Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Maashorst

Geldend van 11-03-2022 t/m heden

Intitulé

Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Maashorst

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Landerd en Uden;

Overwegende dat door de wet tot Samenvoeging van de gemeenten Landerd en Uden, per 1 januari 2022 de nieuwe gemeente Maashorst ontstaat;

Gelet op de artikelen 44 en 66 van de Gemeentewet en artikel 3.3.2 (informatie- en communicatievoorzieningen), artikel 3.3.3 (vergoeding kosten scholing) en 3.3.8 (eindheffingsbestanddelen) van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

B e s l u i t e n

Vast te stellen de Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Maashorst, zoals hieronder is vermeld,

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders.

  • b.

    burgemeester: voorzitter van het college van burgemeester en wethouders.

  • c.

    secretaris: de secretaris bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

  • b.

    wethouder: lid van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Ter beschikking gestelde auto burgemeester en wethouders – Niet van toepassing

Zie toelichting.

Artikel 3. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing burgemeester en wethouders

  • 1. De burgemeester of de wethouder die willen deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers in verband met de vervulling van hun functie dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de secretaris.

  • 2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3. Het college beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken en het beschikbaar gestelde budget in de begroting van het betreffende kalenderjaar.

Artikel 4. Informatie- en communicatievoorzieningen

  • 1. De burgemeester of de wethouder tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. De burgemeester of de wethouder levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel 5. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze regeling, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 6. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze regeling voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      Betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur,

    • b.

      Betaling vooruit uit eigen middelen

  • 2. De factuur met eventuele bewijsstukken worden binnen 1 maand na factuurdatum of betaling door de burgemeester of wethouder ingediend bij de secretaris.

  • 3. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan burgemeester of wethouders zo spoedig mogelijk na het indienen van de factuur wordt overgemaakt.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Maashorst.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de Stuurgroep herindeling Maashorst en bekrachtigd door de afzonderlijke colleges van de gemeenten Landerd en Uden op 21 december 2021.

Toelichting Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Maashorst

ALGEMEEN DEEL

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers.

In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van burgemeesters en wethouders alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke regeling

In deze regeling zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van burgemeester en wethouders zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers.

Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018) betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal van wettelijke regelingen af te wijken. Wel kunnen er nadere regels gesteld worden. Indien een gemeente besluit om nadere regels te stellen, zijn een aantal regels van belang.

In artikel 44 en 66 Gemeentewet is bepaald dat ‘buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend’, de burgemeester en wethouders als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente ontvangen.

Deze regeling is een (nadere) uitwerking van de gestelde regels van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen voor de burgemeesters en wethouders.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Burgemeesters en wethouders zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente, maar wel benoemd. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA).

Omdat burgemeesters en wethouders wél ambtenaar in formele zin zijn, worden zij fiscaal behandeld als ware zij actief in dienstbetrekking door de Wet op de loonbelasting 1964. Er wordt daarom op de bezoldiging van burgemeesters en wethouders ook loonheffingen ingehouden.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is van toepassing op wethouders en burgemeesters. De burgemeester volgt de pensioenaanspraken van de ABP-Pensioenregeling.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Ter beschikking gestelde auto burgemeester en wethouders

Voor burgemeesters en wethouders is expliciet bepaald dat een auto ter beschikking kan worden gesteld. Dit kan een dienstauto zijn, maar ook een leaseauto. Zowel in het geval van een dienstauto als bij een leaseauto is sprake van een ter beschikking gestelde auto.

De gemeente Uden heeft geen ter beschikking gestelde auto(‘s) specifiek bedoeld voor de leden van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 3. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing burgemeester en wethouders

Voor burgemeesters en wethouders is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.

Artikel 4. Informatie en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking op grond van een bruikleenovereenkomst.

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, artikel 3.3.2. Informatie- en communicatievoorzieningen: Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, een wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan de daarbij behorende abonnementen.

Artikel 5. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en in deze regeling aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan een burgemeester of wethouder kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de bestuurder loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte (werkkostenforfait) tot een bepaald percentage van de fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties.

Artikel 6. Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen op welk moment vergoedingen en onkosten betaald worden aan burgemeesters en wethouders. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kan dit artikel uitkomst bieden.

Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreekse facturering bij de gemeente. Burgemeester en de wethouders declareren hun kosten bij de secretaris.

De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen en later worden gedeclareerd bij de gemeente. De uitbetaling hiervan vindt zo spoedig mogelijk plaats via het daarvoor geldende declaratiesysteem van de gemeente.