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet) die een onderdeel uitmaakt van het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de gemeente (artikel 22.53 in paragraaf 22.3.3 Zwerfafval van de bruidsschat behorende bij het Invoeringsbesluit Omgevingswet). Het tweede en derde lid kunnen om die reden vervallen. De verplichting om voor een afvalbak zorg te dragen, bedoeld in het eerste lid, blijft wel bestaan.
Voor de artikelen 18 en 19 houdt de inwerkingtreding van de Ow in dat het begrip inrichting in de Wm vervalt. Dat vergt een beperkte aanpassing in deze verordening.
Voor artikel 21 geldt dat toezichthouders aangewezen kunnen worden op grond van artikel 18.6 van de Ow. De Wabo vervalt weliswaar, maar op het moment van de inwerkingtreding van de Ow zijn niet meteen alle toezichthouders die op grond van die wet zijn aangewezen opnieuw aangewezen. De verwijzing naar de Wabo kan dus blijven staan.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl