Subsidieregeling compensatiefonds coronacrisis lokale culturele ondernemingen Helmond 2022

1) Het college verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming ter hoogte van de materiële exploitatiekosten tot een maximum van in totaal € 4.500 per onderneming.

2) Voor een tegemoetkoming komen in aanmerking lokale culturele ondernemingen die aantonen dat zij in de periode tussen 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 te maken hebben gehad met tenminste 30% inkomstenderving als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19.

3) Andere vormen van tegemoetkoming verstrekt door of namens bijvoorbeeld de Rijksoverheid of de gemeente Helmond die mogelijk reeds ontvangen zijn, worden als inkomsten meegenomen bij de bepaling van de inkomstenderving.

1) Het subsidieplafond voor de gezamenlijke lokale culturele ondernemingen bedraagt € 100.000.

2) Het verstrekken van tegemoetkomingen vindt plaats op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen, totdat het subsidieplafond is bereikt.

3) Het college wijst de aanvraag af voor zover door verstrekking het subsidieplafond wordt overschreden.

1) Voor de aanvraag van een tegemoetkoming wordt een aanvraagformulier gebruikt en worden de op het aanvraagformulier vermelde bijlagen ingediend.

2) De aanvraag voor een tegemoetkoming kan worden ingediend tot en met 1 juni 2022.

3) De aanvraag voor een tegemoetkoming wordt tevens beschouwd als een aanvraag voor de vaststelling van de aangevraagde tegemoetkoming.

1) Het college beslist uiterlijk binnen vier weken na sluiting van de aanvraagtermijn over de aanvraag.

2) Het college kan deze termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

3) Bij verlening van de tegemoetkoming wordt deze gelijktijdig vastgesteld.

4) Het college kan een besluit tot verlening en vaststelling van een subsidie (gedeeltelijk) intrekken op grond van feiten of omstandigheden waarvan het college bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld; of indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

5) Het college vordert een bedrag dat als gevolg van een besluit als bedoeld in het vierde lid ten onrechte is uitbetaald terug van degene aan wie is uitbetaald.