Verordening geurhinder en veehouderij Druten 2009

Geldend van 24-12-2009 t/m heden

Intitulé

Verordening geurhinder en veehouderij Druten 2009

Geconsolideerde tekst van de regeling

De raad van de gemeente Druten;

gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 20 oktober 2009;

gelet op artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij;

gelet op de resultaten van het overleg met de buurgemeenten, belangengroeperingen en van de inspraakprocedure;

gelet op de door hem bij besluit van 14 april 2009 vastgestelde gebiedsvisie als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij;

besluit:

vast te stellen de verordening houdende regels met betrekking tot beslissingen inzake vergunningen krachtens de Wet milieubeheer voor veehouderijen, voor zover het betreft geurhinder vanwege tot die veehouderijen behorende dierverblijven:

Verordening geurhinder en veehouderij Druten 2009.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a Veehouderij: inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorie behoort en is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren;

b Wet: de Wet geurhinder en veehouderij;

c Geurbelasting: de waarde ter plaatse van de gevel van het gevoelige object, berekend met V-Stacks, uitgedrukt in Europese odour units per tijdseenheid;

d Geurgevoelig object: zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij;

e Odour units (OUE/m3 als 98 percentiel): geurconcentratie als aantallen Europese odour units in een volume-eenheid lucht (OUE/m3), gemeten volgens de NEN-EN 13725:2003 “Luchtbepaling van de geurconcentratie door dynamische olfactometrie”. In deze verordening wordt voor de geurbelasting uitgegaan van het gebruikelijke 98-percentiel geurconcentratie.

Dat betekent dat de – met een verspreidingsmodel – berekende geurconcentratie gedurende 98 procent van de tijdseenheid niet wordt overschreden.

Artikel 2. Aanwijzing gebieden

1. Als concentratiegebied als bedoeld in artikel 1 van de Wet wordt aangewezen het gebied wat grotendeels samenvalt met de oude gemeente Horssen, weergegeven in figuur 2 van de Gebiedsvisie gemeente Druten.

2. Als gebied als bedoeld in artikel 6 lid 2, van de Wet wordt aangewezen het volgende gebied: het gehele grondgebied van de gemeente Druten;

3. Als gebied als bedoeld in artikel 6 lid 3, van de Wet wordt aangewezen het volgende gebied: het gehele grondgebied van de gemeente Druten;

4. Voor de gebiedsindelingen zoals onderscheiden in deze verordening wordt verwezen naar de in het eerste lid genoemde Gebiedsvisie.

Artikel 3. Waarden voor de geurbelasting

Op grond van artikel 2, lid 1 van deze verordening en de artikelen 1 en 3, lid 1 van de Wet bedraagt de maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij op een geurgevoelig object:

a. Bebouwde kom van Horssen: 3 Odourunits/m3 als 98 percentiel;

b. Buitengebied rondom Horssen, als aangegeven in figuur 2 van de bijbehorende gebiedsvisie: 14 Odourunits/m3 als 98 percentiel;

In de bij deze verordening behorende gebiedsvisie zijn bovenstaande gebieden weergegeven.

c. Voor overige grondgebied van de gemeente Druten is de normstelling van artikel 3, lid 1 van de Wet “buiten een concentratiegebied” van toepassing.

Artikel 4. Andere waarde voor de vaste afstanden

1. Op grond van artikel 6 lid 3 van de Wet en in afwijking van artikel 3, tweede lid of artikel 4 van de Wet, bedraagt de afstand tussen een veehouderij en een in deze artikelen bedoeld geurgevoelig object:

a. binnen de bebouwde kom ten minste 50 meter;

b. buiten de bebouwde kom ten minste 25 meter.

2. Bij inrichtingen die zijn gelegen op een afstand groter dan genoemd in artikel 5 van de Wet, maar kleiner dan de minimale afstand genoemd in artikel 4 van de Wet, dient een V-Stacks vergunning-berekening, als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 9 van paragraaf 10 van de gebiedsvisie, uitsluitsel te geven over de vergunbaarheid van de aangevraagde inrichting.

3. Bij de genoemde berekening conform het eerste lid, dient bij dieren waarvan geen geuremissiefactor bekend is, te worden uitgegaan van maatwerk, als omschreven in paragraaf 9 van de gebiedsvisie.

Artikel 5. Omgekeerde werking

Ten aanzien van de beoordeling van een “goed woon- en leefklimaat” ten behoeve van ruimtelijke projecten in de nabijheid van een veehouderij zijn de bovenstaande regels, onverminderd het gestelde in het hierna genoemde artikel 6, van dienovereenkomstige betekenis.

Artikel 6. Achtergrondbelasting en een goed woon- en leefklimaat

1. Bij ruimtelijke ontwikkelingen die plaats vinden in gebieden met een relatief hoge achtergrond geurbelasting, maar die vallen binnen de contouren, waarbinnen eenzelfde geurhinder aanwezig is als bij een vergunbare voorgrondbelasting (globaal: factor 2), dient het beoordelingsaspect achtergrond-depositie dienovereenkomstig te worden beoordeeld.

2. Ruimtelijke ontwikkelingen die plaats vinden in gebieden met een hogere achtergrond geurbelasting dan genoemd in het eerste lid, kunnen alleen dan plaats vinden wanneer wordt aangetoond dat er, ondanks de hoge achtergrond geurbelasting, toch sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening geurhinder en veehouderij Druten 2009”.

Artikel 8. Slotbepaling

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 10 december 2009

De raad voornoemd,

De raadsgriffier (plv.), de voorzitter,

mr. J.J.M.C. Voncken drs. L.J.E.M. van Riswijk