Regeling vervallen per 01-07-2012

Algemene subsidieverordening gemeente Brummen

Geldend van 21-01-2010 t/m 30-06-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Brummen

De gemeente stelt de Algemene subsidieverordening gemeente Brummen vast.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

activiteit

werkzaamheden, gericht op door de gemeente Brummen

nagestreefde doelstellingen van ideële of materiële aard. Deze werkzaamheden of resultaten moeten meetbaar zijn in termen van kwantiteit, kwaliteit of geld;

accountantsverklaring

een verklaring omtrent het onderzoek van een (register) accountant naar de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de verstrekte informatie en de gedeclareerde subsidie. De verklaring strekt zich niet alleen uit tot de rechtmatigheid maar ook tot een doelmatige en doeltreffende besteding van de toegekende subsidie;

Awb

Algemene wet bestuursrecht;

boek- of begrotingsjaar

kalenderjaar;

budgetsubsidie

een subsidie dat wordt toegekend op grond van vooraf afgesproken activiteiten en prestaties. Bij deze subsidie wordt vooraf de subsidieperiode, de criteria en uitgangspunten, alsmede de manier waarop het subsidiebudget kan worden bijgesteld, bepaald;

college

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen;

eigen middelen

alle vermogens- en inkomensbestanddelen waarover de subsidieontvanger kan beschikken, waaronder inkomsten uit contributies, inkomsten uit deelnemersbijdragen, inkomsten uit donaties, erfstellingen en legaten, reserves en voorzieningen;

instandhoudingssubsidie

een subsidievorm die uitsluitend is bedoeld voor rechtspersonen die naar het oordeel van het college zonder subsidie zeer ernstig in hun voortbestaan worden bedreigd. Instandhouding van de activiteiten van deze rechtspersonen vindt de gemeente dermate belangrijk dat deze rechtspersonen uitdrukkelijk als zodanig zijn aangewezen;

project- of evenementensubsidie

een subsidievorm die is bedoeld om de totstandkoming van incidentele of tijdelijke activiteiten te stimuleren;

raad

de raad van de gemeente Brummen, zoals bedoeld in artikel 6 van de gemeentewet;

rechtspersoon

een rechtspersoon naar burgerlijk recht met volledige rechtsbevoegdheid, die zich blijkens de statuten de behartiging van ideële en of materiele aard ten doel stelt en daarbij geen winst beoogt;

startsubsidie

een eenmalige subsidie, uitsluitend voor nieuwe rechtspersonen, dat hen in staat stelt om de eerste aanloopkosten te kunnen betalen;

subsidie

subsidie als bedoeld in artikel 4:21 lid 1 Awb;

subsidieplafond

een bedrag dat gedurende een begrotingsjaar ten hoogste beschikbaar wordt gesteld voor vormen van subsidies die op basis van deze verordening en de geldende nadere regels worden verstrekt;

subsidievaststelling

een beschikking waarbij het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld en die aanspraak geeft op betaling van het vastgestelde bedrag;

subsidieverlening

een beschikking die een omschrijving bevat van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, het bedrag van de subsidie, dan wel het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, de wijze waarop dit bedrag wordt betaald, alsmede de eventuele subsidievoorwaarden. Bij een budgetsubsidie bevat de beschikking tevens een omschrijving van de te leveren prestaties en/of producten;

waarderingssubsidie

een subsidie waarmee het college haar waardering uitspreekt aan verenigingen of stichtingen die activiteiten uitvoeren die van maatschappelijk belang zijn voor de gemeente Brummen.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle door de gemeente te verstrekken subsidies.

  • 2. Het college kan voor de beleidsterreinen, genoemd in artikel 3 lid 1, nadere regels vaststellen die ten minste een omschrijving omvatten van de volgende zaken:

    • a.

      de beleidsdoelen die op het beleidsterrein worden nagestreefd;

    • b.

      de grondslag voor subsidiëring;

    • c.

      de subsidiabele activiteiten of prestaties;

    • d.

      de van toepassing zijnde subsidievorm(en).

Artikel 3 Bevoegdheden van het college

  • 1. Het college kan subsidies toekennen voor activiteiten welke passen in het technologiebeleid, het ruimtelijk economisch beleid, het beleid met betrekking tot het midden- en kleinbedrijf, het werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid, het arbeidsverhoudingenbeleid, het beleid met betrekking tot gezondheidsbevordering, het Wmo-beleid, het veiligheidsbeleid, het lokaal onderwijsbeleid, het sport- en cultuurbeleid, het beleid ter stimulering van sociale cohesie, het emancipatiebeleid, het beleid met betrekking tot duurzaamheid, het natuur- en landschapsbeleid, het beleid met betrekking tot (openlucht)recreatie en toerisme en het beleid met betrekking tot cultuurhistorie.

  • 2. Het college besluit over het al dan niet verlenen, vaststellen, wijzigen en intrekken van subsidies, met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen en het subsidieplafond.

  • 3. Indien de raad de begroting nog niet heeft vastgesteld of goedgekeurd, dan geldt het bepaalde onder lid 2 onder de voorwaarde dat door de raad voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 4. Het college besluit over voorschriften en voorwaarden die aan de toekenning verbonden kunnen worden, alsmede over het aangaan en ontbinden van een uitvoeringsovereenkomst.

  • 5. Het college besluit omtrent het al dan niet verlenen van subsidies waarvoor een wettelijke grondslag, zoals bedoeld in artikel 4:23 van de Awb, ontbreekt.

Artikel 4 Evaluatie

Tenminste eenmaal in de vijf jaren brengt het college per beleidsterrein een evaluatieverslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidieverlening ter kennis aan de gemeenteraad.

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1. De raad stelt het subsidieplafond per beleidsterrein jaarlijks vast bij de vaststelling van de programmabegroting.

  • 2. Het college maakt de subsidieplafonds voor aanvang van het tijdvak waarvoor ze zijn vastgesteld bekend.

  • 3. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling van de beschikbare middelen bekend gemaakt.

  • 4. Indien bij het vaststellen van een subsidieplafond geen voorrang is bepaald, wordt het beschikbare subsidiebedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen verdeeld.

  • 5. Het college kan nadere regels stellen die verband houden met de verdeling van de beschikbare bedragen.

Artikel 6 Algemeen

  • 1. Subsidies worden verstrekt aan rechtspersonen.

  • 2. Er moet bij een subsidieaanvraag door rechtspersonen sprake zijn van een direct en/of aantoonbaar maatschappelijk belang voor de Brummense samenleving. Hiervan is sprake wanneer:

    • a.

      De vereniging of stichting statutair gevestigd is in de gemeente Brummen;

    • b.

      Een vereniging tenminste 15 leden heeft die in de gemeente wonen;

    • c.

      De activiteiten zich richten op de beleidsterreinen zoals genoemd in artikel 3 lid 1 en daarbij gericht zijn op de inwoners van de gemeente Brummen;

  • 3. Het college kan in nadere regels afwijken van het gestelde in lid 2.

  • 4. In nadere regels kan het college bepalen dat subsidie verstrekt wordt aan een natuurlijke persoon, een groep van natuurlijke personen of een rechtspersoon zonder volledige rechtsbevoegdheid, indien dit uit de aard van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd voortvloeit of deze activiteit een verstrekking van subsidie aan een natuurlijke persoon, een groep van natuurlijke personen of een rechtspersoon zonder volledige rechtsbevoegdheid bijzonder aangewezen maakt.

Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen met betrekking tot aanvraag, subsidieverlening en – vaststelling

Artikel 7 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een subsidie moet schriftelijk worden ingediend en moet in ieder geval voldoen aan de eisen van artikel 4:2 Awb.

  • 2.

    Indien de aanvrager rechtspersoon is, overlegt deze tevens bij de eerste aanvraag:

    • a.

      een opgave van de meest recente bestuurssamenstelling;

    • b.

      een gewaarmerkt exemplaar van de oprichtingsakte van de rechtspersoon waarin de statuten zijn opgenomen;

    • c.

      een bewijs van inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

Artikel 8 Weigering subsidieverlening

  • 1.

    De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteit niet past binnen de door het college geformuleerde doelstellingen behorende bij de nadere regels;

  • b.

    de subsidieaanvrager zelf in de kosten van de activiteit of activiteiten kan voorzien uit eigen middelen of middelen van derden;

  • c.

    de subsidieaanvrager activiteiten organiseert of voorzieningen in stand houdt die niet in het belang zijn van de gehele of ten minste een aanzienlijk deel van de plaatselijke gemeenschap;

  • d.

    de behoefte aan deze activiteiten en/of voorzieningen, alsmede de noodzaak van het gevraagde subsidie, niet aannemelijk is te maken.

  • e.

    de subsidieontvanger gelieerd is aan een commerciële instelling die dezelfde of vergelijkbare activiteiten biedt.

  • f.

    de subsidie niet wordt aangewend overeenkomstig het doel waarvoor het wordt verleend;

  • g.

    de subsidieaanvrager niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • h.

    de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de subsidieaanvrager danwel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens ras, geloofsovertuiging, levensovertuiging, politieke gezindheid, geslacht, burgerlijke staat, leeftijd, seksuele geaardheid of op welke grond dan ook. Instellingen die activiteiten uitvoeren die specifiek op bepaalde door de gemeente erkende doelgroepen qua leeftijd en geslacht zijn gericht, is het wel toegestaan activiteiten te organiseren die gericht zijn op een of meer specifieke doelgroepen;

  • 2.

    Het college kan nadere weigeringsgronden stellen.

Artikel 9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht het college zo spoedig mogelijk te informeren over:

  • a.

    ontwikkelingen die ertoe leiden of kunnen leiden dat de activiteiten niet kunnen worden verwezenlijkt;

  • b.

    het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de activiteiten.

  • 2.

    De subsidieontvanger, tevens rechtspersoon, is voorts verplicht het college, binnen een maand na de wijziging of het besluit schriftelijk te informeren over:

  • a.

    wijzigingen in de statuten, het reglement en de organisatievorm, onder toezending van een afschrift van de notariële akte waarin de wijziging is opgenomen;

  • b.

    wijzigingen in de bestuurssamenstelling;

  • c.

    besluiten en procedures die leiden of kunnen leiden tot beëindiging van de activiteiten dan wel ontbinding van de rechtspersoon.

  • 3.

    Het is de subsidieontvanger, zijnde rechtspersoon, niet toegestaan schenkingen aan derden te doen, behoudens na schriftelijk verkregen toestemming van het college.

  • 4.

    Het college kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 10 Indexering subsidies

  • 1. De budgetsubsidies alsmede de instandhoudingsubsidies kunnen jaarlijks geïndexeerd worden met het indexcijfer dat jaarlijks door de raad wordt vastgesteld bij de programmabegroting.

  • 2. De waarderingssubsidies kunnen jaarlijks met € 5,- verhoogd worden.

  • 3. Het college kan in individuele door hen te bepalen gevallen afwijken van het in lid 1 bedoelde prijsindexcijfer en van een andere indexeringsmethode gebruikmaken.

Hoofdstuk 3 Budget- en instandhoudingssubsidies

Artikel 11 Aanvraag budget- en instandhoudingssubsidie

  • 1.

    Een aanvraag voor een budget- of een instandhoudingssubsidie wordt vóór 1 juni, voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, ingediend bij het college.

  • 2.

    Bij de aanvraag voor een budget- of een instandhoudingssubsidie worden door de aanvrager tenminste overgelegd:

    • a.

      een activiteitenplan voor het jaar c.q. de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft. Hierin zijn de aard, de omvang en intensiteit van de uit te voeren activiteiten, de doelgroepen waarop de activiteiten zijn gericht, het verwachte aantal deelnemers, de locatie(s) waar de activiteiten zullen plaatsvinden en de beoogde doelstelling(en) vermeld;

    • b.

      een gespecificeerde begroting van baten en lasten waarin een overzicht wordt gegeven van de voor (de) het boekja(a)r(en) geraamde inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager, voor zover deze betrekking hebben op het uitvoeren van de in het activiteitenplan opgenomen activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd;

    • c.

      een financieel verslag over het laatste kalenderjaar, vergezeld van een accountantsverklaring of en verklaring van kascontrole;

    • d.

      een balans naar de situatie per 31 december van het afgelopen kalenderjaar;

    • e.

      een verslag van de activiteiten van het laatste kalenderjaar en het verkregen resultaat;

    • f.

      een gespecificeerde opgave van het bedrag dat de aanvrager nodig heeft voor het uitvoeren van de activiteit of activiteiten.

    • g.

      een opgave van eventueel bij anderen aangevraagde subsidie voor dezelfde activiteiten, met daarbij de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat bepaalde stukken, genoemd onder lid 2 van dit artikel, niet overlegd behoeven te worden. Het college doet het verzoek om overlegging van aanvullende stukken of informatie binnen een termijn van vier weken na ontvangst van het verzoek om subsidie.

  • 4.

    Het college kan nadere eisen vaststellen waaraan te overleggen stukken moeten voldoen.

  • 5.

    Indien subsidie wordt verleend voor een meerjarige periode, kan worden volstaan met één aanvraag voor 1 juni voor de aanvang van de meerjarige periode. De stukken als bedoeld in lid 2 moeten dan betrekking hebben op de gehele periode (o.a. meerjarenbegroting).

Artikel 12 Subsidieverlening

  • 1. Het college beslist over een aanvraag voor een budget- of een instandhoudingssubsidie uiterlijk vóór 31 december, voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Deze termijn kan eenmalig verdaagd worden met 4 weken.

Artikel 13 Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college kan bij de verlening van budget- of een instandhoudingssubsidie aan een subsidieontvanger de vorming van reserves of voorzieningen toestaan.

  • 2. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot reserves en voorzieningen.

Artikel 14 Termijn van aanvraag subsidievaststelling

  • 1. 1.De subsidieontvanger dient na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling van een budget- of een instandhoudingssubsidie moet worden ingediend voor 1 juni volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 15 De aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2. Bij de aanvraag voegt de subsidieontvanger een inhoudelijk en financieel verslag, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn, waarin in ieder geval zijn beschreven:

  • a. de aard en omvang van de verrichte activiteiten;

  • b. een beschrijving in hoeverre de door de gemeente nagestreefde doelstellingen zijn behaald en een toelichting op verschillen tussen de nagestreefde doelstellingen en behaalde resultaten;

  • c. een rekening van baten en lasten;

  • d. een balans per 31 december van dat jaar en een bijbehorende toelichting.

  • 3. Het college kan de subsidieontvanger verplichten tot medewerking aan een aanvullend accountantsonderzoek.

  • 4. Bij subsidieontvangers die een budget- of een instandhoudingssubsidie van meer dan € 50.000,-- ontvangen, is een goedkeurende accountantsverklaring vereist.

  • 5. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de stukken, genoemd in de leden 1 tot en met 4 van dit artikel.

Artikel 16 Beslistermijn subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt de subsidie binnen 13 weken na de indiening van de aanvraag tot vaststelling vast.

  • 2. Deze termijn kan eenmalig verdaagd worden met 8 weken.

Hoofdstuk 4 Waarderingssubsidies

Artikel 17 Aanvraag waarderingssubsidie

  • 1. Een aanvraag voor een waarderingssubsidie wordt vóór 1 april, voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, ingediend bij het college.

  • 2. Bij de aanvraag hoeven, behalve het aanvraagformulier, geen stukken te worden overgelegd.

  • 3. Indien het een eerste aanvraag voor een waarderingsubsidie betreft, dan is artikel 7 lid 3 van toepassing.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen over voorwaarden met betrekking tot waarderingssubsidies.

Artikel 18 Meerjarige subsidie

Waarderingssubsidies kunnen worden toegekend voor een tijdvak van meer dan één jaar.

Artikel 19 Subsidieverlening en –vaststelling

  • 1. De subsidieverlening en subsidievaststelling vinden gelijktijdig plaats.

  • 2. Het college neemt binnen 13 weken na de indiening van de aanvraag een besluit.

  • 3. De termijn genoemd in lid 2 kan eenmalig verdaagd worden met 4 weken.

Hoofdstuk 5 Startsubsidies

Artikel 20 Aanvraag startsubsidie

  • 1.

    1.Een aanvraag voor een startsubsidie wordt uiterlijk 13 weken voordat met de activiteiten een begin wordt gemaakt schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2.

    Bij de aanvraag worden door de aanvrager tenminste de concept statuten overgelegd.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1 van dit artikel.

Artikel 21 Subsidieverlening en –vaststelling

  • 1. De subsidieverlening en subsidievaststelling vinden gelijktijdig plaats.

  • 2. Het college beslist over een aanvraag voor een startsubsidie uiterlijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek.

  • 3. Deze termijn kan eenmalig verdaagd worden met 4 weken.

Hoofdstuk 6 Project- of evenementensubsidies

Artikel 22 Aanvraag voor een project- of evenementensubsidie

  • 1.

    Een aanvraag voor een project- of evenementensubsidie wordt tenminste 13 weken vóór de aanvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, door de aanvrager ingediend bij het college.

  • 2.

    Het college kan een kortere termijn toestaan dan de termijn zoals genoemd in lid 1 van dit artikel.

  • 3.

    Bij deze aanvraag wordt door de aanvrager tenminste overlegd:

    • a.

      een activiteitenplan, waarin tevens de beoogde opzet en de doelstellingen van de activiteit(en) zijn vermeld;

    • b.

      een begroting van kosten en baten met betrekking tot de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt gevraagd.

Artikel 23 Subsidieverlening

  • 1. Het college beslist over een aanvraag voor een project- of evenementensubsidie binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Deze termijn kan eenmalig verdaagd worden met 4 weken.

  • 3. Het college kan besluiten dat de subsidieverlening en –vaststelling gelijktijdig plaatsvinden.

Artikel 24 Termijn van aanvraag subsidievaststelling

  • 1. 1.De subsidieontvanger dient na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. 2.De aanvraag tot vaststelling van een project- of evenementensubsidie moet worden ingediend binnen 13 weken na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 25 De aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidievaststelling tegelijk met de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 2. Het college kan de subsidieontvanger verplichten tot medewerking aan een aanvullend accountantsonderzoek.

  • 3. Bij de aanvraag voegt de subsidieontvanger een inhoudelijk en financieel verslag, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn, waarin in ieder geval zijn beschreven:

  • a. de aard en omvang van de verrichte activiteiten;

  • b. een beschrijving in hoeverre de door de gemeente nagestreefde doelstellingen zijn behaald en een toelichting op verschillen tussen de nagestreefde doelstellingen en behaalde resultaten;

  • c. een rekening van baten en lasten;

  • 4. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de stukken, genoemd in de leden 1 tot en met 3 van dit artikel.

Artikel 26 Beslistermijn subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt de subsidie binnen 13 weken na de indiening van de aanvraag tot vaststelling vast.

  • 2. Deze termijn kan eenmalig verdaagd worden met 4 weken.

Hoofdstuk 7 Betaling

Artikel 27 Betaling subsidiebedrag

  • 1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaalbaar gesteld, onder verrekening van betaalde voorschotten.

  • 2. Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken na de subsidievaststelling betaalbaar gesteld. In de beschikking tot subsidievaststelling kan een andere termijn voor betaling worden vastgesteld.

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 28 Aanmelding staatssteun

  • 1. Een subsidie op grond van deze verordening die aan alle criteria voor meldingsplichtige staatssteun lijkt te voldoen, wordt voordat zij wordt verleend door het college aangemeld bij de Europese Commissie.

  • 2. Een subsidie die mogelijk staatssteun vormt, wordt niet verleend voordat de Europese Commissie een beschikking tot goedkeuring van die steun heeft gegeven of wordt geacht die te hebben gegeven.

Artikel 29 De-minimisregeling

  • 1. Voor zover een subsidie kan worden aangemerkt als staatssteun en wordt verleend onder de de-minimis-vrijstellingsverordening, bedraagt de subsidie niet meer dan het bedrag dat op grond van die verordening maximaal mag worden verstrekt.

  • 2. Bij de bepaling van het subsidiebedrag als bedoeld in het eerste lid, wordt de over een periode van de afgelopen drie jaar verkregen overheidssteun meegerekend.

  • 3. In het geval van het eerste lid ondertekent de subsidieontvanger een verklaring waarin hij verklaart dat met de betreffende subsidieverstrekking het maximaal te verstrekken bedrag, gerekend over een periode van drie jaar, niet wordt overschreden.

Artikel 30 Wijzigingen in de Algemene wet bestuursrecht

Indien en voor zover er na de inwerkingtreding van deze verordening wijzigingen in de Algemene wet bestuursrecht plaatsvinden die consequenties hebben voor het bepaalde in deze verordening, gaan de

gewijzigde bepalingen in de Wet voor hetgeen in de betreffende artikelen van deze verordening is bepaald.

Artikel 31 Onduidelijkheden in de verordening

Het college treft de nodige voorzieningen en/of neemt de nodige beslissingen in alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is.

Artikel 32 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening verleend zijn, zijn de bepalingen van de ‘Algemene subsidieverordening gemeente Brummen 2004’, de ‘Subsidieverordening voor monumenten 2004’, de ‘Verordening subsidiering godsdienst en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs’ en de ‘Verordening subsidiering regionaal indicatieorgaan’ van toepassing.

  • 2.

    Op een aanvraag, die is ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, wordt op grond van de voor dat tijdstip geldende regels beslist.

Artikel 33 Ontheffing wegens bijzondere omstandigheden

Van de toepassing van de bepalingen in deze verordening kan door het college worden afgeweken indien strikte toepassing ervan wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zou zijn in verband met het met deze bepalingen te dienen doel.

Artikel 34 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010.

  • 2. Met ingang van 1 januari 2010 worden ingetrokken:

    • a.

      de ‘Algemene Subsidieverordening gemeente Brummen 2004’, kenmerk DT00000113, vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2003

    • b.

      de ‘Subsidieverordening voor monumenten 2004’, kenmerk DT00000198, vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2004

    • c.

      de ‘Verordening subsidiering godsdienst en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs’, kenmerk V000000003, vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 januari 2007.

    • d.

      de ‘Verordening subsidiering regionaal indicatieorgaan’, kenmerk DT00000198, vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 maart 2000.

Artikel 35 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Algemene Subsidieverordening gemeente Brummen’ (kenmerk V09.00011/JD

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 december 2010 bij raadsbesluit met kenmerk RB09.00038

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 17 december 2009.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE BRUMMEN

 

Algemene toelichting

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft een wettelijk kader voor alle subsidies die het Rijk en de lagere overheden toekennen. De eis dat een subsidie in beginsel steeds een wettelijke grondslag heeft, staat hierbij centraal.

 

Voor de gemeente betekent dit dat toekenning van subsidies gebaseerd moet zijn op een verordening. Naast deze Algemene Subsidieverordening, verder te noemen: ASV, zal de uitwerking van het subsidiebeleid op bepaalde beleidsterreinen gestalte krijgen in nadere (subsidie) regels. 

 

De besluiten van het college - gebaseerd op de verordening - staan open voor bezwaar en beroep, een en ander zoals is geregeld in de Awb. Een bezwaar bij c.q. beroep op de raad is derhalve niet aan de orde.

 

In de verordening zijn de aanbevelingen uit de evaluatie van het subsidiebeleid “naar eigen vermogen” van april 2009 meegenomen. De verordening heeft een gelaagde opbouw. Dat wil zeggen dat de algemene bepalingen die van toepassing zijn op alle subsidieaanvragen en subsidievormen, zoveel mogelijk in de eerste twee hoofdstukken staan. In de hoofdstukken die daarop volgen, worden specifieke bepalingen weergegeven die gelden voor de verschillende soorten subsidies. In de subsidieverordening wordt onderscheid gemaakt tussen 5 soorten subsidies.

 

Structurele subsidies:

 

1.         Budgetsubsidie

een subsidie op grond van vooraf afgesproken activiteiten en prestaties. Deze subsidie wordt toegekend aan rechtspersonen die personeel in dienst hebben dat door de gemeente wordt gesubsidieerd.

 

2.         Waarderingssubsidie

een subsidie waarmee het college haar waardering uitspreekt aan verenigingen of stichtingen die activiteiten uitvoeren die van maatschappelijk belang zijn voor de gemeente Brummen.

 

3.         Instandhoudingsubsidie

Een subsidievorm die uitsluitend is bedoeld voor rechtspersonen die naar het oordeel van het college zonder een substantieel subsidie zeer ernstig in hun voortbestaan worden bedreigd. Instandhouding van de activiteiten van deze rechtspersonen vindt de gemeente dermate belangrijk dat deze rechtspersonen bij de vaststelling van de nota ‘Naar eigen vermogen’ uitdrukkelijk als zodanig zijn aangewezen. Er moet naar het oordeel van het college sprake te zijn van een goed bestuur en beleid en een redelijke contributie/eigen bijdrage, alsmede van onvoorziene omstandigheden. Er kan door de gemeente een onafhankelijk deskundige worden ingeschakeld om de feitelijke situatie van de rechtspersoon in beeld te brengen en advies uit te brengen.

 

Het college kan eventueel voorwaarden stellen ten aanzien van de periode dat de subsidie wordt verstrekt en de inspanningen van de rechtspersoon om op termijn subsidie-onafhankelijk te worden.

 

Incidentele subsidies:

 

4.         Project- of evenementensubsidie

een subsidievorm die is ingesteld om de totstandkoming van incidentele of tijdelijke activiteiten te stimuleren.

 

5.         Startsubsidie

een subsidie voor nieuwe rechtspersonen die hen in staat stelt om de eerste aanloopkosten te kunnen betalen. Rechtspersonen die hiervoor in aanmerking willen komen zullen in elk geval worden getoetst aan het criterium ‘maatschappelijk belang voor Brummen’.

 

 

 

Hoofdstuk 1  algemene bepalingen

 

Artikel 1           Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die van toepassing zijn in deze verordening.

 

Artikel 2           Reikwijdte verordening

De algemene subsidieverordening is in beginsel van toepassing op alle door de gemeente te verlenen subsidies voor activiteiten die door de subsidieontvangers in het belang van de gemeente worden uitgevoerd. Het college bepaalt welke subsidies daadwerkelijk worden verstrekt. Meer specifieke regels worden vastgelegd in nadere regels. Deze worden door het college vastgesteld. Het tweede lid geeft een niet uitputtende opsomming van de zaken die het college in nadere regels kan opnemen.

 

De uitvoering van activiteiten wordt overgelaten aan het particulier initiatief. De gemeente ontplooit slechts dan activiteiten indien het particulier initiatief naar haar oordeel niet of te weinig activiteiten ontplooit.

 

De algemene subsidieverordening is niet van toepassing indien hiervan bij of krachtens een bijzondere subsidieregeling wordt afgeweken. Een dergelijke bijzondere subsidieregeling zal alleen worden opgesteld indien dit gelet op de (sectorale) belangen onvermijdelijk is.

 

Artikel 3           Bevoegdheden van het college

Op grond van dit artikel is het college belast met de uitvoering van deze verordening. Uitvoering houdt onder meer in het verlenen en vaststellen van subsidies, het vaststellen van nadere regels en het aangaan van subsidie-overeenkomsten.

 

Uiteraard is het college daarbij gehouden aan de financiële grenzen (het subsidieplafond) die de raad in de gemeentebegroting heeft vastgesteld (tweede lid). Het college kan daarbij, indien de raad de begroting nog niet heeft vastgesteld, ook de voorwaarde stellen dat er voldoende gelden beschikbaar worden gesteld (derde lid). Het college is tevens bevoegd aan de subsidietoekenning voorwaarden en voorschriften te verbinden en uitvoeringsovereenkomsten aan te gaan en te ontbinden (vierde lid). Ten slotte is het college bevoegd om te besluiten over subsidies waarvoor een wettelijke grondslag zoals bedoeld in artikel 4:23 van de Awb ontbreekt (vijfde lid).

 

Artikel 4           Evaluatie

Artikel 4:24 Awb schrijft voor dat, indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, tenminste eenmaal in de vijf jaar een verslag wordt gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. In de verordening wordt bij deze wettelijke termijn aangesloten.

 

Vorm en inhoud van het verslag zijn vrij. Mogelijkheden zijn een apart verslag, een rapportage in de begrotingstoelichting, een beleidsnota. Deze bepaling past uitstekend in het dualistische bestuursconcept.

 

Artikel 5           Subsidieplafond

Met het vaststellen van een subsidieplafond worden de aanspraken op subsidies beperkt tot een bepaald maximum bedrag. Hierdoor wordt een open einde regeling voorkomen. Overschrijding van het budget is op zichzelf geen harde weigeringsgrond. Het enkele feit dat een begrotingspost is uitgeput is een onvoldoende reden voor een bestuursorgaan om een subsidie te weigeren. Met het vaststellen van een subsidieplafond wordt dit probleem opgelost. Op basis van dit artikel stelt de gemeenteraad jaarlijks bij de vaststelling van de programmabegroting de subsidieplafonds per beleidsterrein vast.

 

Bij de bekendmaking van deze subsidieplafonds door het college, wordt ook bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld. Uiteraard moeten de subsidieplafonds tijdig, doch in ieder geval voor aanvang van het tijdvak waarvoor ze zijn vastgesteld, bekend worden gemaakt.

 

Als een vastgesteld subsidieplafond dreigt te worden overschreden, zal in eerste instantie getracht worden de aanvragen te ordenen op basis van een inhoudelijke, kwalitatieve beoordeling. Als dit niet mogelijk blijkt, dan wordt het beschikbare budget verdeeld op basis van de volgorde van de aanvragen tot het maximum van het subsidieplafond is bereikt.

 

Uiteraard komen subsidieontvangers slechts voor subsidie in aanmerking als zij voor het overige aan alle eisen en voorschriften voldoen. Cruciaal is dat het subsidieplafond op correcte wijze bekend wordt gemaakt evenals de wijze van verdeling.

 

Artikel 6           Algemeen

Het 1ste lid bepaalt dat een subsidie in principe alleen aan rechtspersonen wordt verleend.

 

In lid 2 wordt het begrip ‘Brummens belang’  (maatschappelijk belang voor de Brummense samenleving) beschreven. Dit begrip is een van de peilers van het subsidiebeleid. Er moet sprake zijn van een direct en/of aantoonbaar maatschappelijk belang voor de Brummense samenleving; daarvan is sprake wanneer:

a.         De vereniging of stichting statutair gevestigd is in de gemeente Brummen.

b.         Een vereniging tenminste 15 leden heeft die in de gemeente wonen (deze bepaling is niet van toepassing op stichtingen).

c.         De activiteiten van de rechtspersoon zich richten op de beleidsterreinen zoals genoemd in artikel 3       lid 1 en daarbij gericht zijn op de inwoners van de gemeente Brummen.

 

Het 3e lid bepaald dat het college kan afwijken van het gestelde in lid 2. Van de statutaire vestigingseis

kan bijvoorbeeld worden afgeweken wanneer het gaat om (subsidiabele) activiteiten die rechtstreeks

ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Brummen en welke activiteiten niet reeds naar

tevredenheid cq. in voldoende mate door een lokaal rechtspersoon worden uitgevoerd.

 

Op grond van het 4e lid kan het college in nadere regels bepalen dat ook subsidie verstrekt wordt aan natuurlijke personen, een groep van natuurlijke personen of op rechtspersonen zonder volledige rechtsbevoegdheid.

 

Hoofdstuk 2 bepalingen met betrekking tot aanvraag, subsidieverlening en -vaststelling

 

Artikel 7           Aanvraag

In artikel 4:2 van de Awb is een algemene bepaling over aanvragen opgenomen. Daarin staat bijvoorbeeld dat de aanvraag moet zijn ondertekend.

 

In het 2de lid wordt aangegeven dat een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid een aantal stukken moet overleggen bij de eerste aanvraag. Een vereniging of stichting met volledige rechtsbevoegdheid is opgericht bij notariële akte, waarin ook de statuten zijn opgenomen. Tevens is inschrijving bij de Kamer van Koophandel verplicht. Als de vereniging of stichting is opgericht bij notariële akte, dan moeten de volgende punten in de statuten worden opgenomen:

- de naam en plaats van vestiging;

- de wijze van bijeenroeping van de algemene vergadering;

- de wijze van benoeming en ontslag van de bestuurders;

- de bestemming van het saldo van de vereniging/stichting na ontbinding.

 

Artikel 8           Weigering subsidieverlening

Dit artikel geeft een niet-limitatieve opsomming van een aantal gronden om een subsidie-aanvraag te weigeren. Dit artikel handelt niet over weigering op beleidsmatige gronden. Dat gebeurt op basis van de nadere regels, waarin ook de inhoudelijke voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen nader worden bepaald.

 

De weigeringsgrond in lid 1 sub b geeft aan dat wanneer de subsidieontvanger (of aanvrager) zelf in de kosten van de activiteiten kan voorzien, geen subsidie wordt verstrekt.

 

Ook wordt volgens sub c geen subsidie verstrekt als de activiteit niet in overwegende mate is gericht op de behartiging van belangen van inwoners van de gemeente Brummen. Naast de belangenbehartiging voor de inwoners van Brummen zullen belangen van inwoners in een grotere regio worden behartigd. Derhalve bestaat er ook geen aanleiding in dergelijke gevallen subsidie te verlenen. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet dus duidelijk zijn dat gericht belangen van inwoners van de gemeente worden behartigd. De activiteiten moeten een ‘Brummens belang’ hebben om voor subsidie in aanmerking.

 

Sub d lid ziet erop toe dat de subsidie-aanvrager aangeeft dat de activiteit zonder gemeentelijk subsidie geen doorgang kan vinden. In de nota ‘Subsidiebeleid naar eigen vermogen’, zoals die door de raad in de vergadering van 19 december 2002 is vastgesteld, is het criterium subsidie-afhankelijk ingevoerd. De toets op subsidieafhankelijkheid kan leiden tot een afwijzing van het subsidieverzoek.

 

Sub g zegt dat de subsidieontvanger moet voldoen aan de regels die door de verordening worden gesteld.

 

Sub h ziet er onder meer op toe dat subsidieontvangers niet discrimineren. Dit laat onverlet de mogelijkheid dat een subsidieontvanger zijn activiteiten richt op bepaalde doelgroepen (zoals peuters, ouderen, gehandicapten, jongeren, vrouwen). Activiteiten moeten echter altijd gelijkelijk “toegankelijk” zijn voor alle inwoners van de gemeente.

 

Op basis van lid 2 kan het college nadere weigeringsgronden stellen. Uit dit lid blijkt het niet-limitatieve karakter van het artikel.

 

Artikel 9           Verplichtingen van de subsidieontvanger

Naast de wettelijke verplichtingen van de subsidieontvanger zoals benoemd in artikel 4:37 Awb, zijn in dit artikel enkele aanvullende verplichtingen opgenomen.

 

In lid 1 gaat het om inlichtingen-verplichtingen die betrekking hebben op het niet (langer) uitvoeren van de activiteiten.

 

In het 2e lid zijn de verplichtingen van ontvangers van structurele subsidies opgenomen over informatie die de subsidieontvanger of subsidieontvangende rechtspersoon betreffen. De opsomming van zaken waaromtrent informatie aan het college moet worden verstrekt is limitatief.

 

Lid 3 geeft aan dat het subsidieontvangers in beginsel niet is toegestaan schenkingen aan derden te doen. Subsidieverstrekking vindt plaats om door de subsidieontvanger te verrichten activiteiten

mogelijk te maken. Voor zover een subsidieontvanger ook zonder subsidie of met minder subsidie deze activiteiten zou kunnen uitvoeren zou geen noodzaak tot subsidieverlening bestaan. Het doen van schenkingen door subsidieontvangers zou ertoe kunnen leiden dat deze (op de lange of korte termijn) zijn aangewezen op een hoger subsidiebedrag. Derhalve worden schenkingen in beginsel niet toegestaan.

 

Lid 4 biedt het college de mogelijkheid aanvullende verplichtingen op te leggen.

 

Artikel 10         Indexering subsidies

Om subsidieontvangers te compenseren voor prijs- en kostenstijgingen kunnen alle budgetsubsidies en instandhoudingsubsidies jaarlijks geïndexeerd worden met het indexcijfer dat jaarlijks door de raad wordt vastgesteld bij de gemeentebegroting.

 

De waarderingsubsidies kunnen jaarlijks met € 5,- worden verhoogd.

 

Het 3de lid van het artikel laat de mogelijkheid open dat het college in bijzondere gevallen afwijkt van deze regel en een andere indexering toepassen.

 

Hoofdstuk 3  Budget- en instandhoudingsubsidie

 

Artikel 11         Aanvraag budget- en instandhoudingssubsidie

In artikel 11 worden regels gesteld over de aanvraag voor een budget- en instandhoudingssubsidie. Zo’n aanvraag moet uiterlijk 1 juni voor de aanvang van het boekjaar worden ingediend. Bij de aanvraag om een budget- en instandhoudingssubsidie moet een groot aantal bescheiden worden overgelegd. Het gaat hierbij enerzijds om gegevens die de aanvraag met argumenten onderbouwen en anderzijds om gegevens die het college  nodig heeft om zich een goed beeld van de betrokken belangen te kunnen vormen. Het college kan ingevolge dit artikel besluiten dat bepaalde gegevens niet behoeven te worden overlegd, maar kunnen ook om extra gegevens verzoeken.

 

In het 3de lid wordt het college de mogelijkheid gegeven om aanvullende stukken of informatie te vragen van de subsidie-aanvrager. Zij kunnen hierbij een redelijke termijn stellen waarbinnen de aanvullende informatie moet worden ingediend.

 

Artikel 12         Subsidieverlening

Dit artikel verschaft de subsidie-aanvrager duidelijkheid over de termijn waarbinnen het college een besluit neemt op een aanvraag voor een subsidie.

 

 

Artikel 13         Reserves en voorzieningen

Dit artikel maakt de vorming van reserves of voorzieningen door de subsidieontvanger mogelijk. Aan de vorming van reserves of voorzieningen moet in beginsel een besluit van het college ten grondslag liggen, dan wel een nadere subsidieregel. Zonder een dergelijk besluit of nadere subsidieregel is de vorming van reserves of voorzieningen niet toegestaan.

 

Artikel 14         Termijn van aanvraag subsidievaststelling

Dit artikel bepaalt de termijn waarbinnen de aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet worden ingediend. De termijn is in lid 2 voor budget- en instandhoudingssubsidie gesteld op de datum vóór 1 juni na afloop van het jaar waarvoor de subsidie is verleend. Met de keuze voor deze termijn in lid 2 wordt aangesloten bij de termijn die geldt voor de indiening voor een nieuwe aanvraag voor een jaarsubsidie. Dergelijke aanvragen moeten eveneens vóór 1 juni voor de aanvang van het kalenderjaar worden ingediend. Door de termijn voor de indiening van een nieuwe aanvraag en die voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling in dezelfde periode te laten vallen, is het mogelijk bij de beoordeling van de aanvraag voor subsidieverlening rekening te houden met gegevens die bij de aanvraag tot subsidievaststelling over de voorgaande periode zijn bijgevoegd.

 

Artikel 15         De aanvraag tot subsidievaststelling

In artikel 15 wordt omschreven waaraan de aanvraag tot subsidievaststelling in ieder geval moet voldoen.

In de aanvraag tot subsidievaststelling geeft de subsidieontvanger aan dat de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Hij legt tevens rekening en verantwoording af over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn. De subsidieontvanger is op grond van lid 2 van dit artikel verplicht een inhoudelijk en financieel verslag op te stellen waarin zijn beschreven de inhoud en omvang van de activiteiten en tevens een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen. Daarbij gaat het dan niet om de doelstellingen die de subsidieontvanger zelf voor ogen staan, maar de doelstellingen die met het verstrekken van de subsidie door de gemeente zijn beoogd. Deze doelstelling zal over het algemeen duidelijk worden uit de beschikking tot

subsidieverlening en indien aanwezig de uitvoeringsovereenkomst.

 

De informatie die op deze wijze door de instellingen wordt verstrekt moet het college in staat stellen het verslag zoals bedoeld is in artikel 4 op te stellen.

 

Artikel 16         Beslistermijn subsidievaststelling

In dit artikel wordt bepaald dat het college binnen 13 weken na de indiening van de aanvraag tot vaststelling, de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening vaststelt. Deze termijn is bindend. Er kan derhalve niet lichtzinnig van worden afgeweken. Afwijking van de termijn is slechts mogelijk indien de noodzakelijke gegevens voor de vaststelling ontbreken. In dat geval kan echter ook worden besloten tot ambtshalve vaststelling van de subsidie. Aangezien in dat geval niet aan de verplichtingen door de subsidieontvanger is voldaan, kan worden besloten de subsidie lager vast te stellen.

 

Hoofdstuk 4  Waarderingssubsidies

 

Artikel 17         Aanvraag waarderingssubsidie

In artikel 17 worden regels gesteld over de aanvraag voor een waarderingssubsidie. Zo’n aanvraag moet uiterlijk 1 april voor de aanvang van het boekjaar worden ingediend. Bij een aanvraag voor een waarderingssubsidie volstaat het tijdig indienen van een (standaard) aanvraagformulier. Er hoeven geen bescheiden te worden overlegd, tenzij het een nieuwe aanvraag betreft. Alleen moet verklaard worden dat de activiteiten van de rechtspersoon voorzien in een aantoonbaar belang voor de Brummense samenleving.

 

Artikel 18         Meerjarige subsidie

In artikel 18 wordt de bevoegdheid geschapen voor het toekennen van een waarderingssubsidie voor een tijdvak langer dan een jaar.

 

Artikel 19         Subsidieverlening en –vaststelling

Bij een waarderingsubsidie is er geen aparte subsidievaststelling. De subsidieverlening en –vaststelling vinden gelijktijdig plaats.

 

 

 

Hoofdstuk 5  Startsubsidies

 

Artikel 20         Aanvraag startsubsidie

Aanvragen voor een startsubsidie moeten uiterlijk 13 weken vóór de aanvang van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd zijn ingediend. Het college kan besluiten dat van dit vereiste, ontheffing wordt verleend. De aanvrager moet bij de aanvraag tenminste de concept statuten overleggen.

 

Deze subsidie moet worden gezien als een bijdrage in de aanloopkosten van een nieuwe rechtspersoon, zoals de kosten van een notariële akte, de inschrijving bij de Kamer van Koophandel, de eerste aanschaf van administratieve benodigdheden, advertenties en folders e.d. Daarnaast kan een startende vereniging ook een waarderingssubsidie aanvragen.

 

Artikel 21         Subsidieverlening en vaststelling

Dit artikel verschaft de subsidie-aanvrager duidelijkheid over de termijn waarbinnen het college een besluit neemt op een aanvraag voor een subsidie.

 

Hoofdstuk 6  Project- of evenementensubsidie

 

Artikel 22         Aanvraag voor een project- of evenementensubsidie

Aanvragen voor een project- of evenementensubsidie moeten uiterlijk 13 weken voor de aanvraag van de activiteit (evenement of project) waarvoor subsidie wordt aangevraagd worden ingediend. Op grond van het 2e lid kan het college een kortere termijn dan 13 weken toestaan.

 

Bij dit subsidie speelt het dilemma dat de gemeente enerzijds de creativiteit van de aanvragers niet nadelig wil beïnvloeden door allerlei beperkende richtlijnen, maar anderzijds dat er toch enkele toetsingscriteria moeten zijn om houvast te bieden bij de beleidsafweging

door het college. De formulering van dit artikel laat voldoende ruimte om desgewenst de regels in bepaalde gevallen aan te passen.

 

Het college zal bij het beoordelen van de aanvraag voor een project- of evenementensubsidie toetsen:

1. Of er sprake is van een nieuw of innovatief project.

2. Welke relatie er is tussen commerciële en niet commerciële belangen

3. Of er sprake is van een redelijke eigen bijdrage van de initiatiefnemer in de vorm van      

    zelfwerkzaamheid, dan wel op een andere wijze wordt voorzien in het genereren van

    inkomsten ter dekking van de kosten van de activiteiten.

 

Artikel 23         Subsidieverlening

Dit artikel verschaft de subsidie-aanvrager duidelijkheid over de termijn waarbinnen het college een besluit neemt op een aanvraag voor een subsidie.

 

Op basis van lid 3 kan het college besluiten dat subsidieverlening en –vaststelling gelijktijdig plaatsvinden.

 

Artikel 24         Termijn van aanvraag subsidievaststelling

Dit artikel bepaalt de termijn waarbinnen de aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet worden ingediend. De termijn voor project- en evenementensubsidies is gesteld op 13 weken na afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie is verstrekt.

 

Artikel 25         De aanvraag tot subsidievaststelling

In artikel 25 wordt omschreven waaraan de aanvraag tot subsidievaststelling in ieder geval moet voldoen.

In de aanvraag tot subsidievaststelling geeft de subsidieontvanger aan dat de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Hij legt tevens rekening en verantwoording af over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn. De subsidieontvanger is op grond van lid 3 van dit artikel verplicht een inhoudelijk en financieel verslag op te stellen waarin de inhoud en omvang van de activiteiten zijn beschreven en tevens een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen. Daarbij gaat het dan niet om de doelstellingen die de subsidieontvanger zelf voor ogen staan, maar de doelstellingen die met het verstrekken van de subsidie door de gemeente zijn beoogd. Deze doelstelling zal over het algemeen duidelijk worden uit de beschikking tot subsidieverlening en indien aanwezig de uitvoeringsovereenkomst.

 

 

Artikel 26         Beslistermijn subsidievaststelling     

Zie de toelichting bij artikel 16

 

Hoofdstuk 7  Betaling

 

Artikel 27         Betaling subsidiebedrag

Lid 2 bepaalt dat het subsidiebedrag binnen zes weken na de subsidievaststelling betaalbaar wordt gesteld. Deze termijn komt overeen met artikel 4:87 lid 1 Awb.

 

Hoofdstuk 8  Overige bepalingen, overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 28         Aanmelding staatssteun

Op grond van het Europese recht kan het verlenen van een subsidie worden aangemerkt als het verlenen van steun. Het verstrekken van staatssteun is niet geoorloofd als het leidt tot een verstoring van de concurrentie die het gemeenschappelijk handelsverkeer ongunstig beïnvloedt. Steunmaatregelen die als steun kunnen worden beschouwd moeten van tevoren worden aangemeld bij de Europese Commissie. Uit artikel 87 EG-Verdrag blijkt wanneer sprake is van staatsteun.

 

Artikel 29         De-minimisregeling

Onder bepaalde omstandigheden mag een overheid wel steun verlenen en hoeft deze steun (bijvoorbeeld in de vorm van een subsidie) niet te worden aangemeld bij de Europese Commissie. Een van deze omstandigheden is het verlenen van steun onder de zogenaamde de-minimis verordening (Verordening EG nr. 69/2001). Om te waarborgen dat subsidieverlening door de gemeente Brummen aan de regels over de-minimis-steun voldoet, zijn in dit hoofdstuk twee artikelen met betrekking tot steun opgenomen.

 

Artikel 31         Onduidelijkheden in de verordening

Dit artikel geeft het college de bevoegdheid regels te treffen voor gevallen waarin de verordening niet voorziet.

 

Artikel 32         Overgangsbepalingen

Bij de overgang van een oud naar een nieuw systeem is het nodig een regeling te treffen voor het afwikkelen van aanvragen die onder de vorige regeling zijn ingediend. Op subsidies die vóór de inwerkingtreding van de verordening zijn verleend, zijn de bepalingen van de subsidieregeling op grond waarvan die subsidie is verleend, van toepassing. Op aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van de verordening wordt beslist op grond van de voor dat tijdstip geldende regels.

 

Aanvragen die vanaf 1 januari 2010 worden ingediend worden geheel volgens deze verordening behandeld.

 

Artikel 33         Ontheffing wegens bijzondere omstandigheden

Artikel 33 bevat een hardheidsclausule. Het college kan bij bijzondere omstandigheden afwijken van de bepalingen in deze verordening of de strikte toepassing hiervan.

 

Artikel 34         Inwerkingtreding

Dit artikel bepaalt de datum waarop de verordening in werking treedt. De datum is bepaald op 1 januari 2010. Op deze datum wordt de oude ASV 2004 en enkele andere subsidieverordeningen, waarvoor deze subsidieverordening in de plaats treedt, ingetrokken. Dat betekent dat subsidieverlening overeenkomstig deze verordening voor het eerst plaats vindt ten behoeve van het subsidiejaar 2010.

 

Artikel 35         Citeertitel

Artikel 34 geeft de officiële benaming van de verordening aan.