Integraal Horecabeleid gemeente Eersel

Geldend van 10-06-2003 t/m heden

Intitulé

Integraal Horecabeleid gemeente Eersel

de gemeenteraad van de gemeente Eersel

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders 16 mei 2003;

gelet op het artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t

vast te stellen de volgende beleidsregel:

Integraal Horecabeleid gemeente Eersel

1. Inleiding

Aanleiding voor deze beleidsnota vormen enerzijds een aantal door de horeca aangedragen

knelpunten en anderzijds de noodzaak om tot een uniform horecabeleid voor de totale gemeente te komen.

De horeca in de gemeente Eersel is in sociaal economisch opzicht niet zonder betekenis. Van een goed functionerende horeca profiteren de eigen inwoners, toeristen, het bedrijfsleven en het winkelend publiek. Datzelfde geldt voor een aantrekkelijk en gezellig dorpscentrum, dat leidt tot extra bezoekers in de sfeer van recreatief winkelen en toerisme. Gezellige terrassen in combinatie met een aantrekkelijk verblijfsklimaat komen zowel het winkelen als de horeca ten goede.

Gemeentelijk horecabeleid beoogt een bijdrage te leveren aan een woon- en leefklimaat, waarin een evenwicht wordt bereikt tussen de belangen van de horeca-exploitanten, de bewoners, de gemeente en de politie. Deze nota omvat het integrale horecabeleid voor de gemeente Eersel, waarin zaken als terrassenbeleid, kansspelbeleid, veiligheid, parkeerbeleid en milieubeleid in onderlinge samenhang aandacht krijgen. Dit voorkomt tegenstrijdige voorschriften en ad hoc beleid.

Veilige uitgaansgebieden en het voorkomen van overlast door of rondom horecabedrijven behoeven in dit beleid nadrukkelijk aandacht (milieuaspecten en de openbare orde).

Essentieel is dat ook de horeca zelf actief inspeelt op toekomstige ontwikkelingen. Kwaliteitsverbetering van het horecaproduct is primair de verantwoordelijkheid van de ondernemers. De gemeente vervult in dat kader als beheerder van de openbare ruimte en in het kader van de beleidsvorming en handhaving van de regelgeving slechts een faciliterende rol.

Op dit moment is er geen sprake van een geïntegreerd gemeentelijk horecabeleid. Deze beleidsnota voorziet daarin en dient als verduidelijking van de huidige regelgeving en het toekomstig gemeentelijk horecabeleid.

Dit integraal horecabeleid is tot stand gekomen in samenspraak met de belangrijkste partners, zijnde de horecavereniging, de politie en justitie. Deze samenspraak vormde de basis voor een effectieve integrale aanpak. Het is dan ook zaak het onderhavige beleid gezamenlijk te onderschrijven en daarover te blijven communiceren. Dat heeft alleen zin als alle partijen het beleid nakomen. Kortom er moet sprake zijn van draagvlak. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht zal na vaststelling van de ontwerpnota de verplichte inspraakprocedure gevolgd worden. Alsdan kunnen alle belanghebbenden van de nota kennis nemen en eventueel hun zienswijze aan de gemeente kenbaar maken.

2. Algemeen

2.1. Aanbod horeca

Omvang en spreiding horeca

Onder horeca wordt in deze nota verstaan: hotels, restaurants, pensions, cafés, cafétaria’s, snackbars, discotheken en aanverwante inrichtingen waar logies wordt verstrekt, tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt.

In de gemeente Eersel zijn 61 bedrijven als horecabedrijf bij de Kamer van Koophandel geregistreerd, waarvan 4 bedrijven onder twee of meer verschillende activiteiten1. Er werken bij deze geregistreerde bedrijven 350 personen, waarvan 190 personen fulltime en 160 personen parttime. In vergelijking met het aandeel van de horeca in de totale werkgelegenheid ligt het plaatselijk aandeel van 5,2% boven het nationale ( 4%) en provinciale (4,2%) aandeel in de totale werkgelegenheid.

De kern Eersel telt 24 horecazaken (exclusief de catering) waarvan 13 stuks gevestigd in het gebied Markt - Hint. In Wintelre is een discotheek gevestigd met regionale aantrekkingskracht. Bijna een derde van het aantal geregistreerde bedrijven betreft cafés, bars, dancings of horeca bij recreatie -, sport - of strandbedrijven. Het aanbod hiervan is in verhouding tot het inwonertal redelijk gespreid over de verschillende kernen. Bijna een kwart van het aantal geregistreerde bedrijven bestaat uit restaurants. Binnen de kern Eersel is de helft van deze restaurants gevestigd in het gebied Markt - Hint. Ruim een vijfde van het aantal geregistreerde bedrijven bestaat uit cafetaria’s, lunchrooms en snackbars verspreid over alle kernen. Er is sprake van beperkte hotelaccommodatie in Eersel en Steensel. Het aandeel van bedrijven die kampeerterreinen en vakantieverblijven exploiteren in het totaal van de categorie drankverstrekkers is relatief groot.

Facilitaire horeca

De facilitaire horeca-activiteiten ter ondersteuning van een andere niet commerciële hoofdfunctie vallen ook onder het begrip horeca maar is wel een bijzondere groep. Gedoeld wordt hierbij op horeca bij maatschappelijk- culturele instellingen en bij sportverenigingen. Van het totaal aantal verleende drank- en horecavergunningen (79) zijn er 22 verstrekt aan deze niet commerciële facilitaire horeca, waarvan 8 sociaal-culturele accommodaties en 14 sportverenigingen.

Toerisme, recreatie en horeca2

De gemeente Eersel heeft een divers toeristisch aanbod. De meest beeldbepalende elementen zijn de Markt en het Hint met het beschermd dorpsgezicht en terrasjes, de bosrijke omgeving, recreatiecentrum Ter Spegelt en het E3 strand. Het aanbod kenmerkt zich vooral door rust, ruimte, natuur en streekeigenheid. Eersel functioneert als knooppunt van recreatieve routes. In haar aanbod heeft Eersel een directe relatie met de omliggende gemeenten. Dit komt omdat bosgebieden en de diverse toeristische routes meerdere gemeenten bestrijken. In de StructuurvisiePlus is aandacht besteed aan de ontwikkeling van het toerisme, recreatie en horeca, en alsmede naar aanleiding van de toeristisch-recreatieve paragraaf in het Reconstructieplan Beerze-Reusel, zal bezien worden in hoeverre het huidige toeristisch-recreatieve beleid van de gemeente aanpassing behoeft. Tevens zal alsdan beleid worden ontwikkeld ter uitvoering van de Wet op de openluchtrecreatie.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden, dat de gemeente Eersel beschikt over een relatief omvangrijk horeca-aanbod. Over het bedrijfseconomisch functioneren zijn slechts globale gegevens beschikbaar. Vooralsnog gaat de gemeente Eersel in het huidige beleid er vanuit, dat er geen duidelijke behoefte is aan een substantiële uitbreiding van de horeca in de toekomst.

De omvang van het aanbod wordt vooral bepaald door het streekeigene en de toeristisch-recreatieve functie van de gemeente. De aanwezigheid van aantrekkelijke horeca - gelegenheden is voor een verdere uitbouw van de toeristische functie van belang. Het beperkte aanbod van hotelaccommodatie wordt als een gemis ervaren. Voor het in de kom van Eersel beeldbepalende element (Markt en Hint) en de Nieuwstraat zal een herinrichtingsplan worden ontwikkeld.

De gemeente voert op dit moment geen actief beleid om tot sterke uitbreiding van recreatie en toerisme te komen ten koste van de kwaliteit van het buitengebied.

2.2. Trends en tendensen

Trends en tendensen bij de consument

Het algemene beeld van ontwikkelingen in het consumentengedrag verandert. Concreet gaat het

onder andere om:

  • Een toename van ouderen en allochtonen in de samenleving.

  • Het doorzetten van huishoudensverdunning.

  • Flexibelere arbeidstijden.

  • Een gemiddeld hoger besteedbaar inkomen.

  • Toenemende mobiliteit.

  • Een toename van de hoeveelheid vrije tijd in combinatie met de wens om deze zo plezierig mogelijk in te vullen en het feit dat elke inkomenscategorie zich meer luxe gunt dan vroeger.

  • Toenemende agressie (zinloos geweld).

  • Een toename van het drankgebruik en (soft)drugsgebruik (in algemene zin, niet alleen in horecabedrijven).

  • Afwijkend gedrag door een minderheid; overlast veroorzakend gedrag door een kleine groep.

  • Toenemend zapgedrag bij de consument, die zich in tijd en ruimte als een kameleon gedraagt en daarnaast steeds hogere eisen stelt aan de kwaliteit van de horeca. Bij het uitgaan is het opdoen van ervaringen een belangrijk gegeven. Voor de horeca betekent dit dat horecaconcepten snel “uit” gaan of wisselen, hetgeen weer om flexibele opstelling vraagt van de branche.

Trends en tendensen in de horecasector

De volgende algemene trends en tendensen zijn in dit verband te noemen:

  • Er is sprake van een bepaalde mate van “branchevervaging”, omdat de horeca over een langer deel van de dag wenst te exploiteren. Dit houdt in, dat de grenzen tussen lunchrooms, café’s, cafetaria’s, eetcafé’s e.d. aan het vervagen zijn. Binnen dezelfde zaak worden meerdere vormen van exploitatie uitgeoefend.

  • Schaalvergroting en ontwikkeling van totaalconcepten. De consument is op zich niet geïnteresseerd in schaalvergroting. Schaalvergroting wordt ingegeven door economische motieven. De kunst is er in gelegen om een product grootschalig op te zetten waar de consument een kleinschalig gevoel bij heeft.

  • Toenemende professionalisering bij de totale horecabranche.

2.3. Probleemstelling

Voor de nadere beleidsmatige uitwerking van het integraal horecabeleid is de volgende probleemstelling uitgewerkt:

  • Welke functionele en ruimtelijke structuur van horeca - voorzieningen moet voor de toekomst worden nagestreefd, gelet op de ontplooiingskansen voor de sector en de bijdrage aan de verschillende kernen. Daarbij dienen de mogelijkheden tot conflicten minimaal te zijn. Welke instrumenten kunnen door de diverse betrokkenen worden ingezet om tot zo’n optimale structuur te komen.

  • Op welke wijze kan het werk -, woon- en leefklimaat worden verbeterd in samenhang met een verbetering van de kwaliteit van de horeca.

  • Op welke wijze kan een duidelijk en integraal beleid worden bereikt ten aanzien van afstemming en uitvoering van regelgeving.

2.4. Knelpunten

In de diverse overleggen die met de Horecavereniging Eersel zijn gevoerd, zijn door de ondernemers de volgende knelpunten geformuleerd (geen rangschikking aangegeven):

  • Paracommercialisme; de bestrijding van het paracommercialisme en oneigenlijk gebruik van kampeerboerderijen, gemeenschapshuizen en blokhutten voor horeca-activiteiten.

  • De toepassing van de Algemene Plaatselijke Verordening Eersel met betrekking tot:

    • Sluitingsuur: een verruiming wordt wenselijk geacht;

    • Evenementen; het gebruik van de Markt tijdens evenementen in relatie tot het gebruik van deze ruimte ten behoeve van terrassen (precariorechten, vergroten terrassen en afsluiten rijbaan).

    • Evenementen; de mogelijkheden om op de terrassen op de Markt en het Hint levende muziek ten gehore te brengen in relatie tot de mogelijkheden van de attracties op het kermisterrein.

    • De toepassing van de vrijstellingsregeling in de geluidsvoorschriften voor een bepaald aantal dagen per jaar.

    • De terrassenregeling: gevraagd wordt om duidelijkheid in het beleid en een uniforme en strikte toepassing van het beleid; ten aanzien van de terrassen aan de openbare weg en terrassen aan de achterzijde van het horecabedrijf dient een onderscheid te worden gemaakt.

    • Het reclamebeleid; gevraagd wordt om duidelijkheid in het beleid ten aanzien van parasols en vrijstaande elementen zoals reclameborden.

  • Verlichting Markt te Eersel.

  • Het aanlichten van panden

  • Verkeer en vervoer: gevraagd wordt om aandacht voor het parkeerprobleem op de Markt te Eersel en het onvoldoende aanbod van taxi’s.

2.5. Doelstellingen

Meer specifiek houdt de doelstelling in de vorming van een integraal samenhangend horecabeleid, dat tot stand wordt gebracht en uitgevoerd op zo mogelijk alle beleidsterreinen met raakvlakken met de horeca (bedrijfseconomische aspecten, ruimtelijke ordening, milieu, openbare orde en veiligheid en welzijn). Dit betekent dat in redelijkheid een zekere afstemming moet worden bereikt om tegenstrijdige belangen in harmonie te brengen en wel met name tussen de uitgaansfunctie van de horeca en het woon- en leefklimaat.

Het onderhavige integraal horecabeleid richt zich derhalve op:

  • Het verduidelijken van de regelgeving en de afstemming van de uitvoering daarvan (informatie).

  • Een positieve bijdrage leveren aan het tegengaan van ontwikkelingen die leiden tot een achteruitgang van het woon- en leefklimaat (leefbaarheid).

  • Het in stand houden en voor zover noodzakelijk tot stand brengen van heldere overleg-en adviesstructuren tussen belanghebbende ondernemers, de gemeentelijke organisatie, de politie en bewoners (communicatie).

  • Het stimuleren van een kwalitatieve versterking van de horecastructuur in de gemeente (levendigheid).

Voor het verwezenlijken van de laatste doelstelling zijn initiatieven van de horeca noodzakelijk.

2.6. Juridisch kader voor beleid en handhaving

Het bestuur staat een uitgebreid scala aan wetten en regelgeving ter beschikking, zowel landelijk als gemeentelijk. Genoemd kunnen worden:

  • Landelijke regelgeving

    • Vestigingswetgeving (Drank- en Horecawet, Wet op de kansspelen)

    • Milieuwetgeving (Wet milieubeheer en Besluit horeca-, sport, - en recreatie – inrichtingen, afgekort: “Besluit horeca”)

    • Openbare orde wetgeving (Gemeentewet, Wet op de kansspelen)

    • Wet op de ruimtelijke ordening

    • Woningwet en Bouwbesluit

  • Gemeentelijke regelgeving

    • Algemene Plaatselijke Verordening

    • Bestemmingsplan

    • Bouwverordening

Problemen die met niet-naleving van deze regels samenhangen zijn onder meer een gebrek aan bescherming van consumenten en minderjarigen, geluid – en stankoverlast, bedreiging van veiligheid en gezondheid, alsmede overlast in verband met handel in en gebruik van drugs. Bij sommige wetten is de burgemeester en bij andere het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Naast bestuurlijke handhaving kan er ook van strafrechtelijke handhaving sprake zijn. De politie speelt zowel een rol bij de openbare orde handhaving als bij de opsporing van strafbare feiten. Ten aanzien van het toezicht op de gebruiksvergunningen is met name aan de brandweer een belangrijke rol toebedeeld.

Belangrijkste instrumenten blijken vooral de Algemene Plaatselijke Verordening, de Drank- en Horecawet, de Wet milieubeheer (met name het Besluit horeca) en het bestemmingsplan. De Drank- en Horecawet en de Wet milieubeheer zijn dit vooral omdat deze wetten belangrijke verplichtende bepalingen kennen. De Algemene Plaatselijke Verordening biedt vooral mogelijkheden om redelijk makkelijk uiteenlopende regels te stellen, toegespitst op de lokale “horecasituatie”, zoals bepalingen met betrekking tot sluiting - en openingsuren, de exploitatie-eisen, overlast, terrassen en geluidhinder.

Het bestemmingsplan is het primaire kader om de horeca-activiteiten te kanaliseren. De Woningwet, het Bouwbesluit en de Bouwverordening bieden verplichtende bepalingen in het kader van de brandveiligheid (het verlenen van gebruiksvergunningen).

Nader uitgewerkt:

Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan en een goede ordening van de horeca (eventueel branche- en/of gebiedsgericht beleid) zijn te zien als de primaire beslissingsgrondslag om de vestiging, uitbreiding en functie van horecabedrijven te reguleren.

Wet milieubeheer

Door stringente toepassing van de regels uit de Wet milieubeheer en het Besluit horeca kunnen

geluidsoverlast en andere hinder, die kan worden veroorzaakt door de horeca, beperkt worden.

Drank- en Horecawet

Voor het verstrekken van alcoholische drank is een vergunning van burgemeester en wethouders vereist.

De wet stelt aan de horeca-ondernemer sociaal-hygiënische eisen (voorwaarden ten aanzien van de inrichting) en sociaal-economische eisen (voorwaarden ter bevordering van een goede bedrijfsvoering, vestigingseisen).

Wordt aan de gestelde eisen niet voldaan, dan is het verstrekken van alcohol niet toegestaan. Burgemeester en wethouders verlenen pas vergunning, als aan alle eisen, zoals die in de wet zijn geformuleerd, is voldaan. Wanneer sprake is van laakbare feiten, dan kunnen burgemeester en wethouders de vergunning intrekken, waarmee de horeca-inrichting wordt gesloten.

Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

In de APV zijn met betrekking tot horeca-inrichtingen een aantal bepalingen opgenomen ter bescherming van de openbare orde. Deze bepalingen zijn er op gericht, dat bij ernstige verstoring van de openbare orde adequaat opgetreden kan worden. De burgemeester is op grond van artikel 174 van de Gemeentewet het bevoegde orgaan.

Bouwverordening

Op grond van de Bouwverordening is het verboden zonder of in afwijking van een

gebruiksvergunning van burgemeester en wethouders een bouwwerk in gebruik te hebben of te houden, waarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig kunnen zijn, anders dan in een woongebouw.

Aan de gebruiksvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand. Deze vergunningverlening vindt plaats in het kader van het brandveilig gebruik.

3. Gemeentelijk horecabeleid

3.1. Ruimtelijk beleid

Bestemmingsplannen3

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om gewenste ontwikkelingen te stimuleren en ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Bij een toets of horeca op een bepaalde locatie mogelijk is, is de geldende bestemmingsplanregeling bepalend. Het bestemmingsplan is het primaire kader om horeca-activiteiten te kanaliseren. Toetsing aan het bestemmingsplan kent zijn beperkingen. Het bestemmingsplan is niet bedoeld als instrument ter handhaving van het horecabeleid. Het fungeert als regulerend instrument voor nieuwe horeca of uitbreidingen. Het bestemmingsplan biedt nauwelijks de mogelijkheid tot differentiatie in het soort horeca dat in een bepaald gebied gevestigd mag worden, zodat niet op alle ontwikkelingen gestuurd kan worden. De begripsomschrijving van “een horecabedrijf” verschilt per bestemmingsplan. De verschillende begripsomschrijvingen sporen niet met de begripsomschrijving in de Algemene Plaatselijke Verordening Eersel. Sommige bestemmingsplannen volstaan met een algemene globale alles omvattende omschrijving, anderen zonderen een (bar -) dancing/ discotheek daarvan uit. In het algemeen is het gebruik van de openbare weg ten behoeve van terrassen niet expliciet in de bestemmingsplannen geregeld.4 Per bestemmingsplan zijn vaak verschillende begripsomschrijvingen en voorschriften voor horecabedrijven opgenomen. In de nieuwe bestemmingsplannen zullen deze zoveel mogelijk uniform worden opgenomen.

De kern Eersel

Gestreefd wordt naar een verdichting van het hoofdwinkelgebied Nieuwstraat - Markt (voornamelijk gelegen aan de noordzijde van de Nieuwstraat vanaf de Markt tot aan de Willibrorduslaan). Een verdere uitbreiding van nevencentra aan de Lindestraat en nabij de hoek Willibrorduslaan – Kerkstraat dient te worden tegengegaan. De horecabedrijven dienen bij voorkeur deel uit te maken van het centrumgebied. Wanneer mogelijkheden aanwezig zijn, zullen vooral de buitenactiviteiten (terrasjes) gestimuleerd moeten worden.

In het hoofdwinkelgebied van Markt en Hint wordt via het stelsel van wijzigingsbevoegdheden het aantal winkels en horecabedrijven gereguleerd, met als uitgangspunt dat deze horecafuncties binnen een bepaalde strook niet mogen gaan overheersen.

In dit verband is de toekomstige ontwikkeling betreffende de overgang tussen Nieuwstraat en Markt ook van belang. Het betreft de beoogde aanleg van een openbare voetgangersroute tussen het winkelgebied van de Nieuwstraat en de Markt en het bieden van nieuwe vestigingsmogelijkheden voor commerciële functies (wonen, winkels en horeca.)

Voor het gebied in het bestemmingsplan “Beschermd dorpsgebied Markt - Hint - Vlierbos” staat handhaving en versterking van de cultuurhistorische waarden centraal en is het beleid gericht op verbetering van de stedenbouwkundige en ruimtelijke kwaliteit.

Voor het gebied Carquefouplein wordt, in het kader van de integrale terreinontwikkeling hoek Kerkstraat – Carquefouplein, de voorkeur gegeven aan de vestiging van eetgelegenheden en/of café/zaal in plaats van het nu buitengebruik zijnde café.

De kern Vessem

De huidige bedrijven voorzien in de plaatselijke behoefte. Het bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid van nieuwvestiging. In voorkomende gevallen zullen verzoeken om nieuwvestiging of uitbreiding afzonderlijk beoordeeld moeten worden. Mitsdien zal beoordeeld worden of nieuwe plannen de leefbaarheid in de kern Vessem bevorderen. De voorkeur gaat hierbij naar het centrumgebied van Vessem.

De kern Wintelre

Een verdere toename van het aantal horecavoorzieningen is mede gelet op de aanwezigheid van

een grote disco met regionale aantrekkingskracht en de schaal van de kern niet wenselijk.

Kernen Duizel, Knegsel en Steensel

Hiervoor is geen specifiek horecabeleid in de bestemmingsplannen geformuleerd.

Conclusies ruimtelijk beleid:

  • Voor de Markt in Eersel is het beleid gericht op consolidatie met uitzondering van de vestiging van hotels. Voor het bestemmingsplan "Beschermd dorpsgezicht Markt - Hint - Vlierbos" staat handhaving en versterking van de cultuurhistorische waarden centraal. Vanwege de functieveranderingen van een aantal horecabedrijven van café naar restaurant, danwel het verdwijnen van horecabedrijven uit de kern Eersel, is nader onderzoek tot geringe uitbreiding van de horeca gewenst.

  • Ten aanzien van nieuwvestiging of uitbreiding van de horeca wordt voor de kern Wintelre een terughoudend beleid gevoerd. Voor de kern Vessem dienen aanvragen voor nieuwvestiging afzonderlijk te worden beoordeeld. Voor de overige kernen is geen specifiek beleid geformuleerd. Het beleid kan worden gekenschetst als consoliderend en is niet expliciet op concentratie gericht.

  • Er is geen sprake van een duidelijk branche - en gebiedsgericht beleid.

  • De huidige bestemmingsplannen bevatten geen mogelijkheden om te differentiëren en te sturen naar het soort horeca. Onderzoek naar de mogelijkheden om deze te vergroten en te differentiëren is gewenst en tevens zullen deze nieuwe regels uniform in elk bestemmingsplan moeten worden geformuleerd. (bijvoorbeeld bepaalde vormen van horeca zoals een ijssalon of lunchroom; deze vallen op dit moment onder de Winkeltijdenwet) Het nieuwe beleid zal uniform in alle nieuwe komplannen

  • Voor het gebied Markt - Hint - Nieuwstraat, waarin voor de kern Eersel vooral de horeca is geconcentreerd, wordt een herinrichtingsplan opgesteld ten behoeve van terrassen, parkeergelegenheid, doorstroming en fietsenstallingen.

  • De bestemmingsplanregelingen voor het gebruik van het openbaar gebied kennen geen specifieke bestemmingsregeling voor terrassen of een ontheffingsregeling. Het ruimtelijk beleid gaat er vanuit dat binnen een bestemming met een zeer algemeen karakter en een grote diversiteit aan gebruiksvormen het gebruik van een onbebouwd terras past binnen die bestemming.

Voorgestaan ruimtelijk beleid

Het volgende ruimtelijk beleid wordt voorgestaan:

  • 1.

    De diverse bestemmingsplannen ingeval van herziening dusdanig aan te passen, dat in alle plannen eenzelfde begripsomschrijving omtrent horeca tot stand komt.

  • 2.

    Het gebiedsgericht beleid bestaat uit:

    • a.

      Kern Eersel

      • In beginsel gericht op consolidatie, waarbij ten aanzien van het gebied Markt – Hint – Vlierbos de handhaving en versterking van de cultuurhistorische waarden centraal staat en het beleid is gericht op verbetering van stedenbouwkundige en ruimtelijke kwaliteit.

      • Middels nader onderzoek zal de wenselijkheid tot uitbreiding van het aantal horecabedrijven in het centrum beoordeeld worden, alsmede de wenselijkheid en mogelijkheid van differentiatie naar branche.

      • In het hoofdwinkelgebied, de Nieuwstraat tussen Markt en Willibrorduslaan, blijft de wijzigingsbevoegdheid voor het aantal horecabedrijven in stand, met als uitgangspunt, dat de horecafuncties in dit gebied niet mogen overheersen, doch dienen als ondersteuning van de winkelfunctie.

      • Aan het Carquefouplein is uitbreiding van horeca mogelijk, waarbij de voorkeur uit gaat naar een eetgelegenheid of café/zaal in plaats van het nu buiten gebruik zijnde café.

    • b.

      Kern Vessem

      Behoudens in het centrum van Vessem, wordt nieuwvestiging van horeca in beginsel niet toegestaan. Een eventueel verzoek zal individueel getoetst worden, waarbij onder meer gekeken wordt naar de bevordering van de leefbaarheid in de kern van Vessem.

    • c.

      Kernen Duizel, Knegsel, Steensel en Wintelre

      Uitgangspunt is consolidatie. Uitbreiding van het aantal horecabedrijven wordt in beginsel niet toegestaan, tenzij wenselijk voor de leefbaarheid van de betreffende kern. Verzoeken om nieuwvestiging zullen individueel beoordeeld worden.

    • d.

      Buitengebied

      Ook hiervoor geldt als uitgangspunt consolidatie en derhalve geen uitbreiding van het aantal horecabedrijven.

  • 3.

    Aan het terrassenbeleid zal geen vorm gegeven worden via aanpassing van bestemmingsplannen, doch middels flankerend terrassenbeleid, zoals elders in deze nota aangegeven. Indien zich in de toekomst wensen aandienen tot het realiseren van winterterrassen op openbaar gebied, dan zal alsdan een bestemmingsplanherziening overwogen moeten worden.

  • 4.

    Middels afzonderlijk, flankerend beleid zal vorm gegeven worden aan het parkeren op en de aankleding van de Markt en het Hint.

  • 5.

    Voor het reclamebeleid is al afzonderlijk, flankerend beleid ontwikkeld.

Actiepunt: 3.1. Ruimtelijk beleid

  • Onderzoek te verrichten naar de wenselijkheid van uitbreiding van het aantal horecagelegenheden op de Markt-Hint te Eersel waarbij ook onderzoek moet worden gedaan naar mogelijke uitgaansgelegenheden voor en door jongeren.

  • Onderzoek verrichten naar de wenselijkheid en mogelijkheid van een branchebeschrijving en, indien nodig in een vervolgactie het bestemmingsplan aanpassen.

3.2. Milieu

3.2.1. Besluit horeca-, sport- en recreatie – inrichtingen milieubeheer

Hotels, restaurants, pensions, cafés, cafetaria’s, snackbars, discotheken en aanverwante inrichtingen alsmede inrichtingen voor het gebruik van speelautomaten, dansscholen, sportscholen en muziekscholen zijn in het Inrichtingen - en vergunningenbesluit milieubeheer aangewezen als categorieën inrichtingen, die nadelige gevolgen kunnen veroorzaken voor het milieu en derhalve in beginsel vergunningplichtig zijn. Sinds 1 oktober 1998 zijn in het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen, hierna te nomen Besluit horeca, de inrichtingen aangewezen, waarvoor deze vergunningplicht niet geldt. Alleen de grote categorieën met een complex karakter of een verhoogd milieurisico blijven vergunningplichtig. Vrijwel alle horecabedrijven in onze gemeente vallen onder het Besluit horeca. Overigens dienen de inrichtingen te voldoen aan de bij dit besluit gestelde voorschriften.

De bedrijven en accommodaties in de sectoren horeca, sport en recreatie die geen vergunning meer nodig hebben, zijn wel verplicht nieuwe of veranderende bedrijfsactiviteiten te melden bij de gemeente. Dat moet gebeuren ten minste vier weken voordat die activiteiten beginnen.

Eigen verantwoordelijkheid ondernemers

In het Besluit horeca wordt met name een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van ondernemers en exploitanten om zich in te zetten voor het milieu. Zij krijgen meer vrijheid om te bepalen op welke wijze ze milieudoelstellingen willen realiseren. De nadruk ligt op het aangeven van de doelstellingen en niet op de wijze waarop deze kunnen worden bereikt. In het besluit zijn voor verschillende milieuaspecten voorschriften opgenomen, zoals geluid en trilling, energie, afvalstoffen, lucht, verlichting. Voor de omgeving van een horecabedrijf zijn in het algemeen het voorkomen van geluid- en geurhinder belangrijk.

De gemeente heeft de mogelijkheid om voor individuele horecabedrijven de voorschriften aan te scherpen of te concretiseren door het stellen van nadere eisen. Bovendien wordt meer ruimte geboden voor het ontwikkelen van lokaal beleid. Deze nadere eisen kunnen betrekking hebben op het aanbrengen van technische voorzieningen binnen de inrichting, de situering van het terras en de periode van openstelling van de gehele inrichting of een terras.

De vestiging van horecabedrijven op bepaalde plaatsen binnen de gemeente kan met het Besluit horecabedrijven niet goed worden geregeld. De situering van een horecabedrijf is geen criterium bij het bepalen of bedrijven onder de werking van dit Besluit vallen. Het bestemmingsplan dient dan ook de randvoorwaarden voor de situering te bevatten.

Inventarisatie melding - en vergunningplichtige horecabedrijven

Mede in verband met het nieuwe Besluit horeca zijn in de loop van het jaar 2000 alle bedrijven die onder het Besluit horeca vallen gecontroleerd. Het betrof hier een integrale controle waarbij gekeken is naar de naleving van de Wet milieubeheer, de Drank- en Horecawet, de Wet op de kansspelen, de aanwezige reclametekens alsmede de (brand)veiligheidaspecten.

Voor wat betreft de brandveiligheid is in 2001 en 2002 het project gebruiksvergunningen afgerond.

3.2.2. Geluid

De horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen moeten zorgen dat de geluidsoverlast van het bedrijf of accommodatie bepaalde grenzen niet overschrijdt. Die grenzen variëren op verschillende tijdstippen van de dag: overdag is meer geluid toegestaan dan 's nachts. De gemeente kan door middel van een nadere eis een andere geluidsnorm vastleggen.

Aan het stemgeluid van bezoekers op een open terrein en het geluid van de sportbeoefening zelf is geen geluidsnorm gesteld. Bij het bepalen van het geluidsniveau als gevolg van de activiteiten blijven deze buiten beschouwing. De gemeente kan wel op andere wijze bereiken dat hinder tot een minimum beperkt blijft: door middel van een nadere eis maatregelen voorschrijven die betrekking hebben op toezicht, openstelling en indeling van bijvoorbeeld een parkeerterrein.

3.2.3. Horecaconcentratiegebied

Een gebied waarin horecabedrijven (disco’s, e.d.) geconcentreerd zijn gevestigd kan door de gemeente worden aangewezen als horecaconcentratiegebied. Het voordeel daarvan is dat de geluidsnormen gebiedsgewijs kunnen worden afgestemd op het rumoer dat zich binnen een dergelijk gebied doorgaans voordoet. Tot dusverre is van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt en zijn hiervoor ook geen plannen gezien de omstandigheden in de diverse gebieden.

3.2.4. Collectieve en individuele festiviteiten

De mogelijkheid tot het verlenen van ontheffingen van de geluidnormen is in het nieuwe Besluit horeca gewijzigd ten opzichte van het oude Besluit. In de oude regeling was sprake van een maximum van 12 dagen voor de collectieve en individuele ontheffingen samen ( de zogenaamde 12-dagen-regeling).

In het nieuwe Besluit horeca wordt onderscheid gemaakt in zogenaamde collectieve en individuele festiviteiten. Bij festiviteiten met een collectief karakter staat doorgaans de gehele gemeente, een kern of regio in het teken van die festiviteit. Voorbeelden zijn carnaval, kermis, oud - en nieuwjaar, culturele, sportieve of recreatieve manifestaties. Het Besluit horeca bepaalt dat dergelijke vieringen bij voorbaat van de geluidseisen zijn vrijgesteld op voorwaarde dat de festiviteiten in de Algemene Plaatselijke Verordening zijn aangewezen. De aanwijzing kan zich beperken tot delen van de gemeenten, indien de gemeenteraad kiest voor een gebiedsdifferentiatie. In geval van onvoorziene festiviteiten kunnen burgemeester en wethouders een dergelijke bijeenkomst terstond als een collectieve festiviteit aanwijzen (bijv. kampioenschap sportclub). Dit zal opgenomen worden in de APV. Gemeenten zijn niet meer gebonden aan een maximum.

De andere vorm van festiviteiten kent een sterker individueel en inrichtinggebonden karakter en bevindt zich meer in de sfeer van concerten of feesten. Voor deze vorm van festiviteiten kan de gemeente een uitzondering maken op de regels voor het maximale geluidsniveau. Dit alles kan op hooguit 12 dagen per kalenderjaar het geval zijn. De gemeente bepaalt wat binnen een bedrijf of accommodatie toelaatbaar is en kan de ontheffing beperken aan de hand van een te stellen maximum geluidsgrenswaarde.

In de Algemene Plaatselijke Verordening Eersel is nog geen regeling opgenomen voor collectieve en individuele festiviteiten. Om te voorkomen dat de omwonenden of de omgeving van een horecabedrijf te veel overlast ondervinden is het wenselijk de mogelijkheden van ontheffingen vooraf aan een maximum te verbinden.

Voor collectieve festiviteiten kan gedacht worden aan 12 maal per jaar. Op basis van de huidige collectieve activiteiten wordt de huidige behoefte geschat op 10 ontheffingen. Uitgangspunt is hierbij dat de ontheffingen voor de kermissen (4 dagen) per kern worden aangewezen.5

In het Besluit horeca is voor individuele festiviteiten al een maximum van 12 dagen per jaar opgenomen. Wanneer echter aan ieder individueel horecabedrijf 12 ontheffingen per jaar worden verleend, kan dit tot onevenredige overlast leiden - mede afhankelijk van de activiteit en het referentieniveau -, gelet op de te verlenen 10 collectieve ontheffingen. Daarom verdient het aanbeveling vast te leggen hoeveel individuele ontheffingen worden verleend en aan welke voorwaarden moet worden voldaan (inhoud en procedure kennisgeving, tot welke geluidsgrenswaarde ontheffing worden verleend etc.). Dit kan zonodig worden gedifferentieerd naar type bedrijf ( horeca -, sport - of recreatie-inrichting). Van belang is tevens welke reële behoefte er bestaat bij de ondernemers ten aanzien van het aantal ontheffingen. Vooralsnog lijkt een maximum van 4 dagen per jaar vrijstelling voor een individuele inrichting voldoende. Voor een individueel horecabedrijf die vanuit het verleden al b.v. 6 dagen nodig heeft zal in de APV een mogelijkheid worden opgenomen voor ontheffing.

Op korte termijn dient hierover met de georganiseerde horeca overleg over plaats te vinden, voordat een en ander in de Algemene Plaatselijke Verordening Eersel wordt vastgelegd.

3.2.5. Levende muziek en terrassen

In de geluidvoorschriften van het Besluit horeca komt het woord terrassen formeel niet voor. Wel wordt gesproken van “bezoekers op een onverwarmd en onoverdekt terrein dat onderdeel is van het bedrijf”. In de volksmond wordt dit echter terras genoemd. Als dit terrein geen binnenterrein is, blijft het stemgeluid buiten beschouwing bij de vaststelling van het geluidniveau.

Het terras maakt onderdeel uit van een horeca-inrichting. Voor het maken van levende muziek op een terras dienen de geluidsvoorschriften van het Besluit horeca te worden nageleefd. In de praktijk houdt dit in dat levende muziek op een terras feitelijk onmogelijk is behoudens een ontheffing van de geluidseisen in het kader van de collectieve en individuele festiviteitenregeling.

3.2.6. Modernisering Instrumentarium Geluidbeleid

Behalve de gewijzigde inzichten en mogelijkheden in verband met de inwerkingtreding van het Besluit horeca wordt er in het kader van de MIG ( Modernisering Instrumentarium Geluidbeleid) een gebiedsgerichte inventarisatie gedaan naar het referentieniveau van het omgevingsgeluid, het vastgestelde beleid in het verleden ten aanzien van individuele inrichtingen en evenementen, de verworven rechten, de hinderbeleving en de gewenste situatie.

De bedoeling is om op termijn - uitgaande van het referentieniveau en bestaande rechten - nieuw beleid te formuleren dat:

  • gebiedsgericht vastlegt welke geluidsgrenswaarden in de toekomst worden gehanteerd voor horecabedrijven en knelpuntsituaties inventariseert ;

  • gebiedsgericht aangeeft welke algemene ontheffingen gelden en eventueel welke grenswaarden in dat geval moeten worden gehanteerd;

  • gebiedsgericht aangeeft hoeveel individuele ontheffingen worden verleend en aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan, zonodig te differentiëren naar type bedrijf.

In afwachting van dit nieuwe beleid geldt in de huidige situatie voor alle horecabedrijven waarvoor in het verleden geen nadere eis is vastgesteld de geluidsgrenswaarde uit het Besluit horeca.

3.2.7. Andere vormen van geluidhinder buiten een inrichting

Voor andere vormen van geluidhinder buiten een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer geldt artikel 4.1.7. van de Algemene Plaatselijke Verordening.6 Het betreft een verbod behoudens ontheffing van burgemeester en wethouders toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor omwonenden of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

Onder andere valt te denken aan een niet permanente activiteit in een niet-besloten ruimte, zoals een kermis, een braderie, een rally, enz.; het door middel van luidsprekers op voertuigen of anderszins reclame of muziek maken of mededelingen doen; het ten gehore brengen van achtergrondmuziek in winkelstraten.

Met name voor deze vormen van geluidhinder ontbreken algemeen geldende criteria of normen. De bron van geluidhinder is hier ook niet altijd een bepaalde aanwijsbare inrichting of gedraging. Van geval tot geval zal daarom moeten worden nagegaan in welke situatie en gedurende welke tijden er sprake is van (mogelijke) geluidhinder en welke maatregelen kunnen worden genomen. Uitgangspunt daarbij zal echter moeten zijn dat een zekere mate van (geluid)hinder zal moeten worden aanvaard.

In het kader van het project MIG moeten gemeenten in de toekomst hun eigen beleid ten aanzien van het omgaan met geluidhinder uitstippelen. Een paragraaf over horeca en evenementen zal hierin niet mogen ontbreken.

In het huidige beleid worden voor evenementen in de vergunning geluidsvoorschriften opgenomen:

  • Live - muziek dan wel mechanisch versterkte muziek mag in een feesttent tot uiterlijk 01.00 uur ten gehore worden gebracht;

  • Het equivalente geluidsniveau ten gevolge van de in de feesttent ten gehore gebrachte muziek mag ter plaatse van de woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen niet meer bedragen dan LAlrt 80 dB (A);

  • De muziekinstallatie moet voor de aanvang van het muziekoptreden worden ingeregeld op het in het voorgaande vastgestelde geluidsniveau en wel op aanwijzing van een door het bevoegd gezag aangewezen persoon.

3.2.8. Lichthinder

Het Besluit horeca kent voorschriften met betrekking tot de verlichting ten behoeve van de sportbeoefening. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om nadere eisen te stellen op basis van het Besluit horeca. Voor het aanlichten van panden zijn in de Algemene Plaatselijke Verordening Eersel geen regels opgenomen.

3.2.9. Verstoring van het milieu, aantasting van het woon- en leefklimaat en van de openbare orde

In het Besluit horeca wordt expliciet vermeld dat voor gemeenten ruimte bestaat om overlast betreffende de openbare orde tegen te gaan met behulp van een gemeentelijke verordening. Daarbij wordt gedacht aan overlast door bezoekers van horecagelegenheden, de gebruikers en bezoekers van sport - en recreatie-inrichtingen, geluidhinder door vrachtwagens, bromfietsen enzovoort. De afbakening tussen enerzijds de Wet milieubeheer (vergunningplichtig of vallend onder het Besluit horeca) en anderzijds plaatselijke verordeningen is in de gewijzigde regelgeving duidelijker geworden. De direct aan de inrichting gerelateerde vormen van verstoring van het milieu vallen onder het toepassingsgebied van de Wet milieubeheer. De voorschriften van het Besluit horeca richten zich in beginsel ook op de indirecte gevolgen, die de inrichting kan veroorzaken, voor zover deze liggen in de macht van de houder van de inrichting.

De andere gevolgen die een bedrijf of een collectief van bedrijven direct of indirect met zich mee kan brengen en die een aantasting van de openbare orde en / of het woon- of leefklimaat mogelijk maakt, kunnen in de Algemene Plaatselijke Verordening Eersel worden gereguleerd. Op grond van de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening Eersel kan worden afgewogen of voor de exploitatie van een horeca-inrichting vergunning moet worden verleend, rekening houdend met de openbare orde en het woon- en leefklimaat, en of ter bescherming van diezelfde motieven - aan de vergunning voorschriften moeten worden verbonden ( het exploitatievergunningenstelsel).7

Conclusies milieubeleid:

Inventarisatie knelpunten melding - en vergunningplichtige horecabedrijven:

  • In het kader van de inwerkingtreding van het Besluit horeca,- sport- en recreatie-inrichtingen op 1 oktober 1998 heeft een integrale controle plaatsgevonden bij alle bedrijven die onder de werking van dit besluit vallen. Hierbij is gekeken naar de naleving van de Wet milieubeheer, de Drank- en Horecawet, de Wet op de kansspelen, de brandveiligheid en de aanwezige reclametekens. De knelpunten en mogelijke oplossingen zijn geïnventariseerd.

Geluid:

  • Voor alle horecabedrijven vallend onder het Besluit horeca gelden de geluidsgrenswaarden uit dit besluit.

  • In het kader van de MIG wordt, uitgaande van het referentieniveau en bestaande rechten, gebiedgericht vastgelegd welke geluidsgrenswaarden in de toekomst worden gehanteerd voor horecabedrijven, hoeveel algemene en individuele ontheffingen worden verleend en welke geluidsgrenswaarden daarbij moeten worden gehanteerd.

  • Vooralsnog is er geen aanleiding om gebruik te maken van de mogelijkheid om horecaconcentratiegebieden aan te wijzen waar hogere geluidsnormen gelden dan in het Besluit horeca.

  • De Algemene Plaatselijke Verordening Eersel is nog niet aan het Besluit horeca aangepast. Op korte termijn zal deze verordening worden aangepast in die zin dat hierin voorlopig – in afwachting van de uitkomsten van de MIG - wordt vastgelegd dat voor maximaal 12 collectieve festiviteiten en maximaal 4 individuele festiviteiten per inrichting ontheffing van de geluideisen kan worden verleend. Over de uitwerking van een en ander dient op korte termijn overleg met de horecaondernemers plaats te vinden met name over de vraag welke activiteiten moeten worden aangewezen en of en zo ja welke gebiedsdifferentiatie moet worden toegepast.

  • In het kader van een door de gemeente te ontwikkelen geluidbeleid dient op termijn ook specifiek aandacht te worden besteed aan de geluidhinder van niet permanente activiteiten in een niet besloten ruimte buiten inrichtingen zoals kermissen, braderieën, evenementen etc.

Actiepunten 3.2 milieu

  • In de APV artikelen opnemen waardoor het mogelijk wordt voor B en W collectieve festiviteiten aan te wijzen voor maximaal 10 dagen per kalenderjaar.

  • In de APV artikelen opnemen waardoor het mogelijk wordt voor B en W individuele festiviteiten aan te wijzen voor maximaal 4 dagen per kalenderjaar.

  • Voorafgaand aan elke aanwijzing zal overleg hierover plaatsvinden met de georganiseerde horeca.

  • Omstreeks 2005 zal de Wet geluidhinder komen te vervallen. Dan dient iedere gemeente een eigen geluidbeleid te hebben opgesteld. Daarom zal in 2003 worden gestart met het opstellen van een geluidreferentiekaart die als basis dient voor het nieuwe beleid.

3.3 De Drank- en Horecawet 8

Horecabedrijven die bedrijfsmatig alcohol verstrekken zijn vergunningplichtig op grond van de Drank- en Horecawet. Deze wet geeft regels voor de uitoefening van het horecabedrijf en de verstrekking, anders dan om niet, van alcoholhoudende drank uit zowel sociaal-hygiënische als uit sociaal-economische motieven. Deze wet regelt dus niet de verstrekking van alcoholhoudende drank vanuit openbare orde motieven en ziet ook niet op de verstrekking van alcoholvrije drank. De drank- en horecavergunning is persoonsgebonden en op basis van deze wet worden persoons- en inrichtingseisen gesteld.

Op 1 november 2000 is de gewijzigde Drank - en Horecawet in werking getreden.

De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • De horeca-exploitant is ingevolge artikel 20 van de Drank- en Horecawet verplicht aan de hand van een leeftijdsdocument vast te stellen of de degene die drank wil kopen de vereiste leeftijd van 16 jaar bezit. De leeftijdsgrens geldt ook voor indirecte verstrekking.

  • Verruiming gemeentelijke bevoegdheden om in aanvulling op wettelijke vergunningvoorwaarden bij gemeentelijke verordening, het verstrekken van alcohol zonodig in te perken of totaal te verbieden.

  • Burgemeester en wethouders kunnen indien een vergunning is ingetrokken in van verband met openbare-orde-problemen bepalen dat voor dezelfde inrichting gedurende maximaal vijf jaar geen nieuwe vergunning mag worden verleend.

  • Nieuwe regelgeving omtrent sociale hygiëne in de niet commerciële horeca. Voor de exploitatie van bijvoorbeeld sportkantines en dorpshuizen dient de betreffende drank- en horecavergunning op naam te staan van twee leidinggevenden die aan de wettelijk eisen voldoen. De bardiensten in de betreffende inrichting mogen geschieden door vrijwilligers, zonder onmiddellijk toezicht van deze leidinggevenden, middels een door het bestuur van de vereniging/stichting vastgesteld bestuursreglement

  • Verbod op het verstrekken van alcoholhoudende dranken in benzinestations, bedrijfsrestaurants en niet-levensmiddelenzaken.

  • Alle ontheffingsmogelijkheden die in de Drank- en Horecawet waren opgenomen zijn op 1 november 2000 vervallen, behoudens de ontheffing ingevolge artikel 35 van de wet. Ingevolge dit artikel kan de burgemeester voor het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank ontheffing verlenen voor een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van twaalf dagen. De verstrekking moet voortaan geschieden onder onmiddellijke leiding van een persoon die voldoet aan de voorschriften opgenomen in artikel 8, lid 2 en 4 van de Drank- en Horecawet.

3.3.1. Alcoholpreventiebeleid

Uit landelijk onderzoek blijkt dat experimenteergedrag en het riskant gebruik van genotmiddelen en gokken onder jongeren toeneemt. Jongeren gebruiken meer softdrugs, harddrugs of alcohol en gokken meer. Dit gebeurt op jongere leeftijd en er is een tendens naar middelen met een hoger risico of middelen waarvan de risico’s niet volledig zijn in te schatten . Behalve uit signalen van politie, jongerenwerkers en hulpverleners van Novadic wordt deze tendens ook bevestigd in het in 1997 verrichte onderzoek van de GGD.

Vanaf juni 1998 tot juni 2000 is in 10 gemeenten in Zuidoost Brabant, waaronder Eersel, het project “Preventie riskant gebruik van genotmiddelen “ uitgevoerd. Dit project richtte zich op drie groepen namelijk:

  • De preventieve doelgroep te weten de jongeren van 10 tot 23 jaar met een verhoogde kans op de ontwikkeling van problematisch gebruik. De activiteiten richtten zich op:

    • jongeren in de vrije tijd;

    • jongeren op school ( de methode “gezonde school en genotmiddelen”).

  • De strategische doelgroep te weten ouders, leerkrachten, jeugdleiders en vrijwilligers in het jongerenwerk, politie, horeca en sportverenigingen (de sociale omgeving).

  • De beleidsontwikkelingsgroep te weten vertegenwoordigers van instellingen en organisaties die met jongeren te maken hebben, de lokale overheid en jongeren. Hierin wordt beleid ontwikkeld op instellings- en overheidsniveau ten aanzien van drugs en alcohol.

Momenteel is in voorbereiding een pilot “Alcoholmatiging bij jongeren in de Kempen” met als doel preventie van zwaar alcoholgebruik bij jongeren van 12 tot en met 15 jaar en afname van zwaar alcoholgebruik bij jongeren van 16 tot 25 jaar.

Het programma zal Kempenbreed (Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel- De Mierden) bestaan uit de volgende acties:

  • Kick-off, najaar 2003. Voorlichting aan het brede publiek, ouders en jeugd over alcohol en jongeren.

  • Voorlichting op scholen en afstemming met de projecten die op de basisscholen en het voorgezet onderwijs draaien, zoals: Gezonde school en genotmiddelen. Leefstijl en Hou ’t Gaaf.

  • Voorlichting aan sportverenigingen (kantines), gemeenschapshuizen/jeugdaccommodaties met als doel om kenbaar te maken dat in kantines etc. geen alcohol wordt geschonken aan de jeugd en dat men het alcoholgebruik in kantines wil beperken.

  • Voorlichting aan cafés en discotheken inzake overmatig alcoholgebruik door jongeren, uitgaan en verkeer.

  • Voorlichting aan supermarkten en slijters inzake alcoholverstrekking aan jongeren.

Elke actie zal uitgewerkt worden aan de hand van concrete, meetbare doelstellingen met betrekking tot effect en proces.

Het actieprogramma zal te zijner tijd herhaald moeten worden om de aandacht voor het probleem van overmatig alcoholgebruik door jongeren niet te laten verslappen.

3.3.2. Paracommercialisme

Sociaal-culturele instellingen, sportverenigingen e.d. kunnen goedkoper werken dan bedrijfsmatig werkende horecaondernemingen; zij krijgen subsidie (direct/ of indirect) en/of werken met vrijwilligers. Wanneer zij activiteiten verzorgen op horecagebied zoals bruiloften, jubilea en andere activiteiten met een privékarakter, is sprake van oneerlijke concurrentie oftewel paracommercie. De Drank- en Horecawet kent als zodanig het begrip ‘paracommercie’ niet. De wet stelt eisen aan exploitanten en hun accommodatie. Voor de vrijwilligers van sportclubs, gemeenschapshuizen etc. (organisaties met een ideëel karakter) gelden lichtere eisen.

In verband met die lichtere eisen moet de gemeente ter voorkoming van oneerlijke concurrentie in de drank- en horecavergunning (artikel 4 van de wet) voorwaarden opnemen, die het gebruik van de accommodatie beperken ( geen ‘bruiloften en partijen‘, geen activiteiten die normaliter in een horecabedrijf thuishoren , beperking openstellingstijden).

In de desbetreffende bestemmingsplannen zijn deze accommodaties niet opgenomen als horacabedrijf, maar zijn de horeca-activiteiten bijbehorende voorzieningen.

In een aantal drank- en horecavergunningen zijn al voorschriften opgenomen om oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Op grond van een convenant tussen het bedrijfschap Horeca en vrijwel alle nationale sportbonden was het voor de sportaccommodaties niet noodzakelijk beperkende voorschriften op te leggen in het kader van de Drank - en Horecawet. Per 1 oktober 2000 heeft het bedrijfschap de convenanten opgezegd, zodat vanaf deze datum aan de exploitatie van sportkantines deze beperkingen ook in de vergunningen dienen te worden opgenomen.

Voor zover de door de verenigingen gehuurde accommodaties eigendom zijn van de gemeente zijn in de huurcontracten bepalingen opgenomen ter bestrijding van oneigenlijk gebruik van de verenigingsaccommodatie. Ofschoon de huurcontracten op dit punt niet gelijkluidend zijn, voorzien deze in een verbod op een commercieel gebruik dat afwijkt van de eigen doelstellingen. Er zullen nieuwe algemene regels worden geformuleerd betreffende paracommercialisme in relatie tot gemeenschapshuizen. Er geldt nu nog een uitzondering voor het gemeenschapshuis de Leenhoef in verband met plaatselijke omstandigheden in Knegsel (beschikbare zaalaccommodatie).

De accommodaties in de voormalige gemeente Vessem zijn eigendom van de vereniging/ stichting, zodat de bestrijding van paracommercialisme middels beperking in het huurcontract niet mogelijk is.

Ander gebruik van commerciële accommodaties dan waarvoor deze zijn bedoeld (bijvoorbeeld feesten in groepsaccommodaties / kampeerboerderijen) wordt niet onder het begrip paracommercialisme gerangschikt. Oneigenlijk gebruik van deze accommodaties dient op grond van de geldende bestemmings- en gebruiksvoorschriften in het kader van het bestemmingsplan te worden bestreden.

Conclusies Drank - en Horecawet, preventie en paracommercialisme:

  • Het gemeentelijk beleid is gericht op het voorkomen van oneerlijke concurrentie door gesubsidieerde instellingen, die buiten hun doelstellingen om horecadiensten verlenen. Er zullen nieuwe algemene regels worden geformuleerd betreffende paracommercialisme in relatie tot gemeenschapshuizen.

  • In een aantal drank - en horecavergunningen zijn reeds voorschriften met betrekking tot de openingstijden en beperkingen in het gebruik opgenomen, voor zover op grond van landelijke convenanten er geen specifieke regelingen voor de betreffende vereniging of stichting golden. Ook de overige vergunningen zullen waar nodig worden aangepast. Daarnaast zullen de gebruiksmogelijkheden van de door de gemeente verhuurde accommodaties in de huurcontracten worden vastgelegd.

  • In het kader van het project “Alcoholmatiging bij jongeren in de Kempen” is preventiebeleid in ontwikkeling, waarin ook scholen, verenigingen, de horeca en supermarkten een rol hebben. Tevens zal het strenger handhaven op het gebied van het gebruik van alcohol en drugs worden voortgezet.

Actiepunten 3.3 Drank- en Horecawet

  • In overleg met de verenigingen in de drank- en horecavergunningen ten behoeve van sportaccommodaties beperkende voorwaarden opleggen ter bestrijding van paracommercialisme overeenkomstig de strekking van de Drank- en Horecawet (2004).

  • Voortzetting van de handhaving op het gebied van het gebruik van alcohol en drugs.

  • ·In het handhavingsprogramma 2004 de bestrijding van het oneigenlijk gebruik opnemen van accommodaties voor andere doeleinden dan op grond van de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan is toegestaan.

3.4. Openbare orde en het toezicht op openbare inrichtingen en evenementen

3.4.1. Exploitatievergunningstelsel horecabedrijf en de Algemene Plaatselijke Verordening

De Algemene Plaatselijke Verordening Eersel kent in artikel 2.3.1.2 een vergunningenstelsel voor de exploitatie van een horecabedrijf, zodat langs preventieve weg de openbare orde en het woon-en leefklimaat kan worden beschermd. De bevoegdheid berust bij de burgemeester. Aan een exploitatievergunning kunnen in het kader van dit openbare orde belang voorwaarden aangaande de wijze van exploitatie worden gesteld. Met het oog op de bescherming van de openbare orde en de leefomgeving kan in het kader van de exploitatievergunning het aantal horecabedrijven aan een maximum worden gebonden (maximumstelsel). Het is dan geoorloofd een vergunning te weigeren indien het woon- en leefklimaat in de betrokken straat of buurt door de vestiging van een nieuw horecabedrijf zou worden aangetast. De exploitatievergunning is feitelijk een overlastvergunning op het terrein van de openbare orde. Het betreft derhalve andere vormen van overlast dan in het kader van de milieuwet- en regelgeving kan worden beheerst en wel die vormen die een aantasting van de openbare orde en het woon - en leefklimaat mogelijk maken. Om praktische reden omvat de exploitatievergunning tevens in voorkomende gevallen de terrasvergunning voor de openbare weg en de toestemming voor het gebruik van de openbare weg.

De exploitatievergunning strekt zich ook uit tot alle niet drank- en horecavergunningplichtige inrichtingen vallend onder de begripsomschrijving in de Algemene Plaatselijke Verordening Eersel.9

De burgemeester kan op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Eersel besluiten dat het stelsel van exploitatievergunningen niet geldt voor een of meer soorten horecabedrijven in de gehele gemeenten of een of meer aangewezen delen van de gemeente. Als rechtstreekse norm geldt in die gevallen dat de exploitatie van het horecabedrijf in die gevallen niet op ontoelaatbare wijze de woon- en leefsituatie beïnvloedt.

Voor zover het stelsel van de exploitatievergunning niet in de Algemene Plaatselijke Verordening is opgenomen of slechts gedeeltelijk wordt toegepast dient de gemeente – desgewenst – een afzonderlijk terrasvergunningstelsel in de verordening op te nemen.

3.4.1.1. Exploitatievergunning en drugsbeleid

Op basis van beleidsuitgangspunten, vastgesteld in het Driehoeksoverleg op 3 oktober 1997 heeft de gemeenteraad van Eersel op 27 oktober 1998 vastgesteld de notitie “Coffeeshopbeleid Politie Afdeling de Kempen”. Dit beleid houdt in dat er een nuloptiebeleid is vastgesteld m.b.t. de vestiging van coffeeshops in de gemeente Eersel. Het in de notitie vastgelegde nuloptiebeleid heeft, behalve op coffeeshops, ook betrekking op andere voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven waar drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn.

3.4.1.2. De bestuurspraktijk

In de bestuurspraktijk van Eersel is het stelsel van de exploitatievergunning tot dusverre niet toegepast met uitzondering voor de coffeeshops. Deze bestuurspraktijk dient in ieder geval op een uitdrukkelijk besluit van de burgemeester te worden gebaseerd. Nieuwvestiging van horecabedrijven kan door een restrictief ruimtelijk ordeningsbeleid worden beheerst en de aspecten m.b.t. de geluidhinder via de milieuwetgeving worden gereguleerd. Wijzigingen in het soort horecabedrijf kunnen vaak binnen de geldende bestemmingsregelingen die per bestemmingsplan verschillen niet adequaat worden gestuurd.

Beleid ten aanzien van het exploitatievergunningstelsel

Publieke overlast valt in het algemeen te verwachten van grootschalige horecagelegenheden, alsmede, zoals reeds eerder aangegeven, van coffeeshops. In de Wet milieubeheer zijn regels en normen opgenomen voor grootschalige horecagelegenheden en daarom is het niet zinvol om hiervoor nog een exploitatievergunningstelsel op van toepassing te verklaren, met dien verstande, dat het stelsel alleen gehanteerd kan worden ingeval van nieuwvestiging, ingrijpende wijziging en bedrijfsovername.

Actiepunt: 3.4.1. Exploitatievergunningstelsel

De burgemeester dient op basis van artikel 2.3.1.3 van de APV een besluit te nemen met de strekking, dat het exploitatievergunningstelsel uitsluitend van toepassing is op coffeeshops.

3.4.2. Terrassen

3.4.2.1. Juridisch kader

De hiervoor besproken exploitatievergunning strekt zich ook uit over de tot de horeca - inrichting behorende terrassen en omvat tevens de gebruikstoestemming voor het gebruik van een gedeelte van de openbare weg. Indien de gemeente een exploitatievergunningenstelsel niet kent en/of niet dan wel gedeeltelijk toepast, doet zich de vraag voor of de gemeente voor terrassen aanvullende bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening moet opnemen in de vorm van een afzonderlijk terrasvergunningenstelsel dan wel uitsluitend optreedt als eigenaar van de grond op basis van een overeenkomst tot verhuur van de grond (inclusief eventuele voorwaarden), zoals thans de praktijk is.

Een combinatie van terrasvergunning en huur / verhuur wordt ontraden omdat het niet aangaan van de huurovereenkomst geen grond tot weigering van de terrasvergunning oplevert en derhalve verhaalsproblemen kan opleveren. Indien de gemeente als eigenaar optreedt beperkt de zeggenschap zich tot terrassen op de openbare weg en strekt zich de zeggenschap niet uit over terrassen zichtbaar vanaf de openbare weg op privé-terrein.

In het geval gekozen wordt voor het optreden langs publiekrechtelijke weg dient de Algemene Plaatselijke Verordening Eersel te worden gewijzigd door een afzonderlijke begripsomschrijving op te nemen voor het “terras”.10 Dit in combinatie met een algemeen verbod een terras te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.11

3.4.2.2. De bestuurspraktijk

Voor de kern Eersel treedt de gemeente regelend op in het kader van de ingebruikgeving van het openbaar gebied voor terras en wel op privaatrechtelijke basis namelijk huur en verhuur. In dat kader worden regels gesteld met betrekking tot de indeling, de inrichting en het te gebruiken terrasmeubilair. Ook wordt de vergoeding langs deze weg geïnd. Discussiepunten in het overleg met de georganiseerde horeca zijn:

  • onduidelijkheden in het beleid en een niet uniforme en strikte toepassing daarvan;

  • de hoogte van de gehanteerde tarieven en de differentiatie naar de verschillende gebieden.

  • de beperkingen met betrekking tot het terrasmeubilair;

  • de regeling met betrekking tot de terrassen tijdens evenementen.

Na 1 januari 1997 is er als gevolg van de gemeentelijke herindeling verschil in de bestuurspraktijk.

3.4.2.3. Toekomstig nader uit te werken terrassenbeleid

Uitgangspunten

  • Gezellige terrassen in combinatie met een aantrekkelijk verblijfsklimaat komen de horeca ten goede maar evenzo de gemeente uit toeristisch/recreatief oogpunt gezien.

  • Primair doel van het terrassenbeleid is de terrassen in de openbare ruimte te reguleren.

  • Nieuwvestiging of uitbreiding van terrassen buiten de openbare ruimten dient afzonderlijk getoetst te worden aan de geldende bestemmingsplannen. Onder de openbare ruimte wordt verstaan het gebied zichtbaar vanaf de openbare weg, inclusief een gedeelte van de openbare weg.

  • In principe wordt in de hierna nader aangeduide gebieden medewerking verleend aan aanvragen voor terrassen in de openbare ruimte, ook in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voor zover gelegen aan de voorzijde en ter breedte van de betreffende horeca-inrichting vallend onder de begripsomschrijving in de Algemene Plaatselijke Verordening Eersel (ruimer begrip dan alleen de drank- en horecavergunningplichtige inrichtingen). Daarbij wordt een onderscheid gemaakt naar aan te wijzen gebieden met een centrumfunctie, doorgaande wegen en woongebieden.

  • Voor de horeca - inrichtingen, waarvoor een exploitatievergunning wordt vereist geldt het terrassenbeleid niet en dient de aanvraag afzonderlijk beoordeeld te worden in het kader van de exploitatievergunning.

  • Bestaande rechten op grond van eerder verleende privaatrechtelijke toestemming worden gerespecteerd.

  • In de drank- en horecavergunning en de milieuvergunning/ melding dient de terrasruimte te worden opgenomen.

Gebieden met een centrumfunctie

De aanwezigheid van terrassen in bepaalde gebieden met een centrumfunctie kan een

positieve invloed hebben op de uitstraling van de gemeente.

Het betreft in hoofdlijnen de volgende gebieden:

  • Eersel: Nieuwstraat (vanaf de Willibrorduslaan), Markt, Hint en Dijk;

  • Vessem; Jan Smuldersstraat en de Wilhelminalaan.

In deze aangegeven gebieden met een centrumfunctie zijn uitsluitend terrassen toegestaan binnen het openbaar gebied dat niet voor circulatie van het doorgaande verkeer is bestemd en/of is ingericht. Binnen dit gebied wordt geen vergunning voor een terras verleend, indien het uitsluitend voor voetgangers beschikbare gebied haaks gemeten vanaf de gevel minder bedraagt dan 3 meter (ervan uitgaande dat een terras in de kleinst denkbare omvang minimaal 1,5 meter diep is). Ter waarborging van de voetgangersdoorgang kunnen terrasmarkeringen wenselijk zijn. De indeling van deze gebieden wordt in een terraszoneringskaart uitgewerkt.

Overige gebieden

In de overige gebieden zijn in de openbare ruimte terrassen toegestaan langs doorgaande wegen, indien er geen gevaar is voor hinder of overlast ten opzichte van bebouwing met een overwegende woonfunctie in de directe nabijheid. Onder doorgaande wegen wordt verstaan de wegen binnen en buiten de bebouwde kom zoals deze zijn aangewezen in het raadsbesluit d.d. 14 september 1999 (de vaststelling van het verkeersveiligheidsplan gemeente Eersel).

Het weren van terrassen in gebieden met een overwegende woonfunctie

De intentie ligt in het behoud van de specifieke identiteit van woonwijken en andere gebieden zonder een verzorgende of overwegende recreatieve functie. Een terras zou in conflict komen met deze identiteit die gekenmerkt wordt door een zeker element van rust en dit niet alleen in akoestisch maar ook in optisch oogpunt. Een zeer strikte beperking van de openingsuren van terrassen in deze buurten is daarom niet toereikend. De exploitatie van terrassen in gebieden met een overwegend woonkarakter, dient dus in beginsel niet te worden toegestaan. Dit neemt niet weg dat er situaties denkbaar zijn, ook in een woonwijk, waarin gelet op de situering van het terras ten opzichte van zijn omgeving geen noemenswaardige overlast of aantasting van het leefmilieu kan worden verwacht. Het gaat dan om een uitzonderlijke situatie.

Terrassen bij evenementen

Verder blijft het mogelijk om in alle gebieden, waaronder woonwijken, vergunningen af te geven voor het exploiteren van tijdelijke terrassen en wel voor de duur van een daar plaatshebbend evenement, waarvoor een evenementenvergunning kan worden verleend.

Resumé toekomstig terrassenbeleid:

Geen terrasvergunning wordt gegeven:

  • op locaties die blijkens de in de bijlage opgenomen zoneringskaart niet:

    • zijn gelegen binnen een gebied met een centrumfunctie;

    • zijn gesitueerd langs doorgaande wegen.

  • Dit uitgangspunt geldt niet in situaties waarin voor de omgeving geen sprake is en kan zijn van enige hinder of overlast.

Gedurende evenementen, waarbij gedacht moet worden aan kermissen, braderieën, straat- of buurtfeesten worden voor de duur van het evenement terrassen toegestaan, mits hinder of overlast voor de omgeving - de tijdelijkheid van de exploitatie in aanmerking nemend - niet onaanvaardbaar is.

Een terrasexploitatie wordt in beginsel steeds toegestaan:

  • op locaties die blijkens de in de bijlage opgenomen zoneringskaart:

    • zijn gelegen binnen een gebied met een centrumfunctie;

    • zijn gesitueerd langs doorgaande wegen.

  • Dit uitgangspunt geldt mits de plaatselijke omstandigheden dit uiteraard toelaten en andere uitgangspunten zich daartegen niet verzetten en rekening wordt gehouden met fysieke aspecten zoals terrasafscheidingen e.d..

In beginsel gelden voor het terras dezelfde openingstijden als voor de horeca - inrichting met dien verstande dat deze bij verruiming van openingstijden kunnen worden beperkt. Een en ander laat onverlet de bevoegdheid om in het kader van het Besluit horeca in bijzondere gevallen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van het terras en ten aanzien van de openingstijden.

3.4.2.4. Vergoedingen

Voor zover het terras zich op particulier terrein bevindt kan voor het terras in het kader van de legesverordening uitsluitend een vergoeding worden gevraagd voor de vergunningverlening.

Voor het terras op gemeentegrond staan in beginsel twee mogelijkheden van kostenverhaal open:

  • de huurovereenkomst;

  • de precariobelasting.

Voor het gebruik van het privaatrecht door de overheid zijn zekere randvoorwaarden gesteld:

  • In beginsel komen aan de overheid dezelfde bevoegdheden en verplichtingen toe als iedere eigenaar van gronden met een publieke bestemming, mits de publieksbestemming door het gebruik van privaatrecht niet onaanvaardbaar wordt aangetast;

  • De overheid kan zijn positie als grondeigenaar inzetten ter realisering van een publiek belang indien het volgen daarvan geen onaanvaardbare doorkruising betekent van een publiekrechtelijke regeling.

Voortzetting van het huidige beleid te weten dat voor het hebben van een terras uitsluitend een huurovereenkomst wordt aangegaan is mogelijk. Het hebben van een terras is dan niet aan een voorafgaande vergunning gebonden. Voor zover het terras zich op de openbare weg bevindt is de huurovereenkomst tevens de toestemming om een terras te exploiteren. De gemeente kiest dan voor de privaatrechtelijke weg hetgeen tot gevolg heeft dat de handhaving van het terrassenbeleid op privaatrechtelijke grondslag dient plaats te vinden. Voor het afdwingen van privaatrechtelijke voorwaarden zijn lange rechterlijke procedures noodzakelijk, terwijl langs publiekrechtelijke weg makkelijker kan worden opgetreden.

Met het oog op een maximale rechtsbescherming dient de publiekrechtelijke weg te worden gevolgd. Dit houdt in dat voor het hebben van een terras op gronden met een publieke bestemming (doorgaans de openbare weg) een terrasvergunning wordt verleend en vervolgens een precariobelasting wordt geheven voor het hebben van het terras op gemeentegrond.

Het hanteren van een terrasvergunningstelsel in combinatie met een huurovereenkomst wordt ontraden omdat een terrasvergunning niet kan worden geweigerd wanneer de aanvrager niet bereid is een huurovereenkomst met de gemeente te ondertekenen.

Overigens is het heffen van een belasting een bevoegdheid en tevens onderwerp van bestuurlijke besluitvorming, waarbij andere aspecten dan alleen financiële een rol kunnen spelen.

Precariobelasting

Ingevolge artikel 228 van de Gemeentewet is de gemeente bevoegd een precariobelasting te heffen ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. Dit belastingrecht is in de jurisprudentie beperkt tot gemeentegrond, eigendom van de gemeente en de gemeente moet niet rechtens verplicht zijn het hebben van voorwerpen te gedogen. Ter zake van een trottoir aangelegd op particuliere grond kan van de eigenaar of gebruiker geen precariobelasting worden geheven. Het heffen van precariobelasting mag niet gezien worden als een stilzwijgende vergunning tot het hebben van voorwerpen en het is niet de vergunning die de belastingplicht schept maar het hebben van voorwerpen op openbare gemeentegrond.

Precariobelasting kan geheven worden voor alle voorwerpen die zich bevinden onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde grond. Omdat het goed uitvoeren van deze belasting (wanneer deze zou gelden voor alle voorwerpen) erg arbeidsintensief is waardoor de perceptiekosten erg hoog zijn, is deze belasting in niet zo veel gemeenten ingevoerd. De precariobelasting zou om die reden beperkt kunnen worden tot een tarief voor het hebben van een terras op gemeentegrond. De belasting kan gedifferentieerd worden qua tarief op basis van een gebiedsindeling in de verordening. Wanneer de gemeente een precariobelasting wil gaan invoeren, moet de belastingverordening worden aangepast door de raad.

3.4.2.5. De terrasvergunning

Voor zover het terras ligt op de openbare weg omvat de terrasvergunning tevens de vereiste gebruikstoestemming voor de openbare weg met de daaraan te verbinden voorschriften (Algemene Plaatselijke Verordening). Voor zover er ook sprake is van vergunningplichtige reclame op het terras (handelsreclame op de onroerende zaak of reclamezuilen/constructies op aan of boven de openbare weg) verdient het aanbeveling deze aspecten tevens in de terrasvergunning te regelen. Dit geldt ook voor het gebruik van terrasmeubilair. Voor zover er sprake is van een bouwvergunning of lichte bouwvergunning is dit vergunningtechnisch niet mogelijk.

Aan een terrasvergunning (Algemene Plaatselijke Verordening) kunnen nog bijzondere voorschriften worden verbonden met het doel:

  • het geluid op de terrassen te reguleren (nadere eis Besluit horeca);

  • het reguleren van reclames, luifels en meubilair (in terrasvergunning, bouwvergunning, reclamevergunning);

  • de vergunning kan worden verleend voor een bepaalde duur te weten het terrassenseizoen.

De vergunning kan worden verleend voor de duur van de exploitatie van de horeca-inrichting, zodat er bij wisseling van exploitant een nieuwe terrasvergunning moet worden aangevraagd. In het onderdeel reclamebeleid wordt nader ingegaan op het beleid inzake het gebruik van terrasmeubilair, reclame e.d.

Tijdelijke terrassen in de openbare ruimte kunnen worden vergund in het kader van een evenementenvergunning. Gelet op het tijdelijk karakter van deze terrassen kan bij de uitwerking met minder stringente voorschriften worden volstaan.

Conclusies terrassenbeleid

  • Het huidige terrassenbeleid voor de kern Eersel dat uitsluitend gebaseerd is op een privaatrechtelijke huurovereenkomst voor het gebruik van de openbare weg behoeft aanpassing omdat het om verschillende reden niet voldoet. Er is geen sprake van één uniform beleid voor de gehele gemeente. De huurovereenkomst, die uitsluitend voor de kern Eersel wordt gehanteerd heeft uitsluitend betrekking op de openbare weg en niet op de situaties zichtbaar vanaf de openbare weg op particulier terrein. Uit een oogpunt van handhaving verdient het hanteren van een vergunningenstelsel de voorkeur gelet op het tijdbeslag dat gemoeid is met handhaving van privaatrechtelijke voorwaarden.

  • De gemeente wenst in het kader van één uniform terrassenbeleid voor de totale gemeente te komen tot een verruiming van de mogelijkheden voor terrassen in de publieke ruimte in het centrum van Eersel en Vessem en langs de doorgaande wegen. Daarbuiten worden in de woongebieden terrassen in beginsel geweerd. De notitie bevat ter fiattering uitgangspunten ten behoeve van een nadere uitwerking van het terrassenbeleid voor de totale gemeente. Aanvragen voor terrassen anders dan zichtbaar vanaf de openbare weg en op de openbare weg dienen afzonderlijk te worden beoordeeld op grond van het bestemmingsplan.

  • De gemeente is naast de invoering van een terrasvergunning voor het heffen van precariorechten voor het gebruik van de openbare weg. De invoering van een vergunningstelsel in combinatie met een privaatrechtelijke overeenkomst levert problemen op in het kader van kostenverhaal.

Actiepunt: 3.4.2. Terrassen

  • In overleg met de ondernemersvereniging zal een terrassenbeleid worden opgestart.

  • De APV zal worden aangepast zodat het terrassenvergunningenstelsel kan worden ingevoerd.

  • ·De belastingverordening zal worden gewijzigd zodat de precariobelasting kan worden ingevoerd.

3.4.3. Reclame en uitstallingen

Iedere vorm van reclame brengt een zekere vorm van ontsiering teweeg. Binnen de grenzen van de juridische mogelijkheden zal de gemeente zodanige voorwaarden moeten opnemen dat de objectiviteit zoveel mogelijk is gewaarborgd. Daarbij dient zoveel mogelijk afstemming te worden gezocht tussen het beleid zoals dit op basis van de Woningwet en het privaatrecht wordt gevoerd. Eenduidigheid is gewenst. Daarbij kan respectievelijk een rol spelen de soort reclame (bewegwijzering, bedrijfsreclame), het gebied (beschermd dorpsgezicht, bedrijventerrein), de wijze van plaatsing, de vormgeving, het karakter etc. De regelgeving en de handhaving daarvan is complex. Voor het als beschermd dorpsgezicht aangewezen gebied is in 1995 een reclame en uitstallingenbeleid vastgesteld. Met de betreffende horeca-exploitanten in de plaats Eersel, die een terras op gemeentegrond exploiteren, is een overeenkomst gesloten inzake het gebruik van gemeentegrond en de hiervoor te betalen vergoeding. In de huurovereenkomst is verder een aantal zaken geregeld. Duidelijk is dat dit beleid niet altijd even stringent is gehandhaafd.

De onderwerpen die verband houden met reclame en uitstallingen zijn opgenomen in het reclame-en uitstallingenbeleid, zoals dat is vastgesteld door de raad op 17 december 2002.

Juridisch kader terrassen:

De bedoeling is om tot uniforme beleidsregels te komen voor de totale gemeente gedifferentieerd naar de kwetsbaarheid van het gebied. Te zijner tijd zal dat algemene beleid zich ook uitstrekken over de reclame-uitingen en uitstallingen op terrassen.

In de concept voorstellen voor dit toekomstig beleid wordt gedifferentieerd naar de verschillende gebieden en wordt voor het beschermde dorpsgezicht Markt-Hint een stringent beleid voorgestaan. De richtlijnen vormen een bijlage bij de notitie. Voorgesteld wordt in werkgroepverband de voorstellen van de horeca te toetsen aan de richtlijnen en op basis van dit advies beleidsregels vast te stellen voor het voeren van reclame in de gemeente dan wel deze richtlijnen te hanteren in het vergunningenbeleid.

Deze beleidsregels dienen uniform te worden toegepast voor de terrasvergunningen. De tijdelijke terrasvergunningen zijn hiervan uitgezonderd.

Het gebruik van meubilair, parasols, vlonders, losse elementen, mobiele tappunten en terrasverwarming:

  • Uitgangspunt is dat voor de benodigde ruimte voor vrije doorloop voor voetgangers de terrasvergunning niet wordt verleend. Het gebruik van losse elementen is alleen toegestaan voor de grond, waarvoor terrasvergunning is verleend.

  • Er moet te allen tijde vrije doorgang zijn voor hulpdiensten en brandkranen moeten vrij toegankelijk zijn.

  • Het terras moet opgesteld worden binnen de op de vergunning aangegeven gearceerde ruimte en op een afstand van tenminste 50 cm ten opzichte van bomen en beplantingen.

  • In het gebied Markt - Hint worden aanvullende eisen gesteld t.a.v. de kleurstelling van luifels, parasols en terrasmeubilair. Witte terrasstoelen worden in dit gebied als ontsierend aangemerkt. Uitgangspunt is een rustige en uniforme kleurstelling. Kwaliteitseisen kunnen door de gemeente niet worden gesteld. Een voorkeur kan worden uitgesproken maar is niet bindend.

Conclusies reclame - en uitstallingenbeleid

  • Het algemene reclamebeleid strekt zich ook uit over de terrassen en de uitstallingen.

  • Voor het gebied dat valt onder het bestemmingsplan beschermd dorpsgezicht Markt - Hint - Vlierbos wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld, waarbij onder meer ook aandacht wordt besteed aan de kleurstelling van luifels, parasols en terrasmeubilair. Daarnaast zal hierbij ook gekeken worden naar de parkeerproblematiek en de doorstroming. Dit wordt meegenomen in het project herinrichting Markt-Hint-Nieuwstraat.

3.4.4. Sluitingsuur en de Algemene Plaatselijke Verordening Eersel

De gemeenteraad stelt verplichte sluitingstijden voor horecabedrijven vast in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het beschermen van het woon- en leefklimaat e.d. De Algemene Plaatselijke Verordening Eersel voorziet in een verbod voor de houder van een horecabedrijf dit voor bezoekers geopend te hebben op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 08.00 uur en op zaterdag en zondag tussen 02.00 uur en 08.00 uur. De burgemeester kan een ander sluitingsuur vaststellen voor een afzonderlijk horecabedrijf of voor een daartoe behorend terras. Sommige gemeenten hebben bij wijze van of na een experiment de verplichte sluitingsuren uit de Algemene Plaatselijke Verordening geschrapt. Argument daarvoor is dat daardoor de verstoring van de openbare orde aanzienlijk kan worden beperkt: er is sprake van minder geluidsoverlast doordat cafébezoekers niet tegelijk maar geleidelijk huiswaarts keren en de politie is beter in staat voldoende toezicht uit te oefenen. Van belang is ter vermijding van een regionale aantrekkingskracht dat gemeenten gezamenlijk hierin een gedragslijn volgen.

Individueel of collectief kan ontheffing worden verleend van de verplichte sluitingstijden, onder voorwaarden die verband houden met de openbare orde en veiligheid. Op dit moment worden collectieve ontheffingen verleend voor nieuwjaarsnacht en met de carnaval. Voor individuele ontheffingen is nu nog geen algemene regel, maar wellicht dat hierbij aansluiting kan worden gezocht bij de onfheffingsmogelijkheid van de geluidnormen bij individuele festiviteiten. Bekeken zal worden of algemene richtlijnen en regels kunnen worden opgesteld voor het beoordelen van verzoeken om ontheffing van het sluitingsuur.

Aan Discotheek ’t Centrum was bij wijze van proef tot 1 augustus 2002 op de zaterdagavond ontheffing verleend tot 04.00 uur. Na deze geslaagde proeftijd is de ontheffing met een jaar verlengd tot 1 augustus 2003.

Er is een convenant gesloten tussen de directie van discotheek ’t Centrum, de politie afdeling De Kempen en de gemeente Eersel met als doel om overlast binnen en buiten de uitgaansgelegenheid zoveel mogelijk te voorkomen. Het betreft de veiligheid voor en van het uitgaanspubliek, de omwonenden en de medewerkers.

Tevens is een “kwaliteitskring” opgestart waarvan deel uit maken de politie, het JOC, omwonenden, de directie van de discotheek en de gemeente. Hierin worden zaken aan de orde gesteld zoals het ondersteunen, begeleiden, evalueren en de controle op de naleving van de vergunningvoorschriften en overeenkomsten.

Actiepunt: 3.4.4. Voorwaarden ontheffing sluitingstijd

* Voor collectieve en individuele festiviteiten zullen, in overleg met de politie, zo mogelijk algemene regels en richtlijnen worden opgesteld, voor de beoordeling van verzoeken om ontheffing van de sluitingstijd.

3.4.5. De openbare weg en de Algemene Plaatselijke Verordening (overige bepalingen)

De Algemene Plaatselijke Verordening Eersel voorziet middels de bepalingen in artikel 2.4.7. en 2.4.9. in de mogelijkheid op te treden tegen vormen van onnodige hinder of overlast op de openbare weg in aanvulling op de bepalingen in het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet. Burgemeester en wethouders kunnen ingevolge artikel 2.4.8. in bepaalde gebieden hinderlijk drankgebruik verbieden. In oktober 2002 heeft het college een dergelijk verbod opgelegd voor de gebieden Heibloempark en het Wethouder Poelijoepark. Ook voorziet de Algemene Plaatselijke Verordening Eersel in de mogelijkheid op te treden tegen het hinderlijk stallen van fietsen en bromfietsen. Burgemeester en wethouders kunnen ter regulering van overlast van foutief geplaatste (brom)fietsen de stalling daarvan reguleren op grond van artikel 5.1.11.

3.4.6. Evenementen en de Algemene Plaatselijke Verordening Eersel

De Algemene Plaatselijke Verordening Eersel kent in artikel 2.2.2 een vergunningenstelsel voor voor het publiek toegankelijke evenementen buiten de inrichtingen. De bevoegdheid berust bij de burgemeester. Het gaat daarbij niet alleen om de handhaving van de openbare orde maar ook om bescherming van de gezondheid en veiligheid van de burger in incidentele gevallen en op bepaalde plaatsen. De toetsing van de veiligheid van personen of goederen door de burgemeester zal zich richten op de veiligheid op en rond het evenemententerrein12.

Een evenementenvergunning kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, de verkeersveiligheid of veiligheid van personen of goederen en de zedelijkheid of gezondheid. De burgemeester kan voorschriften verbinden aan een

dergelijke vergunning voor zover deze noodzakelijk zijn in verband met voorkomen van aantasting van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid.

Voor wat betreft het aspect geluidhinder geldt, voor zover het geen inrichting betreft als bedoeld in de Wet milieubeheer, artikel 4.1.7. van de Algemene Plaatselijke Verordening Eersel (Overige vormen van geluidhinder).

Evenementen binnen een horeca – inrichting als bedoeld in het Besluit horeca of een vergunningplichtige inrichting vallen binnen de werkingssfeer van het Besluit horeca respectievelijk de milieuvergunning

Het aspect veiligheid en geluidhinder behoeft in het kader van het evenementenbeleid nadrukkelijk aandacht.

3.4.7. Kansspelen

Kansspel- en behendigheidsautomaten

De Wet op de kansspelen onderscheidt vanaf 1 juni 2000 hoog- en laagdrempelige inrichtingen13 en kent een verbod voor het plaatsen van kansspelautomaten in laagdrempelige inrichtingen. Verder is het verboden dat personen beneden de leeftijd van 18 jaar een kansspelautomaat bespelen. Gemeenten kenden op basis van jurisprudentie in hun opstelplaatsen reeds dit onderscheid. De gemeente is verplicht in een verordening vast te leggen hoeveel speelautomaten zij maximaal in hoog- en laagdrempelige inrichtingen toestaat. Voor een hoogdrempelige inrichting moet voor twee kansspelautomaten vergunning worden verleend, tenzij de ondernemer voor minder of geen automaten kiest. In laagdrempelige inrichtingen mogen alleen behendigheidsautomaten aanwezig zijn. Voor het hebben van een speelautomaat is een aanwezigheidsvergunning van de burgemeester vereist. De aanvrager dient hiertoe aan een aantal wettelijke eisen te voldoen. In de voormalige gemeente Eersel gold een zogenaamd 2-1-0- beleid. Dit was vastgelegd middels een convenant met de horeca. De voormalige gemeente Vessem kende geen vastgestelde beleidsregels, hetgeen inhield dat aldaar de zogenaamde 2-2-0- optie van toepassing was. Met de komst van de landelijke regelgeving was voor de laagdrempelige inrichtingen actie nodig.

In horecaruimten op recreatieterreinen worden tijdens het recreatieseizoen behendigheidsautomaten geplaatst. Het is wenselijk in verband met de aanwezigheid van meerdere horecaruimten op een recreatieterrein het aantal speelautomaten aan een maximum te binden. Gedacht wordt aan 1 behendigheidsautomaat per 100 standplaatsen.

Speelautomatenhallen

Speelautomatenhallen zijn ingevolge de Wet op de kansspelen verboden tenzij de gemeente deze bij verordening heeft toegestaan. De gemeenteraden van de voormalige gemeenten Eersel en Vessem hebben zich tegen de vestiging van een speelautomatenhal uitgesproken. Het is, mede gezien de opvattingen van politie en het driehoeksoverleg, wenselijk een dergelijk besluit opnieuw voor de huidige gemeente te nemen. Het toestaan van dergelijke voorzieningen staat namelijk op gespannen voet met het huidige welzijns- en integraal jeugdbeleid daar waar het gaat om riskant gedrag (verslaving) van onder andere jeugdigen te voorkomen. Daarenboven kan gesteld worden, dat speelautomatenhallen geen meerwaarde bieden aan een kwaliteitsverbetering ten aanzien van een optimaal horeca-aanbod.

Beleid ten aanzien van kansspelen:

  • 1.

    op grond van artikel 30 c, lid 1 van de Wet op de Kansspelen in de APV te regelen dat geen speelautomatenhallen in de gemeente zijn toegestaan;

  • 2.

    op grond van artikel 30 c, lid 2 van de Wet op de kansspelen in de APV te regelen dat:

    • maximaal 2 speelautomaten zijn toegestaan voor zowel een hoog- als laagdrempelige inrichting.

    • voor hoogdrempelige inrichtingen dit 2 kansspelautomaten ofwel 1 kansspel - en 1 behendigheidsautomaat ofwel 2 behendigheidsautomaten mogen zijn.

    • het maximum aantal speelautomaten op recreatieterreinen te bepalen op 1 behendigheidsautomaat per 100 standplaatsen met een maximum van 8 speelautomaten.

  • 3.

    Het verbod op de speelautomatenhallen dient te worden bestendigd middels een nieuw raadsbesluit.

Actiepunt: 3.4.7. Kansspelen:

De APV gemeente Eersel terzake kansspelen conform het hiervoor aangegeven beleid aan te

passen.

3.4.8. Bordeelverbod en prostitutiebeleid

De gemeenteraad heeft de nota “Prostitutiebeleid” vastgesteld, waarbij is bepaald dat voor het grondgebied van de gemeente Eersel slechts vergunning kan worden verleend voor de vestiging van één seksinrichting (1-optie).

Zodra er een concreet verzoek komt, wordt geregeld waar en onder welke ruimtelijke voorwaarden een seksinrichting toegelaten wordt.

De APV is gewijzigd waardoor raamprostitutie is verboden.

3.5. Integraal veiligheidsbeleid

3.5.1. Algemeen

De aanpak van onveiligheid vraagt om een samenhangende inspanning van de overheid, maatschappelijke instanties, het bedrijfsleven en de burgers. De overheid speelt daarbij verschillende rollen en heeft daartoe verschillende instrumenten. De spilfunctie in het veiligheidsbeleid ligt bij de lokale overheid en vertaalt zich in een regisserende rol van de gemeente waarbij zij in samenwerking met de veiligheidspartners streeft naar een resultaatgericht veiligheidsbeleid. Vanzelfsprekend laat dit de verantwoordelijkheid van elk van de partners onverlet. Voorbeelden van andere partners naast politie, brandweer en het Openbaar Ministerie zijn scholen, woningcorporaties, bedrijfsleven, winkels en horecaondernemingen.

Samenspraak vormt de basis voor een effectieve integrale aanpak. Het is derhalve zaak ook daar de behoefte, wensen, problemen en knelpunten te inventariseren en via een publieke - private samenwerking om te zetten in veiligheid - en leefbaarheidafspraken. Een dergelijke werkwijze kan resulteren in onder verantwoordelijkheid van de gemeente op te stellen veiligheidsplannen met bij voorkeur meetbare doelen. In verband met ongewenste verplaatsingseffecten kan een dergelijk beleid niet in alle gevallen los van de regio worden ontwikkeld (coffeeshop en prostitutie).

Gelet op de vele raakvlakken is een onderlinge afstemming met het strafrechtelijk handhavingsbeleid noodzakelijk. Het lokale veiligheidsbeleid en het strafrechtelijk handhavingsbeleid vormen de bouwstenen voor het politiebeleid en het jaarlijks vast te stellen activiteitenprogramma. Naast de burgemeester en de officier van justitie speelt de gemeenteraad in deze afstemming een rol. De gemeenteraad baseert de inbreng in het regionaal politiebeleid op het lokaal veiligheidsbeleid.

Landelijke thema's in het integraal veiligheidsprogramma zijn onder meer:

  • Overlast in het publieke domein; deze overlast doet zich in velerlei vormen voor. Naast criminele activiteiten ( geweld, bedreiging en vermogenscriminaliteit) dragen ook waarnemingen van verloedering en irritant, hinderlijk onaangepast gedrag bij aan gevoelens van onveiligheid. Daarbij zijn drie groepen te onderscheiden, die elkaar deels kunnen overlappen te weten (hard-)drugverslaafden, psychisch gestoorden en criminelen.

  • Geweld en horeca; het gaat hier om verschillende uitingen van ernstig geweld in het publieke domein. Het overgrote deel van de jongeren gedraagt zich op een aansprekende manier. Het gaat om een relatief klein aantal jongeren, dat verantwoordelijk is voor de stijging van geweldsdelicten.

  • Jeugd en veiligheid; het gaat hierbij om het scheppen van de juiste voorwaarden voor een doelmatige bestrijding van jeugdcriminaliteit.

  • Veilige leefomgeving; het gaat hierbij om de relatie tussen veiligheid in al haar facetten en het ontwerpen, inrichten en beheren van de openbare ruimte. De veiligheidsaspecten betreffen criminaliteit, overlast, verkeersveiligheid, branden, ongevallen en rampen.

Een belangrijk landelijk thema in het lokaal veiligheidsbeleid vormt het voorkomen van onveilige uitgaansgebieden. Maatregelen op het gebied van toelatingsbeleid, tegengaan van alcoholmisbruik, gespreid vertrek, verbeterd toezicht in en rondom horecabedrijven en een adequaat handhavingsbeleid staan hierin centraal. De "Handreiking veilig uitgaan" uitgebracht door het ministerie van Justitie biedt concrete handreikingen aan organisaties op dit terrein.

Het maken van afspraken over veiligheid heeft alleen zin als alle betrokken partijen van mening zijn dat er afspraken gemaakt moeten worden en alle partijen ook bereid zijn om die afspraken te maken en na te komen.

De verantwoordelijkheden van de lokale partners voor een veilige lokale uitgaanssituatie zouden als volgt omschreven kunnen worden:

  • De gemeente; de gemeente is verantwoordelijk voor het lokale veiligheidsbeleid, voert hierin de regie alsmede in het lokale horecabeleid en organiseert het overleg met de betrokken organisaties. De gemeente heeft een verantwoordelijkheid voor de fysieke infrastructuur en kan deze verantwoordelijkheid invullen door maatregelen met betrekking tot het ( faciliteren) van toezicht, verlichting, urinoirs, parkeermogelijkheden en verkeerscirculatie.

  • De horeca; de horeca is primair verantwoordelijk voor de gang van zaken in de horeca zelf. Afspraken over verantwoord drank verstrekken, een veiligheidsbeleid, alertheid op drugs en wapens en over het schoonhouden van de directe omgeving van horecagelegenheden kunnen daaruit voortvloeien. Uitgangspunt daarbij is dat de ondernemer nadrukkelijk aandacht besteedt aan de wettelijke verplichtingen en aan de branche - specifieke afspraken en codes.

  • De politie; de verantwoordelijkheid van de politie is gericht op opsporing van strafbare feiten en op het houden van toezicht. Dit toezicht richt zich op een gerichte bijdrage aan het terugdringen van criminaliteit en handhaving van de openbare orde. De wijze waarop aan dit toezicht vorm wordt gegeven kan onderwerp van afspraken zijn. Trefwoorden hierbij zijn kennen en gekend worden, geüniformeerde surveillance en een duidelijk aanspreekpunt voor de horeca. Het toezicht en optreden van de politie zijn gebonden aan het door de Lokale Driehoek vastgestelde beleid.

  • Het openbaar ministerie; het openbaar ministerie voert het vervolgingsbeleid dat het afspraken in de Lokale Driehoek ondersteunt. Dit kan de geloofwaardigheid en de effectiviteit van de maatregelen, die zijn afgesproken, versterken. (Bijvoorbeeld: lik - op - stukbeleid, handhaving van de "kleine norm " en een stelselmatige daderaanpak). Het openbaar ministerie zorgt voor een effectief repressief beleid als sluitstuk. Daarnaast kan het openbaar ministerie preventieve en pro- actieve maatregelen stimuleren en ondersteunen. De landelijke prioriteiten dienen door het openbaar ministerie in acht te worden genomen.

Van belang is de afspraken duidelijk vast te leggen en wel op zodanige wijze dat deze de werking hebben van een bindend karakter. (Bijvoorbeeld in de vorm van een convenant, waarin welke personen zich namens wie binden). Welke vorm ook gekozen wordt het is van belang daarbij afspraken te maken wie de partijen bij de afspraken zijn, de looptijd, de wijze van monitoring en de evaluatie en de wijze waarop het overleg wordt gestructureerd.

Actiepunt: 3.5.1. Integraal veiligheidsbeleid

De knelpunten met betrekking tot het verkeer, het vervoer, de verlichting en de sluitingstijden te plaatsen in het kader van een project “Veilig Uitgaan” en te bespreken in een projectgroep waarvan gemeente, politie en horeca deel uitmaken.

3.5.2. Brandveiligheid

De bouwverordening verbiedt het gebruik zonder of in afwijking van een gebruiksvergunning van een bouwwerk waarin:

  • meer dan vijftig personen tegelijk aanwezig zullen zijn, anders dan in een één- of meergezinshuis;

  • bedrijfsmatig de in de regeling Bouwbesluit brandveiligheid bedoelde stoffen worden opgeslagen;

  • aan meer dan 10 personen bedrijfsmatig of in het kader van de verzorging nachtverblijf zal worden verschaft;

  • aan meer dan 10 kinderen jonger dan twaalf jaar of aan meer dan 10 lichamelijk en / of geestelijk gehandicapten dagverblijf zal worden verschaft.

Aan deze gebruiksvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van het voorkomen, het beperken en het bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het beperken van ongevallen bij brand.

De brandveiligheidssituatie van de horeca-inrichtingen in de gemeente is gecontroleerd en geïnventariseerd. De conclusie daarbij was dat een aanzienlijk deel van de geïnventariseerde bedrijven niet over de vereiste gebruiksvergunning beschikte. Deze achterstand is, voor wat betreft de horecabedrijven, inmiddels nagenoeg geheel weggewerkt.

Actiepunt 3.5.2. Brandveiligheid

Controle en handhaving van de gebruiksvergunningen in de toekomst continueren.

4. Integrale handhaving

Op 18 december 2001 heeft de raad de nota integrale handhaving vastgesteld. Bij de toepassing van handhavingsbevoegdheden heeft de overheid diverse instrumenten ter beschikking. Hierbij valt te denken aan zowel bestuursrechtelijke (dwangsom, bestuursdwang) als strafrechtelijke bevoegdheden.

Naast bovengenoemde bevoegdheden dient de overheid ook andere instrumenten in te zetten om een algemeen maatschappelijk draagvlak te creëren voor handhaving. Daarbij valt te denken aan communicatie.

Van oudsher is de politie de instantie die voor de handhaving van de openbare orde zorgdraagt. De politie is de laatste jaren steeds minder daadwerkelijk in de gelegenheid "kleine ergernissen" in de openbare ruimte te verhelpen of te voorkomen. De politie moet immers ook andere onveiligheidproblemen bestrijden. Al geruime tijd wordt op dit terrein een handhavingtekort geconstateerd. Verbeterde samenwerking tussen verschillende handhavers kan bijdragen aan vermindering van het probleem. De handhaving van horecaregelgeving en –beleid is vooral een bestuurlijke verantwoordelijkheid. Het lokale bestuur bepaalt aan de hand van de plaatselijke omstandigheden, welke beleid- en handhavinginspanningen waar, waarvoor en in welke mate nodig zijn. Een goede vormgeving van het handhavingsbeleid is vervolgens van belang. De interne organisatie van de ambtelijke organisatie en de samenwerking met andere handhavende instanties is hierbij van groot belang.

Een effectieve handhaving is alleen mogelijk als sprake is van een integrale benadering waarbij het bestuurlijk en strafrechtelijk optreden afzonderlijk en in combinatie zijn gericht op het verzekeren van een behoorlijk nalevingniveau en het zoveel mogelijk beperken van de ongewenste gevolgen van de overtreding.

Aandachtspunten zijn:

  • Het voorkomen van regelgeving, die niet handhavenswaardig of niet handhaafbaar is.

  • Het formuleren van handhavingsbeleid met streefniveaus voor naleving en handhaving en overleg met andere handhavingpartners hierover.

  • Professionalisering van toezicht en sanctionering en samenwerking met andere gemeenten wanneer dit met het oog op professionele handhaving en de vereiste schaal nodig is.

  • Lokale en regionale samenwerkingsafspraken over procedurele en inhoudelijke handhavingkwesties, en over procedures voor de uitwisseling van informatie.

Het huidige handhavingsbeleid op milieugebied voorziet in periodieke bedrijfsbezoeken met een frequentie van eenmaal in de drie jaar. Voorts vindt op ambtelijk niveau tweemaandelijks handhavingsoverleg plaats met de politie over milieuzaken. De bedrijfsbezoekfrequentie is in het begin van de jaren 90 afgeleid van landelijke kengetallen (eenmaal in de vijf jaar). Na verloop van tijd zijn deze beoordeeld op effectiviteit en zijn toen opnieuw vastgesteld.

In de toekomst zullen zoveel mogelijk integrale controles gaan plaatsvinden. Daarnaast kunnen ook branchegericht bepaalde projecten uitgevoerd worden. Bij de controles zal het standaard stappenplan handhaving, zoals dat gebruikelijk is bij milieucontroles worden gehanteerd. Dit betekent dat zo nodig ook flankerend beleid kan worden toegepast.

Integrale controles van een bedrijf zijn controles waarbij alle regels, opgenomen in vergunningen of besluiten vanuit diverse Wetten, waarvoor het college verantwoordelijk is tijdens een bezoek worden getoetst op de naleving.

Dit (kunnen) o.a. zijn: bouwvergunning op basis van een bestemmingsplan, Drank- en Horecavergunning, terrassenvergunning, exploitatievergunning, besluit/vergunning Wet milieubeheer, vergunning op basis van de Wet op de kansspelen, vergunning/ontheffing op basis van de APV en reclame- en uitstallingenvergunning.

Actiepunt 4 Integrale handhaving

Bij de handhaving zoveel mogelijk beleidsterreinen en regelgeving integraal afstemmen

5. Communicatie

Doelgroepen van communicatie

Het regelmatig en op een juiste wijze communiceren op het terrein van horeca-aangelegenheden is belangrijk. Het is verstandig vooraf te bepalen van welke doelgroepen sprake is met betrekking tot het gemeentelijk horecabeleid:

  • De horecaondernemers uit de diverse dorpen. Het is van belang dat:

    • de horecaondernemers op de hoogte zijn van het gemeentelijk beleid en de diverse regelingen en voorzieningen;

    • er onder de ondernemers draagvlak is voor het gemeentelijk beleid;

    • de gemeente op de hoogte is van praktijkeffecten van het beleid.

  • Omwonenden/inwoners: Omwonenden van horecabedrijven zijn partij in verband met het beleid ten aanzien van de overlastproblematiek en de praktijkeffecten van het beleid.

  • De gemeente: als regelgevende, handhavende instantie en als beheerder van de openbare ruimte.

  • De politie: als toezichthouder in het kader van de openbare orde en in het kader van de strafrechtelijke handhaving.

  • De belangen groeperingen: bijvoorbeeld Koninklijke Horeca Nederland en de speelautomatenbranche.

Communicatiemiddelen

Ten behoeve van de communicatie over het horecabeleid kunnen de volgende middelen worden

ingezet:

  • Periodiek en ad - hoc overleg.

    Zowel voor de betrokkenen horecaondernemers als de gemeente zal er geregeld intern overleg moeten plaatsvinden. Intern overleg binnen de horeca is van belang om een breed draagvlak voor het beleid te realiseren en te continueren. Interne afstemming binnen de gemeentelijke organisatie en met politie is van belang voor een doelmatige en effectieve uitvoering van het beleid. Extern overleg zorgt dat het vastgestelde beleid eenduidig en consequent wordt uitgevoerd.

  • Bijeenkomsten.

    In voorkomende gevallen kan het niet alleen voor de gemeente maar ook voor de horecaondernemers nuttig zijn om bijeenkomsten te organiseren voor omwonenden, ondernemers als betrokkenen bij de uitvoering van het horecabeleid. Behalve een voorlichtende functie kan een dergelijke bijeenkomst benut worden om een beeld te krijgen van meningen, gevoelens en ervaringen van inwoners omtrent de feitelijke situatie en de wensen omtrent het te voeren beleid. Ook kan een dergelijke bijeenkomst het wederzijdse begrip bevorderen.

Voorgestaan beleid ten aanzien van communicatie:

  • Het reguliere overleg tussen gemeente en horeca voort te zetten. Voor concrete ad - hoc projecten wordt de samenstelling van overleg - of werkgroepen per geval beoordeeld.

Actiepunt: 5. Communicatie

Het regulier overleg tussen gemeente en horeca continueren.

6. SAMENVATTING ACTIES

Actiepunt: 3.1. Ruimtelijk beleid

  • Onderzoek te verrichten naar de wenselijkheid van uitbreiding van het aantal horecagelegenheden op de Markt-Hint te Eersel waarbij ook onderzoek moet worden gedaan naar mogelijke uitgaansgelegenheden voor en door jongeren.

  • Onderzoek verrichten naar de wenselijkheid en mogelijkheid van een branchebeschrijving en, indien nodig in een vervolgactie het bestemmingsplan aanpassen (planning start 2003, deze uren zijn meegenomen in de kernenplannen) .

Actiepunten 3.2 Milieu

  • In de APV artikelen opnemen waardoor het mogelijk wordt voor B en W collectieve festiviteiten aan te wijzen voor maximaal 10 dagen per kalenderjaar (planning 2e kwartaal 2003, tijdsduur: 20 uur).

  • In de APV artikelen opnemen waardoor het mogelijk wordt voor B en W individuele festiviteiten aan te wijzen voor maximaal 4 dagen per kalenderjaar (planning 2e kwartaal 2003, tijdsduur: 20 uur).

  • Voorafgaand aan elke aanwijzing zal overleg hierover plaatsvinden met de ondernemersvereniging (planning 2e kwartaal 2003, tijdsduur minimaal: 20 uur).

  • Omstreeks 2005 zal de Wet geluidhinder komen te vervallen. Dan dient iedere gemeente een eigen geluidbeleid te hebben opgesteld. Daarom zal in 2003 worden gestart met het opstellen van een geluidreferentiekaart die als basis dient voor het nieuwe beleid ( tijdsduur: 120 uur).

Actiepunten 3.3 Drank- en Horecawet

  • In overleg met de verenigingen zullen in de verleende drank- en horecavergunningen ten behoeve van sportaccommodaties beperkende voorwaarden worden opgenomen ter bestrijding van paracommercialisme overeenkomstig de strekking van de Drank- en Horecawet (planning 2004, tijdsduur: 200 uur).

  • Voortzetting van de handhaving op het gebied van het gebruik van alcohol en drugs. In het najaar 2003 zal Kempenbreed gestart worden met het project “Alcoholmatiging bij jongeren in de Kempen”.

  • In het handhavingsprogramma 2004 de bestrijding van het oneigenlijk gebruik opnemen van accommodaties voor andere doeleinden dan op grond van de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan is toegestaan (tijdsduur: 100 uur).

Actiepunt: 3.4.1. Exploitatievergunningstelsel

  • De burgemeester dient op basis van artikel 2.3.1.3 van de APV een besluit te nemen met de strekking, dat het exploitatievergunningstelsel uitsluitend van toepassing is op coffeeshops (planning 2003, tijdsduur: 20 uur).

Actiepunt: 3.4.2. Terrassen

  • In overleg met de ondernemersvereniging zal de tot standkoming van een terrassenbeleid worden opgestart (planning 2003, tijdsduur: 400 uur).

  • De APV zal worden aangepast zodat het terrassenvergunningenstelsel kan worden ingevoerd (4e kwartaal 2003, tijdsduur: 20 uur).

  • De belastingverordening zal worden gewijzigd zodat de precariobelasting kan worden ingevoerd (4e kwartaal 2003, tijdsduur 40 uur).

Actiepunt 3.4.4. Voorwaarden ontheffing sluitingstijd

  • Voor collectieve en individuele festiviteiten zullen, in overleg met de politie, zo mogelijk algemene regels en richtlijnen worden opgesteld voor de beoordeling van verzoeken om ontheffing van de sluitingstijd. (planning 1e kwartaal 2004).

Actiepunt: 3.4.7. Kansspelen

  • De APV gemeente Eersel terzake kansspelen conform het hiervoor aangegeven beleid aan te passen (planning 2003, tijdsduur 20 uur).

Actiepunt: 3.5.1. Integraal veiligheidsbeleid

  • De knelpunten met betrekking tot het verkeer, het vervoer, de verlichting en de sluitingstijden te plaatsen in het kader van een project “Veilig Uitgaan” en te bespreken in een projectgroep waarvan gemeente, politie en horeca deel uitmaken (3e kwartaal 2003, tijdsduur 40 uur).

Actiepunt 3.5.2. Brandveiligheid

  • Controle en handhaving van de gebruiksvergunningen in de toekomst continueren

Actiepunt: 4 Integrale handhaving

  • Bij de handhaving zoveel mogelijk beleidsterreinen en regelgeving integraal afstemmen.

Actiepunt: 5. Communicatie

  • Het regulier overleg tussen gemeente en horeca continueren.

Bovenstaande geraamde uren zijn een inschatting die als gevolg van wijzigingen van de acties sterk kunnen toe- of afnemen.

De acties vallen grotendeels onder de verantwoordelijkheid van de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en zullen ook voor een groot gedeelte door deze afdeling worden uitgevoerd. Hierbij zal bij enkele onderdelen ondersteuning worden gevraagd van personen van andere teams.

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Integraal Horecabeleid gemeente Eersel.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 27 mei 2003

De raad van de gemeente Eersel

de griffier, drs C.P.M. Haumann

de voorzitter, H.P.G.M. Houben-Sipman


Noot
1

Deze cijfers zijn ontleend aan het meest actuele geregistreerde bedrijvenbestand bij de Kamer van Koophandel

Noot
2

Bronnen: Toeristisch en recreatief actieplan Gemeente Eersel, juli 1996 Gemeentelijk Toeristisch recreatief actieplan, raadsbesluit 28 april 1998.

Noot
3

De informatie is ontleend aan de toelichtingen behorende bij de verschillende bestemmingsplannen.

Noot
4

Gebruik ten behoeve van een ongebouwd terras is passend binnen de bestemming “openbare ruimte” bestemd voor rijwegen, fiets- en voetpaden, pleinen, plantsoenen, speelplaatsen en parkeervoorzieningen” ABR 11/05/1998, Amsterdam.

Noot
5

Carnaval 4 dagen; kermis 4 dagen; Oud- en nieuw 1 dag; kern Eersel “Bibberblues 1 dag.

Noot
6

Evenementen binnen horecabedrijven vallend onder het Besluit horeca moeten worden gehouden binnen de wettelijke grenzen, die gelden voor de betrokken inrichting. Daaronder vallen ook de terrassen

Noot
7

Zie overigens het onderdeel “exploitatievergunningstelsel en de Algemene Plaatselijke Verordening”

Noot
8

De Drank - en Horecawet verstaat onder een horecabedrijf: de activiteit in ieder geval bestaande uit het bedrijfsmatig of anders om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse

Noot
9

“Hotels, restaurants, pensions, cafés, cafetaria’s, snackbars, discotheken en aanverwante inrichtingen waar logies wordt verstrekt, tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt.

Noot
10

“een in de onmiddellijke nabijheid van de besloten ruimte van een horeca-inrichting liggend terrein zichtbaar van de openbare weg inclusief een aansluitend gedeelte van de openbare weg waar zitgelegenheid kan worden geboden waar tegen vergoeding dranken of spijzen worden verstrekt voor directe consumptie"

Noot
11

In combinatie met een regeling voor de gebruikstoestemming voor de openbare weg.

Noot
12

De beoordeling van de veiligheid van installaties die vallen onder het Besluit veiligheid attractie - en speeltoestellen (Stb 1997, 474) behoort tot de verantwoordelijkheid van de regionale inspecties Gezondheidsbescherming van het staatstoezicht op de volksgezondheid van het ministerie van WVS

Noot
13

Hoogdrempelige inrichting: een inrichting, waar een bedrijf of werkzaamheid wordt uitgeoefend als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet: waarvoor ingevolge die wet vergunning is verleend en deze nog van kracht is, en;waar het café- of restaurantbezoek op zichzelf staat en waar geen andere activiteiten plaatsvinden, waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend, en;waarvan de activiteiten in belangrijke mate gericht zijn op personen van 18 jaar en ouder;Laagdrempelige inrichting: een inrichting, die geen hoogdrempelige inrichting is, en waarvoor ingevolge artikel 3 van de Drank- en Horecawet vergunning is verleend en deze nog van kracht is, of waarvan de ondernemer inschrijfplichtig en ingeschreven is bij het Bedrijfschap Horeca.