Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Borger-Odoorn 2022

Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Borger-Odoorn 2022

De raad van de Borger-Odoorn,

rekening houdend met:

  • -

    het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van, nummer 3813-2022;

  • -

    de algemene bepalingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015) en de Jeugdwet;

  • -

    de artikelen 2.1.3, 2.1.4, [eerste, tweede lid] derde en zevende lid, [2.1.5, eerste lid,] 2.1.6, [2.1.7, 2.3.6, vierde lid,] en 2.6.6, eerste lid, van de Wmo 2015;

  • -

    de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 [en 8.1.1, derde, en vierde lid,] van de Jeugdwet;

stelt dat:

  • -

    inwoners zelf verantwoordelijk zijn voor de manier waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan de maatschappij;

  • -

    inwoners er zelf verantwoordelijk voor zijn dat zij gezond en veilig opgroeien;

  • -

    inwoners elkaar zo goed als zij kunnen helpen (vooral ouders in de opvoeding van hun kinderen);

  • -

    inwoners die onvoldoende zelfredzaam zijn, onvoldoende in staat zijn tot participatie of problemen hebben bij het opgroeien van hun kinderen een beroep kunnen doen op hulp en ondersteuning;

  • -

    het college verantwoordelijk is voor het organiseren van deze hulp en ondersteuning;

  • -

    het college moet zorgen dat hulp en ondersteuning beschikbaar zijn en dit individueel verstrekken als maatwerkvoorziening als dit nodig is;

  • -

    het noodzakelijk is om regels vast te stellen om te bepalen welke voorzieningen door het college worden verstrekt;

  • -

    deze regels voldoen aan de voorwaarden van de Wmo 2015 en de Jeugdwet. Bijvoorbeeld de manier van beoordelen, het verstrekken van een persoonsgebonden budget, de verhouding tussen prijs en kwaliteit, de bestrijding van oneigenlijk gebruik en de inzet van het persoonlijk netwerk.

BESLUIT

vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2022

Hoofdstuk 1 BEGRIPPEN EN VORMEN VAN ONDERSTEUNING

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en bepalingen die daarvan zijn afgeleid wordt verstaan onder:

  • Adviesraad Sociaal Domein: een groep inwoners die door het college Borger-Odoorn wordt betrokken bij beleidsvoornemens in het kader van de Participatiewet, de Wmo-2015, de Jeugdwet en de Wet sociale werkvoorziening (WSW).

  • Bijdrage: bijdrage in de kosten volgens artikel 2.1.4, eerste lid, van de Wmo 2015. Binnen de Jeugdwet is geen bijdrage verschuldigd;

  • Bouwsteen: niveau van ondersteuning zoals staat in de “raamovereenkomst maatwerkvoorzieningen Wmo 2021” van de colleges Borger-Odoorn en Coevorden;

  • Familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, eventueel samen met het sociale netwerk, van de jeugdige;

  • Gebruikelijke hulp: hulp die het sociale netwerk van de cliënt of jeugdige in ieder geval moet en kan geven;

  • Hij: hij of zij;

  • Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning volgens artikel 2.3.2 eerste lid van de Wmo. Of de behoefte van een jeugdige en/of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;

  • Jeugdige: kinderen en jongeren onder de 18 jaar;

  • Mantelzorg: alle hulp aan een persoon die voor langere tijd ziek, hulpbehoevend of gehandicapt is. De hulp wordt gegeven door iemand uit zijn directe sociale omgeving. Dit is hulp die verdergaat dan de zogenoemde gebruikelijke hulp en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;

  • Module: niveau van ondersteuning zoals staat in het inkoopmodel jeugdhulp van de zeven colleges in Zuid-Drenthe;

  • Cliënt: inwoner van 18 jaar of ouder die een melding doet;

  • Ondersteuningsplan: een document waarin de ondersteuningsbehoefte van de client, de jeugdige en/of zijn ouders is vastgelegd. In dit document staan ook de doelen (te bereiken resultaten) en de manier waarop deze bereikt kunnen worden. Ook staat hier in op welke manier het college, de cliënt, de jeugdige en/of zijn ouders en zijn sociale netwerk hieraan een bijdrage kunnen leveren;

  • Onderzoek: onderzoek volgens artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015 of volgens de Jeugdwet;

  • Ouders: dit zijn de gezaghebbende ouder, adoptief ouder, stiefouder of een ander die een jeugdige verzorgt en opvoedt alsof de jeugdige behoort tot zijn gezin, maar geen pleegouders;

  • Persoonlijk plan: plan zoals staat in artikel 2.3.2. lid 2 van de Wmo 2015;

  • Persoonsgebondenbudget (pgb): een budget (volgens artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 en artikel 8.1.1 van de Jeugdwet) dat door het college wordt verstrekt aan een cliënt, jeugdige en/of zijn ouders. Met dit budget kunnen zij van derden hulp krijgen, die onder een maatwerk voorziening valt;

  • Respijtzorg: de tijdelijke overname van hulp en ondersteuning om de mantelzorger te ontlasten. Respijtzorg kan alleen als maatwerk worden ingezet. Dit betekent dat dit alleen kan als er geen vrijwilliger is die de hulp en ondersteuning van de mantelzorger kan overnemen door de soort hulp of ondersteuning die nodig is;

  • Sociaal netwerk: een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de cliënt, de jeugdige of ouder een sociale relatie heeft.

    In deze verordening en de bepalingen die daarvan zijn afgeleid wordt onder voorzieningen verstaan:

  • Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking. Hij is algemeen verkrijgbaar en niet of niet veel duurder dan vergelijkbare producten, diensten, activiteiten of andere maatregelen. Hij valt dus niet onder de verantwoordelijkheid die het college heeft vanuit de Wmo 2015 en de Jeugdwet.

  • Algemene voorziening: het aanbod van diensten of activiteiten (zoals staat in de Wmo 2015 of Jeugdwet) dat zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers toegankelijk is;

  • Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wmo of Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • Voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

  • Eigen kracht: met gebruikelijke hulp, algemeen (gebruikelijke) voorzieningen, mantelzorg of met hulp van zijn sociale netwerk zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of verbeteren,

  • Individuele voorziening en maatwerkvoorziening:

  • 1. Een individuele voorziening is een voor de jeugdige of zijn ouders passende jeugdhulpvoorziening die door het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt. Deze voorziening is niet vrij-toegankelijk;

  • 2. Een maatwerkvoorziening zijn alle diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen (zoals opgenomen in de Wmo 2015) dat is afgestemd op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon. Die andere maatregelen zijn maatregelen voor:

    • -

      het verbeteren van de zelfredzaamheid. Hieronder valt ook kortdurend verblijf in een instelling om de mantelzorger te ontlasten en het vervoer dat daarvoor nodig is,

    • -

      participatie, hieronder vallen ook het vervoer dat daarvoor nodig is.

    • -

      beschermd wonen een maatschappelijke opvang

  • 3. Een maatwerkvoorziening wordt door het college verstrekt in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget en zijn niet vrij-toegankelijk.

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Nadere regels en Beleidsregels

Het college kan nadere regels, een financieel besluit en beleidsregels vaststellen voor de uitvoering van deze verordening.

Artikel 3 Vormen van ondersteuning

  • 1. De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn beschikbaar:

    • -

      preventie (inclusief advies en voorlichting)

    • -

      cliëntondersteuning (inclusief lichte opvoedondersteuning)

    • -

      jeugdgezondheidszorg

    • -

      ontwikkeling en stimulering (inclusief peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie)

    • -

      welzijnswerk en jeugdigen/jongerenwerk

    • -

      vertrouwenspersoon

    • -

      Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis Drenthe)

  • 2. De volgende vormen van maatwerkvoorzieningen en/of individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Voor maatschappelijke ondersteuning:

      • -

        begeleiding bij zelfredzaamheid en participatie

      • -

        vervoersvoorzieningen

      • -

        schoonmaakondersteuning en hulp bij ontregeld huishouden

      • -

        hulpmiddelen (bijvoorbeeld rolstoel en scootmobiel)

      • -

        woningaanpassingen

      • -

        respijtzorg

    • b.

      Voor jeugdhulp (modules):

      • -

        begeleiding

      • -

        dagbesteding

      • -

        gezinsbehandeling

      • -

        begeleiding rondom gezinsbehandeling

      • -

        vaktherapie

      • -

        GGZ

      • -

        dyslexie

      • -

        FACT

      • -

        medicijncontrole

      • -

        pleegzorg

Het college kan bij nadere regels algemene en maatwerkvoorzieningen op productniveau uitwerken, die op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Artikel 4 Cliëntondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat voor inwoners kosteloze cliëntondersteuning op het sociaal domein beschikbaar is. Hierbij is het belang van de inwoner het uitgangspunt.

  • 2. Het college wijst de cliënt, het netwerk, jeugdigen en/of zijn ouders op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

  • 3. Zij doet dit voor het onderzoek volgens artikel 2.3.2 lid 1van de Wmo 2015 en het onderzoek zoals bedoeld in de Jeugdwet.

  • 4. Het college heeft in de nadere regels vastgelegd hoe een beroep gedaan kan worden op gratis cliëntondersteuning.

Hoofdstuk 2 Toegang

Artikel 5

  • 1. Het college kan voorafgaand aan het gesprek een vooronderzoek doen. Het college heeft in de nadere regels vastgelegd wat er in het kader van dit vooronderzoek gedaan kan worden/wat dit vooronderzoek in houdt.

  • 2. Heeft de gemeente een familiegroepsplan van de jeugdige en/of zijn ouders dan betrekt de gemeente dat plan bij het onderzoek volgens de Jeugdwet.

  • 3. Heeft de gemeente een persoonlijk plan van een client dan betrekt de gemeente dat plan bij het onderzoek volgens artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015.

Artikel 5a Toegang maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens de cliënt vormvrij bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van de melding schriftelijk en maakt zo snel mogelijk een afspraak.

  • 3. Het college informeert de cliënt over de mogelijkheid om een persoonlijk plan op te stellen. Cliënt moet binnen 7 dagen het plan aan het college geven. Dit plan is daarna onderdeel van het gesprek volgens het vierde lid.

  • 4. Als de client daarom vraagt, zorgt het college voor ondersteuning bij het opstellen van het persoonlijk plan.

  • 5. Een gesprek maakt altijd deel uit van de procedure in de aanvraag voor een maatwerkvoorziening, tenzij de hulpvraag duidelijk is. Dan kan het college in overleg met de cliënt, afzien van een gesprek.

  • 6. Het college informeert de cliënt over de mogelijkheid om een aanvraag voor een maatwerkvoorziening in te dienen.

  • 7. De aanvraag voor een maatwerkvoorziening wordt door of namens de cliënt schriftelijk ingediend bij het college. Als de cliënt dit wil wordt een ondertekend verslag van het gesprek gezien als aanvraagformulier.

  • 8. Het college kan bij nadere regels bepalen hoe wordt vastgesteld of de cliënt voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt. Het houdt daarbij rekening met de Wmo 2015 (artikel 2.3.1. tot en met 2.3.5).

  • 9. Het college stelt in de nadere regels vast hoe de melding van een hulpvraag, het gesprek en/of het onderzoek wordt afgehandeld.

Artikel 5b Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1. Een aanvraag voor een individuele voorziening kan schriftelijk door jeugdigen of ouders worden ingediend bij het college.

  • 2. Na het ontvangen van de aanvraag doet het college onderzoek naar de relevante feiten en af te wegen belangen volgens art. 3:2 AWB om te bepalen of een individuele voorziening nodig is.

  • 3. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk. Het wijst de jeugdige en/of zijn ouders voor het onderzoek volgens lid 2, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning. Het college wijst hen ook op de mogelijkheid om een familiegroepsplan op te stellen. De client heeft dan 7 dagen om dit plan aan het college geven. Dit plan is daarna onderdeel van het gesprek volgens het derde lid.

  • 4. Als de jeugdige en/of zijn ouders daarom vragen, zorgt het college voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 5. Een gesprek maakt in principe altijd onderdeel uit van het onderzoek.

  • 6. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel. Het college legt de beslissing over de hulp in ieder geval zo snel mogelijk vast in een beschikking. Het doet dit in ieder geval binnen vier weken na de start van de hulp.

  • 7. Het college stelt in de nadere regels vast hoe de melding van een hulpvraag, het onderzoek en het gesprek worden afgehandeld.

Artikel 5c Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts of bij verwijzing door het onderwijs bij vermoeden van EED

  • 1. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder. Én bij verwijzing vanuit het onderwijs naar een jeugdhulpaanbieder bij een vermoeden van ernstige enkelvoudige dyslexie (EED).

  • 2. Als de jeugdige en/of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen maatwerkvoorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 9 van deze verordening.

Artikel 5d Toegang jeugdhulp via justitieel kader

  • 1. Het college zorgt voor inzet van jeugdhulp:

    • a.

      die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig vindt bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel;

    • b.

      die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig vinden bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing;

    • c.

      die de gecertificeerde instelling nodig vindt bij de uitvoering van de jeugdreclassering.

  • 2. Hiervoor verstrekt het college geen beschikking.

Hoofdstuk 3 MAATWERK

Artikel 6 Criteria voor een maatwerkvoorziening/individuele voorziening

  • 1. Het college neemt het verslag van het in artikel 5 genoemde gesprek, het zogenaamde ondersteuningsplan, als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2. Heeft de cliënt een persoonlijk plan of een familiegroepsplan opgesteld? Dan betrekt het college dat plan bij zijn beoordeling van de aanvraag.

Artikel 6a Algemene criteria maatwerkvoorziening

  • 1. Een cliënt kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in zijn zelfredzaamheid of participatie. De cliënt komt in aanmerking als hij/zij de beperkingen niet kan verminderen of wegnemen door gebruik te maken van:

    • a.

      eigen kracht en/of;

    • b.

      gebruikelijke hulp en/of;

    • c.

      mantelzorg en/of;

    • d.

      hulp van andere personen uit het sociale netwerk en/of;

    • e.

      algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of;

    • f.

      algemene voorzieningen en/of;

    • g.

      andere voorzieningen.

  • 2. Heeft een cliënt met psychische of psychosociale problemen of een cliënt die de thuissituatie heeft verlaten problemen om zich in de samenleving te handhaven? Dan komt hij/zij in aanmerking voor een maatwerkvoorziening als hij/zij de problemen niet kan verminderen of wegnemen door gebruik te maken van:

    • a.

      eigen kracht en/of;

    • b.

      gebruikelijke hulp en/of;

    • c.

      mantelzorg en/of;

    • d.

      hulp van andere personen uit het sociale netwerk en/of;

    • e.

      algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of;

    • f.

      algemene voorzieningen en/of;

    • g.

      andere voorzieningen.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen voor de maatwerkvoorzieningen die op grond van lid 1 en lid 2 beschikbaar zijn.

Artikel 6b Algemene Criteria individuele voorzieningen

  • 1. Jeugdigen en/of hun ouders kunnen alleen in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:

    • a.

      binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

      • i.

        gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

      • ii.

        het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten.

    • b.

      door gebruik te maken van een algemene voorziening, of;

    • c.

      door gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2. Heeft de aanvraag betrekking op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige en/of zijn ouders voorafgaand aan de aanvraag gemaakt? Dan kan het college hier alleen een voorziening voor verstrekken:

    • a.

      als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en;

    • b.

      voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 3. De voorziening volgens lid 2 kan alleen betrekking hebben op gemaakte kosten over een periode van maximaal 3 maanden vóór de aanvraag.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen voor uitwerking van de criteria zoals genoemd in het eerste en tweede lid.

Artikel 6c voorwaarden en weigeringsgronden Wmo

De maatwerkvoorziening wordt alleen verstrekt als het, gelet op de beperkingen van de cliënt veilig voor hemzelf en zijn omgeving is, er geen sprake is van gezondheidsrisico’s en het niet anti-revaliderend werkt.

  • 1. Is een maatwerkvoorziening nodig om een eerder door het college verstrekte voorziening te vervangen? Dan, wordt deze alleen verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven. Tenzij:

    • a.

      de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan de cliënt, jeugdige en/of zijn ouders zijn toe te rekenen;

    • b.

      de cliënt, jeugdige en/of zijn ouders geheel of gedeeltelijk tegemoet komt/komen in de veroorzaakte kosten;

    • c.

      de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning van de cliënt, jeugdige en/of zijn ouders.

  • 2. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopste adequate voorziening.

  • 3. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening als:

    • a.

      voor het probleem een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling beschikbaar is;

    • b.

      de cliënt de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de cliënt dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen;

    • c.

      de cliënt de gevraagde voorziening na de melding en vóór de datum van het besluit heeft gerealiseerd. Behalve als, het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of achteraf nog kan beoordelen of de voorziening en de gemaakte kosten nodig waren.

    • d.

      de gevraagde voorziening al eerder aan de cliënt is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van die voorziening nog niet is verstreken. Behalve als de voorziening verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen. Of de cliënt de restwaarde van de voorziening die verloren is gegaan (deels)vergoedt;

    • e.

      deze niet hoofzakelijk op het individu is gericht;

    • f.

      als de voorziening niet nodig was geweest als de cliënt rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan.

Artikel 7 Beschermd wonen

  • 1. Inwoners die ondersteuning nodig hebben in de vorm van een maatwerk-voorziening beschermd wonen of opvang (BW/MO) kunnen zich melden bij de gemeente Borger-Odoorn. De inwoner kan deze melding schriftelijk, mondeling, telefonisch of digitaal doen.

  • 2. Het college kan in nadere regels het proces voor de maatwerkvoorziening beschermd wonen of opvang vastleggen.

Artikel 8 Advisering

Heeft het college voor de beoordeling van de aanvraag voor een maatwerkvoorziening onafhankelijk advies nodig? Dan kan het college dit vragen aan een onafhankelijke adviesinstantie die zij daarvoor heeft aangewezen.

Artikel 9 Het besluit

  • 1. Het college legt het besluit over een maatwerkvoorziening vast in een beschikking.

  • 2. De cliënt, jeugdige en/of zijn ouders moeten binnen 3 maanden na de besluitdatum zich hebben gemeld bij de aanbieder of het pgb zijn gaan gebruiken voor het doel waarvoor het is verstrekt.

Artikel 10 Inhoud beschikking

In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening staat in ieder geval of deze in natura of als pgb wordt verstrekt. Ook de afspraken die zijn gemaakt met de cliënt, de jeugdige en/of zijn ouders staan hier in. Het ondersteuningsplan maakt deel uit van de beschikking. Tevens wordt aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

Maatwerkvoorziening maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Wordt een maatwerkvoorziening in natura verstrekt? Dan staat in ieder geval in de beschikking:

    • a.

      welke voorziening verstrekt wordt;

    • b.

      wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • c.

      de ingangsdatum en duur van de verstrekking;

    • d.

      hoe de voorziening wordt verstrekt;

    • e.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

    • f.

      of een bijdrage in de kosten betaald moet worden en welke uitgangspunten het college heeft gehanteerd.

  • 2. Wordt een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb verstrekt? Dan staat in ieder geval in de beschikking:

    • a.

      welk resultaat moet met de besteding van het pgb worden behaald;

    • b.

      wat de kwaliteitseisen zijn voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe dit is bepaald;

    • d.

      wat de ingangsdatum en de duur is van de verstrekking;

    • e.

      hoe de besteding van het pgb verantwoord moet worden;

    • f.

      of een bijdrage in de kosten betaald moet worden en welke uitgangspunten het college heeft gehanteerd.

Individuele voorziening Jeugdhulp

  • 3. In de beschikking voor een individuele voorziening staat:

    • a.

      welke voorziening wordt verstrekt

    • b.

      wie de jeugdhulp gaat bieden en

    • c.

      welke resultaat behaald moet worden

    • d.

      of de voorziening in natura of als pgb verstrekt worden en indien van toepassing

    • e.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 4. Als de individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt verstrekt, dan staat in de beschikking ook:

    • a.

      wat de hoogte is van het pgb en hoe deze is bepaald;

    • b.

      wat de kwaliteitseisen zijn voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de ingangsdatum en de duur is van de verstrekking;

    • d.

      hoe de besteding van het pgb verantwoord moet worden.

Artikel 11 Regels voor een pgb voor een maatwerkvoorziening en individuele voorziening.

  • 1. Als een client, een jeugdige of ouder in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening/individuele voorziening en de ondersteuning zelf wil inkopen door middel van een pgb, toets het college of voldaan wordt aan de in artikel 2.3.6 lid 2 van de Wmo 2015 en artikel 8.1.1. van de Jeugdwet opgenomen voorwaarden. De client moet hiervoor een budgetplan indienen. In dit plan is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      hoe de client zelf of met hulp van iemand uit het sociaal netwerk of zijn vertegenwoordiger de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde manier gaat uitvoeren;

    • b.

      wat de motivatie is om de maatwerkvoorziening/individuele voorziening in de vorm van een pgb te ontvangen;

    • c.

      welke voorzieningen de client/jeugdige of diens ouder met het pgb zou willen inkopen en bij welke uitvoerder;

    • d.

      op welke manier de kwaliteit van de voorziening is gewaarborgd en duidelijk is dat de voorziening geschikt is voor het doel waarvoor het pgb wordt vertrekt;

    • e.

      de kosten van de voorziening, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief.

  • 2. Het pgb mag niet besteed worden aan:

    • a.

      kosten voor bemiddeling, tussen personen of belangbehartigers

    • b.

      kosten voor het voeren van een pgb-administratie

    • c.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

    • d.

      kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering

    • e.

      reiskosten

  • 3. Het pgb bevat geen vrij besteedbaar deel.

  • 4. Pgb bij hulp door personen uit het sociale netwerk

  • De persoon die maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp biedt, hoeft niet dezelfde professionele ervaring en opleiding te hebben als door het college gecontracteerde aanbieders. Hij moet dan wel voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het is een persoon uit het sociaal netwerk van de betreffende inwoner;

    • b.

      Deze persoon hanteert een tarief dat niet hoger is dan het percentage, genoemd in lid 5;

    • c.

      Deze persoon heeft gemotiveerd aangegeven dat de hulp niet tot overbelasting leidt;

    • d.

      Deze persoon biedt alleen lichte ondersteuning/begeleiding;

    • e.

      De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt voor een individuele voorziening kan de jeugdhulp betrekken van een persoon tot het sociaal netwerk voor zover niet gaat om ggz-behandeling.

  • 5. Het pgb wordt gebaseerd op een offerte voor de aangegeven kosten én op de kosten die het college gemaakt zou hebben als er hulp in natura zou zijn verstrekt. Gaat het om een product? Dan houdt het college bij de hoogte van het pgb rekening met de reële termijn voor de technische afschrijving en met de onderhouds- en verzekeringskosten.

  • 6. De hoogte van het pgb voor een maatwerkvoorziening is:

    • a.

      Formele hulp is gelijk aan 70% van het tarief voor gecontracteerde ondersteuning in natura, tenzij, op basis van het budgetplan van de client passende en toereikende ondersteuning voor een lager tarief kan worden ingekocht;

    • b.

      Informele hulp is 70% van het pgb tarief voor formele hulp;

    • c.

      Huishoudelijke hulp is 65% van het pgb tarief voor gecontracteerde ondersteuning in natura

  • 7. Het college kan nadere regels vaststellen voor de aan het pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 12 Tegemoetkoming verhuiskosten

Is verhuizing de meest passende oplossing? Dan wordt één keer een tegemoetkoming gegeven in de vorm van een pgb. De hoogte van deze tegemoetkoming wordt vastgelegd in het financieel besluit.

Artikel 13 Pgb-tarieven jeugdhulp

  • 1. De hoogte van het pgb voor formele hulp bedraagt 50% van het tarief voor gecontracteerde jeugdhulp in natura, tenzij op basis van het door de jeugdige en/of zijn ouders ingediende budgetplan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht.

  • 2. Als het op basis van lid 1 vastgestelde pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen jeugdhulp te kunnen inkopen, wordt het tarief zodanig aangepast dat de hulp hiermee bij tenminste één jeugdhulpaanbieder kan worden ingekocht.

  • 3. De hoogte van het pgb voor informele hulp is bij het bestaan van een dienstbetrekking gelijk aan het minimum uurloon, inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 21 jaar of ouder met een 36-urige werkweek.

Hoofdstuk 4 Eigen bijdrage in de kosten.

Artikel 14 Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen Wmo

  • 1. Een cliënt moet een bijdrage in de kosten betalen voor een maatwerk-voorziening in natura of een pgb. Hij betaalt deze zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of zolang het pgb wordt verstrekt.

  • 2. Is een maatwerkvoorziening of pgb voor een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt? Dan moet de bijdrage in de kosten betaald worden door:

    • a.

      de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen en

    • b.

      een andere persoon die samen met de ouder het gezag uitoefent over een minderjarige cliënt.

  • 3. Er kan een eigen bijdrage worden opgelegd voor het gebruik van algemene voorzieningen.

  • 4. De bijdrage in de kosten voor de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen en maatschappelijke opvang wordt vastgesteld conform het uitvoeringsbesluit.

Artikel 15 De hoogte van de bijdrage in de kosten

  • a. Voor de maatwerkvoorzieningen, die niet genoemd worden in artikel 3 lid 2 wordt de hoogte van de bijdrage bepaald door een ministerieel besluit/het rijk. Dit is voor een of meerdere voorzieningen samen en voor een ongehuwde cliënt of samen met de echtgenoot of echtgenote.

  • b. De hoogte van de maandelijkse bijdrage in de kosten kan wijzigen op basis van landelijke regelgeving.

  • c. De bijdrage in de kosten voor de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen en maatschappelijke opvang worden vastgesteld conform het uitvoeringsbesluit.

  • d. De bijdrage voor woningaanpassing is niet hoger dan de prijs van de voorziening.

  • e. De kosten van een maatwerkvoorziening in natura zijn niet hoger dan de kosten die het college zelf voor deze maatwerkvoorziening maakt.

  • f. De prijs van een maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na een consultatie in de markt of in overleg met de aanbieder. De pgb is maximaal gelijk aan de prijs van de maatwerkvoorziening.

  • g. In afwijking van wat staat onder 1. is geen bijdrage verschuldigd door:

    • -

      de ongehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en die een bijdrage plichtig inkomen heeft van 120% van de geldende bruto bijstandsnorm

    • -

      de ongehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en die een bijdrage plichtig inkomen van 120% van de geldende bruto bijstandsnorm

    • -

      de gehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en die een gezamenlijk bijdrage plichtig inkomen heeft van 120% van de geldende bruto bijstandsnorm.

Deze bedragen kunnen jaarlijks worden aangepast op basis van landelijke normen. De bedragen worden opgenomen in het op te stellen financieel besluit.

Artikel 16 Vergoeding voor collectief vervoer

De vergoeding voor het collectief vervoer (Wmo-taxi)die betaald moet worden bestaat uit een instaptarief en een kilometertarief. Deze tarieven gelden voor maximaal 25 kilometer per rit. Boven 25 kilometer per rit geldt het commerciële tarief.

Voor de afgifte van een Wmo- taxi pas is een eenmalige vergoeding verschuldigd (leges). Deze worden jaarlijks vastgesteld in de legesverordening gemeente Borger-Odoorn.

Artikel 17 Regeling zak- en kleedgeld voor jongeren met een jeugd- beschermingsmaatregel

Als op een jeugdige een kinderbeschermingsmaatregel van toepassing is dan stelt het college een vervangende bijdrage voor zak- en kleedgeld ter beschikking. Het doet dit als de voogd, waar de jeugdige onder toezicht staat, structureel geen bijdrage voor zak- en kleedgeld van de onderhoudsplichtige ouders krijgt. De hoogte van deze vervangende bijdrage is maximaal de geldende wettelijke kinderbijslag volgens de Algemene Kinderbijslagwet. De bijdrage wordt betaald aan de voogd van de jeugdige of aan de instelling waar de jeugdige woont. De jeugdhulpinstelling moet dan wel aantonen dat zij voldoende heeft geprobeerd de ouders aan te spreken op hun onderhoudsplicht.

Om aanspraak te kunnen maken op de bijdrage uit de Regeling zak- en kleedgeld, levert de jeugdhulpinstelling een dossier aan. Hieruit moet blijken dat:

  • zij ten minste 1 keer de ouders schriftelijk heeft aangesproken op hun onderhoudsplicht en

  • de ouders geen bijdragen hebben betaald en

  • de ouders van de jeugdige met onbekende bestemming zijn vertrokken

of

  • het voor de opvang en hulp aan de jeugdige belangrijk is om het contact over de zak- en kleedgeldbijdrage met de ouders te vermijden

of

  • de ouders op korte termijn niet kunnen voldoen aan hun onderhoudsplicht. Dit moet blijken uit gegevens die de jeugdhulpinstelling heeft gekregen over hun inkomen en vermogen.

Artikel 18 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regels wat de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente is.

Artikel 19 Tegemoetkoming voor chronisch zieken en mensen met een beperking

Het college kan ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie op aanvraag een financiële tegemoetkoming verstrekken.

Het college stelt nadere regels over de gevallen waarin een financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt en de wijze van verstrekking van de tegemoetkoming.

De hoogte wordt vastgesteld in het financieel besluit.

Artikel 20 Indexering

  • 1. Het college kan jaarlijks per 1 januari de tarieven/bijdragen en/of vergoedingen in deze verordening (behalve het abonnementstarief) verhogen of verlagen. Het college kan hierbij per voorziening bepalen welke prijsindex wordt gebruikt.

  • 2. De bedragen worden naar boven afgerond op een veelvoud van € 0,50.

  • 3. De volgens lid 1 geïndexeerde bedragen worden door het college bekend gemaakt.

Hoofdstuk 5 KWALITEIT

Artikel 21 Protocollen en kaders

  • 1.

    Bij uitvoering (aanvragen, starten, uitvoering en stopzetten) van de jeugdhulp moet de zorgaanbieder zich houden aan het administratieprotocol jeugdhulpregio Zuid Drenthe.

  • 2.

    De zorgaanbieder moet zich houden aan de instructies over het toepassen van vormen van jeugdhulp (bijvoorbeeld over het al dan niet stapelen van modules).

  • 3.

    De geboden jeugdhulp moet voldoen aan de eisen uit de module beschrijvingen en aan de kwaliteitseisen van het Drents Kwaliteitskader. Het Drents Kwaliteitskader staan op de website van de jeugdhulpregio Zuid- Drenthe. Dit kwaliteitskader is ook van toepassing op zorgaanbieders in de Wmo.

Artikel 22 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, door:

    • a.

      voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt af te stemmen;

    • b.

      voorzieningen op andere vormen van zorg af te stemmen;

    • c.

      inzet van de juiste deskundigheid;

    • d.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden handelen volgens de professionele standaard;

    • e.

      toe te zien op de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten. Die moet tenminste voldoen aan de voorwaarden die gelden voor erkende keurmerken in de sector die van toepassing is.

  • 2.

    Het college kan in nadere regels meer eisen stellen aan de kwaliteit van voorzieningen, zoals de deskundigheid van beroepskrachten.

  • 3.

    Het college ziet toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, de cliëntervaringen en het zo nodig in overleg met de client ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 23 Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden (Code verantwoordelijk Marktgedrag)

  • 1. Het college waarborgt een goede prijs-kwaliteit verhouding bij diensten die door derden geleverd worden. Bijvoorbeeld maatschappelijke ondersteuning, jeugdhulp, uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, volgens artikel 2.6.4 van de Wmo en artikel 2.11 van de Jeugdwet, zie lid 5. Daarvoor bepaalt het college :

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving volgens de Aanbestedingswet 2012 en voor het aangaan van een overeenkomst met een derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • -

        een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met een derde, en

      • -

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast volgens artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de Wmo. Het houdt hierbij rekening met de continuïteit in de hulpverlening, volgens artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wmo.

  • 2. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      de aard en de omvang van de taken

    • c.

      redelijke overheadkosten;

    • d.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten door verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • e.

      reis en opleidingskosten

    • f.

      indexatie van loon binnen een overeenkomst of CAO;

    • g.

      overige kosten als gevolg van eisen die door het college worden gesteld. Zoals bijvoorbeeld rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 3. Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten. Dit kan als de derde bij de inschrijving een prijs hanteert die is gebaseerd op het tweede lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 4. Het college bepaalt met welke derde volgens het eerste lid het een overeenkomst aangaat.

    Het college streeft naar een goede prijs-kwaliteitverhouding bij het vaststellen van de tarieven voor overige voorzieningen die door derden worden geleverd.

  • 5. Voor jeugdhulp moet de gemeente in ieder geval rekening houden met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening;

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd. Voor jeugdhulp moet de zorgaanbieder zich houden aan de eisen die zijn gesteld in het Drents Kwaliteitskader jeugdhulpregio Zuid-Drenthe.

Artikel 24 Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik

  • 1. Aan het ontvangen van een maatwerk-, jeugdhulpvoorziening of een pgb zijn rechten en plichten verbonden. Het college informeert cliënten, jeugdigen en ouders hierover in begrijpelijke taal. Het informeert hen ook over de gevolgen die misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wmo en Jeugdwet kunnen hebben.

  • 2. Het college treft maatregelen om het oneigenlijk gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s te voorkomen en fraude te bestrijden. Het gaat in ieder geval om de volgende maatregelen:

    • a.

      Het college zoekt zoveel mogelijk samenwerking met organisaties die zich ook bezighouden met het tegengaan van oneigenlijk gebruik en fraude op het terrein van zorg;

    • b.

      Het college doet zo nodig onderzoek bij zorgverleners van maatwerkvoorzieningen die een contractrelatie met de gemeente Borger-Odoorn onderhouden of die ondersteuning verlenen op grond van een pgb aan inwoners van Borger-Odoorn en die verplicht zijn om kosteloos hun medewerking te verlenen;

    • c.

      Het college maakt afspraken met aanbieders van voorzieningen over de facturatie, resultaatsturingen, accountantscontroles, zodat declaraties en uitbetalingen in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken, de leveringsopdracht, de prestatieafspraken en de feitelijk geleverde prestaties.

    • d.

      Het college controleert, al dan niet steekproefsgewijs, of de gemaakte afspraken zoals genoemd zijn in het voorgaande lid worden nagekomen;

    • e.

      Het college beperkt de looptijd van de indicaties of voert periodiek controles uit bij langlopende indicaties;

    • f.

      Het college voert een grondige toets aan de voorkant uit bij de verstrekking van een pgb op:

      • I.

        de regiemogelijkheden van de cliënt of degene die de cliënt als vertegenwoordiger wenst in te schakelen.

      • II.

        de kwaliteit van de invulling van het door de cliënt en de pgb-aanbieder te overleggen zorgplan mede met het oog op de te bereiken resultaten.

    • g.

      Het college monitort het gebruik van het pgb en de behaalde resultaten in relatie tot de gestelde doelen.

Artikel 25 Herziening, intrekking en terugvordering

  • 1. Is aan een cliënt een maatwerk- of individuele voorziening verstrekt op basis van deze verordening ? En zijn er feiten en omstandigheden waarvan hij kan weten dat ze reden kunnen zijn om de beslissing opnieuw te overwegen? Dan meldt de cliënt deze meteen aan het college. Hij doet dit op verzoek van het college of uit eigen beweging.

  • 2. Het college kan een beslissing volgens de Wmo of Jeugdwet herzien of intrekken. Dit kan als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt, jeugdige en/of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens heeft/hebben aangeleverd. En de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt, jeugdige en/of zijn ouders niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is/zijn aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is,

    • d.

      de cliënt, jeugdige en/of zijn ouders niet voldoet/voldoen aan de voorwaarden die aan de maatwerkvoorziening of het pgb zijn verbonden;

    • e.

      de cliënt, jeugdige en/of zijn ouders de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Heeft het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, herzien of ingetrokken? En zijn de gegevens expres verkeerd of onvolledig aangeleverd? Dan kan het college van degene die dit heeft gedaan de waarde van de maatwerkvoorziening die of het pgb dat onterecht is ontvangen (deels) terugvorderen.

  • 4. Blijkt dat het pgb binnen 3 maanden na uitbetaling niet is gebruikt voor het betalen van de voorziening waarvoor het is verleend? Dan kan een beslissing om een pgb of maatwerkvoorziening te verlenen worden ingetrokken.

  • 5. Is het recht op een voorziening, die in eigendom of bruikleen is verstrekt, ingetrokken? Dan kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Artikel 26 Opschorting van betalingen uit pgb

Is er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden dat er sprake is van een omstandigheid volgens artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de Wmo 2015 of artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e van de Jeugdwet? Dan kan het college de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd vragen de betalingen uit het pgb voor maximaal dertien weken helemaal of voor een deel op te schorten.

Artikel 27 Toezicht en handhavingskader Wmo 2015 en Jeugdwet

  • 1.

    Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de Wmo 2015 en Jeugdwet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder

  • 3.

    Het college houdt in het kader van de Wmo toezicht op de naleving van de eisen in artikel 23 door:

    • a.

      periodieke overleggen met de aanbieders;

    • b.

      continumeting cliëntervaring;

    • c.

      als het nodig is in overleg met de cliënt ter plaatse de geleverde voorzieningen te controleren.

  • 4.

    De aangewezen toezichthouder heeft de bevoegdheid om:

    • a.

      inlichtingen te vragen;

    • b.

      (cliënten) administratie te vorderen bij de zorgverlener

    • c.

      de administratie te vorderen van de client of de pgb-beheerder

    • d.

      identificatie te vragen;

    • e.

      documenten en gegevens te lezen en gebruiken

    • f.

      ergens naar binnen gaan (met uitzondering van woningen)

    • g.

      te controleren of de zorgverlener zich aan de afspraken uit de toekenningsbeschikking of de raamovereenkomst of de uitvoeringsovereenkomst met het college houdt;

    • h.

      te controleren of de overeenkomst (ondersteuningsinhoudelijk) die de client of de pgb-houder heeft gesloten voldoet aan de gegevens en informatie die bij de aanvraag zijn gegeven.

Iedereen is verplicht om mee te werken aan het onderzoek van de toezichthouder.

Artikel 28 Meldingsregeling calamiteiten en geweld Wmo 2015

  • 1.

    Het college zorgt dat een aanbieder calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening kan melden bij een toezichthoudend ambtenaar.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit die en ieder geweldsincident bij de verstrekking van een voorziening onmiddellijk aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, onderzoekt de calamiteiten en geweldsincidenten. Hij adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Hoofdstuk 6 Klachten, medezeggenschap en inspraak

Artikel 29 Klachtregeling

  • 1. Aanbieders, die een contract hebben met de gemeente Borger-Odoorn in het kader van de Wmo, stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten.

  • 2. Het college houdt toezicht op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en de continumeting cliëntervaring.

Artikel 30 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van maatwerkvoorzieningen en de door het college in de nadere regels vastgestelde algemene voorzieningen.

  • 2. Het college houdt toezicht op de naleving van de medezeggenschaps-regelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en de continumeting cliëntervaring.

Artikel 31 Betrekken van inwoners bij het beleid

  • 1. Het college geeft inwoners, waaronder in ieder geval (vertegenwoordigers van) cliënten, jeugdigen of ouders in de gelegenheid:

    • -

      voorstellen te doen voor het beleid voor maatschappelijke ondersteuning;

    • -

      vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen voor maatschappelijke ondersteuning;

Het college biedt hen ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2. Het college zorgt ervoor dat inwoners, waaronder in ieder geval (vertegenwoordigers van) cliënten, jeugdigen of ouders kunnen deelnemen aan periodiek overleg. Hierbij kunnen zij onderwerpen voor de agenda aanmelden. Zij krijgen de informatie die nodig is om goed aan het overleg te kunnen deelnemen.

  • 3. Voor de uitvoering van het eerste en tweede lid betrekt het college inwoners via de Adviesraad sociaal domein bij haar beleidsvoornemens. Hiervoor heeft het college nadere regels vastgesteld in de verordening Cliëntenparticipatie sociaal domein gemeente Borger-Odoorn.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 32 Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels over de uitvoering van deze verordening.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening. Dit kan als toepassing van de verordening tot onredelijke uitkomsten leidt.

Artikel 33 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Borger-Odoorn 2019 wordt ingetrokken.

  • 2. Heeft een cliënt een lopende voorziening op grond van de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Borger-Odoorn 2015 of de verordening jeugdhulp gemeente Borger-Odoorn 2019? Dan houdt hij daar recht op, totdat het college een nieuw besluit op een voorziening heeft genomen. Totdat deze voorziening afloopt of dat het college een nieuws besluit heeft genomen op een herindicatie of nieuwe aanvraag.

  • 3. Zijn er aanvragen ingediend onder verordening maatschappelijke ondersteuning jeugdhulp 2019 waarop nog niet is beslist als deze verordening in werking treedt? Dan worden zij afgehandeld op basis van deze verordening. Aanvragen die nog niet zijn afgehandeld worden volgens de voorliggende verordening afgehandeld!

  • 4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp -Odoorn 2019, wordt beslist op basis van die verordening.

  • 5. Van het in het derde en vierde lid staat kan in het voordeel van de cliënt worden afgeweken.

Artikel 34 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt, met terugwerkende kracht, in werking op 1 januari 2022.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Borger-Odoorn 2022”.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 03-03-2022.

De gemeenteraad van Borger-Odoorn,

de interim-griffier, de voorzitter,

F. Koekoek-van de Kolk MA mr. J. Seton