Regeling vervallen per 16-06-2022

Openstellingsbesluit Innovatieve Concepten 2022

Geldend van 18-05-2022 t/m 16-11-2022 met terugwerkende kracht vanaf 04-05-2022

Intitulé

Openstellingsbesluit Innovatieve Concepten 2022

Bekendmaking van het besluit van 15 maart 2022 - zaaknummer 2022-004845 tot vaststelling van een regeling

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Gelet op artikel 1.3 van Hoofdstuk 1 en paragraaf 7 van hoofdstuk 2 van de Verordening POP3 Subsidies provincie Gelderland, mei 2018;

Besluiten

  • I.

    Vast te stellen het openstellingsbesluit Innovatieve Concepten Gelderland 2022.

  • II.

    Het subsidieplafond bedraagt € 625.000,- waarvan € 312.500,- bestaat uit ELFPO-middelen en € 312.500 uit provinciale middelen.

  • III.

    Aanvragen om subsidie kunnen worden ingediend vanaf 4 mei 2022 09.00 uur tot en met 15 juni 2022 2021 17.00 uur.

  • IV.

    In Bijlage 1 zijn de nadere regels opgenomen die voor dit besluit gelden.

  • V.

    Dit besluit wordt aangehaald als “Innovatieve Concepten Gelderland 2022”.

  • VI.

    Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst en vervalt op 16 juni 2022, met dien verstande dat het zijn werking behoudt op de aanvragen die gedaan zijn tijdens de openstellingsperiode.

Ondertekening

namens Gedeputeerde Staten van Gelderland,

Isabelle Wouters

Teammanager Programmering, Vitaal Platteland

Bijlage 1, Nadere regels Innovatieve Concepten Gelderland 2022

Artikel 1 Begripsomschrijving

In aanvulling op de definities in artikel 1.1 van de Verordening wordt in deze nadere regels verstaan onder Verordening: de Verordening POP3 subsidies Gelderland, mei 2018.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Op grond van artikel 2.7.1, eerste lid, van de Verordening wordt subsidie verstrekt voor:

    • a.

      de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid van de Verordening, en het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op een innovatie, en/of;

    • b.

      de uitvoering van een innovatieproject, waarbij sprake is van niet-productieve investeringen.

  • 2.

    Op grond van artikel 2.7.1, tweede lid van de Verordening zijn de activiteiten gericht op het praktijkrijp maken van kennis en innovatie alsmede één of meerdere van de volgende thema’s:

    • a.

      verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

    • b.

      beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen of het verminderen van marktfalen;

    • c.

      maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik of een meer gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • d.

      klimaatmitigatie;

    • e.

      behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

Artikel 3 Subsidiehoogte

  • 1.

    Op grond van artikel 1.3, vierde lid, aanhef en onder g van de Verordening bedraagt de subsidie voor de activiteiten zoals genoemd in artikel 2 minimaal € 60.000,-- en maximaal € 160.000, per aanvraag.

  • 2.

    Voorbereidingskosten bedragen:

    • a.

      maximaal € 10.000,- per aanvraag, én

    • b.

      maximaal 10% van de subsidiabele kosten van de fysieke investeringen.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Op grond van artikel 1.12, eerste lid, van de Verordening kan subsidie worden verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      personeelskosten;

    • b.

      kosten derden;

    • c.

      bijdragen in natura;

    • d.

      onbetaalde eigen arbeid;

    • e.

      afschrijvingskosten.

  • 2.

    Op grond van artikel 2.7.6, eerste lid, van de Verordening kan voor de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband en het gezamenlijk formuleren van een projectplan subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      kosten voor het werven van deelnemers;

    • b.

      kosten voor het netwerken om het project goed te definiëren;

    • c.

      kosten voor het opstellen van een projectplan en de samenwerkingsovereenkomst;

    • d.

      kosten voor het projectmanagement en projectadministratie;

    • e.

      niet-verrekenbare btw.

  • 3.

    Op grond van artikel 2.7.6, tweede lid, kan voor de uitvoering van een innovatieproject subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      coördinatiekosten van het samenwerkingsverband;

    • b.

      kosten voor het verspreiden van resultaten van het project;

    • c.

      operationele kosten direct verbonden aan de uitvoering van het innovatieproject;

    • d.

      kosten voor projectmanagement en projectadministratie;

    • e.

      niet-verrekenbare btw.

  • 4.

    Op grond van artikel 2.7.6, derde lid kan, als voor de uitvoering van een innovatieproject een fysieke investering wordt gedaan, subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      kosten voor bouw of verbetering van onroerende zaken;

    • b.

      kosten voor verwerving of leasing van onroerende zaken;

    • c.

      kosten voor aankoop van grond;

    • d.

      kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • e.

      niet-verrekenbare btw.

  • 5.

    Op grond van artikel 2.7.6, derde lid en artikel 1.12a van de Verordening kan, als voor de uitvoering van een innovatieproject een fysieke investering wordt gedaan, subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

    • b.

      kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied;

    • c.

      kosten van haalbaarheidsstudies;

    • d.

      niet-verrekenbare btw.

  • 6.

    Op grond van artikel 2.7.6, vierde lid, van de Verordening kan voor zover verband houdend met een niet-productieve fysieke investering in het kader van het project subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

    • b.

      kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

    • c.

      kosten van de koop van tweedehands machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • d.

      voorbereidingskosten;

    • e.

      niet-verrekenbare btw.

Artikel 5 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.6 en 2.7.2 van de

Verordening of aan de initiatiefnemer van het samenwerkingsverband in oprichting.

Artikel 6 Selectiecriteria, weging en selectie

  • 1.

    Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 2.7.9 en 1.15a van de Verordening de selectiecriteria:

    • a.

      effectiviteit;

    • b.

      haalbaarheid/kans op succes;

    • c.

      innovativiteit;

    • d.

      efficiëntie.

  • 2.

    Per selectiecriterium kunnen nul tot en met vijf punten worden behaald.

  • 3.

    De selectiecriteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      effectiviteit heeft een wegingsfactor van 3;

    • b.

      haalbaarheid/kans op succes heeft een wegingsfactor van 2;

    • c.

      innovativiteit heeft een wegingsfactor van 2;

    • d.

      efficiëntie heeft een wegingsfactor van 1;

  • 4.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen, moeten minstens 24 punten behaald zijn.

  • 5.

    Op grond van artikel 1.15, vierde lid, van de Verordening bepalen Gedeputeerde Staten dat, indien het subsidieplafond wordt overschreden door meerdere aanvragen en de onderlinge rangschikking tussen de aanvragen gelijk is, een selectie tussen de betreffende projecten gemaakt zal worden door te kijken naar het selectiecriterium/de selectiecriteria waaraan de hoogste weging is toegekend. Scoren projecten dan nog gelijk, dan wordt gekeken naar het selectiecriterium/de selectiecriteria waaraan de op één na hoogste weging is toegekend. Zijn er ook na toepassing van deze regels gelijk scorende projecten, dan zal overgegaan worden tot loting. De loting zal worden uitgevoerd door een beëdigd notaris.

Artikel 7 Adviescommissie

Als uitwerking van artikel 1.14, tweede lid van de Verordening worden aanvragen, die voor subsidie in aanmerking komen, voorgelegd aan een door Gedeputeerde Staten ingestelde adviescommissie.

TOELICHTING bij de Nadere regels Samenwerking voor Innovaties 2022

IALGEMEEN DEEL

1.1 Kader

Op 31 december 2020 liep de oorspronkelijke programmaperiode van POP3 2014-2020 af. Vanwege vertraging in de Brusselse besluitvorming kon het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) nog niet van start gaan op 1 januari 2021. Om de continuïteit in de financiering en uitvoering van POP3 te waarborgen heeft de Europese Commissie de mogelijkheid geboden om het huidige Plattelandsontwikkelingsprogramma te verlengen. Gelderland heeft besloten om van deze mogelijkheid gebruik te maken ter overbrugging tussen het huidige POP3 en het nieuwe GLB. De overbruggingsperiode noemen we transitieperiode, het programma noemen we POP3plus. De transitieperiode beslaat de jaren 2021 en 2022. De financiering van de transitie-jaren komt uit het nieuwe GLB. Inhoudelijk wordt het principe van ‘oude regels, nieuw geld’ gehanteerd. Dit houdt in dat dit openstellingsbesluit evenals voorgaande jaren past binnen de Verordening POP3 subsidies Gelderland.

Nederland heeft ervoor gekozen om in het POP3plus een accentverschuiving aan te brengen, waarbij de inhoudelijke focus meer dan voorheen komt te liggen op de actuele maatschappelijke thema’s klimaat, biodiversiteit/bodem en kringlooplandbouw (incl. stikstof). Gelderland volgt deze keuze en vraagt daarbij speciale aandacht voor de thema’s biologische landbouw en agro-forestry.

1.2 De Verordening

Dit openstellingbesluit betreft een nadere uitwerking van de Verordening. Voor zaken die niet specifiek benoemd zijn in dit openstellingsbesluit is de Verordening van toepassing. Het gaat daarbij met name om hoofdstuk 1 en paragraaf 7 van hoofdstuk 2.

Bijvoorbeeld artikel 1.7 (wijze van indienen van een aanvraag), artikel 1.17 (verplichtingen), artikel 2.7.4 (aanvraag) en artikel 2.7.5 weigeringsgronden van de Verordening zijn onverkort van toepassing al worden ze in dit openstellingsbesluit niet herhaald.

1.3 Tendersystematiek

Subsidieaanvragen kunnen slechts in een beperkte periode worden ingediend. Op de sluitingsdatum van de tender moet alle inhoudelijke informatie (dus ook alle verplichte bijlagen en een duidelijke toelichting op de begroting) die bij een aanvraag hoort, ontvangen zijn. Deze sluitingsdatum wordt strikt gehanteerd. Als de aanvraag minimaal tien werkdagen voor de sluitingsdatum wordt ontvangen, wordt de aanvraag gecontroleerd op volledigheid van verplichte bijlagen. Na de sluitingsdatum is aanvullen van de aanvraag niet meer mogelijk. Een onafhankelijke externe adviescommissie gaat vervolgens de aanvragen beoordelen aan de hand van de beschikbare informatie. Met behulp van selectiecriteria worden de projecten gerangschikt. Het kan voorkomen dat vanwege het subsidieplafond niet alle projecten gehonoreerd kunnen worden. De projecten met de meeste punten worden als eerste gehonoreerd. De criteria waarop de aanvragen worden beoordeeld, staan beschreven in artikel 6 van de Nadere Regels bij dit Openstellingsbesluit en de toelichting bij dat artikel.

1.4 Beginnen met een project

Kosten zijn alleen subsidiabel als zij zijn gemaakt na de aanvraag om subsidie. Kosten die voor de aanvraag om subsidie zijn gemaakt, komen niet voor subsidie in aanmerking. Uitdrukkelijk zij vermeld dat het ondertekenen van een offerte - voor de datum van indiening van de aanvraag – zonder dat daarin een voorbehoud is gemaakt over het aanvragen of ontvangen van subsidie – uitgelegd wordt als start met de uitvoering van de activiteit.

Voorbereidingskosten die gemaakt zijn binnen een jaar voordat subsidie is aangevraagd, komen wel voor subsidie in aanmerking. De voorbereidingskosten hebben betrekking op een fysieke investering en kunnen alleen bestaan uit kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs, kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied of kosten van haalbaarheidsstudies.

De ervaring wijst uit dat veel initiatiefnemers met de start van hun project wachten totdat de beschikking ontvangen is. Dat hoeft niet. Kosten kunnen subsidiabel zijn vanaf het moment van indienen van de aanvraag. De beschikking geeft zekerheid over de subsidiabiliteit van de kosten. Kosten maken na het indienen van de aanvraag en voor ontvangst van de beschikking betekent dus een zeker risico nemen.

In de subsidieverleningsbeschikking wordt de startdatum van de activiteit opgenomen.

Van belang is ook de einddatum van het project. Op grond van artikel 1.27 van de Verordening moet het vsatstellingsverzoek uiterlijk op 1 april 2025 zijn ingediend. Dit betekent, rekening houdend met een aantal maanden voor het indienen van het vaststellingsverzoek, dat het project eind 2024 moet zijn afgerond.

1.5 Aanbestedingen

Als een gemeente of waterschap betrokken is bij het samenwerkingsverband kunnen de aanbestedingsregels van toepassing zijn. Bij betaalverzoeken wordt gecontroleerd of de aanbestedingsregels zijn nageleefd. Het niet naleven van aanbestedingsregels leidt tot een korting op de subsidie. De hoogte van de korting is afhankelijk van de overtreding.

1.6 Meer informatie

Meer informatie over de subsidiemogelijkheden, de voorwaarden en relevante informatie en tips vindt u op de website www.gelderland.nl. Ook kan het Handboek voor aanvragers POP3 subsidie worden geraadpleegd. Het handboek is te vinden op de website https://mijn.rvo.nl/documents/20448/2502987/Handboek+POP3-subsidie/46ac53b6-beda-4390-8213-b35f92af9ee3.

IIARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Toelichting bij artikel 2.

Subsidie wordt verstrekt voor de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband in combinatie met het gezamenlijk formuleren van een innovatief concept en voor de uitvoering van een innovatief concept of project. Het innovatief concept dat gezamenlijk wordt geformuleerd is in artikel 2.7.1, eerste lid, onderdeel a, van de Verordening aangeduid als ‘projectplan’. Een innovatief concept is een samenhangend geheel van ideeën of denkbeelden dat gebaseerd is op visie en doelstellingen, iets toevoegt aan de huidige kennis, situatie of stand van zaken, tot stand is gekomen via een creatief denkproces, inspirerend werkt, en leidt tot nieuwe producten of nieuwe diensten ten behoeve van de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten. Het uitvoeren van een innovatief concept betreft de doorontwikkeling van een innovatief concept. In beide gevallen hebben de kosten betrekking op niet-productieve investeringen. Het projectplan moet onderscheiden worden van het projectplan dat op grond van artikel 1.7 van de Verordening bij iedere subsidieaanvraag moet worden ingediend. Het projectplan dat op grond van art 1.7 moet worden ingediend, is een projectaanvraag, dus het plan dat ingediend wordt bij de aanvraag voor subsidie. Het projectplan / innovatief concept als bedoeld in 2.7.1 is het eindresultaat, dus het eindproduct dat opgeleverd wordt bij afronding van het project.

Het verschil tussen formuleren en uitvoeren van een innovatief concept:

Bij een aanvraag voor het ‘formuleren van een innovatief concept’ staat de probleembeschrijving centraal. Bij aanvang van het proces is er nog veel open, de oplossing(srichting) is veelal nog niet bekend, deze wordt ontwikkeld gedurende de looptijd van het project. Bij deze aanvraag hoort een beschrijving van de procesmatige aanpak. Gedurende het project zal veel via sociale media gecommuniceerd moeten worden over de voortgang van het project. Het op te leveren eindproduct is een document waarin het innovatieve concept wordt beschreven. Het innovatieve concept is gericht op het halen van de doelstellingen als genoemd het Koersdocument Stimulering Innovaties, vastgesteld op 23 juni 2015 door het college van Gedeputeerde Staten en past binnen (de meest recente versie van) het provinciale Programma Agrifood Toekomst voor de Gelderse boer (https://gelderland.notubiz.nl/document/8817006/1/Bijlage_Koersnotitie_Agrifood_Toekomst_voor_de_Gelderse_boer).

Bij een aanvraag voor de ‘uitvoering van een innovatief concept’ is al gekozen voor een of meerdere oplossingsrichtingen die tijdens het project verder uitgewerkt gaan worden. Het gaat daarbij om opschalen, praktijkrijp maken of ontwikkelen. Ook de uitvoering is gericht op het halen van de doelstellingen als genoemd in de vorige alinea. Hierbij kan sprake zijn van een procesaanpak. Ook een projectmatige aanpak is mogelijk. Ten aanzien van de communicatie geldt hetzelfde als bij een ontwikkeltraject. Hoe meer er gecommuniceerd wordt, des te beter.

Bij deze openstelling gaat het om innovatie, en veelal om een procesaanpak. De uitkomst van dat proces is bij aanvang vaak niet duidelijk. Om die reden is er sprake van een inspanningsverplichting en niet van een resultaatsverplichting. In de aanvraag dient het doel van de (concrete) inspanningen te worden beschreven, en ook de (concrete) processtappen die nodig zijn om dat doel te bereiken.

Het kan voorkomen dat na de start van het project dingen anders lopen dan gepland. Neem in dat gevalcontact op met de afdeling subsidieverlening van de provincie Gelderland. Er kan een wijzigingsverzoek worden ingediend, zie artikel 1.26 van de Verordening. Als een wijziging betrekking heeft op een of meerdere van de selectiecriteria, en de afdeling subsidieverlening beoordeelt dat de kans aanwezig is dat de score zo laag uitvalt dat het project in de gewijzigde vorm minder dan het minimaal vereiste aantal punten scoort, dan zal het wijzigingsvoorstel opnieuw worden voorgelegd aan de Adviescommissie. Een wijzigingsvoorstel kan leiden tot een verlaging van het subsidiebedrag.

Toelichting bij artikel 3 en 4

Kosten derden, personeelskosten en niet-productieve fysieke investeringen zijn subsidiabel. Voor het bepalen van de hoogte van het subsidiepercentage zijn de artikelen 2.7.6 en 2.7.8 eerste lid van de Verordening van toepassing. Daarbij geldt echter dat de totale subsidie minimaal € 60.000,-- en maximaal € 160.000,-- per aanvraag bedraagt.

Als de activiteit betrekking heeft op de voortbrenging van landbouwproducten of handel in landbouwproducten, geldt het volgende:

  • -

    De subsidie als bedoeld in artikel 4 lid 2 (oprichten samenwerkingsverband en formuleren projectplan) bedraagt 100% van de subsidiabele kosten;

  • -

    De subsidie als bedoeld in artikel 4 lid 3 (uitvoering innovatieproject) bedraagt 70% van de subsidiabele kosten;

  • -

    De subsidie als bedoeld in artikel 4 lid 4 (verband houdend met de niet-productieve fysieke investering voor de uitvoering van het innovatieproject) bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

Subsidiabele kosten kunnen bestaan uit personeelskosten, kosten derden, bijdragen in natura, onbetaalde eigen arbeid en afschrijvingskosten. Bijdragen in natura worden berekend conform artikel 1.11 van de Verordening. Belangrijk is het achtste lid, waarin staat dat de bijdragen in natura niet hoger mogen zijn dan de totale subsidiabele uitgaven exclusief bijdragen in natura. Een voorbeeld bij 70% subsidie. Subsidiabele kosten van € 300.000 geven in beginsel recht op € 210.000 subsidie. Maar de subsidie mag niet meer zijn dan de subsidiabele kosten min de bijdragen in natura. Stel dat de bijdragen in natura € 200.000 bedragen, dan bedraagt de subsidie maximaal € 100.000 (€300.000 - € 200.000). De subsidie wordt dus afgetopt op € 100.000. Bijdragen in natura worden dus wel meegenomen bij het berekenen van de totale subsidiabele kosten, maar bijdragen in natura worden nooit uitbetaald.

Personeelskosten zijn alleen subsidiabel als zij zijn berekend overeenkomstig artikel 1.9 van de Verordening.

De algemene kosten en voorbereidingskosten ten behoeve van investeringen zijn alleen subsidiabel als voor de uitvoering van een innovatieproject een fysieke investering wordt gedaan. Voorbereidingskosten bedragen maximaal € 10.000 per aanvraag én maximaal 10% van de subsidiabele kosten van de fysieke investering. Beide eisen gelden naast elkaar.

De aanvrager maakt deel uit van het samenwerkingsverband. Indien hij/zij in loondienst is, dan vallen zijn/haar personeelskosten onder de subsidiabele activiteit ‘personeelskosten’. De werkgever berekent de personeelskosten volgens de methode als beschreven in artikel 1.9 van de Verordening. Deze berekening alsmede een inschatting van het aantal uren maakt onderdeel uit van de begroting. Het definitieve subsidiebedrag wordt berekend na afloop van het project op basis van het aantoonbaar werkelijk gemaakt aantal uren. Het bijhouden van een tijdschrijfsysteem wordt aangeraden.

Ingehuurde adviseurs, architecten en ingenieurs kunnen geen deelnemers zijn van het samenwerkingsverband. Zij kunnen worden ingehuurd door het samenwerkingsverband. Hun kosten zijn 100% subsidiabel op basis van offerte. Als zij worden ingehuurd ten behoeve een fysieke investering voor een innovatieproject, is 100% van de kosten subsidiabel.

Productieve fysieke investeringen zijn niet subsidiabel. Een investering is productief als deze leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming.

Voor een goede en snelle beoordeling van aanvragen is het van belang een duidelijke onderbouwing bij de begroting mee te sturen met de aanvraag.

Toelichting bij artikel 5

Conform artikel 2.7.2 van de Verordening wordt subsidie toegekend aan een samenwerkingsverband bestaande uit ten minste twee partijen waarvan er ten minste één landbouwer is, of in dienst is bij een organisatie die de landbouwsector vertegenwoordigt. Bij een subsidieaanvraag zal uit de statuten van de betreffende organisatie moeten blijken of deze organisatie landbouwers vertegenwoordigt. Eén van de personen uit het samenwerkingsverband is de penvoerder (aanvrager).

Het samenwerkingsverband dient een samenwerkingsovereenkomst te overleggen dat voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 1.6 van de Verordening.

Artikel 1.7 en artikel 2.7.4 van de Verordening geven weer hoe de aanvrager een aanvraag moet indienen en welke bijlagen hij mee moet sturen. Tevens staat er op de website van de provincie meer informatie over de eisen die aan de bijlagen worden gesteld.

afbeelding binnen de regeling

Toelichting bij artikel 6

Subsidieverlening verloopt via een tendersysteem. Dat wil zeggen dat gedurende een beperkte periode subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. De beste voorstellen komen in aanmerking voor subsidie.

De aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt op basis van vier selectiecriteria. Voor elk selectiecriterium kunnen 0 tot en met 5 punten worden behaald. De provincie vindt het belangrijk om via deze regeling een bijdrage te leveren aan systeeminnovatie in de landbouw. Daarom weegt effectiviteit zwaarder dan de andere selectiecriteria. Indien een aanvraag minder dan 24 punten behaalt, dan wordt de aanvraag afgewezen.

selectiecriterium effectiviteit

Met effectiviteit van de activiteit wordt bedoeld de mate waarin wordt bijgedragen aan het doel dat met de openstelling resp. de samenwerking wordt nagestreefd (‘wat voegt dit project toe’). Hierbij wordt rekening gehouden met innovatie in de context van het bedrijf. De subsidie is niet alleen bedoeld voor bedrijven met een traditionele bedrijfsvoering. Ook koplopers (bedrijven die al een duurzame en milieuvriendelijke bedrijfsvoering hanteren), die verder willen door ontwikkelen worden nadrukkelijk uitgenodigd om (een) vervolg- innovatie(s) in te dienen.

Bij het thema Samenwerking gaat het niet alleen om het effect van de innovatie, als deze slaagt, maar ook om de meerwaarde van het samenwerkingsproces, dat leidt tot meer kennisdeling regionaal, nationaal, internationaal, ontstaan van nieuwe innovatie-verbindingen (zoals cross-overs tussen meerdere sectoren) en nieuw samenspel tussen ketenpartijen.

In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • 1.

    Meerwaarde beoogde innovatie voor doel innovatiethema / urgentie. Draagt het voorstel bij aan de doelstellingen van het GLB met focus op klimaat, biodiversiteit en kringlooplandbouw, en aantoonbaar aan de provinciale notities ‘Koersdocument Stimulering Innovaties in de land- en tuinbouw in Gelderland’ en het ‘Programma Agrifood Toekomst voor de Gelderse boer’.

  • 2.

    Bijdrage project aan duurzame nieuwe samenwerkingsverbanden – heeft het project een voorbeeldwerking, levert het ervaringen op waarmee andere groepen hun voordeel kunnen doen?

  • 3.

    Mate van geschiktheid van de beoogde innovatie voor brede toepasbaarheid / uitrol. Is er goede kans op snelle vertaling naar de praktijk?

  • 4.

    Kwaliteit communicatieplan ten behoeve van kennisdeling tijdens het innovatietraject en ten behoeve van verspreiding van de resultaten – is er blijk van actieve beoogde koppeling van wetenschappelijke en praktijkkennis, bevat de begroting ruimte voor actieve kennisdeling?

  • 5.

    Ook wordt de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen.

Ad 1.

Op 23 juni 2015 heeft het college van GS het ‘Koersdocument stimulering innovaties in de land- en tuinbouw in Gelderland’ vastgesteld. In dit Koersdocument zijn de volgende vier innovatieniveau’s onderscheiden: optimaliseren, verminderen van neveneffecten, structureel vernieuwen, en transities. In het Koersdocument is aangegeven dat de provincie Gelderland niet langer de uitrol van technische innovaties op individuele bedrijven ondersteunt, zoals bijvoorbeeld de aanschaf van een voercomputer of een innovatief stalsysteem, maar dat het zwaartepunt komt te liggen op de ontwikkeling van nieuwe concepten waar een sector of een keten profijt van heeft. Ook kan het gaan om een nieuw concept voor een regio waarbij het project meerdere sectoren bedient.

Optimaliseren, te weten acties gericht op het verlagen van de kostprijs, het verhogen van de kwaliteit en/of het verkorten van de levertijd wordt in dit kader gezien als de laagste, minst efficiente vorm van innovatie.

Het verminderen van neveneffecten betreft het verminderen van emissies naar bodem- lucht en/of water, het verbeteren van dierenwelzijn of volksgezondheid, of benutting van reststromen.

Structureel vernieuwen betreft het structureel verbeteren van de duurzaamheid van een keten, sector of regio. Structureel vernieuwen kan betrekking hebben op economie (bv verbetering concurrentiepositie), milieu (bv gezamenlijke aanpak van de mineralenproblematiek, maatregelen ter verminderen van de CO2 uitstoot) of maatschappij (bv verkorting van de afstand tussen boer en burger, gedragsverandering bij producent en consument).

Transities zijn fundamentele veranderingen in de manier waarop de samenleving basale functies, zoals voedselproductie of energievoorziening, invult. Een voorbeeld van een transitie is de ontwikkeling die in Nederland plaats vond na de wereldoorlogen en die gericht was op goedkoop en voldoende voedsel.

Met het Koersdocument zet de provincie in op structureel vernieuwen, op de ontwikkeling van innovatieve concepten voor een duurzame voedselketen, landbouwsector of plattelandsregio. Het is een richting waarbij meer resultaat wordt gehaald uit de beschikbare middelen. De verwachting is dat inzet op het schaalniveau van een keten, sector of regio een grotere impact heeft dan inzet op bedrijfsniveau. Bij structureel vernieuwen is de kosteneffectiviteit dan ook groter dan bij het verminderen van neveneffecten.

Ad 4.

Op het gebied van innovatie-ontwikkeling is in Europees verband een proces gestart dat EIP-Agri heet. Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat zij/hij zich op gelijksoortige projecten als het projectidee oriënteert, die in Nederland (zie https://netwerkplatteland.nl/innovatie/projecten/kaart) en in de EU (zie https://ec.europa.eu/eip/agriculture/en/find-connect/projects) zijn gestart. Ook wordt verwacht dat aangetoond wordt dat in het projectplan de kennis is gebruikt, die is ontwikkeld in de EIP Focus Groups (zie https://ec.europa.eu/eip/agriculture/en/focus-groups) en de gerelateerde Horizon 2020 projecten, waaronder vooral de Thematic Networks (zie https://ec.europa.eu/eip/agriculture/en/about/thematic-networks-%E2%80%93-closing-research-and.)

De provincie stimuleert een duurzame land- en tuinbouw. Dit is het meest effectief op het niveau van structureel vernieuwen. Kennisdeling is daarbij van cruciaal belang. Daarom zal het eerste aspect bij de beoordeling zwaarder worden gewogen dan de andere genoemde aspecten.

  • -

    0 punten indien aan geen enkel aspect wordt voldaan.

  • -

    1 punt indien overtuigend aan een van de vijf aspecten wordt voldaan.

  • -

    2 punten indien overtuigend aan twee van de vijf aspecten wordt voldaan.

  • -

    3 punten indien overtuigend aan drie van de vijf aspecten wordt voldaan.

  • -

    4 punten indien overtuigend aan vier van de vijf aspecten wordt voldaan.

  • -

    5 punten indien overtuigend aan alle aspecten wordt voldaan.

selectiecriterium haalbaarheid / kans op succes

De “kans op succes” wordt gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen een werkbare en vruchtbare samenwerking tot stand te brengen, inclusief goede afspraken over taken en verantwoordelijkheden en over lasten en lusten met betrekking tot de beoogde innovatie en er in slagen om de beoogde innovatie goed scherp te krijgen in termen van technische en organisatorische haalbaarheid en in termen van marktmogelijkheden (behoefte). Of hierover goed is nagedacht blijkt uit

  • 1.

    de kwaliteit van de projectaanvraag;

  • 2.

    de kwaliteit van het beoogde samenwerkingsverband zelf: het aantal deelnemers dat aan de samenwerking meewerkt, de verdeling van die deelnemers over de verschillende partijen, de ‘kwaliteit’ van de deelnemers in relatie tot het innovatie-idee. Deze onderdelen worden in onderlinge samenhang bezien.

De provincie stimuleert dwarsverbindingen (cross-overs) tussen agrobusiness en andere sectoren, immers, door kennisuitwisseling ontstaan nieuwe ideeën, nieuwe concepten, innovaties. De slagingskans van een innovatieproject wordt groter naarmate er meer verschillende partijen (onderzoek, onderwijs, bedrijfsleven, overheid, maatschappelijke organisatie) en meer verschillende disciplines/sectoren (bv landbouw, natuur, energie, mkb, watermanagement, creatieve sector) samen werken. Enerzijds gaat het om een zo divers mogelijk gezelschap. Anderszijds gaat het om nieuwe verbanden, nieuwe combinaties. Hoe meer gangbaar de samenwerking tussen de partijen is, hoe minder punten er zullen worden toegekend.

Het projectteam dient zoveel als mogelijk te bestaan uit personen die van belang zijn voor het verwezenlijken van de doelstelling van het project. Gedacht wordt aan een deskundige op het gebied van verdienmodellen, een deskundige op het gebied van kringlooplandbouw en/of klimaat en milieu, een architect of ontwerper, een vertegenwoordiger van de bank en/of een deskundige op het terrein van andere financieringsvormen, een procesbegeleider, en desgewenst een partij die de administratie van het project uitvoert.

  • -

    0 punten indien beide aspecten niet in beeld zijn gebracht;

  • -

    1 punt indien alleen het eerste aspect in beeld is gebracht;

  • -

    2 of 3 punten indien het aantal deelnemers redelijk respectievelijk goed in verhouding is tot de doelstelling van het project;

  • -

    4 of 5 punten indien het aantal deelnemers, én hun kwaliteit redelijk respectievelijk goed in verhouding is tot de doelstelling van het project.

selectiecriterium innovativiteit

Met innovativiteit kan hierbij gedoeld worden op het samenwerkingsproces als zodanig, op het onderwerp van de samenwerking of op beide.

Bij de beoordeling van de innovativiteit van het samenwerkingsproces wordt gekeken in hoeverre de voorgestelde samenwerking NIEUWE verbanden / verbintenissen tot stand brengt. Hoe meer gangbaar de samenwerking tussen de partijen is, hoe minder punten er zullen worden toegekend.

Voor de beoordeling van het onderwerp van de samenwerking / de beoogde innovatie zelf geldt: het gaat om de meerwaarde die de innovatie heeft, in de zin dat het gaat om het verschil dat het product zelf te weeg kan brengen. Betreft de beoogde innovatie slechts een zeer geringe aanpassing van een bestaand product (of dienst, proces, procedé enz), dan wordt er geen punt toegekend. Betreft de beoogde innovatie bijvoorbeeld een geheel of vrijwel geheel nieuw product, dan zullen vier of vijf punten toegekend worden.

In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • 1.

    Technisch of sociaal grensverleggend karakter van het innovatie-idee (product, procedé, techniek, concept, aanpak) – hoe bijzonder is het idee?

  • 2.

    Transitie karakter van de innovatie – draagt de innovatie bij aan realisatie van de toekomstbestendige “duurzame landbouw”, dat wil zeggen inzet op beoogde transitie van benadering kostenreductie en/of verhoogde volumes naar benadering meerwaardecreatie, circulaire bedrijfsvoering / productie en/of sectoroverstijgende toepassing (cross-over)?

  • 3.

    Innovatieve waarde van het samenwerkingsverband – ontstaat er nieuwe ketensamenwerking of cross-over samenwerking?

  • 4.

    Toepassingsgebied – is er al een oplossing maar wordt deze niet toegepast en is het project er op gericht om belemmeringen weg te nemen?

  • -

    0 punten indien er geen sprake is van een innovatie zoals bijvoorbeeld een bestaand idee toepassen op een andere manier.

  • -

    1 punt indien er geen sprake is van een bijzonder idee waardoor het grensverleggende karakter van de innovatie beperkt is.

  • -

    2 punten indien de innovatie op tenminste twee aspecten enigszins scoort en op 1 aspect niet.

  • -

    3 punten indien de innovatie op 3 aspecten ruim voldoende scoort.

  • -

    4 punten indien de innovatie op alle aspecten voldoende scoort.

  • -

    5 punten indien de innovatie op alle aspecten overtuigend scoort.

selectiecriterium efficiëntie

De efficiëntie wordt bepaald door in samenhang te kijken naar de volgende aspecten:

  • 1.

    Redelijkheid van kosten - staat de begroting (uren en tarieven) in een reële verhouding tot de geplande prestatie, hoe is dit aannemelijk gemaakt?

  • 2.

    Relevantie van de kosten – wordt de gevraagde bijdrage aan de juiste zaken besteed?

  • 3.

    Efficiënt gebruik van kennis, kunde en arbeid - in hoeverre wordt bestaande kennis goed benut, staat de overhead van het project in redelijke verhouding tot de prestatie?

  • -

    0 punten zullen worden toegekend indien de verhouding tussen kosten en doelstelling naar het oordeel van de commissie onredelijk is.

  • -

    1 punt zal worden toegekend indien op 1 aspect voldoende wordt gescoord.

  • -

    2 punten zullen worden toegekend indien op 2 aspecten voldoende wordt gescoord.

  • -

    3 punten zullen worden toegekend indien op alle 3 de aspecten voldoende wordt gescoord.

  • -

    4 punten zullen worden toegekend indien op 2 van de 3 voldoende en op 1 goed wordt gescoord.

  • -

    5 punten zullen worden toegekend indien op alle aspecten goed wordt gescoord.

Toelichting bij artikel 7

Gedeputeerde Staten stellen een adviescommissie in, genaamd Adviescommissie POP3. Deze commissie beoordeelt de aanvragen aan de hand van de in de regeling opgenomen selectiecriteria. Op basis hiervan geeft ze advies aan Gedeputeerde Staten over de rangschikking van de projecten.

Gepubliceerd te Arnhem

Gedeputeerde Staten van Gelderland

John Berends - Commissaris van de Koning

Miriam Nienhuis-van Doremaele - secretaris