Beleidsregels Wet inburgering 2021 gemeente Voorst

Geldend van 23-03-2022 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022

Intitulé

Beleidsregels Wet inburgering 2021 gemeente Voorst

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst

besluit vast te stellen de volgende beleidsregels: Beleidsregels Wet inburgering 2021 gemeente Voorst.

Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen

Artikel 1 - Definities

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    asielstatushouders: inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, Wet inburgering 2021;

  • c.

    AZC: asielzoekerscentrum;

  • d.

    BRP: Basisregistratie Personen;

  • e.

    COA: Centraal Orgaan opvang asielzoekers

  • f.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst;

  • g.

    inburgeringswetgeving: Wet inburgering 2021, Besluit inburgering 2021, Regeling inburgering 2021 en de op basis daarvan genomen besluiten van algemene strekking van het college;

  • h.

    ISI: Informatie Systeem Inburgering;

  • i.

    gezinsmigranten en overige migranten: inburgeringsplichtigen die verblijf hebben op grond van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met uitzondering van inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel b, Wet inburgering 2021;

  • j.

    leerroute: de B1-route, de onderwijsroute of de Z-route

  • k.

    MAP: Module Arbeidsmarkt en Participatie;

  • l.

    NAW: naam-, adres-, en woonplaats

  • m.

    PIP: persoonlijk Plan Inburgering en Participatie;

  • n.

    PVT: participatieverklaringstraject.

Artikel 2 - Informatieverstrekking

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat inburgeringsplichtigen op adequate wijze informatie ontvangen over:

  • a.

    hun rechten en plichten op grond van de inburgeringswetgeving;

  • b.

    de MAP;

  • c.

    het PVT;

  • d.

    de leerroutes.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat asielstatushouders op adequate wijze informatie ontvangen over de maatschappelijke begeleiding.

Hoofdstuk 2 – Brede intake inburgeringsplichtigen

Artikel 3 – Brede intake

  • 1.

    Het college neemt de brede intake af zo snel mogelijk nadat de inburgeringsplichtige, eventueel na een eerder verblijf in het AZC, in de BRP van de gemeente is ingeschreven.

  • 2.

    Het college vermeldt in de uitnodigingsbrief:

  • a.

    wat de brede intake inhoudt;

  • b.

    waar en wanneer precies de inburgeringsplichtige voor de brede intake moet verschijnen;

  • c.

    dat de inburgeringsplichtige er recht op heeft om de gesprekken in het kader van de brede intake te voeren zonder dat daarbij andere mensen (bijvoorbeeld familieleden) aanwezig zijn dan professionals;

  • d.

    wat de gevolgen zijn als de inburgeringsplichtige niet op de brede intake verschijnt of niet aan de brede intake meewerkt, zoals beschreven in artikel 12

  • 3.

    Tussen de datum van de uitnodigingsbrief en de brede intake liggen minimaal vijf werkdagen.

  • 4.

    Het college legt de relevante informatie die wordt verkregen in verband met de afname van de brede intake schriftelijk vast.

Hoofdstuk 3 – Onderdelen inburgeringsplicht

Artikel 4 – Passende leerroute inburgeringsplichtigen en aanbod leerroute asielstatushouders

  • 1.

    Het college beoordeelt op basis van de gegevens die het COA bij de eventuele voorinburgering heeft verkregen alsmede op basis van de uitkomsten van de brede intake welke leerroute voor de inburgeringsplichtige passend is.

  • 2.

    Bij de vaststelling van de leerroute en, voor zover het gaat om asielstatushouders, de intensiteit van de taallessen houdt het college in ieder geval rekening met de arbeidsplicht uit de Participatiewet, de re-integratieplicht uit de Participatiewet en de ondersteuning bij arbeidsinschakeling uit de Participatiewet.

  • 3.

    Het college stemt de keuze voor een leerroute in ieder geval af op de MAP, het PVT, de (eventuele) maatschappelijke begeleiding en het (eventuele) schuldhulpverleningsplan van aanpak.

  • 4.

    Het college neemt de leerroute op in het PIP.

  • 5.

    Het college registreert de leerroute en, voor zover het gaat om asielstatushouders, de intensiteit van de taallessen in het ISI.

  • 6.

    Het college verstrekt de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling de NAW-gegevens en de gegevens over de leerroute, waaronder de intensiteit en de termijn van de leerroute.

  • 7.

    Het college biedt asielstatushouders binnen maximaal een maand na de verzending van het PIP een cursus of opleiding aan waarmee zij aan de vastgestelde leerroute kunnen voldoen.

  • 8.

    Als het aanbod uitblijft, dan registreert het college dat in het ISI.

  • 9.

    Het college registreert de deelname en afronding van de leerroute en het taalniveau in het ISI.

Artikel 5 – PVT inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het PVT bestaat in ieder geval uit:

  • a.

    een wekelijkse workshop van drie uren, gedurende vier weken en een bezoek aan een vrijheidsmonument; of

  • b.

    een wekelijkse workshop van drie uren, gedurende vier weken en een bezoek aan een vrijwilligerscentrale of een buurthuis.

  • 2.

    De frequentie en duur als bedoeld in het eerste lid, kan in het PIP worden afgestemd op de individuele omstandigheden van de inburgeringsplichtige, met dien verstande dat het aantal uren voor het volgen van de workshops minimaal twaalf bedraagt.

  • 3.

    Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake PVT-activiteiten heeft verricht, dan brengt het college deze bestede uren in mindering op de urennorm van twaalf uren.

  • 4.

    Het college neemt het PVT op in het PIP.

  • 5.

    Het college registreert de deelname aan het PVT in het ISI.

  • 6.

    Bij afronding van de in het eerste lid bedoelde activiteiten ontvangt de inburgeringsplichtige een uitnodiging voor de ondertekening van de participatieverklaring.

  • 7.

    Het college vermeldt in de uitnodigingsbrief:

  • a.

    wat de ondertekening van de participatieverklaring inhoudt;

  • b.

    waar en wanneer precies de inburgeringsplichtige voor ondertekening moet verschijnen;

  • c.

    wat de gevolgen zijn als de inburgeringsplichtige niet voor de ondertekening verschijnt.

  • 8.

    Tussen de datum van de uitnodigingsbrief en de ondertekening van de participatieverklaring liggen minimaal vijf werkdagen.

  • 9.

    Het college registreert de ondertekende participatieverklaring in het ISI.

Artikel 6 –MAP inburgeringsplichtigen

  • 1.

    De MAP bestaat in ieder geval uit:

  • a.

    minimaal twintig en maximaal veertig uren kennismaking met, en voorbereiding op de Nederlandse arbeidsmarkt in klassikale vorm; en

  • b.

    veertig uren stage.

  • 2.

    Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake MAP-activiteiten heeft verricht, dan kan het college deze bestede uren in mindering op de urennorm van veertig uren als bedoeld in het eerste lid, onder b.

  • 3.

    Bij de vaststelling van de MAP houdt het college in ieder geval rekening met de arbeidsplicht uit de Participatiewet, de re-integratieplicht uit de Participatiewet en de ondersteuning bij arbeidsinschakeling uit de Participatiewet.

  • 4.

    Het college neemt de MAP op in het PIP.

  • 5.

    Het college registreert de deelname aan de MAP in het ISI.

  • 6.

    Na afronding van de klassikale uren en de stage nodigt het college de inburgeringsplichtige uit voor het eindgesprek ter afronding van de MAP.

  • 7.

    Het college vermeldt in de uitnodigingsbrief:

  • a.

    wat het eindgesprek inhoudt;

  • b.

    waar en wanneer precies de inburgeringsplichtige voor het eindgesprek moet verschijnen;

  • c.

    wat de gevolgen zijn als de inburgeringsplichtige niet voor het eindgesprek verschijnt, zoals beschreven in artikel 13.

  • 8.

    Tussen de datum van de uitnodigingsbrief en het eindgesprek liggen minimaal vijf werkdagen.

  • 9.

    Het college doet verslag van het eindgesprek en stelt dat zo spoedig mogelijk ter beschikking aan de inburgeringsplichtige.

  • 10.

    Het college registreert de afronding van de MAP in het ISI.

Hoofdstuk 4 – Voortgangsgesprekken inburgeringsplichtigen

Artikel 7 – Voortgangsgesprekken

  • 1.

    De frequentie van de voortgangsgesprekken wordt vastgesteld op basis van de uitkomsten van de brede intake en afgestemd op de inburgeringsplichtige, met dien verstande dat in het eerste jaar minimaal twee voortgangsgesprekken plaatsvinden.

  • 2.

    Het college neemt de frequentie van de voortgangsgesprekken op in het PIP.

  • 3.

    Het college vermeldt in de uitnodigingsbrief:

  • a.

    wat het voortgangsgesprek inhoudt;

  • b.

    waar en wanneer precies de inburgeringsplichtige voor het voortgangsgesprek moet verschijnen;

  • c.

    wat de gevolgen zijn als de inburgeringsplichtige niet voor het voortgangsgesprek verschijnt, zoals beschreven in artikel 13.

  • 4.

    Tussen de datum van de uitnodigingsbrief en het voortgangsgesprek liggen minimaal vijf werkdagen.

  • 5.

    Ter voorbereiding op de voortgangsgesprekken beziet het college de gegevens van de cursusinstelling of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute, en de aanwezigheid, inspanningen en resultaten van de inburgeringsplichtige.

  • 6.

    Het college doet verslag van het voortgangsgesprek en stelt dat zo spoedig mogelijk ter beschikking aan de inburgeringsplichtige.

Hoofdstuk 5 – Maatschappelijke begeleiding asielstatushouders

Artikel 8 – Maatschappelijke begeleiding

  • 1.

    De maatschappelijke begeleiding voor asielstatushouders bevat in ieder geval:

  • a.

    ondersteuning en begeleiding bij het regelen van praktische zaken ten aanzien van voorzieningen zoals onder andere wonen, zorg, werk, inkomen, verzekeringen, onderwijs en kennismaking met de lokale woonomgeving;

  • b.

    voorlichting over basisvoorzieningen en thema’s zoals onder andere wonen, inkomen, werk, zorg, onderwijs, opvoeding en kennismaking met maatschappelijke organisaties.

  • 2.

    De maatschappelijke begeleiding wordt gegeven door medewerkers van VluchtelingenWerk Nederland. De inburgeringsplichtige krijgt zo mogelijk een vaste begeleider toegewezen.

  • 3.

    De maatschappelijke begeleiding begint zo snel mogelijk nadat de asielstatushouder, eventueel na een eerder verblijf in het AZC, in de BRP van de gemeente is ingeschreven.

Hoofdstuk 6 – PIP inburgeringsplichtigen

Artikel 9 – PIP

  • 1.

    In het PIP worden vastgesteld:

  • a.

    de te volgen leerroute;

  • b.

    de daarvoor nodige ondersteuning en begeleiding (voortgangsgesprekken);

  • c.

    de intensiteit van het PVT en de MAP;

  • d.

    voor zover van toepassing: de mogelijkheden van voor- of vroegschoolse educatie; en

  • e.

    indien het gaat om een asielstatushouder: de intensiteit van de leerroute.

  • 2.

    Het PIP voor bijstandsuitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen bevat, naast het bepaalde in het eerste lid, verwijzingen naar de beschikkingen op grond van de Participatiewet inzake opgelegde arbeids- en reïntegratieverplichtingen (en/of ontheffingen) en inzake toegekende re-integratievoorzieningen.

  • 3.

    Het PIP voor bijstandsuitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen met een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd bevat, naast het bepaalde in het eerste en het tweede lid, een verwijzing naar de toekenningsbeschikking van de uitkering inclusief het ontzorgen, op grond van artikel 56a Participatiewet.

  • 4.

    Zo snel mogelijk na de afname van de brede intake stelt het college de inburgeringsplichtige in de gelegenheid tot samenspraak over de manier waarop de inburgeringsplichtige aan zijn inburgeringsplicht moet voldoen.

  • 5.

    Het college verzendt het PIP in ieder geval zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 10 weken na inschrijving in de BRP als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aan de inburgeringsplichtige.

  • 6.

    Het college registreert de datum van vaststelling van het PIP in het ISI.

Hoofdstuk 7 – Overschakelen en afschalen

Artikel 10 – Overschakelen naar een andere leerroute

  • 1.

    De termijn om over te schakelen van de ene naar de andere leerroute is, bijzondere gevallen daargelaten, maximaal anderhalf jaar vanaf de dag na dagtekening van het PIP met dien verstande dat gedurende het gehele inburgeringstraject de onderwijsroute kan worden gewijzigd in de B1-route.

  • 2.

    De beoordeling van het college of er onvoldoende voortgang of een grotere voortgang is dan op grond van het PIP was te verwachten, geschiedt aan de hand van de voortgangsgesprekken en/of de gegevens van de cursusinstelling of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute, en de aanwezigheid, inspanningen en resultaten van de inburgeringsplichtige.

  • 3.

    Als de beoordeling bedoeld in het tweede lid daartoe aanleiding geeft, schakelt de inburgeringsplichtige over naar een andere leerroute en past het college het PIP aan.

  • 4.

    Het college registreert de wijziging van de leerroute en, voor zover het gaat om asielstatushouders, de intensiteit van de taallessen in het ISI.

  • 5.

    Het college verstrekt de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling de NAW-gegevens en de gegevens over de nieuwe leerroute, waaronder de intensiteit en de termijn van de leerroute.

  • 6.

    Het college biedt asielstatushouders binnen maximaal een maand na de verzending van het PIP een cursus of opleiding aan waarmee zij aan de nieuwe vastgestelde leerroute kunnen voldoen.

  • 7.

    Het college registreert de deelname en afronding van de nieuwe leerroute en het taalniveau in het ISI.

Artikel 11 – Afschalen

  • 1.

    Afschalen van niveau B1 naar niveau A2 in de B1-route is mogelijk na in totaal 600 cursusuren Nederlands als tweede taal wanneer uit de relevante feiten en omstandigheden blijkt dat de inburgeringsplichtige zich gedurende deze taallessen voldoende heeft ingespannen.

  • 2.

    Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede cursusuren Nederlands als tweede taal heeft gevolgd, waarvan alfabetiseringsonderwijs onderdeel kan zijn, dan brengt het college deze bestede uren in mindering op de urennorm van 600 uren.

  • 3.

    De beoordeling of niveau B1 niet (op alle onderdelen) haalbaar is, geschiedt aan de hand van de voortgangsgesprekken en/of de gegevens van de cursusinstelling en/of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute, en de aanwezigheid, inspanningen en resultaten van de inburgeringsplichtige.

  • 4.

    Als de beoordeling bedoeld in het derde lid daartoe aanleiding geeft, schaalt het college (onderdelen van) de B1-route af naar A2-niveau en past het college het PIP aan.

Hoofdstuk 8 – Handhaving

Artikel 12 – Boete niet verschijnen brede intake en meewerkplicht

  • 1.

    Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt voor de brede intake of onvoldoende meewerkt aan de brede intake, geeft het college hem een schriftelijke waarschuwing. In de schriftelijke waarschuwing vermeldt het college:

  • a.

    een nieuwe datum en tijdstip voor de brede intake;

  • b.

    wat de gevolgen zijn als de inburgeringsplichtige niet op de brede intake verschijnt of niet aan de brede intake meewerkt, zoals beschreven in artikel 12, derde lid

  • 2.

    Tussen de datum van de waarschuwing en de brede intake liggen minimaal vijf werkdagen.

  • 3.

    Wanneer de inburgeringsplichtige na de waarschuwing niet verschijnt voor de brede intake of onvoldoende meewerkt aan de brede intake legt het college hem een boete op. Het college stelt de inburgeringsplichtige in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. Het college volgt daarbij de procedure van artikel 5:50 Awb. In de boetebeschikking vermeldt het college:

  • a.

    een nieuwe datum en tijdstip voor de brede intake;

  • b.

    wat de gevolgen zijn als de inburgeringsplichtige niet op de brede intake verschijnt of niet aan de brede intake meewerkt, zoals beschreven in artikel 12, vijfde lid.

  • 4.

    Tussen de datum van het boetebesluit en de brede intake liggen minimaal vijf werkdagen en maximaal twee maanden.

  • 5.

    Wanneer de inburgeringsplichtige na de boete niet verschijnt voor de brede intake of onvoldoende meewerkt aan de brede intake legt het college hem een boete op en voltooit het college de brede intake in afwezigheid van de inburgeringsplichtige. De tweede en derde volzin van het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    Het college registreert de boete in het ISI als DUO daarom vraagt.

Artikel 13 – Boete tijdens het inburgeringstraject

  • 1.

    Wanneer de inburgeringsplichtige de verplichtingen uit het PIP niet of onvoldoende nakomt, geeft het college hem een schriftelijke waarschuwing. In de schriftelijke waarschuwing vermeldt het college:

  • a.

    Een omschrijving van de verplichting uit het PIP die niet of onvoldoende nagekomen wordt;

  • b.

    wat de gevolgen zijn als de inburgeringsplichtige niet of onvoldoende aan zijn verplichtingen uit het PIP voldoet, zoals beschreven in artikel 13, vierde lid.

  • 2.

    Voor inburgeringsplichtigen gaat het om de volgende verplichtingen:

  • a.

    deelnemen aan de voortgangsgesprekken;

  • b.

    deelnemen aan activiteiten in het kader van de MAP en het PVT.

  • 3.

    Voor asielstatushouders gaat het daarnaast om de verplichting om deel te nemen aan de inburgeringslessen.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige na de waarschuwing verwijtbaar niet of onvoldoende deelneemt aan de activiteiten van de verplichtingen uit het PIP legt het college hem een boete op.

  • 5.

    Het college stelt de inburgeringsplichtige in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. Het college volgt daarbij de procedure van artikel 5:50 Awb.

  • 6.

    De gemeente legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 7.

    Het college registreert de boete in het ISI als DUO daarom vraagt.

Artikel 14 – Samenhang met handhaving op grond van de Participatiewet

  • 1.

    Wanneer een inburgeringsplichtige een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet ontvangt en zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken uit het PIP, waarin de nadruk ligt op het bevorderen van participatie en het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt, vindt bij voorkeur verlaging van de uitkering plaats op grond van artikel 18 van de Participatiewet en de verordening zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Het gaat hierbij om verplichtingen en afspraken anders dan in het aanbod in de MAP. Het college legt voor dezelfde gedraging dan geen bestuurlijke boete op grond van de wet op.

  • 2.

    Wanneer een inburgeringsplichtige die een bijstandsuitkering ontvangt zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken in het PIP, waarin de nadruk ligt op het vergroten van de taalbeheersing en aan overige afspraken en verplichtingen in het PIP, legt het college bij voorkeur een boete op grond van de wet op. Het college verlaagt in dat geval voor dezelfde gedraging niet de bijstandsuitkering.

  • 3.

    Bij de keuze tussen handhaving op grond van de Participatiewet door een verlaging van de uitkering en handhaving op grond van de wet via een boete weegt het college ook af welke wijze van handhaving, rekening houdend met de gevolgen hiervan voor de inburgeringsplichtige, naar zijn oordeel het best bijdraagt aan het beoogde effect, te weten het succesvol voltooien van het inburgeringstraject.

  • 4.

    In de beschikking aan de inburgeringsplichtige vermeldt het college of er een boete op grond van de wet wordt opgelegd of dat de uitkering wordt verlaagd op grond van de Participatiewet.

Hoofdstuk 9 – Slotbepalingen

Artikel 15 – Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag van bekendmaking en werken terug tot 1 januari 2022.

  • 2.

    De beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Wet inburgering 2021 gemeente Voorst.

Ondertekening

Twello, 15 maart 2022

Paula Jorritsma-Verkade, burgemeester

Lisette Wolbers-Cents, secretaris

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 - Definities

Onderdelen b en i.

Inburgeringsplichtigen worden onderscheiden in asielstatushouders enerzijds en gezinsmigranten en overige migranten anderzijds:

Asielstatushouder: artikel 13, eerste lid, Wet inburgering 2021

Inburgeringsplichtige die rechtmatig verblijf heeft op grond van een:

  • a.

    verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd; of

  • b.

    verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, verleend onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid, voor verblijf bij een houder van een:

  • 1.

    verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd;

  • 2.

    verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000; of

  • 3.

    EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene die is verleend met een aantekening internationale bescherming als bedoeld in artikel 45c, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

Gezinsmigrant en overige migrant: artikel 19 Wet inburgering 2021

Inburgeringsplichtige die verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met uitzondering van een inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel b, Wet inburgering 2021.

Bovenstaand onderscheid is op diverse punten van belang. Zo biedt het college alleen asielstatushouders een cursus of opleiding aan waarmee zij aan de vastgestelde leerroute kunnen voldoen (artikel 4 van deze beleidsregels). Alleen asielstatushouders krijgen maatschappelijke begeleiding (artikel 8 van deze beleidsregels). De inhoud van het PIP is voor asielstatushouders uitgebreider: het bevat ook de intensiteit van de leerroute (artikel 9 van deze beleidsregels). In verband daarmee geldt voor asielstatushouders ook een extra boete: de gemeentelijke boete voor het zich niet houden aan de in PIP vastgestelde intensiteit van de leerroute, oftewel, de boete voor het niet verschijnen bij de inburgeringscursus of het taalschakeltraject (artikel 13 van deze beleidsregels).

Zogenoemde nareizigers vallen onder het begrip asielstatushouders. Met de term nareizigers wordt meestal gerefereerd aan nareizigers met een afhankelijke verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Zij vallen onder artikel 13, eerste lid, onderdeel a, Wet inburgering 2021. Soms wordt met de term nareizigers gerefereerd aan nareizende familieleden die vallen onder artikel 13, eerste lid, onderdeel b, Wet inburgering 2021. In dat geval gaat het om inburgeringsplichtigen met een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Beide typen nareizigers vallen onder het begrip asielstatushouders en niet onder het begrip gezinsmigranten en overige migranten.

Artikel 2 - Informatieverstrekking

Veel informatie over de Wet inburgering 2021 is te vinden op de website van de rijksoverheid, de website van de IND en de websites van DUO, VNG en Divosa. Veel van die informatie is beschikbaar in meerdere talen.

Alleen asielstatushouders krijgen maatschappelijke begeleiding (artikel 8 van deze beleidsregels). In verband daarmee draagt het college er zorg voor dat asielstatushouders op adequate wijze informatie ontvangen over de maatschappelijke begeleiding (tweede lid).

Artikel 3 – Brede intake

De brede intake is een onderzoek naar de mogelijkheden die de inburgeringsplichtige heeft om aan de inburgeringsplicht te voldoen. Onderdeel van de brede intake is de leerbaarheidstoets. Deze toets heeft als doel om inzicht te geven in het te behalen niveau dat binnen de inburgeringstermijn kan worden gehaald.

In artikel 5.2, tweede lid, van het Besluit inburgering 2021 wordt voorgeschreven dat de gemeente de inburgeringsplichtige erop wijst dat hij het recht heeft om de gesprekken in het kader van de brede intake alleen met de gemeente te voeren, dus zonder de aanwezigheid van een partner of een ander persoon (bijvoorbeeld een familielid of iemand anders uit de persoonlijke levenssfeer van de inburgeringsplichtige). Deze bepaling ziet niet op degene die de inburgeringsplichtige vanuit zijn professie kan ondersteunen en begeleiden tijdens de gesprekken, zoals bijvoorbeeld een tolk of een maatschappelijk begeleider.

De gevolgen als de inburgeringsplichtige niet op de brede intake verschijnt of niet aan de brede intake meewerkt zijn beschreven in artikel 12 van deze beleidsregels.

Artikel 4 – Passende leerroute inburgeringsplichtigen en aanbod leerroute asielstatushouders

Voor alle inburgeringsplichtigen wordt beoordeeld welke leerroute passend is.

Het COA doet de inburgeringsplichtige in het AZC die nog niet is ingeschreven in de gemeente van uiteindelijke huisvesting een aanbod tot voorbereiding op de inburgering. Men spreekt ook wel van voorinburgering. De deelname aan voorinburgering is kosteloos en deelname kan niet worden verplicht. Het COA verstrekt via het ISI gegevens die bij de voorinburgering zijn verkregen aan het college. De informatie over de voorinburgering zegt iets over de vorderingen en capaciteiten van de inburgeringsplichtige en hebben invloed op het bepalen van de leerroute (eerste lid).

Het college stemt de keuze voor een leerroute ook af op een eventueel schuldhulpverleningsplan van aanpak op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (derde lid). Asielstatushouders verkeren vaak in een kwetsbare financiële positie. Hun kwetsbare financiële positie is het gevolg van een onder deze groep wijdverspreid risico op armoede en voor hen geldende specifieke oorzaken van schulden. Zodra zij staan ingeschreven in de BRP van de gemeente kunnen zij zich voor schuldhulpverlening melden bij het college van de gemeente. Binnen vier weken na de melding vindt dan een eerste gesprek plaats waarin zij hun formele aanvraag kunnen indienen. Binnen acht weken na de formele aanvraag beslist het college op die aanvraag. Een toekenning heeft de vorm van een plan van aanpak schuldhulpverlening. Tussen de melding en het schuldhulpverleningsplan van aanpak kunnen in beginsel dus hooguit twaalf weken zitten. Als het college voortvarend te werk gaat kan een schuldhulpverleningsplan van aanpak gereed zijn vóór het PIP (dat binnen maximaal tien weken na inschrijving in de BRP aan de inburgeringsplichtige wordt verzonden).

Alleen aan asielstatushouders biedt het college binnen maximaal een maand na de verzending van het PIP een cursus of opleiding aan waarmee zij aan de vastgestelde leerroute kunnen voldoen (zevende lid). Als het aanbod uitblijft, dan registreert het college dat in het ISI (achtste lid). Aan de hand van deze registratie beoordeelt DUO of hij een verlenging van de inburgeringstermijn wegens het ontbreken van verwijtbaarheid zal geven.

De cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling verstrekken het college gegevens over de voortgang van de leerroute, en de aanwezigheid, inspanningen en resultaten van de inburgeringsplichtige. Het college registreert vervolgens de deelname en afronding van de leerroute en het taalniveau in het ISI (negende lid). Deze registratie geldt alle inburgeringsplichtigen. In dit verband zij opgemerkt dat voortgangsgesprekken gedurende het inburgeringstraject niet alleen met asielstatushouders, maar ook met gezinsmigranten en overige migranten worden gevoerd (artikel 7 van deze beleidsregels). Gegevens over het aantal examenpogingen en behaalde examens kan het college trouwens raadplegen in het ISI.

De bepalingen over registraties in het ISI (vijfde, achtste, negende lid) en de bepaling over verstrekking van gegevens aan de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling (zesde lid) zijn geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

Artikel 5 – PVT inburgeringsplichtigen

Het afronden van het PVT is, samen met het afronden van de MAP en de leerroute, onderdeel van de inburgeringsplicht.

Ook inburgeringsplichtigen die de Z-route volgen, moeten het PVT afronden. Dat geldt voor zowel asielstatushouders als gezinsmigranten en overige migranten. Voor asielstatushouders die de Z-route volgen geldt dat het PVT (samen met de MAP) onderdeel is van hun 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen de Z-route (artikel 3.14, vijfde lid, Besluit inburgering 2021). Gezinsmigranten en overige migranten die de Z-route volgen hebben in het geheel geen 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen die Z-route (artikel 3.14, derde lid, Besluit inburgering 2021).

De norm van twaalf uren (tweede lid) is gelijk aan de minimale urennorm van artikel 3.1, derde lid, Besluit inburgering 2021. Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake PVT activiteiten heeft verricht, dan kunnen deze bestede uren in mindering worden gebracht op de urennorm van twaalf uren (artikel 3.1, vijfde lid, Besluit inburgering 2021). Het college maakt gebruik van deze mogelijkheid als deze situatie zich voordoet (derde lid).

Het PVT wordt afgerond door het deelnemen aan de inleiding op de Nederlandse kernwaarden en door het aanwezig zijn bij de ondertekeningsbijeenkomst en het aldaar ondertekenen van de participatieverklaring. Met de ondertekening van de participatieverklaring verklaren inburgeringsplichtigen dat zij kennis hebben genomen van de belangrijkste waarden en spelregels van de Nederlandse samenleving, dat zij deze respecteren en dat zij de universele mensenrechten eerbiedigen en niet daarmee in strijd zullen handelen en dat zij actief een bijdrage willen leveren aan de Nederlandse samenleving. Een toelichting op de participatieverklaring is in meerdere talen beschikbaar.

Als de inburgeringsplichtige niet voor de ondertekening verschijnt, dan voldoet hij niet aan de inburgeringsplicht. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de inburgeringstermijn aan de inburgeringsplicht voldoet, legt DUO een boete op.

De bepalingen over registraties in het ISI (zesde en tiende lid) zijn geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

Artikel 6 –MAP inburgeringsplichtigen

Het afronden van de MAP is, samen met het afronden van het PVT en de leerroute, onderdeel van de inburgeringsplicht.

Ook inburgeringsplichtigen die de Z-route volgen, moeten de MAP afronden. Dat geldt voor zowel asielstatushouders als gezinsmigranten en overige migranten. Voor asielstatushouders die de Z-route volgen geldt dat de MAP (samen met het PVT) onderdeel is van hun 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen de Z-route (artikel 3.14, vijfde lid, Besluit inburgering 2021). Gezinsmigranten en overige migranten die de Z-route volgen hebben in het geheel geen 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen die Z-route (artikel 3.14, derde lid, Besluit inburgering 2021).

Inburgeringsplichtigen die de onderwijsroute (taalschakeltraject) volgen of hebben gevolgd zijn wettelijk vrijgesteld van de plicht om de MAP te volgen en af te ronden.

Artikel 3.1 Regeling inburgering 2021 schrijft een norm voor van veertig uren gericht op de praktische inzet van de inburgeringsplichtige op de arbeidsmarkt en deze urennorm wordt ingevuld met een stage (eerste lid, onderdeel b). Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake MAP activiteiten heeft verricht, dan kunnen deze bestede uren in mindering worden gebracht op die urennorm (artikel 3.2, derde lid, Besluit inburgering 2021). Het college maakt gebruik van deze mogelijkheid als deze situatie zich voordoet (derde lid).

De MAP wordt afgesloten met een eindgesprek tussen de gemeente en de inburgeringsplichtige, waarin de opgedane kennis, vaardigheden en praktijkervaring worden besproken.

Als de inburgeringsplichtige niet voor het eindgesprek verschijnt, dan voldoet hij niet aan de inburgeringsplicht. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de inburgeringstermijn aan de inburgeringsplicht voldoet, legt DUO een boete op.

De bepalingen over registraties in het ISI (zevende en twaalfde lid) zijn geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

Artikel 7 – Voortgangsgesprekken

Voortgangsgesprekken gedurende het inburgeringstraject worden niet alleen gevoerd met asielstatushouders, maar ook met gezinsmigranten en overige migranten. Deze contactmomenten geven gemeenten de mogelijkheid om beter zicht te houden op het verloop van de inburgering en de eventuele (door de inburgeringsplichtige zelf) ingekochte inburgeringslessen.

De gevolgen als de inburgeringsplichtige niet voor het voortgangsgesprek verschijnt zijn beschreven in artikel 13 van deze beleidsregels.

De cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling verstrekken het college gegevens over de voortgang van de leerroute, en de aanwezigheid, inspanningen en resultaten van de inburgeringsplichtige. Ter voorbereiding op de voortgangsgesprekken beziet het college de gegevens van de cursusinstelling of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute, en de aanwezigheid, inspanningen en resultaten van de inburgeringsplichtige (vijfde lid).

Artikel 8 – Maatschappelijke begeleiding

Alleen asielstatushouders krijgen maatschappelijke begeleiding.

In het ISI staan de asielstatushouders vermeld die in aanmerking komen voor maatschappelijke begeleiding. De maatschappelijke begeleiding begint zo snel mogelijk nadat de asielstatushouder, eventueel na een eerder verblijf in het AZC, in de BRP van de gemeente is ingeschreven.

Asielstatushouders die gebruik maken van de Logeerregeling van het COA moeten zich weliswaar inschrijven bij de gemeente op het logeeradres, maar deze inschrijving is niet de inschrijving die een recht op maatschappelijke begeleiding doet ontstaan. Het recht op maatschappelijke begeleiding van asielstatushouders met een verblijfsrecht op grond van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd vangt namelijk pas aan op de dag waarop de inburgeringsplichtige asielstatushouder is ingeschreven in de BRP van de gemeente die hem volgens de taakstelling op grond van artikel 28 van de Huisvestingswet 2014 moet huisvesten.

Artikel 9 – PIP

Voor alle inburgeringsplichtigen stelt het college een PIP vast. De inhoud van het PIP is gereguleerd in artikel 15 Wet inburgering 2021 en is voor asielstatushouders uitgebreider dan dat voor gezinsmigranten en overige migranten: het bevat ook de intensiteit van de leerroute. De intensiteit van de leerroute betekent concreet: de frequentie en de duur van de cursusbijeenkomsten (en bij de B1-route de frequentie en de duur van de bijeenkomsten voor het opdoen van Kennis van de Nederlandse Maatschappij). Anders geformuleerd: met intensiteit van de leerroute wordt bedoeld de omvang, zwaarte en planning van het inburgeringstraject.

Het college verzendt het PIP in ieder geval zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 10 weken na inschrijving in de BRP aan de inburgeringsplichtige. Deze regel geldt ook als een andere gemeente voor de verhuizing van de inburgeringsplichtige een PIP voor hem had vastgesteld (artikel 5.3, tweede lid, Besluit inburgering 2021). Bij het overschakelen naar een andere leerroute of afschalen van niveau B1 naar niveau A2 in de B1-route (artikelen 10 respectievelijk 11 van deze beleidsregels) past het college het PIP aan en wordt het nieuwe PIP aan de inburgeringsplichtige verzonden.

De bepaling over registratie in het ISI (zesde lid) is geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

Artikel 10 – Overschakelen naar een andere leerroute

Als blijkt dat een bepaalde leerroute te hoog gegrepen is, kan worden geschakeld naar een andere leerroute. Bij de onderwijsroute ligt het dan voor de hand over te schakelen naar de B1-route met de mogelijkheid om op niveau A2 examens te halen. Het uitgangspunt is dat ook na het switchen van de ene naar een andere leerroute aan alle onderdelen van nieuwe leerroute wordt voldaan. Zo moet bij het switchen van de onderwijsroute - waarbij een vrijstelling van de MAP geldt - naar de B1-route dus ook aan de MAP worden voldaan.

De termijn om over te schakelen van de ene naar de andere leerroute is maximaal anderhalf jaar vanaf de aanvang van de inburgeringstermijn, met dien verstande dat gedurende het gehele inburgeringstraject de onderwijsroute kan worden gewijzigd in de B1-route (artikel 5.4, eerste lid, Besluit inburgering 2021). De inburgeringtermijn begint te lopen op de dag na dagtekening van het PIP. In bijzondere gevallen die de inburgeringsplichtige betreffen, kan het college afwijken van de termijn van anderhalf jaar (artikel 5.4, tweede lid, Besluit inburgering 2021).

Het overschakelen naar een andere leerroute moet worden onderscheiden van de mogelijkheid om binnen de B1-route (op onderdelen) af te schalen naar niveau A2. Ná het afschalen naar niveau A2 is overschakelen naar een andere leerroute alleen dan nog mogelijk als de termijn van anderhalf jaar om over te schakelen nog niet verstreken is.

De bepalingen over registraties in het ISI (vierde en zevende lid) en de bepaling over verstrekking van gegevens aan de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling (vijfde lid) zijn geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

Artikel 11 – Afschalen

Afschalen is mogelijk na in totaal 600 cursusuren Nederlands als tweede taal wanneer uit de relevante feiten en omstandigheden blijkt dat de inburgeringsplichtige zich gedurende deze taallessen voldoende heeft ingespannen (eerste lid). Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake cursusuren Nederlands als tweede taal heeft gevolgd, waarvan alfabetiseringsonderwijs onderdeel kan zijn, dan heeft het college de mogelijkheid deze bestede uren in mindering te brengen op de urennorm van 600 uren (artikel 5.5, tweede lid, Besluit inburgering 2021). Het college maakt gebruik van deze mogelijkheid als deze situatie zich voordoet (tweede lid), ook wanneer het daarbij gaat om in het kader van de brede intake gevolgd alfabetiseringsonderwijs.

Uiteraard staat er niets aan in de weg dat de inburgeringsplichtige op onderdelen wordt geëxamineerd op B1- of zelfs B2-niveau, als de inburgeringsplichtige daar op onderdelen toe in staat is.

De mogelijkheid om binnen de B1-route (op onderdelen) af te schalen naar niveau A2 moet worden onderscheiden van het overschakelen naar een andere leerroute. Na 600 cursusuren Nederlands als tweede taal zal de termijn van anderhalf jaar die geldt voor het overschakelen soms al verstreken zijn.

Artikel 12 – Boete niet verschijnen brede intake en meewerkplicht

Samenvattend ziet de systematiek van oproep en boeteoplegging er als volgt uit:

  • Oproep met oproeptermijn;

  • Niet verschenen binnen oproeptermijn? Waarschuwing, herhaalde oproep en nieuwe termijn (niet begrensd);

  • Niet verschenen binnen nieuwe termijn? Boete, herhaalde oproep en nieuwe termijn (begrensd tot 2 maanden);

  • Niet verschenen binnen deze nieuwe termijn? Boete en voltooiing brede intake in afwezigheid inburgeringsplichtige.

Bij het niet verschijnen op, of niet meewerken aan de brede intake stelt het college de inburgeringsplichtige in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. Het college volgt daarbij de procedure van artikel 5:50 Awb. Dat is geen wettelijke verplichting, maar een wettelijke mogelijkheid. De in artikel 12 van deze beleidsregels genoemde overtredingen zijn namelijk zogenoemde lichte overtredingen en de bestuurlijke boete is een financiële beschikking. Uit artikel 4:12 Awb in samenhang met artikel 5:53 Awb vloeit daarom voort dat geen verplichting geldt de overtreder in de gelegenheid te stellen een zienswijze naar voren te brengen.

De boete bedraagt € 250 (artikel 7.1, eerste lid, Besluit inburgering 2021). Er is hier sprake van een gefixeerde boete. Dit betekent dat het college geen lagere boete kan opleggen, behoudens het geval van bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld omstandigheden die verband houden met zijn draagkracht) (artikel 5:46, derde lid, Awb).

Het college legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten (artikel 5:41 Awb). In de Awb zijn nog meer gronden opgenomen om geen boete op te leggen, zoals de rechtvaardigingsgrond (artikel 5:5 Awb), waarbij bijvoorbeeld te denken valt aan de situatie waarin de inburgeringsplichtige niet op een oproep voor de brede intake verschijnt omdat hij gehoor geeft aan een uitnodiging voor een begrafenis van een familielid.

Het totaal aan boetes bij het niet verschijnen bij, of het niet meewerken aan de brede intake (artikel

12 van deze beleidsregels) en boetes tijdens het inburgeringstraject (artikel 13 van deze beleidsregels) is gemaximeerd in artikel 7.1, vijfde lid, Besluit inburgering 2021. De

maximumbedragen zijn gerelateerd aan de inburgeringstermijn of de eventueel door DUO verlengde inburgeringstermijn enerzijds en aan de nieuwe termijn die DUO geeft bij het opleggen van een boete anderzijds.

Maximum tijdens (verlengde) inburgeringstermijn

Het totaal aan boetes beloopt gedurende de inburgeringstermijn of de eventueel door DUO verlengde inburgeringstermijn ten hoogste € 2.400.

Maximum tijdens nieuwe termijn

Het totaal aan boetes beloopt gedurende de nieuwe termijn die DUO geeft bij het opleggen van een boete ten hoogste:

a. € 400 bij een nieuwe termijn van zes maanden;

b. € 800 bij een nieuwe termijn van een jaar;

c. € 1.200 bij een nieuwe termijn van anderhalf jaar;

d. € 1.600 bij een nieuwe termijn van twee jaar.

Onder artikel 12 van deze beleidsregels valt ook het niet meewerken aan de leerbaarheidstoets. Om na te gaan of inburgeringsplichtigen de leerbaarheidstoets afleggen, krijgt het college de uitkomsten van de leerbaarheidstoets van de instantie die de leerbaarheidstoets afneemt.

Het college registreert de boete in het ISI als DUO daarom vraagt (zesde lid). Deze bepaling is geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

Artikel 13 – Boete tijdens het inburgeringstraject

Bij het niet nakomen van de verplichtingen uit het PIP geeft het college een schriftelijke waarschuwing, alvorens een boete op te leggen. In de schriftelijke waarschuwing wordt de gedraging opgenomen die aanleiding geeft tot de waarschuwing. Daarnaast wordt aangegeven wat het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen uit het PIP tot gevolg heeft.

Net als bij het niet verschijnen op, of niet meewerken aan de brede intake stelt het college de inburgeringsplichtige bij het niet nakomen van de verplichtingen uit het PIP in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. Zie hierover verder de toelichting op artikel 12 van deze beleidsregels.

De cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling verstrekken het college gegevens over de voortgang van de leerroute, en de aanwezigheid, inspanningen en resultaten van de inburgeringsplichtige. Deze gegevens dienen niet alleen om de voortgangsgesprekken voor te bereiden (artikel 7 van deze beleidsregels) en om te beoordelen of overschakelen naar een andere leerroute of afschalen van niveau B1 naar niveau A2 in de B1-route aan de orde is (artikelen 10 respectievelijk 11 van deze beleidsregels). Ze dienen ook om te kunnen beoordelen of een boete aan de orde is.

De boete bedraagt € 50 (artikel 7.1, tweede lid, Besluit inburgering 2021). Er is hier sprake van een gefixeerde boete. Dit betekent dat artikel 5:46, derde lid, Awb van toepassing is en dat het college een lagere bestuurlijke boete oplegt indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.

De boete wordt steeds met 100 procent van het boetebedrag verhoogd tot een bedrag van ten hoogste € 800, indien binnen een tijdvak van twaalf maanden voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding, een eerdere overtreding, bestaande uit het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen uit het PIP is geconstateerd. Voorwaarde daarbij is dat, als de nieuwe overtreding wordt begaan, de boete vanwege de eerdere overtreding onherroepelijk is geworden (artikel 7.1, derde lid, Besluit inburgering 2021). Hierbij past het college de volgende opbouw toe:

  • a.

    € 50 bij een eerste boete;

  • b.

    € 100 bij een tweede boete;

  • c.

    € 200 bij een derde boete;

  • d.

    € 400 bij een vierde boete; en

  • e.

    € 800 bij een vijfde en verdere boete.

Als de termijn tussen twee overtredingen van de afspraken uit het PIP meer dan 12 maanden is, dan moet het college opnieuw beginnen met een boete van € 50.

Voorbeeld:

Meneer X is een asielstatushouder. In het PIP staat dat meneer X elk half jaar moet deelnemen aan een voortgangsgesprek en dat hij moet deelnemen aan de inburgeringslessen. In 2022 zijn twee voortgangsgesprekken gepland, een op 1 april 2022 en een op 1 oktober 2022.

Meneer X verschijnt met opzet niet op het voortgangsgesprek van 1 april 2022. Het college legt een boete op van € 50 bij beschikking van 1 mei 2022. Meneer X maakt geen bezwaar tegen de boetebeschikking. Meneer X verschijnt met opzet ook niet op het voortgangsgesprek van 1 oktober 2022. Het college legt een boete op van € 100 (100% verhoging) bij beschikking van 1 november 2022. Meneer X maakt geen bezwaar tegen de boetebeschikking.

Meneer X verschijnt vervolgens met opzet niet op de inburgeringslessen van 1 december 2022. Het college legt een boete op van € 200 (100% verhoging) bij beschikking van 1 januari 2023.

Bij het opleggen van de boete worden de volgende uitgangspunten in acht genomen (artikel 7.1, vierde lid, Besluit inburgering 2021):

  • a.

    indien er sprake is van opzet, wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 100 procent;

  • b.

    indien er sprake is van grove schuld, wordt de boete vastgesteld op 75 procent;

  • c.

    indien er geen sprake is van opzet of grove schuld wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 50 procent;

  • d.

    indien er sprake is van verminderde verwijtbaarheid wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 25 procent.

Het college legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten (artikel 5:41 Awb). In de Awb zijn nog meer gronden opgenomen om geen boete op te leggen, zoals de rechtvaardigingsgrond (artikel 5:5 Awb), waarbij bijvoorbeeld te denken valt aan de situatie waarin de inburgeringsplichtige niet deelneemt aan een activiteit in het kader van het PVT omdat hij gehoor geeft aan een uitnodiging voor een begrafenis van een familielid.

Het totaal aan boetes tijdens het inburgeringstraject (artikel 13 van deze beleidsregels) en de boetes bij het niet verschijnen bij, of het niet meewerken aan de brede intake (artikel 12 van deze beleidsregels) is gemaximeerd in artikel 7.1, vijfde lid, Besluit inburgering 2021. Zie hierover verder de toelichting op artikel 12 van deze beleidsregels.

Het college registreert de boete in het ISI (vijfde lid). Deze bepaling is geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

Artikel 14 – Samenhang met handhaving op grond van de Participatiewet

Het college legt een bestuurlijke boete op als een inburgeringsplichtige zijn of haar verplichtingen tijdens het inburgeringstraject verwijtbaar niet nakomt. Voor inburgeringsplichtigen die een bijstandsuitkering ontvangen beschikt de gemeente over de mogelijkheid om de uitkering te verlagen als verplichtingen op grond van de Participatiewet niet worden nagekomen. Het kan voorkomen dat dezelfde gedraging aanleiding kan zijn voor zowel het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van de wet, als voor het verlagen van de bijstand. Artikel 27 van de wet sluit uit dat een bestuurlijke boete wordt opgelegd als voor diezelfde gedraging de bijstand al is verlaagd (samenloop).

In dit artikel wordt geregeld welke uitgangspunten leidend zijn bij de keuze om te handhaven door een boete op te leggen op grond van de wet of te handhaven op grond van de Participatiewet door de uitkering te verlagen. De keuze die in een individuele situatie wordt gemaakt is maatwerk en mede afhankelijk van de manier waarop de inburgeringsactiviteiten zijn georganiseerd in de gemeente.

Het zal geregeld voorkomen dat activiteiten gedurende het inburgeringstraject een duaal karakter hebben – deels gericht op het leren van de taal, deels gericht op participatieactiviteiten. Bij het niet nakomen van afspraken en verplichtingen in een duaal traject moet gekozen worden voor handhaving op grond van de wet met een boete of voor het verlagen van de uitkering door het opleggen van een maatregel op grond van de Participatiewet.

Welk handhavingsregime?

  • 1.

    Het verwijtbaar niet nakomen van afspraken in het PIP die vooral betrekking hebben op participeren en het verkleinen van de afstand van de inburgeringsplichtige tot de arbeidsmarkt – buiten het aanbod van de MAP om – leidt bij voorkeur tot een verlaging van de uitkering op grond van die wet en niet tot een boete.

  • 2.

    Het niet nakomen van afspraken in het PIP die vooral betrekking hebben op het vergroten van taalbeheersing en de overige afspraken en verplichtingen in het PIP leidt bij voorkeur tot het opleggen van een boete.

In een duaal traject bepaalt de aard van de gedraging welk handhavingsregime wordt toegepast. Wanneer een inburgeringsplichtige met een bijstandsuitkering een traject volgt waarin enerzijds een aantal uren taallessen en sportactiviteiten moeten worden gevolgd en anderzijds gedurende enige dagen stage wordt gelopen, leidt het niet verschijnen op de stage eerder tot het verlagen van de uitkering dan tot het opleggen van een boete. Ook bij het niet verschijnen op een training werknemersvaardigheden past een verlaging van de uitkering. Bij het niet verschijnen op voortgangsgesprekken over het PIP of het niet verschijnen bij taallessen past een boete.

Het is belangrijk dat het gekozen handhavingsregime een passende prikkel geeft om de inburgeringsplichtige te motiveren het inburgeringstraject succesvol te voltooien. Met de toevoeging ‘bij voorkeur’ wordt aangegeven dat met het oog op de individuele situatie van de inburgeringsplichtige ook een andere afweging kan worden gemaakt.

Bij de keuze voor handhaving in de vorm van een boete of in de vorm van een maatregel moet ook afgewogen worden welk handhavingsregime in het individuele geval het best bijdraagt aan het succesvol voltooien van het inburgeringstraject. Handhaven heeft immers tot doel inburgeringsplichtigen te motiveren mee te werken en zo snel mogelijk in te burgeren op het voor hen hoogst haalbare niveau. Boetes en maatregelen zijn een laatste redmiddel om onwillige inburgeringsplichtigen te stimuleren om de verplichtingen en afspraken in hun PIP na te komen. Te veel nadruk op of een te zware sanctionering kan leiden tot demotivatie, financiële problemen en stress. Dit moet zoveel mogelijk voorkomen worden.

Inburgeringsplichtigen moeten uit de beschikking kunnen opmaken of een boete op grond van de wet wordt opgelegd of dat de uitkering wordt verlaagd op grond van de Participatiewet.

Artikel 15 – Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.