Besluit van de raad van de gemeente Amstelveen tot vaststelling van de Verordening bestuurlijke gedragscode integriteit gemeente Amstelveen 2022

Geldend van 30-03-2022 t/m heden

Intitulé

Besluit van de raad van de gemeente Amstelveen tot vaststelling van de Verordening bestuurlijke gedragscode integriteit gemeente Amstelveen 2022

Zaaknummer: Z22-004193

De raad van de gemeente Amstelveen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 januari 2022;

gelet op artikel 15, derde lid van de Gemeentewet, artikel 41c, tweede lid van de Gemeentewet en gelet op artikel 69, tweede lid van de Gemeentewet;

besluiten:

  • De Verordening bestuurlijke gedragscode integriteit gemeente Amstelveen 2022 vast te stellen;

  • De Gedragscode integriteit raadsleden gemeente Amstelveen 2018 in te trekken;

  • De Gedragscode integriteit bestuurders gemeente Amstelveen 2018 in te trekken;

  • Het Uitvoeringsprotocol gedragscodes integriteit gemeente Amstelveen 2018 in te trekken.

Deze inleiding maakt integraal onderdeel uit van deze gedragscode. Overal waar hij/hem staat kan ook zij/haar worden gelezen.

De Verordening van de raad over de ‘gedragsbepalingen integriteit raadsleden’ dateert van december 2018 en is gebaseerd op de toenmalige modelgedragscode van de VNG. Destijds is er voor gekozen om een apart uitvoeringsprotocol vast te stellen en er is ook nog de gedragscode voor de leden van het college van B&W.

Sindsdien zijn er op het gebied van bestuurlijke integriteit diverse ontwikkelingen geweest. Landelijk en lokaal is er steeds meer aandacht voor dit onderwerp. De Minister van BZK heeft meerdere maatregelen in gang gezet om de integriteit in het openbaar bestuur te bevorderen. Zo is een wijziging van de Gemeentewet in voorbereiding met aanvullende regels rond bestuurlijke integriteit en vereenvoudiging van de regels rond geheimhouding.

Doel en reikwijdte van de gedragscode

In de Gemeentewet is expliciet opgenomen dat op grond van artikel 170, tweede lid, de burgemeester de bestuurlijke integriteit van de gemeente bevordert. Het opstellen van een gedragscode voor de gemeenteraad is op grond van artikel 15, derde lid van de Gemeentewet verplicht. De gedragscode is een interne regeling, in aanvulling op wettelijke regels rond transparantie van de lokale besluitvorming en de voorschriften voor elk individueel raadslid.

Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Wat er op papier staat moet wel duidelijk zijn. Er is voor gekozen om de gedragscodes voor de individuele leden van de raad en burgerleden, het uitvoeringsprotocol, de gedragscode voor de individuele leden van het college en de bestuursorganen raad, college van B&W en de burgemeester te integreren in één verordening.

De indeling is zo leesbaar mogelijk vormgegeven. In juridische vorm staan er nog artikelen in de hoofdstukken, het wettelijke kader en de toelichting daarop staan niet meer in een bijlage. Zo is getracht de gedragscode een meer algemeen bruikbare handleiding te laten zijn. Waar nodig zijn de regels uitgebreider omschreven. Zo zijn er twee nieuwe hoofdstukken over de (schijn van) corruptie en regels rond de onderlinge omgang en de gang van zaken tijdens de vergaderingen.

Kernwaarden Nederlandse code voor goed openbaar bestuur

Integer handelen kan alleen in een cultuur en organisatie waar ook de andere waarden van goed bestuur worden nagestreefd. De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur stamt uit 2009 en bevat basale beginselen van goed openbaar bestuur. De code doet een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van besturen van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk om gewetensvol invulling te geven aan hun taken en verantwoordelijkheden. De Code bevat geen juridisch afdwingbare normen maar benoemt een aantal kernwaarden van goed openbaar bestuur:

  • Openheid en integriteit

  • Participatie

  • Behoorlijke contacten met burgers

  • Doelgerichtheid en doelmatigheid

  • Legitimiteit

  • Lerend en zelfreinigend vermogen

  • Verantwoording

Deze verordening is op de kernwaarden gebaseerd. Integriteit wordt hierin in één adem genoemd met openheid. Raadsleden dienen in hun functie het algemeen belang en hebben een voorbeeldfunctie. Zij opereren onafhankelijk en stemmen op grond van de Gemeentewet zonder last. Raadsleden hebben van de kiezers het mandaat gekregen om namens hen besluiten te nemen. Juist omdat een raadslid het algemene belang dient, moet hij zich vrij voelen te kunnen stemmen zoals het hem goeddunkt. In het verlengde daarvan geldt dit ook voor burgerleden en collegeleden. De integriteit moet daarbij niet ter discussie staan. Is dat wel het geval, dan schaadt dat het vertrouwen in het lokale openbaar bestuur.

Integriteit en de praktijk

De gedragscode is bedoeld als hulpmiddel om leden van het lokaal bestuur handvatten te bieden bij integer handelen en transparante besluitvorming te bevorderen. Deze moet de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers evenals van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten. De gedragscode vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies. De politieke ambtsdragers kunnen daarop worden aangesproken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Daarom moet het handelen van leden van het lokaal bestuur regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen. In de woorden van de schrijver C.S. Lewis gaat het om ‘doing the right thing, even when no one is watching’. ;

besluit vast te stellen de:

Verordening bestuurlijke gedragscode integriteit gemeente Amstelveen 2022

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen en definities

Wettelijk kader

De gemeenteraad stelt een gedragscode vast voor hun leden op grond van artikel 15, derde lid, van de Gemeentewet. De gemeenteraad stelt op grond van artikel 41c, tweede lid, van de Gemeentewet een gedragscode vast voor de wethouders en op grond van artikel 69, tweede lid, van de Gemeentewet voor de burgemeester.

Artikel 1 Definities

  • 1.

    Onder integriteit wordt in deze gedragscode verstaan: handelen overeenkomstig de daarvoor geldende morele waarden en normen en de daarmee samenhangende (spel)regels.

  • 2.

    Onder een integriteitsschending wordt verstaan: een gedraging van een politiek ambtsdrager, die in strijd is met het handelen als ‘goed volksvertegenwoordiger’ of ‘goed bestuurder’, waarbij gehandeld wordt in strijd met morele waarden en normen en/of de daarmee samenhangende wet- en regelgeving.

Artikel 2 Reikwijdte, adressering

  • 1.

    Deze gedragscode geldt voor de raadsleden, burgerleden, wethouders en de burgemeester. Dit zijn politieke ambtsdragers. De gedragscode richt zich ook tot de bestuursorganen gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester als bestuursorgaan, in aanvulling op de geldende wet- en regelgeving.

  • 2.

    Voorafgaand aan het afleggen van de eed of belofte worden de leden genoemd onder lid 1 actief gewezen op het bestaan van deze gedragscode en de bepalingen uit de Gemeentewet die betrekking hebben op het handelen en de rechten en plichten.

  • 3.

    Deze gedragscode is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 3 Doel

  • 1.

    De gedragscode heeft tot doel integer handelen van het college van B&W, de raad en de transparantie van besluitvorming door de raad te bevorderen.

  • 2.

    Bevordering van de omgangsvormen in en buiten de gemeenteraad is ook onderdeel van deze gedragscode.

  • 3.

    De onder artikel 2 lid 1 genoemden leden en bestuursorganen zijn aanspreekbaar op naleving en periodiek onderhoud van deze gedragscode.

Toelichting:

In artikel 1 is de definitie van integriteit verwoord. In het tweede lid wordt benadrukt dat de gedragscode een aanvulling is op de hogere wet- en regelgeving. In artikel 2 staat op wie de gedragscode van toepassing is en artikel 3 beschrijft het doel. Besluitvorming door de raad vindt plaats in openbaarheid, waarbij voor eenieder te controleren moet zijn wat de overwegingen voor het besluit zijn geweest. Dit is een belangrijke kernwaarde in het openbaar bestuur. Daarom is het van belang dat raadsleden bereid zijn de gedragscode als uitgangspunt te hanteren bij het inzichtelijk maken van hun overwegingen bij de oordeels- en besluitvorming.

Hoofdstuk 2 Regels rond (schijn van) belangenverstrengeling

Wettelijk kader

Afleggen eed of belofte (artikelen 1 4, 41a en 65 van de Gemeentewet )

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de raadsleden, burgerleden, wethouders en burgemeester in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af: “Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik om als | lid van de raad | burgerlid | wethouder | burgemeester | benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook,enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt tedoen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zalaannemen. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zalnakomen en dat ik mijn plichten als | lid van de raad | burgerlid | wethouder | burgemeester | naar eer en geweten zal vervullen.”

Persoonlijke belangen

Een lid van de gemeenteraad of een lid van het college neemt niet deel aan de stemming over:

  • een aangelegenheid waarbij het betrokken raadslid, de wethouder of de burgemeester een rechtstreeks of middellijk persoonlijk belang heeft of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

  • de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij hoort (artikel 28, eerste lid, van de Gemeentewet).

Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden (artikel 2:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht).

Incompatibiliteiten en nevenfuncties

Verboden overeenkomsten/handelingen: volksvertegenwoordigers mogen in geschillen, waar de gemeente(bestuur) partij is, niet als advocaat, adviseur of gemachtigde werkzaam zijn. Zij mogen bepaalde overeenkomsten, waar de gemeente bij betrokken is, niet rechtstreeks of middellijk aangaan. Van verboden overeenkomsten kan ontheffing worden verleend (artikel 15, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet). Op overtreding staat uiteindelijk de sanctie van schorsing en vervallenverklaring van het lidmaatschap van de volksvertegenwoordiging (artikel X8 van de Kieswet). In artikel 12 van het Reglement van orde is opgenomen dat deze artikelen ook van toepassing zijn op burgerleden.

Onverenigbaarheid van functies: het zijn van volksvertegenwoordiger sluit het hebben van een aantal andere functies uit (artikelen 13, eerste lid, 36b, eerste lid, en 68, eerste lid, van de Gemeentewet). Dat leidt er uiteindelijk toe dat betrokkene ophoudt lid te zijn van de volksvertegenwoordiging (artikel X1 van de Kieswet).

Artikel 4 Schijn van belangenverstrengeling voorkomen

  • 1.

    Politieke ambtsdragers dienen het algemeen belang.

  • 2.

    Een politieke ambtsdrager mag zijn invloed en stem niet gebruiken om een persoonlijk belang veilig te stellen of het belang van een ander of van een organisatie waarbij hij een persoonlijke betrokkenheid heeft.

  • 3.

    Een politieke ambtsdrager moet actief en uit zichzelf de schijn van belangenverstrengeling tegen gaan.

Artikel 5 Onthouden van stemming

  • 1.

    Een politieke ambtsdrager onthoudt zich alleen van deelname aan de stemming als er sprake is van een beslissing waarbij er belangenverstrengeling kan optreden; het gaat dan om kwesties waar hij zelf een aannemelijk persoonlijk belang bij heeft, of om kwesties waarbij het gaat om een belang van een individu of organisatie waarbij hij een substantiële betrokkenheid heeft.

  • 2.

    Een politieke ambtsdrager onthoudt zich bij beslissingen waarbij belangenverstrengeling kan optreden niet alleen van stemming, maar ook van beïnvloeding van de besluitvorming in de fases van het besluitvormingsproces.

Artikel 6 Functies naast het ambt

  • 1.

    Het raadslid of burgerlid levert de griffier per ommegaande de informatie aan over de (neven)functies die openbaar gemaakt moeten worden bij aanvang van het raads- of burgerlidmaatschap. Als gaande het lidmaatschap nieuwe (neven)functies aanvaard worden of de omstandigheden met betrekking tot bestaande (neven)functies wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één week aangeleverd bij de griffier.

  • 2.

    De informatie betreft in ieder geval:

    • a.

      de omschrijving van de (neven)functie;

    • b.

      de organisatie voor wie de (neven)functie wordt verricht;

    • c.

      of het al dan niet een (neven)functie betreft uit hoofde van het raads- of burgerlidmaatschap; en of de (neven)functie bezoldigd of onbezoldigd is.

  • 3.

    Een wethouder meldt zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie aan de raad. De burgemeester meldt zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie anders dan uit hoofde van zijn burgemeestersambt aan de raad (artikelen 41b lid 2 en 67 lid 2 Gemeentewet).

  • 4.

    Wethouders en de burgemeester leggen uiterlijk op 1 april na het kalenderjaar waarin de inkomsten uit een nevenfunctie zijn genoten een register ter inzage op het gemeentehuis (artikelen 41b lid 4 en 67 lid 3 Gemeentewet). De informatie betreft in ieder geval:

    • a.

      de omschrijving van de (neven)functie;

    • b.

      de organisatie voor wie de (neven)functie wordt verricht;

    • c.

      of het al dan niet een (neven)functie betreft uit hoofde van zijn ambt;

    • d.

      of de (neven)functie bezoldigd of onbezoldigd is;

    • e.

      de inkomsten vanuit de (neven)functies.

  • 5.

    Een politieke ambtsdrager doet er opgaaf van dat hij substantiële financiële belangen heeft - bijvoorbeeld in de vorm van aandelen, opties en derivaten - in ondernemingen waarmee de gemeente zaken doet of waarin de gemeente een belang heeft.

  • 6.

    De griffier (of een ambtenaar onder zijn verantwoordelijkheid) houdt voor raads- en burgerleden een register bij en beheert dit register waarin de onder lid 2 van dit artikel genoemde feiten worden vermeld. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

  • 7.

    De gemeentesecretaris (of een ambtenaar onder zijn verantwoordelijkheid) legt voor de wethouders en de burgemeester registers aan en beheert deze registers waarin de onder leden 3 en 4 van dit artikel genoemde feiten worden vermeld. De registers zijn openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 7 Functies na het wethouders- of burgemeestersambt

  • 1.

    De burgemeester of wethouder handelen in de uitoefening van het ambt niet zodanig dat zij vooruitlopen op een functie na aftreden.

  • 2.

    Als een wethouder gedurende het wethouderschap voornemens is om een functie te aanvaarden, te vervullen na het wethouderschap, dan bespreekt deze wethouder dat met de burgemeester.

  • 3.

    De burgemeester of wethouder is gedurende een jaar na aftreden uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente.

  • 4.

    De uitsluiting geldt niet bij aanvaarding van een dienstbetrekking bij de gemeente waar hij burgemeester of wethouder was. Voor werving, selectie en indiensttreding bij de gemeente zijn de voor het ambtelijk personeel geldende regels ter zake van overeenkomstige toepassing.

Toelichting:

In artikel 4 is expliciet opgenomen dat politieke ambtsdragers zelf verantwoordelijk zijn om (de schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen. De wetgever geeft aan dat de gemeenteraad als bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid moet vervullen. De wetgever geeft de gemeenteraad de verantwoordelijkheid ervoor te waken dat persoonlijke belangen van raadsleden de besluitvorming niet beïnvloeden. Met persoonlijk belang wordt gedoeld op ieder belang dat niet behoort tot de belangen die de gemeenteraad uit hoofde van zijn taak behoort te vervullen.

Als er sprake is van mogelijke belangenverstrengeling dan staat in artikel 5 dat politieke ambtsdragers zich dienen te onthouden van stemming. In het tweede lid is daarbij opgenomen dat onthouding geldt gedurende het gehele proces van besluitvorming. Beïnvloeding vooraf mag dus ook niet. De afweging om wel of niet mee te stemmen is aan de politieke ambtsdrager zelf. Hij kan daarover advies inwinnen bij de griffier of de burgemeester. Nadrukkelijk moet het gaan om een aannemelijk persoonlijk belang. Anders prevaleert het uitoefenen van het ambt.

Artikel 6 betreft een uitwerking van de wettelijke verplichting om nevenfuncties openbaar te maken. Op die manier wordt het voor andere raadsleden, burgerleden, wethouders, partijbestuurders, de burgemeester, de griffier en de gemeentesecretaris mogelijk een politieke ambtsdrager te waarschuwen voor kwesties waarin (de schijn van) belangenverstrengeling dreigt. Ook de pers en de burger kunnen zo hun controlerende taak uitoefenen. De informatie wordt neergelegd in een openbaar register. Het raadslid, burgerlid, een wethouder en de burgemeester zijn verantwoordelijk voor de tijdige aanlevering van de informatie en voor de actualiteit daarvan. Niet alleen bij het begin, maar ook tijdens de uitoefening van het ambt zijn politieke ambtsdragers gehouden nieuwe functies of wijzigingen in de bestaande functies te melden.

In artikel 7 is de zogenaamde ‘draaideurconstructie’ geregeld. Hiermee wordt voor leden van het college mogelijke vriendjespolitiek voorkomen en het risico op verstrengeling van persoonlijke en functionele belangen vermeden.

Hoofdstuk 3 Regels rond (schijn van) corruptie

Wettelijk kader

Ging het bij belangenverstrengeling nog om het onterecht laten meewegen van een persoonlijk belang bij de besluitvorming, bij corruptie gaat het om omkoping van een politieke ambtsdrager. Belangenverstrengeling is niet in het wetboek van strafrecht opgenomen, corruptie is dat wel. In de onderliggende artikelen zijn regels opgenomen om de politieke ambtsdrager te helpen om de (schijn van) corruptie te voorkomen.

In het Wetboek van Strafrecht is in de artikelen 177, 177a en 178 het omkopen van ambtenaren en rechters strafbaar gesteld (actieve omkoping). De artikelen 362, 363 en 364 Sr stellen de ambtenaar of de rechter die zich heeft laten omkopen strafbaar (passieve omkoping).

De eed of belofte die het raadslid op grond van artikel 14 van de Gemeentewet, een wethouder op grond van artikel 41a Gemeentewet en de burgemeester op grond van artikel 65 van de Gemeentewet moet afleggen heeft onder meer betrekking op het geven, aannemen of beloven van giften, gunsten of geschenken.

Artikel 8 Schijn van corruptie voorkomen

  • 1.

    Politieke ambtsdragers mogen hun invloed en hun stem niet laten kopen of beïnvloeden door geld, goederen of diensten die hem zijn gegeven of in het vooruitzicht zijn gesteld.

  • 2.

    Een politieke ambtsdrager moet actief en uit zichzelf de schijn van corruptie tegengaan.

Artikel 9 Omgang met geschenken

  • 1.

    Een politieke ambtsdrager accepteert geen geschenken, faciliteiten en diensten als zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid kan een politieke ambtsdrager incidentele geschenken die een geschatte waarde van maximaal €50 vertegenwoordigen behouden.

  • 3.

    Geschenken die een politieke ambtsdrager uit hoofde van zijn ambt ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan €50 vertegenwoordigen worden, als zij niet worden teruggestuurd, eigendom van de gemeente.

  • 4.

    De griffier en de gemeentesecretaris zorgen voor de registratie van de geschenken met een geschatte waarde van meer dan €50 en de gemeentelijke bestemming.

  • 5.

    Geschenken worden niet op het huisadres ontvangen en faciliteiten of diensten van anderen die uit hoofde of vanwege het ambt worden aangeboden, niet voor privédoeleinden gebruikt.

Artikel 10 Omgang met uitnodigingen

  • 1.

    Een politieke ambtsdrager accepteert uitnodigingen voor werkbezoeken, netwerkbijeenkomsten, lunches, diners en recepties die niet door de gemeente zijn georganiseerd en/of betaald alleen als:

    • a.

      dat behoort tot de uitoefening van het raads- of college werk en

    • b.

      de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel (protocollaire taken, formele vertegenwoordiging van de gemeente, uitnodiging met beschreven doel omtrent de wenselijkheid van de aanwezigheid) en tegelijkertijd geen schijn van omkoping of beïnvloeding is.

Artikel 11 Omgang met (buitenlandse) excursies

  • 1.

    Een politieke ambtsdrager accepteert (buitenlandse) werkbezoeken waarbij reis- en verblijfkosten door anderen worden betaald alleen bij hoge uitzondering. Een dergelijke invitatie dient altijd te worden besproken in het presidium of het college.

  • 2.

    De invitatie mag alleen worden geaccepteerd als het bezoek aantoonbaar van groot belang is voor de gemeente en er geen schijn van omkoping of beïnvloeding is. Van een dergelijk werkbezoek wordt altijd een verslag gedaan aan de raad.

Artikel 12 Declaraties van kosten door het college

  • 1.

    De burgemeester en een wethouder declareren geen kosten die al op andere wijze worden vergoed. Declaraties worden via het declaratieformulier met daarbij gevoegd de bewijsstukken binnen een maand na factuurdatum of betaling door de burgemeester of wethouder ingediend. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten plaats die op grond van de Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Amstelveen vergoed dient te worden.

  • 2.

    Declaraties worden ingediend bij en goedgekeurd door de gemeentesecretaris. De ambtelijke organisatie van het college is onder leiding van de gemeentesecretaris verantwoordelijk voor de administratieve afhandeling van declaraties. Indien er twijfel is over een declaratie vindt er een gesprek plaats tussen de gemeentesecretaris en het collegelid.

  • 3.

    De informatie is openbaar en via internet beschikbaar. De gemeentesecretaris (of een ambtenaar onder zijn verantwoordelijkheid) legt hiervoor een register aan en beheert tevens dit register.

Toelichting:

In de gedragscode is uitgangspunt dat geschenken, faciliteiten en diensten niet worden geaccepteerd als hiermee de onafhankelijke positie van de politieke ambtsdrager kan worden beïnvloed. Geschenken zijn een sluiproute naar corruptie. Is daarvan geen sprake dan kunnen om praktische redenen incidentele kleine geschenken (met een geschatte waarde van €50 of minder) door het raadslid worden aanvaard, zo staat in artikel 9. Echter nooit op het huisadres. Duurdere geschenken worden niet aanvaard. Zij worden teruggestuurd of eigendom van de gemeente die zorgt voor een goede bestemming en registratie van het geschenk.

Werkbezoeken zijn bedoeld om politieke ambtsdragers in de gelegenheid te stellen zich inhoudelijk te informeren en noodzakelijke contacten te leggen en onderhouden binnen en buiten de gemeente. De verplichting om actief het ontstaan van de schijn van corruptie tegen te gaan, betekent dat lunchen, dineren of naar recepties gaan op kosten van anderen waar mogelijk moet worden vermeden, tenzij de redenen van artikel 10 van de gedragscode van toepassing zijn.

In artikel 11 gaat het gaat om excursies, evenementen en buitenlandse reizen die betrokkene als politieke ambtsdrager aanvaardt. Excursies, evenementen en reizen in de hoedanigheid van lid van een politieke partij vallen hier officieel dus niet onder. Maar wat voor lunches en diners geldt, geldt in nog sterkere mate voor reizen en overnachten op kosten van derden. Dat wordt in de regel met grote argwaan bekeken. Het is beter in deze gevallen alle schijn te vermijden.

Artikel 12 gaat specifiek over declaraties van het college. Uitgangspunt is dat raadsleden geen declaraties indienen. Raadsleden krijgen een vaste onkostenvergoeding en fracties kunnen aanspraak maken op de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning.

Hoofdstuk 4 Regels rond het gebruik van gemeentelijke faciliteiten en financiële middelen

Wettelijk kader

Raads-, burger- en collegeleden krijgen voor hun werk de beschikking over een aantal faciliteiten en over financiële middelen van de gemeente. Voorschriften zijn opgenomen in de gemeentelijke verordening Rechtspositie over de wijze van declaratie (inclusief het overleggen van bewijsstukken) van vooruit betaalde (zakelijke) kosten en over rechtstreekse facturering van (zakelijke) kosten evenals in de Verordening op de ambtelijke bijstand en fractieondersteuning.

Artikel 13 Verantwoording van uitgaven

  • 1.

    Het bestuursorgaan richt de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven en hanteert heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij de gemeente.

  • 2.

    De politieke ambtsdrager verantwoordt zich over zijn gebruik van de voorzieningen volgens de in het kader van het eerste lid vastgelegde regels en procedures.

  • 3.

    Een politieke ambtsdrager declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

Artikel 14 In gebruik gegeven zaken

  • 1.

    Een politieke ambtsdrager gaat conform de bruikleenovereenkomst die hij sluit met de gemeente zorgvuldig om met de in bruikleen gegeven laptop, mobiele telefoon en/of tablet. Wanneer een politiek ambtsdrager zijn lidmaatschap eindigt of deze wordt beëindigd, dan levert een raadslid, burgerlid, een wethouder en de burgemeester zijn in bruikleen gegeven zaken binnen vijf werkdagen terug aan de gemeente.

  • 2.

    Gebruik van voorzieningen en eigendommen van de gemeente ten eigen bate of ten bate van derden is niet toegestaan, tenzij hier andere afspraken over gemaakt zijn.

  • 3.

    Een politieke ambtsdrager gaat als een goede huisvader om met gemeentelijke eigendommen en het gebruik van interne voorzieningen.

Toelichting:

Aan politieke ambtsdragers worden rechtspositionele voorzieningen, vergoedingen en andere verstrekkingen geboden die een goed functioneren mogelijk maken. Uitgangspunt is hier dat zo weinig mogelijk uitgaven gaan via een privérekening. Geldstromen tussen de rekening van het bestuursorgaan en de persoonlijke rekening van een politieke ambtsdrager maken een zwaardere controle op de uitgaven noodzakelijk. Betrokkenen zullen zich uiteraard nauwgezet moeten houden aan de regels en procedures die er met het oog hierop voor hem of haar gelden zoals verwoord in artikel 13. Fractiegelden dienen te worden verantwoord volgens de Verordening op de ambtelijke bijstand en fractieondersteuning.

In artikel 14 staat de stelregel dat privégebruik van gemeentelijke voorzieningen niet is toegestaan. Wel kan de gemeente een specifieke bruikleenovereenkomst hebben die privégebruik van bedrijfsmiddelen reguleert, zoals privégebruik van een laptop, tablet of mobiele telefoon.

Hoofdstuk 5 Regels rond informatie

Wettelijk kader

Informatieplicht

Het college en elk van zijn leden zijn verplicht alle inlichtingen te geven die de volksvertegenwoordiging nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het betreft zowel een actieve als een passieve informatieplicht. Ook als individuele volksvertegenwoordigers informatie vragen zal die informatie aan de volksvertegenwoordiging moeten worden verstrekt. De informatie kan alleen worden geweigerd als die in strijd is met het openbaar belang (artikel 169, derde lid, van de Gemeentewet). Het Reglement van orde van de gemeenteraad bevat bepalingen die betrekking hebben op informatieverstrekking en de omgang met informatie.

Geheimhouding

Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit (artikel 2:5 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht).

Het college van burgemeester en wethouders als bestuursorgaan en de burgemeester als bestuursorgaan kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, geheimhouding opleggen (artikel 55 Gemeentewet). De geheimhoudingsplicht vervalt indien de raad deze niet bekrachtigt (artikel 25 van de Gemeentewet). Ook de gemeenteraad, onderscheidenlijk (de voorzitter van) een commissie kan geheimhouding opleggen (artikelen 25, 84 en 86 van de Gemeentewet). Het schenden van de geheimhoudingsplicht is een misdrijf (artikel 272 van de Wetboek van Strafrecht).

Artikel 15 Zorgvuldig omgaan met informatie

  • 1.

    De politieke ambtsdrager zorgt ervoor dat vertrouwelijke en geheime informatie waarover hij beschikt veilig wordt bewaard.

  • 2.

    De politieke ambtsdrager maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen niet openbare informatie en hij maakt die niet openbaar c.q. geeft die niet door aan anderen zonder instemming van de afzender. Bij twijfel over de bedoeling van de afzender informeert hij hier eerst naar.

Toelichting:

Artikel 15 lid 1 benadrukt dat het belangrijk is om de juiste maatregelen te treffen om te voorkomen dat onbevoegden vertrouwelijke en/of geheime gegevens kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen. Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer, smartphones e.d. met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van digitale informatiedragers met vertrouwelijke en/of geheime informatie.

Door hun positie kan een raadslid, burgerlid, wethouder of burgemeester over informatie beschikken die anderen niet hebben. Dit kan een informatievoorsprong geven vanuit het ambt, maar ook als privépersoon. Er dient geen misbruik te worden gemaakt als privépersoon van die informatievoorsprong zo staat in artikel 15 lid 2.

Hoofdstuk 6 Regels rond de onderlinge omgang en de gang van zaken tijdens de vergaderingen

Wettelijk kader

Elk raads- of burgerlid, elke bestuurder en elke ambtenaar is een medemens en medeburger. Op basis daarvan verdient ieder raadslid, iedere bestuurder en iedere ambtenaar een correcte bejegening. Een respectvolle omgang met elkaar maakt het daarnaast beter mogelijk met elkaar tot een werkelijke beraadslaging te komen. Dat is wezenlijk voor een zorgvuldige besluitvorming. Dit raakt aan de grondrechten in de Grondwet. In het Reglement van orde van de gemeenteraad staan diverse bepalingen over de onderlinge omgang.

Artikel 16 Omgangsvormen

  • 1.

    Politieke ambtsdragers gaan respectvol met elkaar en respectvol met ambtenaren om. Zij bejegenen elkaar, bestuurders, de griffie(r) en andere ambtenaren op correcte wijze in woord, gebaar en geschrift, binnen en buiten de raadzaal.

  • 2.

    Politieke ambtsdragers onthouden zich van waardeoordelen over personen en streven naar een debat op basis van inhoudelijke argumentatie. In het bijzonder onthouden bestuurders zich in het openbaar van negatieve uitlatingen over gemeenteambtenaren.

  • 3.

    Tijdens vergaderingen en bijeenkomsten is er respect voor de voorzitter en zijn taak om de vergaderingen te leiden. Als een punt van orde is behandeld, vindt een verdere procedurediscussie niet meer tijdens de vergadering plaats, maar op een later evaluatiemoment in de agendacommissie of het presidium.

  • 4.

    Politieke ambtsdragers houden zich tijdens vergaderingen en bijeenkomsten aan het Reglement van orde en volgen de aanwijzingen van de voorzitter op.

  • 5.

    Raadsleden en het college houden elkaar scherp in het opvolgen van dit artikel en spreken elkaar aan. Zij zijn zich bewust van hun voorbeeldfunctie naar de lokale samenleving.

Artikel 17 Gebruik van (sociale) media

  • 1.

    Bejegening van anderen via openbare (sociale) media – in welke vorm dan ook – gebeurt altijd met respect voor een ander.

  • 2.

    Politieke ambtsdragers voeren tijdens vergaderingen en bijeenkomsten geen inhoudelijke discussie op sociale media over hetzelfde onderwerp waarover op dat moment wordt gedebatteerd.

  • 3.

    Tevens wordt er tijdens vergaderingen via openbare sociale media geen kritiek geuit op het functioneren van de voorzitter van de vergadering of op collega raadsleden, burgerleden, wethouders of de burgemeester.

  • 4.

    Gebruik van (sociale) media tijdens vergaderingen (filmen, fotograferen of het doen van uitlatingen) mag niet leiden tot verstoringen van de vergadering.

Toelichting:

De manier waarop raadsleden en collegeleden met elkaar omgaan en zich ten opzichte van ambtenaren gedragen, is van invloed op de geloofwaardigheid van de politiek. Vandaar dat in artikel 16 belangrijke uitgangspunten zijn opgenomen over de omgangsvormen. Sociale media hebben hier ook invloed op. Daarom zijn in artikel 17 de regels rondom het gebruik van sociale media verwoord.

Hoofdstuk 7 Regels rond de uitvoering van de gedragscode en de omgang met integriteitsmeldingen

Drie principes

  • 1.

    Onpartijdige handhaving

De gedragscode voor raad, college en burgemeester (en de wetten waarop ze gebaseerd zijn) definieert integriteitschendingen en bevestigt op deze manier waaraan het handelen van politieke ambtsdragers moet voldoen. Met het vaststellen van de gedragscode heeft de raad de normen vastgelegd. De kern is dat de zuiverheid van de besluitvorming hierdoor wordt gewaarborgd. Als alle partijen de gedragscode onderschrijven, is er geen reden de handhaving ervan inzet te maken van partijpolitiek. Ook het verschil tussen oppositie en coalitie hoeft geen rol te spelen. Gebeurt dat toch, dan is de kans bijzonder groot dat er geen recht geschiedt. Uit het beginsel van ‘onpartijdige handhaving’ volgt dat van de politici van alle partijen de discipline gevraagd wordt om bij de beoordeling van integriteitkwesties boven de partijen te gaan staan.

  • 2.

    Zonder bewijs terughoudend met publiciteit

In Nederland wordt de politiek kritisch gevolgd door de media. Dat is een groot goed. Bij vermeende integriteitschendingen van politici heeft het er echter in een aantal gevallen toe geleid dat er via de media al een oordeel is gevormd, voordat er onderzoek is gedaan. Het gevolg is dat er sprake is van willekeur, dat individuele politici die (onschuldig?) onder verdenking komen te staan grote schade oplopen en dat de geloofwaardigheid van de politiek wordt aangetast. Het is daarom zaak dat alle betrokkenen bij een integriteitkwestie de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten en de kwestie niet in een te vroeg stadium in de publiciteit brengen. Daaruit volgt ook dat, in alle stadia van de afhandeling van een kwestie, de groep die erbij betrokken wordt zo klein mogelijk moet zijn. Als er uiteindelijk werkelijk van een integriteitschending sprake blijkt te zijn en er een oordeel is gevormd over de ernst daarvan en over een passende sanctie, mag en moet de kwestie natuurlijk wel naar buiten worden gebracht.

  • 3.

    Zorgvuldigheid tegenover de vermeende schender

Iedereen die mogelijk een schending heeft begaan, heeft er recht op dat er uiterste zorgvuldigheid wordt betracht in alle fasen van de handhaving. Dat begint al voordat de handeling, die mogelijk een schending is, is uitgevoerd. Heb je er weet van dat iemand van plan is iets te doen dat mogelijk een integriteitschending zou betekenen, dan moet je overwegen hem of haar daarvoor te waarschuwen en de weg te wijzen naar advies. Iedere politicus die twijfelt – uit zichzelf of op geleide van een ander – of een voorgenomen handeling een schending is, heeft recht op vertrouwelijk advies. Door zo te handelen zullen veel integriteitskwesties kunnen worden voorkomen dan wel afgedaan voordat sprake is van een officiële melding van een integriteitsschending. Komt iemand onder de verdenking te staan dat hij of zij een integriteitschending begaan heeft, dan dient er via een eerste screening vastgesteld te worden of er überhaupt grond is voor de verdenking. Zijn er gronden, dan moet er een objectief onderzoek volgen waarin ook de context wordt meegenomen en waarin de mate van verwijtbaarheid apart wordt beoordeeld. Als er een sanctie moet volgen, moet die sanctie passend zijn en in verhouding.

Degene die zijn twijfels heeft over het handelen van een ander doet er verstandig aan de betreffende persoon daarop aan te spreken. Er kan immers sprake zijn van onwetendheid van de ambtsdrager of van een misverstand. Als dit gesprek niet leidt tot overeenstemming, dan kunnen beiden zich (al dan niet afzonderlijk) voor advies tot de griffier en/of de burgemeester wenden of een kwestie bespreekbaar maken in het presidium. Is de conclusie dat er geen grond is voor de verdenking, dan is de zaak afgedaan. Anders kan er een integriteitsmelding volgen.

Artikel 18 De melding

  • 1.

    Meldingen van vermeende integriteitsschendingen door een politieke ambtsdrager worden schriftelijk gedaan bij de burgemeester, die deze in behandeling neemt. Anonieme klachten worden niet in behandeling genomen.

  • 2.

    Meldingen over de burgemeester worden via de griffier schriftelijk gedaan bij het presidium. Het presidium wijst een van zijn leden aan - bijvoorbeeld de plaatsvervangend voorzitter van de raad - die in de plaats treedt van de burgemeester in de procedure.

  • 3.

    De burgemeester kan ook door eigen waarneming of door berichtgeving van buitenaf kennis nemen van een vermeende integriteitsschending. In die gevallen kan hij op eigen initiatief een melding opstellen, gebaseerd op zijn waarneming of op de berichtgeving van buitenaf. In de melding beschrijft de burgemeester wat de aanleiding is om een eerste screening uit te voeren.

Artikel 19 Aangifte

  • 1.

    Als er in enige fase van de behandeling van de melding een vermoeden is van een misdrijf, kan de burgemeester, na overleg met het presidium, aangifte doen bij de politie. Overleg met het presidium hoeft niet plaats te vinden als de raad na behandeling van een onderzoeksrapport besluit dat aangifte wordt gedaan.

  • 2.

    Vanaf het moment van aangifte wordt alle informatie voorgelegd aan de politie, eventueel na overleg met de officier van justitie.

Artikel 20 Eerste screening

  • 1.

    Op basis van de ontvangen melding doet de burgemeester zo spoedig mogelijk een eerste screening. Tijdens de eerste screening worden in ieder geval de melder en de politieke ambtsdrager, tegen wie de melding gericht is, gehoord. Bij de uitnodiging aan de politieke ambtsdrager verstrekt de burgemeester in ieder geval een korte omschrijving van de aard van de melding. De melding zelf wordt niet vooraf verstrekt.

  • 2.

    Als de burgemeester na de eerste screening concludeert dat geen feitenonderzoek nodig is, stelt hij een screeningsverslag op en doet melding van zijn conclusies aan degene die de melding heeft gedaan en aan de betrokken politieke ambtsdrager. Het screeningsverslag wordt aan beide partijen verstrekt. Aan de politieke ambtsdrager wordt tevens een kopie van de melding verstrekt.

  • 3.

    De melder en de betrokken politieke ambtsdrager kunnen binnen twee weken na ontvangst van het screeningsverslag, via de griffier, het presidium verzoeken te besluiten dat wel een feitenonderzoek noodzakelijk is. Het presidium besluit binnen vier weken na ontvangst van het verzoek over het verzoek of kan het besluit eenmaal met twee weken verdagen.

  • 4.

    Als de burgemeester na de eerste screening concludeert dat een feitenonderzoek nodig is, stelt hij een screeningsverslag op, dat hij gezamenlijk met een concept-onderzoeksopdracht voorlegt aan het presidium.

  • 5.

    Het presidium vergadert binnen twee weken nadat het screeningsverslag en de conceptonderzoeksopdracht zijn voorgelegd.

  • 6.

    Het presidium treedt op als klankbord voor de burgemeester ten aanzien van de onderzoeksopdracht, tenzij het presidium op grond van het screeningsverslag tot het oordeel komt dat er geen integriteitsschending heeft plaatsgevonden en er dus geen feitenonderzoek nodig is.

  • 7.

    Na de vergadering van het presidium worden de betrokken politieke ambtsdrager en de melder zo snel mogelijk geïnformeerd over de uitkomst van die vergadering. Wordt geen feitenonderzoek ingesteld, dan krijgen zij het screeningsverslag toegezonden (tenzij dit al eerder is toegezonden). Wordt wel een feitenonderzoek ingesteld (ongevraagd door de politieke ambtsdrager en melder), dan krijgen zij het screeningsverslag niet, omdat het onderzoek nog verder gaat.

  • 8.

    Bij het vermoeden van een opzettelijk valse beschuldiging, onderneemt de burgemeester actie tegen de melder in de vorm van een feitenonderzoek. De persoon tegen wie opzettelijk valse beschuldigingen zijn gedaan, kan daarvan aangifte doen bij de politie.

Artikel 21 Feitenonderzoek

  • 1.

    De burgemeester geeft opdracht tot een feitenonderzoek aan een externe onderzoeker.

  • 2.

    De externe onderzoeker bestaat uit één of meer natuurlijke personen die op verzoek van de burgemeester (gezamenlijk) onderzoek doet/doen of uit een onderzoeksteam vanuit een bedrijf. De onderzoeker(s) komt/komen van buiten de gemeentelijke organisatie.

  • 3.

    Voordat de burgemeester de opdracht verstrekt, vergewist hij zich ervan dat de externe onderzoeker(s) de juiste kennis voor het doen van het feitenonderzoek bezit(ten).

Artikel 22 Opdrachtverstrekking

  • 1.

    De burgemeester komt, na overleg met het presidium, een schriftelijke onderzoeksopdracht met de onderzoeker(s) overeen.

  • 2.

    In de opdracht staan in ieder geval vermeld de aanleiding, de onderzoeksopdracht en de verwachte duur en kosten van het onderzoek.

Artikel 23 Kennisgeving aan betrokkene

  • 1.

    Als de burgemeester tot het oordeel komt dat er een feitenonderzoek nodig is, dan wordt de betrokken politieke ambtsdrager hierover door de burgemeester schriftelijk geïnformeerd, nadat het presidium heeft vergaderd over de concept-onderzoeksopdracht.

  • 2.

    In de brief is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      een omschrijving van het handelen of nalaten dat aanleiding is tot het instellen van het onderzoek;

    • b.

      de melding dat betrokkene en getuigen kunnen worden gehoord;

    • c.

      de melding dat, als andere feiten en omstandigheden bekend worden die van belang kunnen zijn voor het bepalen van de omvang, aard en ernst van de integriteitsbreuk, het onderzoek zich kan uitstrekken tot die feiten en omstandigheden.

Artikel 24 Horen van betrokkenen en getuigen

  • 1.

    De betrokken politieke ambtsdrager en getuigen kunnen worden gehoord.

  • 2.

    Van de melder wordt verwacht desgevraagd zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek.

  • 3.

    De gesprekken worden gehouden door minimaal twee personen.

  • 4.

    Er wordt een gespreksverslag opgemaakt en ondertekend door de onderzoekers en de getuigen/betrokkene.

  • 5.

    De gehoorde krijgt de mogelijkheid om binnen vijf werkdagen schriftelijk te reageren op het verslag.

  • 6.

    Als de gehoorde weigert te tekenen, wordt daarvan melding gemaakt in het verslag. Als de gehoorde dat wil, wordt er een schriftelijke weergave van de afwijkende mening van de gehoorde bij het verslag gedaan.

Artikel 25 Communicatie

  • 1.

    De burgemeester zorgt voor de interne en externe communicatie en legt indien nodig geheimhouding op als bestuursorgaan.

  • 2.

    In beginsel wordt tijdens de eerste screening en het feitenonderzoek niet gecommuniceerd over de melding en het onderzoek, anders dan naar direct betrokkenen en eventueel het presidium. Het betreft lopende de eerste screening en het feitenonderzoek een interne kwestie.

  • 3.

    Als de pers in een bepaalde kwestie op de hoogte gesteld zal (of moet) worden, zal de burgemeester als eerste de pers te woord staan. Geen van de overige betrokkenen (melder, betrokken politieke ambtsdrager, eventueel fractievoorzitters, raadsleden, burgerleden, wethouders, griffier of gemeentesecretaris) spreekt met de pers voordat de burgemeester de pers heeft geïnformeerd.

Artikel 26 Onderzoeksrapport

  • 1.

    Van het feitenonderzoek wordt een rapport opgesteld, dat aan de burgemeester wordt aangeboden.

  • 2.

    Het rapport bevat in elk geval: de geanonimiseerde melding, de onderzoeksopdracht, het normenkader, een beschrijving van de uitgevoerde onderzoekshandelingen, de bevindingen, een toetsing van de bevindingen aan het normenkader en een conclusie, waarin de vraag of er sprake is van een integriteitschending wordt beantwoord.

  • 3.

    De burgemeester toetst of de conclusie van het rapport redelijkerwijs kan worden gedragen door de inhoud van het onderzoek en geeft advies over de conclusies en aanbevelingen aan de raad.

  • 4.

    De burgemeester zendt het onderzoeksrapport ter consultatie aan het presidium.

  • 5.

    Het rapport wordt gelijktijdig aan de betrokken ambtsdrager aangeboden.

  • 6.

    De burgemeester voegt aan het onderzoeksrapport een brief toe waarin het proces, dat heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de integriteitsmelding, alsmede zijn advies over de conclusies en aanbevelingen, worden toegelicht.

  • 7.

    De burgemeester biedt, na consultatie van het presidium, het onderzoeksrapport aan de raad aan.

  • 8.

    De gemeenteraad bespreekt het onderzoeksrapport – al dan niet in beslotenheid, afhankelijk van de conclusies - rechtstreeks in de eerstvolgende raadsvergadering.

  • 9.

    Wanneer de betrokken politieke ambtsdrager wethouder is, informeert de burgemeester ook het college over het onderzoeksrapport.

  • 10.

    De raad beoordeelt of het rapport aanleiding geeft om aangifte te doen of een motie in te dienen.

  • 11.

    De politieke ambtsdrager en de melder wordt geïnformeerd over de vergadering van de raad en over de uitkomst daarvan.

Toelichting:

De artikelen 18 t/m 26 bevatten te nemen processtappen ingeval van het vermoeden van een integriteitsschending door een politiek ambtsdrager. Middels deze gedragscode worden de processtappen vastgelegd. Mocht er ooit een situatie zich voordoen, dan is voor iedereen duidelijk welke procedure wordt gevolgd.

Belangrijk is om te benadrukken dat een officiële integriteitsmelding een zwaar middel is dat niet lichtzinnig mag worden opgevat. Waar rook is, is in de beeldvorming al snel vuur. Gewaakt moet worden voor integrisme: de angst om beschuldigd te worden van niet-integer handelen. Daarom zijn de drie principes die zijn beschreven aan het begin van dit hoofdstuk belangrijke uitgangspunten. Melder dient de melding daarom ook onderbouwd op schrift te zetten. Integriteit mag nooit de inzet worden van een politieke strijd. Bij het vermoeden van een opzettelijk valse beschuldiging kan aangifte worden gedaan.

In de stappen wordt ervan uitgegaan dat de burgemeester verantwoordelijk is voor het behandelen van de melding van integriteitsschendingen door politiek ambtsdragers. De burgemeester kan door een melding, door eigen waarneming of door berichtgeving van buiten de organisatie kennis nemen van een vermeende integriteitsschending. Feiten en omstandigheden zoals die bekend worden aan de burgemeester, zijn niet altijd zonder meer aanleiding een feitenonderzoek in te stellen. In de opdrachtverstrekking met een externe partij dient aandacht te worden besteed aan de lengte en intensiteit van het onderzoek. Gedurende het proces dient dit te worden gecontroleerd en zo nodig worden bijgestuurd. Het voordeel van het inhuren van een externe partij is dat de onafhankelijkheid en objectiviteit beter gewaarborgd is en een externe onderzoeker naar alle waarschijnlijkheid veel ervaring heeft met integriteitskwesties. Het onderzoek dient zorgvuldig plaats te vinden. Dit houdt in dat alle belangen (de belangen van betrokkene, het belang van het onderzoek, het belang van de organisatie en de belangen van getuigen) worden gewogen.

Afhankelijk van de uitkomst wordt het onderzoek in een openbare of besloten raadsvergadering besproken. Het uitgangspunt is wel openbaar tenzij, maar als een beschuldiging ongegrond wordt verklaard kan dit een reden zijn om het rapport in beslotenheid te behandelen en geheimhouding te bekrachtigen. Na beslotenheid kan ook openbaarheid volgen. De raad beslist hierover.

Als is komen vast te staan dat een politieke ambtsdrager een regel van de gedragscode heeft overtreden, kan dit tot een sanctie leiden. Deze sanctie dient proportioneel te zijn. Bij het bepalen ervan spelen de aard van de schending en de context waarbinnen de schending heeft plaatsgevonden een belangrijke rol.

Niet alle schendingen zijn even zwaar. Schendingen die de zuiverheid van de besluitvorming raken, zoals belangenverstrengeling, corruptie en sommige kwesties rondom het gebruik van informatie, raken aan de kerntaak van politici en zijn om die reden het ernstigst. Hier zijn de gevolgen voor burgers en het vertrouwen van burgers in het openbaar bestuur het meest in het geding. Bij dergelijke schendingen passen in de regel dan ook de zwaarste sancties. Van belang is vervolgens om zowel verzwarende als verzachtende omstandigheden in kaart te brengen. Was er sprake van opzet? Van naïviteit? Is de politieke ambtsdrager onder druk gezet door partijgenoten of anderen? Hoe ernstiger de schending en hoe duidelijker de regel is die is overtreden, hoe minder snel er een verzachtende omstandigheid zal worden aangenomen. Een te lichte sanctie die volgt op een ernstige schending kweekt onbegrip en tast de geloofwaardigheid aan; hetzelfde geldt voor een te zware sanctie op een lichte schending.

Er zijn verschillende ‘sancties’ die aan de orde kunnen zijn voor gekozen dan wel benoemde politieke ambtsdragers. Niet alle ‘sancties’ kunnen in de raadsvergadering, waarin het onderzoeksrapport wordt besproken, aan de orde komen of door de raad worden opgelegd.

Te denken valt aan:

  • Aanspreken;

  • verzoeken om publieke excuses;

  • schorsing of ontslag van een bestuurder;

  • uit de fractie verwijderen door de eigen partij;

  • afkeuring door partijen;

  • motie van treurnis;

  • motie van afkeuring;

  • motie van wantrouwen;

  • royement van het lidmaatschap van de eigen partij;

  • strafrechtelijke vervolging en veroordeling.

Wettelijk kader

Artikel X1 Kieswet:

  • 1.

    Zodra onherroepelijk is komen vast te staan dat een lid van een vertegenwoordigend orgaan een van de vereisten voor het lidmaatschap niet bezit of dat hij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, houdt hij op lid te zijn.

  • 2.

    De voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan geeft hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.

Artikel X8 Kieswet:

  • 1.

    Het lid van de gemeenteraad dat in strijd met artikel 15, eerste lid, van de Gemeentewet handelt, kan in zijn betrekking worden geschorst door de voorzitter van de gemeenteraad. De voorzitter onderwerpt de zaak aan het oordeel van de raad in zijn eerstvolgende vergadering.

  • 2.

    De raad kan, na de geschorste in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, hem van zijn lidmaatschap vervallen verklaren. Indien hij daartoe geen aanleiding vindt, heft hij de schorsing op.

  • 3.

    De raad kan ook ambtshalve het lid dat in strijd met artikel 15, eerste lid, van de Gemeentewet handelt, na hem in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, van zijn lidmaatschap vervallen verklaren.

  • 4.

    Van de beslissing van de raad, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt terstond aan de belanghebbende mededeling gedaan.

  • 5.

    De werking van een besluit, inhoudende de vervallenverklaring, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. Ingeval de vervallenverklaring ambtshalve heeft plaatsgevonden, is het lid van de raad gedurende deze periode in zijn betrekking geschorst.

  • 6.

    Indien een lid van de raad op grond van dit artikel onherroepelijk van zijn lidmaatschap vervallen is verklaard, doet de burgemeester daarvan mededeling aan de voorzitter van het centraal stembureau.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Wettelijk kader

Op grond van artikel 170 Gemeentewet bevordert de burgemeester de bestuurlijke integriteit in de gemeente. Hij faciliteert gezamenlijk met de raad het bespreekbaar maken van dilemma’s op het gebied van bestuurlijke integriteit.

Toelichting:

Om de gedragscode een levend document te maken is het van belang de code periodiek te evalueren. Het is verstandig dit in ieder geval te laten gebeuren voor het begin van een nieuwe raadsperiode en in het inwerkprogramma van de nieuwe raad aandacht te besteden aan het onderwerp integriteit. De burgemeester heeft daarin een actieve rol met hulp van de griffier voor de raad en de gemeentesecretaris voor het college.

Artikel 27 Aandacht voor integriteit

  • 1.

    De gemeenteraad bevordert de eenduidige interpretatie van deze gedragscode. Ingeval van leemtes en onduidelijkheden in de gedragscode voorziet hij daarin.

  • 2.

    De raad ziet er in het bijzonder op toe dat de raad, de fracties en de individuele raads- en burgerleden de eigen gedragscode van de raad naleven. De griffier ondersteunt de raad hierbij.

  • 3.

    Op voorstel van de burgemeester maken de gemeenteraad en het college afspraken over de periodieke bespreking van het onderwerp integriteit in het algemeen en van de gedragscode in het bijzonder;

  • 4.

    Minimaal één keer per bestuursperiode evalueert het presidium deze gedragscode op actualiteit, functioneren en de mate waarin de regels naar behoren worden nageleefd. Indien daar aanleiding toe is brengt het presidium hierover verslag uit aan de gemeenteraad.

Artikel 28 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking een dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als Bestuurlijke gedragscode integriteit gemeente Amstelveen 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 februari 2022.

De griffier,

Debby de Heus

De voorzitter,

Tjapko Poppens

Bijlage 1

afbeelding binnen de regeling