Beleidsregel bekostiging Leerlingenvervoer Gemeente Stein 2022

Geldend van 14-03-2022 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022

Intitulé

Beleidsregel bekostiging Leerlingenvervoer Gemeente Stein 2022

Het college van burgemeester en wethouders van Stein,

gelet op de verordening bekostiging leerlingenvervoer Gemeente Stein 2022 artikel 6 lid 8;

gelet op artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4 van de Wet op de expertisecentra en artikel 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Overwegende,

dat de Verordening bekostiging leerlingenvervoer Gemeente Stein 2022 aan het college opdraagt om een aantal bepalingen in nadere regels uit te werken - conform verordening bekostiging leerlingenvervoer Gemeente Stein 2022 artikel 6 lid 8 - en daarnaast aan het college de mogelijkheid biedt om ook andere bepalingen uit te werken in een beleidsregel;

dat de toekenning van leerlingenvervoer afhankelijk is van uiteenlopende factoren, waarbij beleidsregels een eenduidige werkwijze kunnen bevorderen zodat aanvragen voor leerlingenvervoer op een eenduidige manier kunnen worden beoordeeld.

Besluit:

Vast te stellen de navolgende ‘Beleidsregel bekostiging leerlingenvoer Gemeente Stein 2022’.

Doel

Deze beleidsregel heeft als doel te voorzien in het geven van nadere uitwerking van de in de verordening Bekostiging Leerlingenvervoer Gemeente Stein 2022 opgenomen artikelen en het bevorderen van een eenduidige manier van beoordelen van aanvragen voor de bekostiging van leerlingenvervoer.

ALGEMENE TOELICHTING

Leerlingenvervoer is bedoeld om de toegankelijkheid van het onderwijs te waarborgen. De gemeente heeft de wettelijke taak om te zorgen voor passend vervoer naar de dichtstbijzijnde, toegankelijke school die aansluit op de levensovertuiging van de ouders en/of de beperking van het kind. Ieder kind heeft recht op passend onderwijs.

In artikel 4, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 4, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra is de wettelijke plicht van de gemeente met betrekking tot de bekostiging van het vervoerskosten geregeld. Het gaat hierbij zowel om scholen voor basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en regulier voortgezet onderwijs die zijn aangesloten bij samenwerkingsverbanden primair of voortgezet onderwijs, als om instellingen voor cluster 1 en cluster 2.

In de verordening Bekostiging Leerlingenvervoer Gemeente Stein 2022 (hierna Verordening) zijn criteria opgenomen en wordt op basis van een onderzoek naar de individuele situatie van de leerling een bekostiging toegekend aan de ouders voor het goedkoopst passend vervoer van de leerling. Het college bepaalt het recht op het leerlingenvervoer, ouders ontvangen hiervoor jaarlijks een beschikking. Het college hanteert een trapsgewijze beoordeling waarbij uitgegaan wordt van de mogelijkheden van de leerling en het gezin. Dit houdt in dat bij de beoordeling eerst gekeken wordt of de leerling gebruik kan maken van een fietsvergoeding. Als deze vorm van vervoer voor de leerling niet haalbaar is, kan ander vervoer en indien nodig ook de vervoerskosten van begeleiding worden vergoed. Het vervoer van leerlingen van huis naar school en terug en de begeleiding van de leerling in het vervoer van huis naar school en terug is een verantwoordelijkheid van ouders. Deze verantwoordelijkheid kunnen de ouders niet op- of overdragen aan het college. De wettelijke regeling, noch de Verordening beperkt deze verantwoordelijkheid van de ouders.

Met deze beleidsregel wordt voorzien in het geven van een uitwerking van de opgenomen artikelen in de verordening en wordt ingegaan op afspraken, regels en mogelijkheden betreffende de bekostiging leerlingenvervoer van de gemeente Stein.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Alle definities die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Verordening Bekostiging leerlingenvervoer.

1.1. Ouders

Onder ouders wordt verstaan: ouders, voogden en verzorgers. Ook pleegouders zijn aan te merken als verzorgers en vallen daarmee onder het begrip ‘ouders’, zoals bedoeld in de Verordening. Hetzelfde geldt voor groepsleiders in een gezinsvervangend tehuis, voor groepsopvoeders in een internaat en verder voor alle meerderjarige handelingsbevoegde personen die op hetzelfde adres verblijven als de leerling, bijvoorbeeld mensen die oppassen of groepsbegeleiders.

1.2. Reistijd

De omschrijving van het begrip ‘reistijd’ is van belang om de tijd die een leerling met het openbaar vervoer onderweg is te kunnen vergelijken met de tijd die nodig is om diezelfde leerling met aangepast vervoer naar en van school te vervoeren. Immers, wanneer de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug meer dan anderhalf uur onderweg is én de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, komt de leerling in aanmerking voor aangepast vervoer.

1.3. Toegankelijke school

Wanneer ouders van mening zijn dat de dichterbij gelegen school of scholen niet toegankelijk zijn, moeten de ouders dit aantonen door een verklaring van die scholen, afgegeven door de school of het samenwerkingsverband, dat de betreffende leerling niet is toegelaten.

1.4. Toelatingsleeftijd

Kinderen worden pas als zij de leeftijd van vier jaar hebben bereikt leerling in de zin van de WPO (artikel 39, eerste lid, WPO). Het college verstrekt bekostiging van het vervoer naar de basisschool of speciale school voor basisonderwijs vanaf het moment dat een kind vier jaar is geworden en aan de voorwaarden uit de Verordening wordt voldaan.

De toelatingsleeftijd voor kinderen in het speciaal onderwijs is geregeld in artikel 39 van de WEC. Voor leerlingen die op grond van de onderwijswetgeving toegelaten zijn op een school voor SO, ongeacht of zij de leerplichtige leeftijd hebben bereikt of al voorbij zijn, kunnen de ouders, indien zij voldoen aan de voorwaarden van de Verordening, aanspraak maken op bekostiging van de vervoerskosten.

1.5. Woning

Onder ‘woning’ wordt verstaan: de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft. Met andere woorden, de plaats van waaruit het kind de school bezoekt. Het is daarbij niet relevant in welke gemeente de ouders en/of het kind staan ingeschreven. Niet ter zake doet of de ouders, in de gemeente hun officiële verblijf hebben in de zin van de artikelen 10 en verder van Boek I van het Burgerlijk wetboek. Dit betekent dat als een leerling tijdelijk in een andere gemeente verblijft, bij deze andere gemeente (in beginsel) bekostiging van de vervoerkosten van de leerling aangevraagd moet worden. Dit geldt overigens niet voor een leerling die bijvoorbeeld vanwege een vakantie van de ouders tijdelijk elders verblijft.

1.6. Gescheiden ouders/co-ouderschap

Een kind van gescheiden ouders kan twee woningen hebben in de zin van de Verordening. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van co-ouderschap, dan wel omgangsregeling, waarbij het kind zowel bij de ene als bij de andere ouder verblijft, is er sprake van twee hoofdverblijven. Waar de leerling staat ingeschreven doet niet ter zake; doorslaggevend is de feitelijke verblijfplaats van de leerling. Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer moeten beide ouders, afzonderlijk, een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is. De gemeente toetst de aanvraag aan de eigen Verordening, waarbij onder meer wordt bekeken of er sprake is van een woning in de zin van de Verordening, of de school wel de dichtstbijzijnde toegankelijke is en of voldaan is aan de afstandsgrens. Het kan voorkomen dat slechts voor één van beide woningen aanspraak op leerlingenvervoer bestaat, doordat de betreffende school niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is.

Hoofdstuk 2 Aanvraag en beoordeling van de vervoersvoorziening

2.1. Gesprek over zelfstandigheid en zelfredzaamheid

Het college stelt, in gesprek met de ouders en zo mogelijk met de leerling, een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan voor de leerling op. In dit plan wordt vastgelegd waar de leerling qua mobiliteit naartoe kan groeien en hoe dit begeleid moet worden. Het doel hiervan is om te beschrijven welke mogelijkheden er zijn om de leerling zelfstandiger te laten reizen, wat hiervoor nodig is, welke periode hiervoor gepland wordt, wat ouders hierin kunnen betekenen en waar de gemeente ondersteunt. Het onderwijs heeft ook tot doel om leerlingen zelfstandig te leren functioneren in de maatschappij. Onder meer voor dit doel wordt door de school een ontwikkelingsperspectief opgesteld voor de leerling. Dit plan wordt betrokken bij het vervoersontwikkelingsplan en het is aan te raden met scholen frequent overleg te hebben over wat te verwachten valt in het leerlingenvervoer.

Het moment waarop de leerling de leeftijd van negen jaar bereikt, lijkt een goed moment om het eerste persoonlijke vervoersontwikkelingsplan samen met de ouders en de leerling te maken. Dit plan kijkt twee tot drie jaar vooruit, maar kan jaarlijks naar aanleiding van de nieuwe aanvraag geëvalueerd worden. De ontwikkeling van kinderen staat immers niet stil en maakt dat een kind zich sneller kan ontwikkelen dan gedacht. Voor de leeftijd van negen jaar in dit artikel geldt geen peildatum, waardoor er spreiding van gesprekken is.

Wanneer ouders geen medewerking willen verlenen aan het opstellen van een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan voor de leerling kan het college overwegen om een onafhankelijk medisch advies in te winnen, waarmee de vervoersmogelijkheden van de leerling duidelijk worden.

Inhoud vervoersontwikkelingsplan

Het vervoersontwikkelingsplan bevat minimaal de volgende onderwerpen om de zelfstandigheid en zalfredzaamheid van de leerling te vergroten:

  • Afspraken met ouders;

  • Afspraken met school en/of samenwerkingsverband;

  • Afspraken met eventueel aanwezige maatschappelijke ondersteuning;

  • Afspraken met eventueel aanwezige jeugdhulpaanbieders;

  • Welke vorm van vervoer is mogelijk;

  • Wie of wat is er nodig om het doel te realiseren;

  • Periode en termijnen;

  • Het advies beperkt zich tot de mogelijkheden van de leerling en gaat niet in op de gezinssituatie en de vraag of ouders in de gelegenheid zijn de leerling te begeleiden.

Het vervoersontwikkelingsplan wordt opgesteld in samenspraak met minimaal ouder(s) en school en/of samenwerkingsverband.

2.2. Tweede afzetadres

Als structurele verblijfsplaats mogen per leerling die recht heeft op bekostiging van vervoer twee adressen worden opgegeven. Beide adressen dienen gelegen te zijn binnen dezelfde gemeente en dienen te voldoen aan het afstandscriterium. Met structureel wordt hier bedoeld dat dit adres volgens een vast stramien in de planning is verwerkt. Leerlingen hebben recht op maximaal twee vervoersbewegingen per dag.

Ouders van leerlingen uit het leerlingenvervoer kunnen BSO gebruiken als "structurele verblijfsplaats”. Dit betekent dat leerlingen na bezoek aan school (waarvoor aan een leerling leerlingenvervoer is toegekend) gebracht kunnen worden naar het afwijkende tweede afzet adres in plaats van naar het thuisadres. Ouders halen vervolgens de leerling/hun kind weer op van dit adres.

Het betreft alleen vervoer naar een afwijkend tweede afzetadres binnen de gemeentegrenzen. In het geval van buitenschoolse opvang kan vervoer bekostigd worden naar een adres buiten de gemeentegrenzen voor zover dit op de gebruikelijke route van school naar het eerste adres (woning) gelegen is.

Voor de duidelijkheid, het tweede afwijkende afzetadres wordt niet gezien als "school" die valt onder het leerlingenvervoer. Daarvoor is het leerlingenvervoer niet van toepassing.

2.3. Combinatie onderwijs en zorg

Het leerlingenvervoer betreft slechts het vervoer naar en van scholen in de zin van de onderwijswetgeving. Zorginstellingen, medisch kinderdagverblijven en dergelijke vallen hier niet onder. Volgt een kind ook onderwijs op of nabij een zorglocatie, dan kunnen de ouders een (gedeeltelijke) tegemoetkoming voor het leerlingenvervoer krijgen, als het kind voor meer dan 50% onderwijs ontvangt en aan de overige eisen van de Verordening is voldaan. Hierbij geldt dat het college leerlingenvervoer aanbiedt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids (zie Verordening artikel 1, onder “reistijd”). Krijgen leerlingen voor, tijdens of na schooltijd zorg of behandelingen, dan zijn toch de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer.

2.4. Dependances/nevenvestigingen van scholen

Het vervoer voor leerlingen die op dislocaties/nevenvestigingen worden geplaatst waar passend onderwijs wordt gegeven dat aansluit op de levensovertuiging van de ouders en/of de beperking van het kind, wordt getoetst aan de afstandscriteria dichtstbijzijnde toegankelijke school.

2.5. Wachtlijsten

Het spreekt voor zich dat op een voor de leerling geschikte school wel ruimte voor de leerling moet zijn en dat de leerling moet zijn/worden toegelaten. Een school die vol is heeft geen zorgplicht voor de leerling. Wanneer leerlingen te maken krijgen met wachtlijsten op de dichtstbijzijnde school, wordt het vervoer naar de dan dichtstbijzijnde school vergoed voor de duur van een schooljaar. Bij het nieuwe schooljaar, indien er dan wel plek is voor de leerling, zal de vergoeding echter wel worden gebaseerd op dichtstbijzijnde toegankelijke school. Hieraan wordt wel als voorwaarde gesteld, dat de leerling op de wachtlijst blijft staan. Wanneer de ouders de leerling van de wachtlijst afhalen, vervalt het recht op een vergoeding naar de verdere weg gelegen school. Ditzelfde geldt wanneer bij het nieuwe schooljaar blijkt, dat er voor de nog op de wachtlijst staande leerling plaats is op dichtstbijzijnde school.

2.6. Hoogbegaafdheid

Het onderwijs voor hoogbegaafden valt onder regulier basisonderwijs en valt daardoor onder de WPO. Een belangrijk criterium voor het verstrekken van een vergoeding leerlingenvervoer is dat deze slechts wordt aangeboden naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. In dit geval dus de dichtstbijzijnde toegankelijke reguliere basisschool. Hoogbegaafdheid alleen is geen reden om vervoer te verstrekken naar een verder weg gelegen school voor primair onderwijs. De ouders moeten aantonen door een verklaring van het schoolbestuur van dichterbij gelegen scholen dat hun kind in de dichtstbijzijnde school niet het onderwijs kan worden toegelaten. Als een kind is aangewezen op voltijds hoogbegaafdenonderwijs is leerlingenvervoer mogelijk naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school als wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Verordening. Ouders dienen bewijzen te overleggen dat het kind is aangewezen op voltijds hoogbegaafdenonderwijs.

2.7. Praktijkonderwijs

Het praktijkonderwijs valt onder het VMBO en daarmee onder het regulier voortgezet onderwijs. Naar dit type onderwijs wordt in principe geen vergoeding leerlingenvervoer verstrekt, tenzij de structurele beperking van de leerling maakt, dat hij/zij daardoor niet zelfstandig met het openbaar vervoer kan reizen. De gemeente kan zich laten adviseren door een medisch deskundige over de vervoersmogelijkheden van de leerling.

2.8. Afstandsgrens

In de Verordening is per type onderwijs opgenomen vanaf welke afstand tussen woning en school er recht bestaat op een vergoeding in het kader van leerlingenvervoer; dat wil zeggen hoeveel kilometer er minimaal tussen woning en school moeten liggen om aanspraak te kunnen maken op leerlingenvervoer. Dit wordt ook wel de kilometergrens genoemd. De kilometergrens geldt niet voor leerlingen van het reguliere onderwijs die vanwege een handicap niet of niet zelfstandig gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. Zij kunnen in veel gevallen ook binnen de kilometergrens aanspraak maken op leerlingenvervoer. Het leerlingenvervoer moet immers “passend” zijn.

2.9. Structurele beperking

De gemeente gaat bij de toetsing van een beperking uit van een structurele beperking. Hierbij gaat de gemeente uit van de in artikel 1 van de Verordening opgenomen kenmerken. Dat wil zeggen dat een leerling door een beperking geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, ook niet onder begeleiding. Een structurele beperking ziet zij als een beperking die langer duurt dan drie maanden. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt, heeft de leerling geen recht meer op het vervoer.

Een tijdelijke handicap tot drie maanden levert geen aanspraak op leerlingenvervoer. Duurt de tijdelijke handicap langer dan drie maanden, kan aanspraak bestaan op leerlingenvervoer. Als een leerling een groot gedeelte van het schooljaar afhankelijk is van rolstoel en/of krukken vanwege herstel en/of revalidatie, na operatie of ongeval, kan de gemeente een beschikking afgeven voor de duur van het herstel en/of revalidatie. Ook moeten de extra vervoerskosten niet bij de zorgverzekeraar kunnen worden gedeclareerd.

2.10. Opstapplaats aangepast vervoer

Leerlingen worden aan de woning, bij de voordeur, opgehaald en teruggebracht tenzij een leerling de indicatie opstapplaats heeft. Opstapplaatsen worden door de gemeente aangewezen en dienen te voldoen aan de volgende criteria:

  • Maximale afstand van 1000 meter tot de woning;

  • Veilige en beschutte locatie, met instap aan veilige zijde van de weg en ruimte voor een eventuele begeleider;

  • Ouders zijn verantwoordelijk voor de begeleiding van de leerling naar en van de opstapplaats.

2.11. Schooltijden en wachttijden

Aangepast vervoer wordt slechts georganiseerd op standaard schooltijden per schoollocatie zoals deze genoemd zijn in de schoolgids, zo nodig uitgesplitst naar groep of onderbouw/bovenbouw. Dit betekent, dat het aangepaste vervoer op wisselende en afwijkende schooltijden niet wordt bekostigd. Voor het vervoeren van leerlingen van dezelfde locatie of van meerdere locaties gecombineerd in één route, die afwijkende begintijden of eindtijden hebben, geldt als uitgangspunt dat de leerlingen zoveel mogelijk op dezelfde begin- en/of eindtijden worden vervoerd. Wachttijden tot maximaal drie lesuren voor het regulier voortgezet onderwijs worden daarbij geaccepteerd. Het kan dus voorkomen dat leerlingen drie lesuren op school moeten wachten omdat ze gecombineerd vervoerd worden met leerlingen van dezelfde school of van een school waarmee een combinatie gemaakt wordt.

De gemeente kan uitzonderingen maken voor leerlingen die dit vanwege hun structurele handicap niet kunnen volbrengen of voor wie het algemene schoolplan is aangepast in een individueel schoolplan, omdat voor deze leerling de tijden van het regulier schoolplan niet haalbaar zijn. Geprobeerd wordt dan wel om in overleg met de school het vervoer in de ochtend of in de middag gelijktijdig te laten plaatsvinden met het reguliere leerlingenvervoer. Verzoeken om leerlingen op afwijkende tijden op te halen, bijvoorbeeld door huiswerkbegeleiding, straf of doktersbezoek, worden niet gehonoreerd. Ouders zijn dan zelf verantwoordelijk voor het vervoer van hun kind.

2.12. Aanvang- en eindtijden/ophaal en afzetmarge

Per school zijn de vaste aanvang- en eindtijden vooraf bekend. De afzet- en ophaaltijd aan school moet gelegen zijn binnen een tijdsmarge van maximaal vijftien (15) minuten en minimaal vijf (5) minuten voor het aanvangstijdstip respectievelijk na het eindtijdstip van de school. Het ophaaltijdstip aan het einde van de lessen is nooit eerder dan het tijdstip waarop de lessen eindigen. Bij een gewijzigde eindtijd door o.a. lesuitval is de school of de ouder/verzorger verantwoordelijk voor opvang van de leerlingen. Indien een leerling tijdens het onderwijs/de lessen bijvoorbeeld ziek wordt of naar tandarts of huisarts moet, zijn de ouders verantwoordelijk voor het vervoer. De leerlingen worden alleen op de normale begin- en eindtijd gebracht dan wel op gehaald.

2.13. Vergoeding bij crisissituaties

Op grond van de Verordening wordt een vergoeding verstrekt naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de onderwijssoort die de leerling nodig heeft en van de gewenste richting. Ingeval er sprake is van een crisissituatie blijft de leerling over het algemeen zijn oude school bezoeken, omdat dit voor hem/haar vaak nog de enige stabiele en veilige factor is. Formeel genomen hoeft de gemeente het vervoer naar de oude school niet te vergoeden, omdat dit veelal niet de dichtstbijzijnde toegankelijke is. Om te voorkomen dat de kinderen direct al van school moeten wisselen vergoeden de gemeenten daarop gedurende maximaal zes weken het vervoer naar de oude school. Na zes weken wordt de vergoeding gebaseerd op de kosten van het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school vanaf de structurele feitelijke verblijfplaats. Indien een leerling tijdelijk ergens anders verblijft in verband met bijvoorbeeld vakantie of afwezigheid in verband met werk of verbouwing aan de woning, wordt er geen leerlingenvervoer verzorgd vanaf het tijdelijke verblijfsadres.

2.14. Stage

Stage vormt een onderdeel van het onderwijsprogramma. Vergoeding voor leerlingenvervoer naar stage is alleen mogelijk voor leerlingen die voor hun schoolbezoek ook recht hebben op een vergoeding. Alleen dan wordt op verzoek van ouders/scholen het vervoer naar één stageplaats vergoed. Ten bewijze hiervan vraagt de gemeente om het stagecontract. Stageadressen zullen zoveel mogelijk binnen de eigen gemeentegrenzen liggen. Vervoer naar stageadressen buiten de gemeente wordt alleen vergoed als de school toereikend motiveert waarom in het betreffende geval een stage binnen de gemeente niet voldoet en een stage buiten de eigen gemeente een duidelijke meerwaarde heeft voor de leerling. Vervoer naar het stageadres vindt plaats wanneer de stage zich in een straal van maximaal 15 kilometer van de structurele verblijfplaats van de leerling bevindt. Om het plannen van stageritten beter mogelijk te maken, vindt aangepast vervoer naar en van een stageadres op schooldagen plaats op vaste uren in de ochtend (tussen 07.30 en 09.00 uur) en de middag (tussen 15.00 en 17.30 uur) of aansluitend aan de schooltijden zoals die in de schoolgids zijn opgenomen, met een marge van plus of min 30 minuten. Leerlingen lopen stage om zich voor te bereiden op deelname in het maatschappelijk verkeer. Met dit als achtergrond verwacht de gemeente van de leerling, zijn/haar ouders, maar ook van de school, dat de maximaal mogelijke zelfstandigheid in het reizen naar het stageadres wordt nagestreefd.

De gemeente zal bij een verzoek om stagevervoer opnieuw beoordelen wat voor de leerling passend vervoer is. Dit kan betekenen dat een leerling voor het schoolbezoek een vergoeding voor het aangepaste vervoer ontvangt en voor stagevervoer een vergoeding voor de (brom-) fiets of het openbaar vervoer. Vervoer naar stageadressen vindt niet plaats tijdens het weekend en gedurende schoolvakanties. Op het moment dat de school een studie(mid)dag heeft en de stage doorgang vindt, biedt het college vervoer naar het stageadres. We gaan ervan uit dat bij stages, ook voor een niet-arbeidsgericht uitstroomprofiel, ouders, school en de stageplek eerst bespreken of er andere mogelijkheden van vervoer zijn dan het leerlingenvervoer. Als de stageplek of schoolvervoer biedt is dat voorliggend op het leerlingenvervoer.

Hoofdstuk 3 Onderzoeksfase

3.1. Berekening afstand

Gemeten wordt langs de kortste en voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg. Bij de berekening wordt gebruik gemaakt van Google-maps op basis van de kortste route met de auto of fiets, afhankelijk van het vervoersmiddel waarmee de afstand overbrugd moet worden. Als de afstand van de heenreis en de terugreis verschillend is, wordt bij het meten van de afstand uitgegaan van de gemiddelde afstand van de heenweg (’s morgens) en de terugweg (’s middags).

3.2. Vergoeding voor het fietsen

Waar mogelijk worden de mogelijkheden van de leerling benut en het reizen met de fiets (al dan niet onder begeleiding) gestimuleerd. Dit houdt in dat fietsvergoedingen zullen worden verstrekt op basis van een kilometervergoeding voor de fiets (dan wel bromfiets), afgeleid van de Reisregeling Binnenland. De fietsroute wordt op basis van de Google-maps, kortste route, berekend. Deze route wordt als begaanbaar en veilig gezien. Overigens zal zo nodig een medisch deskundige gevraagd worden de reis-mogelijkheden van de leerling te onderzoeken.

3.3. Openbaar vervoer

Na de fietsvergoeding is de vergoeding voor het (al dan niet onder begeleiding) reizen met openbaar vervoer de eerstvolgende mogelijkheid. In de praktijk blijkt dat heel veel leerlingen medisch in staat zijn om hier, eventueel met hulp van een begeleider, gebruik van te maken.

Daar waar scholen goed met het openbaar vervoer bereikbaar zijn en de leerlingen in staat zijn hier zelfstandig, eventueel na begeleiding, naar toe te reizen, wordt het gebruik van het openbaar vervoer in het leerlingenvervoer gestimuleerd en vergoed. Vooral leerlingen in het VSO dienen te worden voorbereid op zelfstandig reizen met het openbaar vervoer. Wanneer er begeleiding nodig is, dienen ouders hiervoor zorg te dragen. De gemeenten bekostigen de kosten ten behoeve van een begeleider, indien wordt aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig met het openbaar vervoer te reizen. Als er recht bestaat op leerlingenvervoer, de leerling jonger is dan negen jaar en de ouders kunnen aantonen dat hun kind niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken, komen de ouders in aanmerking voor de bekostiging van de vervoerskosten voor een begeleider. Hierbij kan men denken aan de volgende situaties:

  • de leerling moet een of meerdere malen overstappen;

  • de loopafstand van het thuisadres naar de bushalte en van de bushalte naar school mag maximaal 1000 meter bedragen. Hierbij wordt uitgegaan van de kortste looproute.

  • de route van het uitstappunt van de het openbaar vervoer naar de school kent gevaarlijke kruisingen.

Wanneer de leerling op 1 augustus van het schooljaar negen jaar is, geldt voor het hele schooljaar dat de leerling als negen jaar wordt aangemerkt, ook al wordt de leerling in de loop van het schooljaar tien jaar.

De kosten van het openbaar vervoer worden berekend met behulp van www.9292.nl en de informatie die verstrekt wordt op de websites van het openbaar vervoer bedrijf.

Indien de goedkoopst adequate manier van vervoer bestaat uit een combinatie van verschillende vormen van vervoer (bus en trein, fiets en trein etc.), is het college vrij om de wijze van bekostiging te kiezen.

3.4. Aangepast vervoer

Indien voorliggende vervoersmogelijkheden (fiets, openbaar vervoer) niet mogelijk zijn dan zal de gemeente voorzien in passend leerlingenvervoer middels aangepast (taxi)vervoer. Met betrekking tot het aangepast vervoer is het beleid beschreven in de Verordening gebaseerd op wet en regelgeving. Ook zijn hierover afspraken gemaakt tussen de gemeente en de vervoerder.

3.5. Eigen vervoer

Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten kan op aanvraag ook een vergoeding worden verstrekt voor het zelf vervoeren of laten vervoeren van een of meerdere leerlingen. Deze bekostiging kan zijn een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op basis van het openbaar vervoer, dan wel een vergoeding op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reiskostenregeling Binnenland. Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten en de leerling kan gebruik maken van de fiets dan wordt de vergoeding bepaald op basis van de kilometervergoeding voor de fiets.

Of van bekostiging van eigen vervoer sprake kan zijn is ter beoordeling van het college, waarbij mede bepalend is of dit vervoer voor het college de goedkopere wijze van vervoer is.

Voor eigen vervoer per auto geldt dat de bekostiging van het eigen vervoer is gerelateerd aan de bekostiging waar de ouders op basis van de bepalingen in de Verordening voor in aanmerking komen: voor openbaar vervoer of voor aangepast vervoer. Als het college besluit aan ouders een kilometervergoeding voor eigen vervoer toe te kennen, verstrekt zij een vergoeding volgens de laatstgenoemde kilometervergoeding in de Reisregeling Binnenland.

Er worden maximaal twee enkele reizen per dag vergoed: aan het begin en aan het einde van de schooldag. Geen bekostiging wordt verstrekt voor de kosten die ontstaan indien de leerling ook tussen de middag wordt vervoerd. Indien ouders twee of meer leerlingen vervoeren die aangepast vervoer behoeven, wordt uitgegaan van de rijafstand uitgaande van de woning van de te vervoeren leerling die het verst van de school verwijderd woont.

3.6. Andere passende vervoersvoorziening

Het kan voorkomen, dat een leerling of een ouder op een andere manier kan of wenst te reizen, dan de reeds beschreven vervoerswijzen, als hij daarvoor een geschikt vervoermiddel heeft. Artikel 21 van de verordening maakt het mogelijk dit maatwerk toe te passen en de vergoeding zodoende te laten aansluiten bij de vermogens van de leerling en/of de ouder. Het kan er tevens toe bijdragen, dat het zelfstandig reizen wordt gestimuleerd. Het college kan besluiten ouders hierin tegemoet te komen, vanuit gemeentelijke regelingen binnen het sociaal domein. De tegemoetkoming in de kosten van dit vervoermiddel kan daarbij niet uitstijgen boven de kosten van het openbaar vervoer naar de school. Meerkosten zijn voor ouders zelf.

3.7. Declaratie en uitbetaling vergoeding

Wij vragen u om drie keer per jaar (te weten eind december, eind maart en eind juli) een declaratie van het aantal gereden dagen in te dienen. Aan de hand daarvan betalen wij de vergoeding uit in de maanden januari, april en augustus.

De vergoeding zal pas uitbetaald worden nadat de eigen bijdrage volledig is verrekend met de door u ingediende declaraties.

De gemeente vergoedt de kosten voor het eigen vervoer op basis van een declaratie achteraf per kwartaal of aan het einde van het schooljaar. De declaratie dient te zijn voorzien van een paraaf van de school. In geval van een eigen bijdrage komen de ouders voor vergoeding in aanmerking zodra de kosten meer bedragen dan de eigen bijdrage.

De gemeente vergoedt de kosten voor de bijdrage voor het openbaar vervoer in (normaliter) 10 termijnen met verrekening van de eventuele eigen bijdrage. Bij aanvragen die ingediend worden tijdens het schooljaar kan dit afwijken. De gemeente berekent de kosten vooraf.

3.8. Medisch advies

De gemeente kan in aanvulling op de door ouders aangeleverde informatie, indien nodig aanvullend medisch advies inwinnen. Het aangeleverde medische advies van ouders mag geen verklaring zijn van een huisarts. Dit advies kan zich richten op de reis/vervoersmogelijkheden van een leerling. Denk aan het soort vervoersmiddel dat passend is voor de leerling, de noodzaak tot begeleiding, of het noodzakelijk zijn van individueel vervoer. Het aanvullende advies kan ook ingewonnen worden wanneer er geen of geen eenduidig advies voorhanden is. Indien er een beroep gedaan wordt op leerlingenvervoer als gevolg van een (structurele) beperking, wordt er bij onduidelijkheid ook aanvullend medisch advies ingewonnen. Het aanvullende advies wordt uitgevoerd door een onafhankelijke adviesorganisatie. Het advies beperkt zich tot de mogelijkheden van de leerling en gaat niet in op de gezinssituatie en de vraag of ouders in de gelegenheid zijn de leerling te begeleiden. De kosten van het aanvullende advies komen voor rekening van de gemeente.

3.9. Begeleiding

Het is mogelijk dat een leerling individuele (medische) begeleiding nodig heeft. Begeleiding is primair een taak van de ouders. Als het niet mogelijk is dat ouders zelf de begeleiding uitvoeren, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. Ingeval de leerling een andere structurele verblijfplaats heeft dan de ouders, bijvoorbeeld een instelling, blijven de ouders en de structurele verblijfplaats verantwoordelijk voor de zorg en de daarmee samenhangende begeleiding van de leerling naar school en terug. Als ouders en de structurele verblijfplaats er zelf niet in slagen de begeleiding te leveren, kunnen zij daarvoor bijvoorbeeld een oppas, buren, familie of vrijwilligers inschakelen. Het college bepaalt of in het aangepast vervoer en/of openbaar vervoer begeleiding ingezet mag worden c.q. wordt vergoed. Wanneer besloten wordt tot inzet van ouders als begeleider, houdt de vervoerder rekening met deze extra zitplaats. Het college is niet verantwoordelijk voor medische begeleiding in het leerlingenvervoer. Wel zal er een zitplaats ter beschikking worden gesteld voor de medische begeleiding

3.10. Ernstige benadeling van het gezin

Indien het begeleiden van een leerling door de ouders of anderen onmogelijk is, dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden, kunnen de ouders worden vrijgesteld van begeleiding en kan aangepast vervoer worden toegekend. Er dient rekening te worden gehouden met van de ouders redelijkerwijs te vergen inzet. Uiteraard indien er voldaan wordt aan de in de Verordening genoemde afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Ouders moeten in ieder geval aantonen dat er geen andere opties zijn en aantonen welke acties zij hebben verricht om de begeleiding door derden te laten doen. Als ouder(s) deels zelf van en naar school kunnen of laten begeleiden dan wordt hiervan gebruik gemaakt.

Van ouders wordt geen begeleiding verlangd c.q. er is sprake van redelijkerwijs te vergen inzet van ouders, indien er aantoonbaar sprake is van minimaal één van onderstaande situaties:

  • De ouder van een eenoudergezin kan niet langer zijn/haar werk uitoefenen als hij zorg moet dragen voor de begeleiding naar school van zijn kind. Het volgen van een (re-)integratietraject of voltijds- opleiding of inburgeringsplicht wordt gelijkgesteld met werk. In deze gevallen kan een inschrijfbewijs van de opleiding worden opgevraagd;

  • Er sprake is van een eenoudergezin waar nog een ander jonger kind is dat, gelet op de leeftijd van het kind in kwestie niet geacht kan worden zelfstandig naar school te gaan, en tevens vaststaat dat de ouder de begeleiding van het ene kind niet kan combineren met het vervoeren van en naar school van het andere kind;

  • Er structurele medische redenen zijn die langer dan drie maanden duren en die ouders belemmeren hun kind te begeleiden. In deze gevallen kan een (medische) verklaring worden opgevraagd;

  • De reistijd van de begeleidende ouders, om de betrokken leerling naar school te begeleiden meer dan 3 uur per dag in beslag neemt;

  • Bij een tweeoudergezin en een combinatie van bovenstaande leidt tot eenzelfde ernstige benadeling. Het enkele feit dat de ouders beiden werken is zonder bijkomende omstandigheden die een belemmering zijn om zelf te begeleiden of anderen namens hen te laten begeleiden geen reden om aangepast vervoer toe te kennen.

3.11. Kleinschalig vervoer

Slechts in uitzonderlijke situaties kan het voorkomen dat een leerling om medische en/of psychosociale reden met een beperkt aantal andere leerlingen vervoerd moet worden. De gemeente kent deze indicatie uitsluitend toe op basis van een advies van bijvoorbeeld een van onderstaande onafhankelijke, door de gemeente te raadplegen deskundige:

  • een pedagogisch deskundige;

  • de ambulante begeleider van de leerling;

  • de jeugdgezondheidsdienst;

  • de geneeskundige dienst;

  • een sociaal-medische adviesdienst;

  • een medicus gespecialiseerd in de betreffende belemmering;

  • een orthopedagoog;

  • kinderpsycholoog.

De gemeenten zijn terughoudend in het verstrekken van indicaties omdat deze sterk kostenverhogend zijn binnen het aangepast vervoer.

3.12. Individueel vervoer

Indien een leerling om medische en/of psychosociale reden niet samen met andere leerlingen vervoerd mag worden kan de gemeente deze leerling voor het aangepaste vervoer de indicatie

“Individueel vervoer” geven. De leerling zal dan individueel vervoerd worden. De indicatie zal uitsluitend worden afgegeven indien hiervoor ook een medische indicatie c.q. verklaring is afgegeven door bijvoorbeeld een van onderstaande onafhankelijke, door de gemeente te raadplegen (medisch) deskundigen:

  • een pedagogisch deskundige;

  • de ambulante begeleider van de leerling;

  • de jeugdgezondheidsdienst;

  • de geneeskundige dienst;

  • een sociaal-medische adviesdienst;

  • een medicus gespecialiseerd in de betreffende belemmering;

  • een orthopedagoog;

  • kinderpsycholoog.

De gemeenten zijn terughoudend in het verstrekken van indicaties omdat deze sterk kostenverhogend zijn binnen het aangepast vervoer.

3.13. Individuele reistijd

De tijd die een leerling in het voertuig doorbrengt vanaf het moment dat de leerling in het voertuig stapt tot het moment dat hij uitstap bij het afzetadres (woon- of huisadres, dan wel uitstapplaats of school/stage).

De individuele reistijd per leerling in het voertuig is gelimiteerd tot maximaal 60 minuten tenzij het door de afstand niet mogelijk is om binnen deze maximale tijdsduur te blijven. Een combinatie van leerlingen mag niet leiden tot overschrijding van dit criterium. Voor de bepaling van de individuele reistijd geldt de werkelijk, in de praktijk, realiseerbare tijd. Dit is exclusief de wachttijd voor en na schooltijd.

3.14. Weekend- vakantievervoer

De gemeenten bekostigen desgewenst het weekeinde- en vakantievervoer aan de in de gemeente wonende ouders van de leerlingen die, met het oog op het volgen van voor hem passend SO en VSO in een internaat of een pleeggezin verblijft. Dit vervoer wordt eenmaal per weekeinde vergoed van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft naar de woning van de ouders en terug voor zover de weekenden niet vallen binnen de schoolvakanties welke in de schoolgids staan vermeld. De gemeenten bekostigen tevens eenmaal per vakantie (van twee dagen of meer) het vakantievervoer van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft naar de woning van de ouders en terug. Woont de leerling niet meer bij zijn ouders om sociale of medische redenen (denk aan uithuisplaatsing, crisis-opvang, behandeling), dan wordt het weekend- en vakantievervoer niet door de gemeente vergoed in het kader van het leerlingenvervoer.

3.15. Drempelbedrag eigen bijdrage.

Voor vervoer naar het basisonderwijs (BO) en het speciaal basisonderwijs (SBO) mag de gemeente een drempelbedrag in rekening brengen. Dit drempelbedrag is gekoppeld aan de kilometergrens. Ouders boven een verzamelinkomen van € 27.450 (schooljaar 2021-2022; wordt jaarlijks geïndexeerd) met kinderen in het BO of SBO, moeten de kosten van het vervoer tot aan deze kilometergrens zelf betalen. De gemeente moet voor het drempelbedrag een tarief hanteren dat gelijk ligt aan een busabonnement op zone-indeling. De zone-indeling is afhankelijk van de afstand van de woning tot de kilometergrens. De bedragen worden jaarlijks aangepast. De gemeente mag geen drempelbedrag in rekening brengen voor leerlingen van het speciaal onderwijs of voor leerlingen in het regulier onderwijs met een handicap en die niet of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

Daarnaast brengt de gemeente geen drempelbedrag in rekening voor:

  • Pleegkinderen;

  • Het derde en volgende kind uit één gezin, indien uit dat gezin al twee kinderen van het leerlingenvervoer gebruik maken en hiervoor een eigen bijdrage verschuldigd is.

Het college heeft de kilometergrens voor het basisonderwijs (BO) vastgesteld op 6 kilometer en voor het speciaal basisonderwijs (SBO) op 6 kilometer. Dit betekent dat vrijwel altijd de hoogte van het drempel bedrag gelijk is aan de kosten van een 1- of 2-sterren ov-abonnement. In het schooljaar 2021-2022 is dit een bedrag van €350,83 of €575,90 per jaar (wordt jaarlijks aangepast). Voor leerlingen die binnen de gemeentegrenzen een school bezoeken gelden de kosten voor een 1-sterabonnement. Voor leerlingen die een school buiten de gemeentegrenzen bezoeken gelden de kosten voor een 2-sterrenabonnement.

Voor kinderen die niet vanaf de start van het schooljaar van het leerlingenvervoer gebruik maken, wordt voor de bepaling van het drempelbedrag eigen bijdrage uitgegaan van een schooljaar van 200 dagen.

3.16. Ongewenst gedrag

Een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, kan tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzegd worden indien bij herhaling is gebleken dat de leerling (of diens ouders) door onaanvaardbaar wangedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van bus en inzittenden in gevaar brengt.

Hierbij worden de volgende stappen ondernomen:

  • 1.

    Klachten worden in beginsel door de vervoerder opgelost. Ouders moeten hun kinderen instrueren zich zo te gedragen dat tijdens het vervoer geen ongeregeldheden ontstaan. Als er sprake is van onaanvaardbaar gedrag of onveilige situatie en er geen verbetering optreedt maakt de vervoerder hiervan schriftelijke melding bij de gemeente, waarbij wordt aangegeven op welke momenten de vervoerder contact heeft gehad met ouders.

  • 2.

    Na de melding van een klacht door de vervoerder bij de gemeente wordt een onderzoek opgestart. In het kader van dat onderzoek spreekt de contactpersoon van de gemeente met vervoerder, uitvoerende chauffeur, ouders en/of school. Indien na het onderzoek blijkt dat sprake is van verwijtbaar onaanvaardbaar wangedrag van de leerling (of diens ouders) volgt een eerste waarschuwingsbrief aan de ouders. Indien blijkt dat het voorval terug te voeren is op de ernstige beperking van de leerling, en dus aan de leerling niet is aan te rekenen, dan wordt met de vervoerder, ouders en eventueel school een passende oplossing gezocht (bijvoorbeeld begeleiding in het aangepaste vervoer, openbaar vervoer (eventueel met begeleiding) of eigen vervoer).

  • 3.

    Bij een volgende klacht wordt stap twee herhaald en volgt een tweede waarschuwingsbrief. Het college zorgt in deze fase voor een extra zitplaats in de taxi om begeleiding van de leerling door één van de ouders mogelijk te maken. Als er een begeleider meegaat, anders dan de ouders en hier kosten aan zijn verbonden, zijn de kosten voor de ouders. Dit wordt schriftelijk bevestigd, zodat de gemeente kan aantonen dat aan de wettelijke zorgplicht passend vervoer aan te bieden voldaan is. Daarbij dienen de ouders meteen gewaarschuwd te worden dat de gemeente het vervoer stopzet als de ouders niet voor begeleiding zorgdragen.

  • 4.

    Bij een volgende klacht kan een schorsing per direct volgen, voor een periode van één volle schoolweek. Er volgt een derde brief aan ouders, hier kan een schorsing van het aangepaste vervoer op volgen.

  • 5.

    Bij een volgende klacht volgt met een vierde brief totale uitsluiting van het vervoer tot het eind van het schooljaar met een minimum van drie maanden exclusief vakanties (schorsing aan het eind van het schooljaar kan dus doorlopen in het nieuwe schooljaar).

Bij wapenbezit, geweld, bedreiging en vernieling bestaat de mogelijkheid om per direct te schorsen voor een of meerdere dagen (maximaal één week). Dit is ook van toepassing wanneer niet direct kan worden vastgesteld wat er is gebeurd. Voordat het vervoer weer wordt opgestart vindt eerst een gesprek plaats met alle betrokkenen onder regie van de gemeente.

3.17. Loosmeldingen

Op de heenrit: de chauffeur stelt de centrale in kennis indien een leerling niet aanwezig is op het ophaaladres. De centrale probeert contact op te nemen met de ouders om te informeren naar de situatie.

Bij loosmeldingen, wordt de gemeente geïnformeerd en volgt bij herhaalde loosmeldingen vanuit de gemeente een waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers. Dit wordt gezien als wangedrag.

Op de terugrit: de chauffeur stelt de centrale in kennis indien er niemand aanwezig is op het afzetadres. De centrale probeert contact op te nemen met de ouders om te informeren naar de situatie. De leerling blijft in het voertuig en de chauffeur rijdt aan het einde van de route nogmaals langs het afzetadres. Indien er nog niemand aanwezig is wordt de leerling meegenomen naar de vervoerder. Indien ouders leerling niet ophalen wordt de leerling naar het politiebureau gebracht. Bij loosmeldingen wordt de gemeente geïnformeerd en volgt bij herhaalde loosmeldingen een waarschuwingsbrief. Dit wordt gezien als wangedrag.

3.18. Meerjarenbeschikking

In het kader van vermindering van de regeldruk en vanuit het oogpunt van lastenverlichting voor de burger is het wenselijk om, indien mogelijk, voor een langere periode dan 1 schooljaar de vervoersvoorziening toe te kennen. Een meerjarenbeschikking kan tussentijds gewijzigd/ingetrokken worden indien niet voldaan wordt aan de eisen van de Verordening leerlingenvervoer, de voorwaarden in deze beleidsregel en/of sprake is van bijzondere omstandigheden.

In ieder geval kan aan leerlingen een meerjarenbeschikking worden afgegeven als van de leerling te verwachten is dat er geen verandering zal optreden in de lichamelijke of geestelijke toestand van de leerling en deze dus aan de geldende criteria blijft voldoen. Als er in de situatie van de leerling echter verandering valt te verwachten, bijvoorbeeld een verbetering in de lichamelijke of geestelijke toestand, dient te worden gekozen voor een verstrekking over een termijn van één schooljaar. In de gevallen dat een meerjarenbeschikking wordt afgegeven, zal door de gemeente steekproefsgewijs controle van de afgegeven meerjarenbeschikkingen worden uitgevoerd.

3.19. Wijzigingen en terugvordering

Ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling zijn verplicht wijzigingen die van directe invloed zijn op de toegekende vervoersvoorziening zo snel mogelijk door te geven aan het college. Ouders moeten in ieder geval direct de volgende wijzigingen doorgeven:

  • wijziging van de reistijd, in verband met verandering in bijvoorbeeld het openbaar vervoer;

  • wijziging in het woonadres van de leerling, bijvoorbeeld door verhuizing;

  • wijziging in de gezinssituatie of gezinssamenstelling, die invloed heeft op het al dan niet kunnen begeleiden van leerlingen;

  • wijziging van het adres van de school;

  • wijziging van de schooltijden van de school;

  • wijziging van school door de leerling;

  • Wijziging in de toekenning van bekostiging voor het reizen van en naar school.

Het college hanteert het uitgangspunt dat ten onrechte ontvangen tegemoetkomingen voor leerlingenvervoer altijd van de ouders worden teruggevorderd.

3.20. Terugvordering van te veel betaalde vergoeding (ov/fiets of eigen vervoer)

De gemeente kan ouders vragen om een aanwezigheidsoverzicht op te vragen op school. Bij veel gemiste schooldagen, of uitschrijving op de locatie waar een vergoeding voor is aangevraagd, kan de gemeente een deel van de vergoeding terugvorderen.

Hoofdstuk 4. Intrekking en inwerkingtreding

4.1. Intrekking oude regeling

n.v.t.

4.2. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregel treeft in werking op 14 maart 2022. Deze beleidsregel werkt terug tot en met de datum van inwerkingtreding van de verordening bekostiging leerlingenvervoer Gemeente Stein 2022, zijnde 1 januari 2022.

  • 2. Deze Nadere regels worden aangehaald als: Beleidsregel bekostiging leerlingenvervoer Gemeente Stein 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 8 maart 2022.