Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 5 april 2022, nummer 824581D9, houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Subsidieregeling Recreatie en Toerisme 2022 – 2025 provincie Utrecht)

Geldend van 09-04-2022 t/m 30-03-2023

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 5 april 2022, nummer 824581D9, houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Subsidieregeling Recreatie en Toerisme 2022 – 2025 provincie Utrecht)

Gedeputeerde Staten van Utrecht;

Gelet op het omgevingswetprogramma Recreatie en Toerisme 2022-2025, artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1.4, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022;

Overwegende dat Provinciale Staten op 10 maart 2021 de Omgevingsvisie hebben vastgesteld;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 14 december 2021 het omgevingswetprogramma Recreatie en Toerisme 2022-2025 hebben vastgesteld;

Overwegende dat de provincie Utrecht zich wil inzetten voor het versterken van recreatiezones en bovenlokale dagrecreatieterreinen; het provinciebrede recreatief hoofd(route)netwerk; verblijfsrecreatie; toerisme.

Besluiten de volgende subsidieregeling vast te stellen

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ASV: Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022;

  • b.

    Bezoekers: dagbezoekers die vrijetijdsactiviteiten buitenshuis ondernemen en waarbij men minimaal een uur van huis is en verblijfbezoekers die minimaal 1 overnachting in een accommodatie verblijven in de provincie Utrecht;

  • c.

    Bovenlokale recreatievoorzieningen: een voorziening die voorziet in een dagrecreatiefunctie voor meer dan de aanliggende kern of aantoonbaar meer dan 50.000 unieke bezoekers per jaar aantrekt. Ook een voorziening die aantoonbaar potentie heeft om bovenlokaal te worden door toevoeging van recreatieve functies of dat duidelijk een dagrecreatiefunctie vervult of zou moeten vervullen valt binnen deze definitie;

  • d.

    Circulair: het gebruik van primaire grondstoffen wordt tot een minimum beperkt, afval wordt grondstof en grondstoffen worden zo lang mogelijk in het economisch systeem behouden;

  • e.

    Duurzame ontwikkeling van de vrijetijdseconomie: het vrijetijdsbeleid richt zich op het verzilveren van de kansen met daarbij aandacht voor de balans tussen bezoeker en bewoner;

  • f.

    Inclusie: het project draagt eraan bij dat mensen zoveel mogelijk mee kunnen doen, ongeacht beperking, gender, geaardheid, culturele- of etnische achtergrond, vreemd- of laaggeletterdheid, leer-/werkniveau of armoede;

  • g.

    Innovatie: een methodiek die vernieuwend en/of grensverleggend is door zaken anders of efficiënter aan te pakken of te benaderen;

  • h.

    Kennisevenement: een bijeenkomst met een wetenschappelijk karakter of een toegepast wetenschappelijk karakter;

  • i.

    Klimaatbestendig: bescherming biedend tegen de effecten van klimaatverandering. Een klimaatbestendige inrichting zorgt voor verkoeling, een beperking van wateroverlast, een droogtebestendige natuur;

  • j.

    Passende bezoekers: bezoekers die qua vrijetijdsprofiel passen bij dat van de provincie Utrecht, zoals beschreven op pagina 71 van het Programma Recreatie en Toerisme;

  • k.

    Programma Recreatie en Toerisme: omgevingswetprogramma Recreatie en Toerisme 2022-2025, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Utrecht op 14 december 2021;

  • l.

    Recreatief Hoofd(route)netwerk (RHN): een samenhangend geheel van (boven)regionale routes voor wandelen, fietsen en varen, met als toegangspunten de toeristische overstappunten (TOP’s);

  • m.

    Wetenschappelijke instelling: een rechtspersoon die is opgericht met een bepaald wetenschappelijk doel.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie in de vorm van een projectsubsidie zoals genoemd in artikel 3.1 lid 2 van de ASV, kan worden verstrekt voor activiteiten die voortvloeien uit het Programma Recreatie en Toerisme en die gericht zijn op:

  • 1.

    Het versterken van het aanbod van recreatief groen;

  • 2.

    Het versterken van het provinciebrede recreatief hoofd(route)netwerk;

  • 3.

    Het versterken van de duurzame ontwikkeling van de vrijetijdseconomie;

  • 4.

    Kennisevenementen.

Artikel 3 Criteria voor het versterken van het aanbod van recreatief groen

Voor het versterken van recreatief groen in de provincie Utrecht kan subsidie worden verstrekt als aan de volgende criteria wordt voldaan:

  • 1.

    De activiteiten dragen bij aan het verbeteren van bovenlokale recreatievoorzieningen op het gebied van:

    • a.

      nabijheid;

    • b.

      bekendheid;

    • c.

      bereikbaarheid;

    • d.

      veiligheid;

    • e.

      klimaatbestendigheid, en/of duurzaamheid;

    • f.

      fysieke toegankelijkheid voor iedereen;

    • g.

      het verminderen van overlast die recreanten van elkaar kunnen ondervinden;

    • h.

      de match tussen vraag en aanbod in en om terrein en regio.

  • De activiteiten (hierna te noemen: ‘het project’) dragen bij aan minimaal bij aan 2 van de 8 bovengenoemde punten.

  • 2.

    Voor het genoemde onder lid 1 geldt dat subsidie kan worden aangevraagd voor:

  • a.

    (haalbaarheids-)onderzoek en planvorming,

  • b.

    het uitvoeren van verbeteringen.

Artikel 4 Criteria voor het versterken van het provinciebrede recreatief hoofd(route)netwerk

Voor het versterken van het provinciebrede recreatief hoofd(route)netwerk kan subsidie worden verstrekt als aan de volgende criteria wordt voldaan:

  • 1.

    Het project richt zich op het verbeteren van het bovenlokale hoofd(route)netwerk van LAW-routes, LF-routes, icoonroutes en/of vaarroutes. Bij vaarroutes kan het project zich ook richten op het vergroten van het veiligheidsbewustzijn van gebruikers van deze vaarroutes; en

  • 2.

    Het project komt uitsluitend in aanmerking voor subsidie wanneer er geen overlap is met de activiteiten van het Routebureau Utrecht; en

  • 3.

    In het project wordt samengewerkt met meerdere partners.

Artikel 5 Criteria voor het versterken van de duurzame ontwikkeling van de vrijetijdseconomie

Voor het versterken van de duurzame ontwikkeling van de vrijetijdseconomie in de provincie Utrecht kan subsidie worden verstrekt als aan de volgende criteria wordt voldaan:

  • 1.

    Het toeristisch aanbod sluit aan op de behoeften van de passende bezoekers en houdt rekening met de draagkracht van het gebied en haar inwoners; en

  • 2.

    Het project heeft naar aard en omvang een bovenlokale uitstraling en is aantoonbaar kansrijk om bezoekers aan te trekken. Het project draagt aantoonbaar bij aan de positionering en profilering van de regio. Het project past daarom bij voorkeur binnen één van de toeristische thema’s zoals de Oude Hollandse Waterlinie, Kastelen en buitenplaatsen, De Stijl/Mondriaan en Fiets; en

  • 3.

    In het project wordt samengewerkt met meerdere partners; en

  • 4.

    Het project voldoet daarnaast aan minimaal één van de volgende criteria:

    • a.

      Het project richt zich op het aantrekken van en/of verlenging van de verblijfsduur van bezoekers die een meerwaarde hebben voor de provincie;

    • b.

      Het project richt zich op de spreiding van bezoekers in de provincie Utrecht in ruimte en/of tijd.

Artikel 6 Criteria voor kennisevenementen

Voor het organiseren van kennisevenementen kan subsidie worden verstrekt als:

  • 1.

    Er sprake is van een nieuw kennisevenement (op de thema’s groen, gezond en/of slim) in de provincie Utrecht; en

  • 2.

    Er sprake is van een bijeenkomst van minimaal 1 dagdeel waaraan tenminste 50 personen deelnemen; en

  • 3.

    In geval van een internationaal kennisevenement, tenminste 50% van de deelnemers uit het buitenland komt.

Artikel 7 Doelgroepen

  • 1. Voor projecten zoals bedoeld in artikel 3, 4 en 5 kan subsidie worden verstrekt aan:

    • a.

      non-profit organisaties;

    • b.

      gemeenten in de provincie Utrecht;

    • c.

      regionale en stedelijke bureaus voor toerisme;

    • d.

      publiek-private samenwerkingsverbanden waarvan de penvoerder valt onder a, b of c.

  • 2. De recreatieschappen kunnen voor artikel 3 geen aanvraag indienen.

  • 3. Voor projecten zoals bedoeld in artikel 6 kan subsidie worden verstrekt aan een nationale of internationale wetenschappelijke instelling of een bevoegd vertegenwoordiger daarvan.

Artikel 8 Aanvraag

  • 1. Bij de subsidieaanvraag voor projecten als bedoeld in artikel 3, 4 en 5 wordt in ieder geval een projectplan verstrekt. Het projectplan bevat de volgende gegevens:

    • a.

      Een met (duidelijk, gespecificeerde en actuele) bewijsstukken gestaafde begroting van de totale kosten waarin wordt omschreven welke investering door de aanvrager zelf wordt gedaan en welke bijdrage gevraagd wordt van de provincie; en

    • b.

      Een plan van aanpak waarin wordt omschreven wat gerealiseerd wordt en op welke wijze, wat het tijdspad is en wie de samenwerkingspartners zijn; en

    • c.

      Ten slotte wordt in het plan beschreven hoe de subsidieontvanger bij de uitvoering van het project rekening houdt met duurzaamheid en/of circulair en/of inclusie en/of innovatie.

  • 2. Aanvragen voor subsidie kunnen doorlopend worden ingediend tot en met 1 oktober, 17:00 uur in het jaar waarvoor de aanvraag wordt ingediend.

  • 3. Aanvragen worden ingediend met behulp van een digitaal aanvraagformulier op de website van de provincie Utrecht.

  • 4. Bij de subsidieaanvraag voor projecten als bedoeld in artikel 6 overlegt de aanvrager in ieder geval de volgende documenten of bescheiden:

    • a.

      Een beknopt plan met een beschrijving en een begroting van het kennisevenement; en

    • b.

      Een beschrijving van de beoogde doelgroep van deelnemers en het te verwachten bezoekersaantal, inclusief een overzicht van te verwachten nationale en internationale deelnemers; en

    • c.

      Een beschrijving van het thema van het kennisevenement;

    • d.

      In afwijking van artikel 4.4 van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht hoeft de aanvrager geen jaarrekening, oprichtingsakte en statuten te overleggen bij de aanvraag.

  • 5. In aanvulling op het genoemde onder 4 overlegt de aanvrager bij de aanvraag voor een kennisevenement bij voorkeur een beschrijving van:

    • a.

      Een leisure programma voor de deelnemers aan het kennisevenement;

    • b.

      Op welke manier het evenement gebruik maakt van lokale ondernemers in de provincie;

    • c.

      Op welke manier lokale ondernemers in de provincie bij het evenement worden betrokken (bijvoorbeeld site events met bedrijfsleven uit de regio of stands van lokaal bedrijfsleven bij het evenement).

Artikel 9 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 4.6 van de Asv, gelden de volgende weigeringsgronden voor projecten als bedoeld in artikel 3, 4 en 5.

    Subsidie kan worden geweigerd indien:

    • a.

      Het project naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet of onvoldoende bijdraagt aan de (beleids)doelen zoals geformuleerd in het programma Recreatie en Toerisme 2022-2025;

    • b.

      Reeds voor dezelfde activiteiten subsidie is verkregen via een andere subsidieregeling van de provincie Utrecht.

  • 2. Subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 6 wordt geweigerd als:

    • a.

      De aanvrager niet, of onvoldoende, kan aantonen dat het kennisevenement een wetenschappelijk karakter of een toegepast wetenschappelijk karakter heeft;

    • b.

      De aanvraag wordt ingediend als het evenement reeds heeft plaatsgevonden;

    • c.

      De aanvrager onvoldoende kan aantonen dat het kennisevenement binnen de thema’s groen, gezond en/of slim valt;

    • d.

      Het kennisevenement niet fysiek in de provincie Utrecht plaatsvindt.

  • 3. Subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 6 kan worden geweigerd als niet binnen twee jaar na indiening van de aanvraag duidelijkheid te verwachten is over de doorgang van het kennisevenement.

Artikel 10 Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten

  • 1. Voor projecten als bedoeld in artikel 3, 2e lid onder a en artikel 4 geldt dat de subsidie maximaal 50% van de subsidiabele kosten bedraagt tot een maximum van € 35.000,- per project.

  • 2. Voor projecten als bedoeld in artikel 3, 2e lid onder b en artikel 5 geldt dat de subsidie maximaal 50% van de subsidiabele kosten bedraagt tot een maximum van € 75.000,- per project. Tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval niet exploitatiekosten.

  • 3. Voor projecten als bedoeld in artikel 6 geldt dat:

    • a.

      De subsidiabele kosten zijn alle toerekenbare kosten van het betreffende kennisevenement, zoals de kosten van de organisatie, de locatie, de catering en de marketing;

    • b.

      De subsidie voor een nationaal kennisevenement bedraagt ten hoogste € 7,50 per deelnemer per kennisevenement tot een maximum van € 7.500,- per kennisevenement en tot maximaal de hoogte van de totale subsidiabele kosten van het kennisevenement;

    • c.

      De subsidie voor een internationaal kennisevenement bedraagt ten hoogste € 10,- per deelnemer per kennisevenement tot een maximum van € 15.000,- per kennisevenement en tot maximaal de hoogte van de totale subsidiabele kosten van het kennisevenement.

Artikel 11 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond voor projecten als bedoeld in artikel 3, 4 en 5 bedraagt jaarlijks € 300.000,-.

  • 2. Het subsidieplafond voor projecten als bedoeld in artikel 6 bedraagt jaarlijks € 150.000,-.

  • 3. De toekenning vindt plaats op volgorde van binnenkomst.

Artikel 12 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger dient bij de uitvoering van het project rekening te houden met duurzaamheid en/of circulair en/of inclusie en/of innovatie.

  • 2. Voor een subsidie als bedoeld in artikel 6 geldt dat de aanvrager binnen zes weken na het evenement rapporteert hoeveel bezoekers aanwezig waren, met bijvoeging van gegevens of bescheiden die het gestelde bezoekersaantal aantoonbaar onderbouwen.

Artikel 13 Europese regelgeving

  • 1. In het geval dat er naar inschatting van Gedeputeerde Staten sprake is van staatssteun op grond van Europese regelgeving, wordt subsidie alleen verstrekt met inachtneming van de Algemene groepsvrijstellingsverordening (EU) No 651/2014 (AGVV) of met inachtneming van de Verordening (EU) nr. 1407/2013, betreffende de-minimissteun.

  • 2. Voor de toetsing of sprake is van staatssteun of de toepasselijkheid van de in het eerste lid genoemde vrijstellingsverordeningen, kan de aanvrager worden verzocht nadere informatie te verstrekken.

Paragraaf 2 Slotbepalingen

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst en vervalt op 1 januari 2026.

Artikel 15 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Subsidieregeling Recreatie en Toerisme 2022-2025 provincie Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 5 april 2022.

Voorzitter,

Mr. J.H. Oosters

Secretaris,

Mr. Drs. A.G. Knol-van Leeuwen

Toelichting

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan een aantal doelen uit de programma Recreatie en Toerisme 2022-2025. Het gaat om:

  • 1.

    Het versterken van het aanbod van recreatief groen;

  • 2.

    Het versterken van het provinciebrede recreatief hoofd(route)netwerk;

  • 3.

    Het versterken van de duurzame ontwikkeling van de vrijetijdseconomie;

  • 4.

    Kennisevenementen.

Artikel 3 Criteria voor het versterken van het aanbod van recreatief groen

  • 1.

    Indien het project betrekking heeft op het versterken van de fysieke toegankelijkheid, worden vertegenwoordigers van de doelgroep betrokken bij de check naar de toegankelijkheid van de recreatievoorzieningen.

  • 2.

    Subsidie kan worden aangevraagd voor (haalbaarheids-)onderzoek en planvorming, of voor het uitvoeren van verbeteringen. Er wordt een onderscheid gemaakt in de hoogte van de subsidie voor deze onderdelen omdat de daadwerkelijke kosten voor (haalbaarheids-)onderzoek en planvorming vaak lager zijn dan voor het uitvoeren van activiteiten.

Artikel 6 criteria voor kennisevenementen

De provincie Utrecht wenst wetenschappelijke instellingen via een subsidie te prikkelen voor de provincie Utrecht te kiezen als locatie voor de organisatie van hun kennisevenement. Het thema van de te organiseren evenementen moet binnen de thema’s groen, gezond en/of slim vallen. De kennisevenementen moeten als doel hebben kennis over te dragen met een wetenschappelijk karakter of een toegepast wetenschappelijk karakter. Voor de provincie Utrecht moet het om een nieuw kennisevenement gaan, nieuw in de zin dat het voor het eerst plaatsvindt in de provincie Utrecht. Dit kan dus ook een periodiek congres zijn dat tot dan toe buiten de provincie Utrecht plaatsvond.

Artikel 9 Weigeringsgronden

  • 2.b

    De subsidieaanvraag dient plaats te vinden voorafgaand aan het betreffende evenement, want het indienen van een subsidieaanvraag na afloop van een evenement heeft geen stimulerend effect en is dus niet gewenst.

  • 2.d

    Een kennisevenement dat online plaatsvindt komt niet in aanmerking voor subsidie.

Artikel 12 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 2.

    Bij de verantwoording van de subsidie en definitieve vaststelling van de subsidie is een duidelijk en aantoonbaar bewijs van het aantal deelnemers een vereiste. In geval van annulering van het congres, wordt de volledige bijdrage te allen tijde teruggestort.

Artikel 13 Europese regelgeving

Bij subsidie aan ondernemingen dient rekening gehouden te worden met Europese regelgeving inzake staatssteun. Van staatssteun is sprake wanneer voldaan wordt aan alle van de volgende criteria:

  • 1.

    De maatregel is met overheidsmiddelen bekostigd;

  • 2.

    De maatregel komt ten goede aan bepaalde ondernemingen of producties;

  • 3.

    De maatregel verschaft een voordeel dat niet langs de normale weg (via de markt) zou zijn verkregen;

  • 4.

    De maatregel beïnvloedt het handels verkeer tussen de lidstaten ongunstig.

Op grond van art. 4.6 van de Asv wordt subsidie geweigerd indien sprake is van ongeoorloofde staatssteun. Indien de aanvraag voldoet aan een van de vrijstellingsmogelijkheden (de-minimissteun of vrijstelling op grond van de AGVV) kan indien aan de voorwaarden wordt voldaan, de subsidie toch in overeenstemming met de staatssteunregels worden verleend. Voor toepassing van de AGVV kan bijvoorbeeld worden gedacht aan art. 53 (Cultuur en Erfgoed) of art. 55 (Recreatieve infrastructuur).

Aandachtspunt is dat bij toepassing van Europese regelgeving het stimulerend effect van de activiteit/het project moet worden aangetoond. Dat houdt in dat de aanvrager, voordat met de activiteit wordt gestart, een aanvraag heeft ingediend.

De provincie heeft de voorgenomen subsidies aan kennisevenementen ook aan de Europese staatssteun regels getoetst. Zodra een provincie subsidies verstrekt voor kennisevenementen en andere regio’s doen dat niet, dan is de subsidiemaatregel specifiek, met overheidsmiddelen gefinancierd in een markt van congresaanbieders die ook nog eens internationaal opereert. Dat brengt een zekere staatssteungevoeligheid met zich mee. Echter, de meeste activiteiten van universiteiten en onderzoeksorganisaties vallen buiten het toepassingsbereik van de staatssteunregels, met name als ze gerelateerd zijn aan de kerntaken van diezelfde organisaties. Volgens het staatssteunrecht1 zijn deze:

  • a.

    Opleiding met het oog op meer en beter gekwalificeerde menselijke hulpbronnen;

  • b.

    Het verrichten van onafhankelijk onderzoek en ontwikkeling met het oog op meer kennis en een beter inzicht, daaronder begrepen samenwerking bij onderzoek en ontwikkeling, en

  • c.

    De verspreiding van onderzoeksresultaten.

Juist onder dat laatste luik valt de voorgenomen steun aan de congressen, vooral omdat het uitsluitend kennisevenementen betreft met een wetenschappelijk open karakter of een toegepast wetenschappelijk open karakter. Doel is dus een ‘staatssteunvrije’ stimuleringsmaatregel op te zetten voor de kennisevenementen, in dat kader zijn er dan ook geen aanmelding- of kennisgeving procedures of andere staatssteun verplichtingen.


Noot
1

Zoals geformuleerd in de Kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie, paragraaf 2.1.1. inzake de overheidsfinanciering voor organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding en onderzoeksinfrastructuur voor niet-economische activiteiten (PB EU C 189 d.d. 27.06.2014).