Delegatie, Adviesrecht Raad en participatieplicht bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten onder de Omgevingswet

Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Intitulé

Delegatie, Adviesrecht Raad en participatieplicht bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten onder de Omgevingswet

Overwegingen

Gelet op de bepalingen van de Omgevingswet

Besluit

  • 1)

    het document adviesrecht gemeenteraad en verplichte participatie bij afwijkingen van het omgevingsplan d.d. 1 januari 2022 vast te stellen

  • 2)

    De uitgebreide procedure van toepassing te verklaren op aanvragen waarvoor de gemeenteraad gebruik wil maken van haar bindend adviesrecht.

  • 3)

    De bevoegdheid tot het wijzigen van het omgevingsplan te delegeren aan het college van B&W in de volgende gevallen:

    • -

      wijzigingen van technische aard

    • -

      wijzigingen die noodzakelijk zijn i.v.m. hogere wet- of regelgeving

    • -

      wijzigingen in de toelichting van het omgevingsplan

    • -

      de verwerking van een omgevingsvergunning nadat deze onherroepelijk in werking is getreden

Uitleg en leeswijzer

Onder de Omgevingswet kunnen vergunningen verleend worden door middel van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Daarmee kan – ondanks strijd met het Omgevingsplan – toch een vergunning verleend worden door het college.

De gemeenteraad kan gevallen van categorieën aanwijzen, waarin het college niet zomaar van het omgevingsplan kan afwijken om een vergunning te kunnen verlenen. In die gevallen wordt de raad om bindend advies gevraagd. Ook kan de gemeenteraad het besluit nemen om participatie verplicht te stellen bij bepaalde buitenplanse omgevingsplanactiviteiten.

Hoe dit nu precies in elkaar zit, is te lezen in hoofdstuk 1 (uitleg over het adviesrecht van de raad) en hoofdstuk 2 (uitleg over de verplichte participatie). Een lijst met categorieën van gevallen waarvoor het adviesrecht en de verplichte participatie geldt (en tevens de uitgebreide procedure van toepassing wordt verklaard), is opgenomen in hoofdstuk 3. Wanneer deze lijst in werking treedt is te lezen in hoofdstuk 4. In datzelfde hoofdstuk wordt ook beschreven wanneer de lijst wordt geëvalueerd.

Hoofdstuk 1 – het adviesrecht

De omgevingswet: rolverdeling gemeenteraad en college van B&W

In essentie blijft de rolverdeling tussen de gemeenteraad en het college van B&W na de inwerkingtreding van de Omgevingswet onveranderd. De gemeenteraad houdt gedurende het beleids- en besluitvormingsproces vinger aan de pols en stuurt op de gewenste doelen. Dat is met de komst van de Omgevingswet niet anders.

Ook in de nieuwe situatie is het college van B&W het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning. Het College van B&W krijgt wel meer bevoegdheden bij de uitvoering van het beleid en de gemeenteraad is nadrukkelijker belast met de hoofdlijnen en de monitoring van de resultaten.

De huidige situatie: verklaring van geen bedenkingen (VVGB)

Bouwplannen passen niet altijd in het bestemmingsplan. Soms is het ook niet mogelijk om via een binnenplanse afwijking of een zogenaamde kruimelgevallenregeling medewerking te verlenen. Onder de huidige wetgeving kan het college van B&W dan uitsluitend een omgevingsvergunning verlenen met instemming van de gemeenteraad.

Voor activiteiten in strijd met het bestemmingsplan kan de gemeenteraad in de huidige situatie beslissen dat er ‘geen bedenkingen’ zijn met een zogenoemde vvgb. Om het werkbaar te houden wijst de raad gevallen aan waarin een vvgb niet nodig is. Voor alle overige gevallen is deze vvgb dus wel nodig.

Het adviesrecht vervangt de VVGB

Onder de Omgevingswet is het precies omgekeerd. Dan wijst de gemeenteraad gevallen aan waarin wel een bindend advies van de raad nodig is om af te wijken van het omgevingsplan (art. 16.15 a lid b. onder 1 Omgevingswet). Voor de niet-aangewezen gevallen vervalt het adviesrecht; dan gaat de raad er niet over.

De status van het advies van de raad

Als de gemeenteraad een negatief advies geeft, dan mag het college de omgevingsvergunning niet verlenen. Dit adviesrecht van de gemeenteraad is een zogenaamd verzwaard, bindend advies. Het College van B&W mag daar niet van afwijken

Raadsbesluit nodig over adviesrecht

De gemeenteraad moet – voordat de Omgevingswet in werking treedt – een besluit nemen over de gevallen waarin hij advies wil geven. Het huidige raadsbesluit ‘aanwijzing gevallen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen nodig is’ vervalt namelijk automatisch bij inwerkingtreding van de Omgevingswet. Regelt de gemeenteraad niets, dan hoeft B&W in geen enkel geval naar de gemeenteraad voor advies ten aanzien van activiteiten die in strijd zijn met het omgevingsplan. Dat is niet wenselijk.

Eenvoudigere en snellere procedures

De gemeenteraad moet bij het bepalen van de lijst meewegen dat de Omgevingswet als doel heeft om besluitvorming over initiatieven sneller en overzichtelijker te laten verlopen. Ook bij afwijkingen van het omgevingsplan is de reguliere procedure van toepassing (in principe 8 weken, optioneel 6 weken verlenging). Hoewel er enkele gevallen zijn waarbij de termijn kan worden verlengd (onder meer op verzoek van aanvrager of als het bevoegd gezag dat beslist) is de planning van de raadscyclus – en daarmee het agenderen in de gemeenteraad – geen reden om de procedure te verlengen. Het is dan ook zinvol dat de gemeenteraad vooraf bepaalt waar hij wel en geen rol voor zichzelf ziet en daarmee ook niet te veel categorieën van gevallen vooraf aanwijst. Om het praktisch werkbaar te houden wordt voorgesteld om voor de gevallen waarin de raad van haar adviesrecht gebruik wil maken de uitgebreide procedure van toepassing te verklaren, zodat er voldoende tijd voor een zorgvuldig besluitvormingsproces aanwezig is.

Lijst van gevallen adviesrecht

In hoofdstuk 3 is de lijst met gevallen waarvoor het adviesrecht geldt opgenomen.

Hoofdstuk 2 – Verplichte participatie bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten

Participatie in de Omgevingswet

Participatie is een belangrijk onderdeel van de Omgevingswet. En het is verplicht voor het bevoegd gezag. De gemeente moet ervoor zorgen dat alle belanghebbenden hun meningen kunnen geven over een visie of plan. Zoals een Omgevingsvisie of een Omgevingsplan. Belanghebbenden zijn bijvoorbeeld inwoners, bedrijven, verenigingen, scholen.

Bij een omgevingsvergunning moet de aanvrager aangeven of hij omwonenden bij de aanvraag betrokken heeft. En hij moet duidelijk maken wat er uit die participatie is gekomen. De aanvrager mag zelf weten op welke manier hij de belanghebbenden bij de aanvraag betrekt.

Vergunningverlening: toets Omgevingsplan

In veruit de meeste gevallen is de gemeente het bevoegd gezag voor het verlenen van de vergunning. De gemeente toetst dan ook of het initiatief past in het Omgevingsplan. Daarbij zijn er drie mogelijkheden:

  • 1.

    Het initiatief past binnen de regels. Gemeente verleent de vergunning, want het past binnen de kaders.

  • 2.

    Het initiatief past met een binnenplanse afwijking. Zo’n afwijking kennen we nu ook in onze bestemmingsplannen. Dit heet onder de Omgevingswet een binnenplanse omgevingsplanactiviteit (binnenplanse opa).

  • 3.

    Het initiatief past niet. Als de gemeente wil meewerken aan het initiatief, moet ze een vergunning gaan verlenen in afwijking van het omgevingsplan. Zo’n initiatief is dan een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (buitenplanse opa).

Participatie bij vergunningverlening

Bij mogelijkheid 1 en 2 is participatie voor een initiatiefnemer niet verplicht. Dit zijn activiteiten die binnen de regels van het Omgevingsplan vallen. En bij het vaststellen van het Omgevingsplan zelf heeft al participatie plaatsgevonden. Participatie door de initiatiefnemer wordt wel gestimuleerd.

Participatie kan wel verplicht zijn als iemand een vergunning voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten (mogelijkheid 3) aanvraagt. Dat zijn activiteiten die niet in het Omgevingsplan staan. Hierover heeft dus nooit eerder participatie plaatsgevonden. Of participatie in deze situatie wel of niet verplicht is, is aan de gemeenteraad om te bepalen. De gemeenteraad kan namelijk categorieën van gevallen aanwijzen waarvoor deze verplichting geldt. Dat staat in artikel 16.55 lid 7 van de Omgevingswet.

Bij deze categorieën van verplichte participatie geldt dat de aanvrager bij de aanvraag van de vergunning moet laten zien hoe hij belanghebbenden bij de aanvraag heeft betrokken. De aanvrager mag echter zelf weten op welke manier hij de belanghebbenden bij de aanvraag betrekt.

Het besluit van de gemeenteraad

De gemeenteraad beslist dus of participatie ook verplicht moet zijn bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten (opa’s). Hier zijn drie opties om uit te kiezen:

  • 1.

    Participatie bij buitenplanse opa’s is niet verplicht;

  • Voorstanders van deze optie willen terughoudend zijn in het opleggen van regels en dus ook de verplichting van participatie.

  • 2.

    Participatie bij buitenplanse opa’s is zo vaak mogelijk verplicht;

  • Voorstanders van deze optie menen dat het niet logisch is dat participatie in alle instrumenten van de Omgevingswet verplicht is, behalve bij deze buitenplanse OPA’s. Als je het overal verplicht, wees dan ook consequent. Vooral ook omdat er bewust wordt afgeweken van de regels uit het Omgevingsplan. Dat kan nogal consequenties hebben voor omwonenden en belanghebbenden.

  • Echter, een algemeen besluit het ‘in alle gevallen’ van buitenplanse opa’s participatie verplicht te stellen, is op grond van de Omgevingswet niet toegestaan. Er dient expliciet gemaakt te worden in welke gevallen de verplichte participatie dus wel geldt. In deze optie wordt een zo compleet mogelijke lijst van categorieën van gevallen vastgesteld.

  • 3.

    Alleen in bepaalde categorieën van gevallen is participatie verplicht;

  • Voorstanders van deze optie kiezen ervoor om heel bewust te kijken naar initiatieven die het meest impact maken. Vaak wordt hier een koppeling gemaakt met de lijst van gevallen waarvoor de gemeenteraad gebruik wil maken van haar adviesrecht. Maar het staat de gemeenteraad geheel vrij om eigen categorieën van gevallen aan te wijzen.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat ook als er geen sprake is van participatie, belanghebbenden wel beroep kunnen instellen tegen de genomen besluiten.

Lijst met categorieën verplichte participatie

In hoofdstuk 3 vindt u de voorgestelde lijst met categorieën voor verplichte participatie. U ziet dat hierbij aansluiting is gevonden met de lijst van categorieën voor het adviesrecht van de raad (uit hoofdstuk 2). Aanvullend op de lijst van categorieën voor het adviesrecht van de raad willen we participatie ook verplicht stellen in die gevallen waar sprake is van functiewijziging van percelen zowel binnen als buiten de bebouwde kom en bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten in het buitengebied. Als zodanig leggen we een bewuste en logische koppeling met het adviesrecht van de gemeenteraad maar willen we participatie ook verplicht stellen bij ontwikkelingen die, vanuit de kaderstellende rol van de gemeenteraad wellicht minder belangrijk zijn, maar wel invloed kunnen hebben op de omgeving en waarbij participatie dus van belang wordt geacht (combinatie tussen optie 2 en 3). Participatie is immers een belangrijk onderdeel van de Omgevingswet.

Los van de verplichte participatie vindt de gemeente Gulpen-Wittem participatie in principe altijd belangrijk en willen wij onze inwoners en ondernemers ook stimuleren om vroegtijdig in gesprek te gaan met de omgeving wanneer zij plannen/initiatieven hebben. Het voert echter te ver, is juridisch niet houdbaar en past ook niet binnen de doelen van de Omgevingswet om participatie in alle gevallen verplicht te stellen. Derhalve hebben wij een handreiking participatie opgesteld waarmee we participatie willen stimuleren. Onze inwoners/ondernemers kunnen deze handleiding gebruiken om participatie, ook wanneer dat niet verplicht wordt gesteld, vorm te geven.

De verplichte participatie is met name bedoeld voor die gevallen waarvan we weten of inschatten dat die een grotere impact hebben op de omgeving. Door voor deze gevallen een verplichting op te nemen, geven we een helder signaal af richting initiatiefnemer dat deze participatie moet toepassen.

Hoofdstuk 3 – Categorieën van gevallen adviesrecht, verplichte participatie en toepassen uitgebreide procedure

De gemeenteraad wil in de volgende gevallen:

  • -

    Gebruik maken van zijn adviesbevoegdheid (art. 16.15 onder b Ow)

  • -

    Participatie verplicht stellen bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten (art. 16.55 lid 7)

  • -

    Uitgebreide procedure van toepassing verklaren (art. 16.65 lid 4 Ow)

  • 1.

    Woningen

    • a)

      Het bouwen van meer dan 20 woningen met daaraan inherente voorzieningen binnen de bebouwde kom van onze 10 dorpskernen*;

    • b)

      het bouwen van woningen buiten de bebouwde kom* en/of het bouwen van woningen gelegen buiten de 10 dorpskernen voor zover deze niet binnen bestaande bebouwing worden gerealiseerd.

      • *

        Voor het bepalen van de grenzen van bebouwde / onbebouwde kom worden de grenzen gebruikt zoals aangewezen bij raadsbesluit d.d. 29 oktober 2020 alwaar de komgrenzen op grond van de Wegenverkeerswet, Wegenwet en Wet natuurbescherming zijn bepaald.

  • 2.

    Projecten m.b.t. energieopwek - Het oprichten van voorzieningen (o.a. windmolens, zonneweides, biomassacentrales, accuparken) voor grootschalige energie-opwekking. Het gaat hier over voorzieningen op land (dus geen zonnepanelen op daken) en t.b.v. bedrijfsmatige exploitatie die niet passen binnen het omgevingsplan.

  • 3.

    Bedrijvigheid - Het bouwen of realiseren van categorie 3 bedrijven binnen de bebouwde kom (anders dan op een bedrijventerrein) of categorie 4 bedrijven met daaraan inherente voorzieningen. Dit zijn bedrijven met een grotere milieu-impact op de omgeving qua geluid, geur, stof etc zoals autospuiterijen, meubelfabrieken, houtzagerij, industriële activiteiten.

  • 4.

    Recreatie/Toerisme

    • a)

      De functieverandering / herbestemming van een reguliere camping, bungalow- of huisjespark

    • b)

      Het realiseren van nieuwe kampeerlocaties (campings, kamperen bij de boer)

  • 5.

    Agrarische bedrijvigheid

    • a)

      De herbestemming van een agrarisch bedrijf voor andere doeleinden dan wonen en/of verblijfsrecreatie

    • b)

      de nieuwvestiging of bedrijfsverplaatsing van een agrarisch bedrijf naar een locatie alwaar geen agrarische bouwkavel aanwezig is

  • 6.

    Teeltondersteunende voorzieningen - Het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen (hagelnetten, regenkappen etc.) niet passend binnen de vigerende regels zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan/omgevingsplan

  • 7.

    Economie - Het oprichten van kantoren, winkels en/of bedrijven op locaties die niet voldoen aan de Structuurvisie ruimtelijke economie Zuid-Limburg

  • 8.

    Einsteintelescoop - Voorzieningen ten behoeve van de eventuele komst van de Einstein Telescope (voor zover die binnen onze gemeente/regio ontwikkeld worden)

De onderwerpen 1 t/m 8 van deze lijst zijn niet uitputtend. Er zullen zich gevallen voordoen die niet in te schatten zijn en/of gevallen waarvan het College toch graag het advies van de gemeenteraad inwint. Dat kan natuurlijk altijd.

Aanvullend op bovenstaande lijst wil de gemeenteraad in de volgende gevallen participatie bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten verplicht stellen (zonder dat er sprake is van adviesrecht en de uitgebreide procedure van toepassing wordt verklaard):

  • -

    Functiewijziging van percelen (gebruik en/of opstallen) binnen en buiten de bebouwde kom

  • -

    Ontwikkelingen in het buitengebied voor zover niet van ondergeschikte betekenis en inherent aan het toegestane gebruik.

Hoofdstuk 4 – Inwerkingtreding en evaluatie

Datum inwerkingtreding Omgevingswet

De datum van inwerkingtreding van de lijst van gevallen waarvoor advies van de gemeenteraad nodig is en participatie verplicht is voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit zoals bedoeld in artikel 16.15 a lid b onder 1 resp. art. 16.55 lid 7 Ow is gelijk aan de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Evaluatie lijst van gevallen

Met het vaststellen van het definitieve omgevingsplan ontstaat de noodzaak om de lijst van gevallen te evalueren en, indien nodig, te actualiseren. Ook nieuwe inzichten kunnen ertoe leiden dat aanpassingen nodig zijn. Circa 2 jaar na inwerkingtreding van de lijst zal er een evaluatie plaatsvinden. De raad zal hierbij betrokken worden. Indien er aanleiding bestaat om te actualiseren zal de gemeenteraad hierover moeten besluiten.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Gulpen-Wittem in

zijn vergadering van 23 februari 2022.

de raadsgriffier,

mr. R. Reichrath.

de voorzitter,

ing. N.H.C. Ramaekers-Rutjens.

Bijlage 1 - Handreiking participatie in het kader van de Omgevingswet

Ik heb een plan! Waar begin ik en hoe betrek ik anderen daarbij?

Stel: je hebt een plan. Je wilt bijvoorbeeld een nieuwe garage bij je huis plaatsen, een festival organiseren of aan de slag met een speelterrein in de wijk. Of misschien heb je beroepsmatig een groter plan, zoals het bouwen van een appartementencomplex met zorgfunctie.

Werk je aan zo’n plan en heb je een vergunning nodig? Weet dan dat de gemeente Gulpen-Wittem het belangrijk vindt dat de omgeving goed en op tijd betrokken wordt bij dit plan. Dit wordt ook wel participatie genoemd. Deze handreiking geeft je tips hoe je als initiatiefnemer de omgeving kunt betrekken. De gemeente Gulpen-Wittem werkt bij haar eigen plannen ook met deze handreiking.

Waarom vinden we het gesprek met de omgeving belangrijk?

Je buren horen graag van jou over je plannen

Mensen die iets gaan merken van je plan vinden het over het algemeen prettig als je hen zelf informeert over het plan en vraagt hoe het voor hen is. Buren stellen het op prijs om van jou als initiatiefnemer over het plan te horen en het niet in de krant of op de gemeentelijke website te hoeven lezen op het moment dat de vergunningaanvraag wordt gepubliceerd. Jij bent als initiatiefnemer verantwoordelijk voor het gesprek met de omgeving. Wie precies de buren zijn, is niet in algemene zin te zeggen. Het gaat erom dat je je best doet om de mensen en organisaties die een mogelijk belang hebben bij je plan te betrekken.

Anderen kunnen meedenken met je plan

Als je in gesprek gaat over je plan, kom je erachter wat je omgeving ervan vindt. En welke belangen, kansen en zorgen er zijn. Misschien kun je op basis hiervan je plan nog aanpassen. Hierdoor wordt je plan beter en heb je minder kans op klachten of bezwaren achteraf. Dat is voor iedereen prettig: je buren voelen zich gehoord en jij kunt verder.

De gemeente wil een zorgvuldig besluit nemen

Voor de gemeente Gulpen-Wittem is het belangrijk om zo goed mogelijk inzicht te krijgen in de verschillende belangen die bij jouw plan spelen. Hierdoor kunnen wij een goede afweging maken en zorgvuldig en sneller besluiten over je plan.

Is het gesprek met de omgeving altijd verplicht als ik een plan heb?

Participatie is in een aantal gevallen verplicht. De gemeenteraad heeft die gevallen benoemd en aldus vastgesteld in gemeentelijk beleid. Veelal betreft het gevallen waarvoor een afwijking van het omgevingsplan nodig is (zogenaamde opa-procedures). Kom je bij de gemeente met een plan waarbij participatie verplicht is? Dan wijzen wij je hierop.

Echter, in de gemeente Gulpen-Wittem wordt het betrekken van buren en/of partijen die belang hebben bij jouw plan altijd gestimuleerd en geadviseerd, ook als dat niet verplicht is. De praktijk wijst namelijk uit dat dit leidt tot betere plannen en minder klachten en bezwaar. Als de gemeente moet afwegen of ze meewerkt aan jouw plan kan participatie een rol spelen. Let op: Goede participatie helpt maar is geen garantie voor het krijgen van een vergunning.

Hoe organiseer ik het gesprek met de omgeving?

Hieronder beschrijven we hoe je in een paar stappen het gesprek met de omgeving kunt organiseren. Er wordt door de gemeente gezorgd voor een “gereedschapskist participatie” waar je van inspirerende voorbeelden vindt die je als initiatiefnemer op weg helpen om participatie goed vorm te kunnen geven. Deze gereedschapskist wordt jaarlijks aangevuld met lokale voorbeelden en is in ieder geval te vinden op de gemeentelijke website. Sommige onderdelen zijn wellicht ook papier te verstrekken.

De inhoud van de gereedschapskist:

  • Tips voor een aanpak in verschillende situaties

  • Do’s en don’ts

  • De participatieladder met een duidelijke uitleg en voorbeelden van hoe deze toegepast kan worden

  • Voorbeeldbrieven

  • Een lijst met digitale tools die bruikbaar zijn

  • Voorbeelden van goed verlopen trajecten – ter inspiratie

  • De gegevens van de kernoverleggen

  • En wat er verder nog handig is, zoals bijvoorbeeld een ‘invulverslag’.

Door team kernencontact van de gemeente wordt voorts een spreekuur ingesteld waarop mensen terecht kunnen met hun vragen over hoe ze het gesprek met de omgeving kunnen aanpakken en worden mensen geadviseerd over creatieve manieren voor het voeren van een goed gesprek.

Het gesprek aangaan over jouw plan kun je doen op de manier die jou het beste lijkt. De vragen in het tekstblok ‘Gesprek goed gevoerd? in deze handreiking kun je als checklist gebruiken.

Wat is een handige volgorde?

  • 1.

    Breng in beeld wie er iets gaat merken van je plan

  • Bij ieder plan is het belangrijk om voor jezelf na te gaan: wie gaat hier iets van merken en wie heb ik nodig om het te realiseren? Bouw je een nieuwe garage? Dan kan dat effect hebben op jouw aangrenzende buren. Denk aan geluid tijdens de bouw of aan schaduw in hun tuin. In andere gevallen, bijvoorbeeld als je je bedrijf wil gaan uitbreiden, gaan meer mensen iets merken van je plan, zoals de nabijgelegen bedrijven of de gebruikers van een gebied. Zorg dan dat alle eigenaren en/of gebruikers in de omgeving kunnen deelnemen aan het gesprek. Hoe groter de impact van je plan, hoe groter de kring direct betrokkenen. Daarnaast kunnen er nog belanghebbenden zijn die indirect betrokken zijn, zoals bewonersverenigingen, ondernemers, een milieugroep of een maatschappelijke organisatie.

  • 2.

    Bedenk waarover belanghebbenden kunnen meedenken

  • Voordat het gesprek plaatsvindt is het goed om te bepalen welke rol deelnemers hebben. Ga je een oprit vervangen, dan kan het voldoende zijn om dit alleen te laten weten aan je buren. Wil je een buurtfeest organiseren, dan is het handig om je buren mee te laten beslissen over waar, wanneer en hoe. Participatie kan dus verschillende vormen hebben:

    • Mensen laten weten dat je een plan hebt;

    • Mensen laten meedenken over je plan;

    • Mensen laten meewerken aan jouw plan;

    • Mensen laten meebeslissen over jouw plan.

  • Door vooraf aan te geven welke rol belanghebbenden hebben en welke ruimte er in je plan zit om mee te denken of te werken, schep je duidelijkheid voor zowel jezelf als voor anderen.

  • 3.

    Nodig de belanghebbenden uit

  • Je bent als initiatiefnemer verantwoordelijk voor het organiseren van het gesprek. Afhankelijk van de impact die je plan heeft op de omgeving, nodig je belanghebbenden tenminste twee weken voordat de bespreking plaatsvindt uit. Informeer als eerste de direct omwonenden en zorg dat zij informatie van jou als initiatiefnemer uit de eerste hand krijgen. Ga vervolgens in gesprek met alle belanghebbenden. Het kan zijn dat er meerdere overlegmomenten nodig zijn, afhankelijk van de omvang en impact van je plan.

  • 4.

    Voer het gesprek, maak het makkelijk en duidelijk

  • Overleg het liefst met belanghebbenden op de locatie waar het plan straks komt. Werk ook met beelden. Het is makkelijker meedoen als je weet hoe het eruit ziet en op welke plek het komt. Leg aan de hand van de beelden uit wat je ideeën zijn. Geef ook aan waar je al rekening mee hebt gehouden als het gaat om je omgeving. De deelnemers krijgen vervolgens de kans om hierop te reageren. Probeer tijdens de gesprekken belangen, bezwaren, zorgen of ideeën boven tafel te krijgen. Achterhaal ook wat betrokkenen sámen belangrijk vinden. Geef aan of je wel of niet iets met de opmerkingen kan doen en waarom. Vaak ligt bijvoorbeeld het budget al vast, zijn er al eerdere besluiten genomen, of is er simpelweg regelgeving waar je rekening mee moet houden. Vraag vervolgens aan de deelnemers of ze wel of niet tevreden zijn met jouw reactie. Maak ook goede afspraken over het vervolg. Blijf communiceren tijdens het proces. Doe dat open, eerlijk en transparant. Niet alleen voorafgaand aan de vergunningaanvraag, maar ook tijdens de uitvoering van je plan.

  • 5.

    Maak een verslag van elk gesprek

  • Het is belangrijk om als initiatiefnemer een verslag te maken. Vermeld daarin in elk geval:

    • waar en wanneer het gesprek heeft plaatsgevonden;

    • wie je daarvoor hebt uitgenodigd;

    • wie er aanwezig waren als eigenaar/gebruiker van welk object;

    • wie zich hebben afgemeld;

    • een samenvatting van wat je als initiatiefnemer hebt gezegd, wat door de deelnemers is ingebracht en wat de uiteindelijke uitkomst was van het gesprek. Geef daarbij een inschatting of er sprake is van groot draagvlak, beperkt draagvlak of geen draagvlak voor je plan;

    • afspraken die je hebt gemaakt.

  • 6.

    Stuur het verslag naar de deelnemers van het gesprek

  • Als je je plan naar aanleiding van het gesprek wilt bijstellen, geef dan duidelijk aan wat de wijzigingen zijn ten opzichte van het oorspronkelijke plan. Als je ervoor kiest om het plan niet bij te stellen, beschrijf dan waarom je daarvoor kiest. Stuur het verslag naar alle deelnemers.

  • 7.

    Dien je vergunningaanvraag in met het gespreksverslag

  • Als het gesprek met belanghebbenden goed is afgerond, is het tijd om een aanvraag voor een omgevingsvergunning in te dienen. Voeg bij je aanvraag de gespreksverslagen en een samenvatting ervan toe. Samen met de overige gegevens heeft de gemeente dit verslag nodig om te komen tot een weloverwogen besluit. De omgevingsvergunning vraag je aan via het DSO. Dat is het digitale loket waar je omgevingsvergunningen bij de gemeente kunt aanvragen. Bij het indienen van de aanvraag via het DSO wordt ook gevraagd of er participatie heeft plaatsgevonden en bestaat de mogelijkheid om verslagen en dergelijke bij te voegen.

Hoe beoordeelt de gemeente het gesprek met de omgeving?

Wanneer je een omgevingsvergunning aanvraagt weegt de gemeente ook de participatie mee, rekening houdend met de omvang van je initiatief. De gemeente kijkt naar wie je betrokken hebt, hoe je hen betrokken hebt en wat je gedaan hebt met de resultaten van het gesprek.

De gemeente neemt een beslissing op je aanvraag en weegt daarin, naast participatie, allerlei zaken af. Als je het gesprek hebt gevoerd en je kan dat aan de gemeente laten zien, dan kan je dat helpen bij het krijgen van een vergunning. Goede participatie helpt maar is geen garantie voor het krijgen van een vergunning. Ook blijven de officiële inspraakprocedures en de mogelijkheid voor bezwaar en beroep gewoon bestaan. Maar, zoals al eerder aangegeven, door het voeren van een goed gesprek met je omgeving, kun je je plan beter maken en is er meer kans op draagvlak.

Advies nodig?

Zeker bij grote initiatieven is het verstandig om vroegtijdig contact op te nemen met de gemeente. Vragen over participatie en het betrekken van de omgeving kunnen dan besproken worden. Maar ook bij kleinere initiatieven kan de gemeente je helpen.

Uiteindelijk gaat het erom dat je als initiatiefnemer, belanghebbenden en gemeente goed met elkaar in gesprek blijft en elkaar goed uitlegt waarom bepaalde keuzes gemaakt worden. Zo kunnen we blijven samenwerken en samen zoeken naar de beste oplossing voor de gemeenschappen in Gulpen-Wittem

Raadpleeg daarom onze website www.gulpen-wittem.nl voor de “gereedschapskist participatie” of maak gebruik van het spreekuur voor vragen over participatie.

Succes met de ontwikkeling van je plan!

Gesprek goed gevoerd?

Het gesprek met de omgeving is een onderdeel van de ruimtelijke procedure van de gemeente Gulpen-Wittem. In de besluitvorming kijkt de gemeente of het gesprek goed is gevoerd. Om dit te beoordelen, kun je de volgende vragen als leidraad gebruiken:

  • 1.

    Vormden de deelnemers aan het gesprek een goede afspiegeling van alle belanghebbenden van je plan?

  • 2.

    Hoe hebben minder mondige/bescheiden belanghebbenden hun inbreng geleverd?

  • 3.

    Kon iedereen in vrijheid zijn mening geven?

  • 4.

    Hoe is er geluisterd naar elkaar?

  • 5.

    Wat heb je als initiatiefnemer met de wensen en ideeën van de deelnemers gedaan en waarom?

  • 6.

    Hoe ben je omgegaan met afwijkende standpunten en zorgen van belanghebbenden?

  • 7.

    Hoe heb je alle verschillende belangen afgewogen?

  • 8.

    Is het voor alle betrokkenen duidelijk waarop zij wel en geen invloed hebben en waarom?

  • 9.

    Zijn alle betrokkenen tijdig en duidelijk geïnformeerd?

  • 10.

    Hoe waarderen de belanghebbenden de uitkomst en het proces van het gesprek?