Onderzoeksprotocol disfunctioneren wijkraadsleden Rotterdam 2022

Geldend van 11-03-2022 t/m heden

Intitulé

Onderzoeksprotocol disfunctioneren wijkraadsleden Rotterdam 2022

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Rotterdam, elk voor zover het zijn bevoegdheden betreft,

gelezen het voorstel van directeur Concernstaf en Strategie van 18 januari 2022;

overwegende dat het gewenst is regels te formuleren over de wijze waarop de procedure tot schorsing van wijkraadsleden en vervallen verklaring van het wijkraadslidmaatschap verloopt zoals genoemd in artikel 22, vierde en vijfde lid, Kiesreglement wijkraden 2022; 22bb180

besluit vast te stellen:

Onderzoeksprotocol disfunctioneren wijkraadsleden Rotterdam 2022

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Deze regeling geldt voor wijkraadsleden.

  • 2. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de directeur: de directeur gebieden, participatie en stadsarchief.

Artikel 2 Aanwijzingen van disfunctioneren

  • 1. Signalen betreffende vermoedelijk disfunctioneren worden afgedaan als volgt:

    • a.

      Indien sprake is van een integriteitsmelding, dan wordt deze afgedaan conform het Onderzoeksprotocol integriteit wijkraadsleden Rotterdam 2022;

    • b.

      Indien sprake is van een vermoedelijke overtreding van artikel 12, eerste lid, (verboden handelingen) van de Verordening op de Wijkraden 2022, dan wordt deze afgedaan conform artikel 10 van onderhavig protocol;

    • c.

      Indien de signalen overig ernstig disfunctioneren betreft, dan wordt deze afgedaan conform onderhavig protocol, met uitzondering van artikel 10.

Artikel 3 Eerste analyse

  • 1. De directeur of een door hem aan te wijzen persoon doet een eerste analyse van een signaal van vermoedelijk disfunctioneren van een wijkraadslid. Als daaruit blijkt dat er geen concrete aanwijzingen zijn voor een vermoeden van ernstig disfunctioneren, het signaal onvoldoende betrouwbaar is, het signaal in redelijkheid niet te onderzoeken is, een onderzoek op grond van onderhavig protocol in redelijkheid niet het aangewezen middel is om het signaal te adresseren (daaronder begrepen dat toepassing aan hoofdstuk 9 Algemene wet bestuursrecht wordt gegeven), een onderzoek disproportioneel is in verhouding tot de aard en omvang van het signaal en/of afdoening van het signaal meer gebaat is bij bemiddeling, dan wordt geen onderzoek ingesteld.

  • 2. Het wijkraadslid kan over de uitkomsten van de analyse worden geïnformeerd.

  • 3. De directeur kan uitvoering geven aan de bemiddeling genoemd in het eerste lid, dan wel daartoe één of meerdere personen aanwijzen.

Artikel 4 Het onderzoek

  • 1. Als er een vermoeden bestaat dat een wijkraadslid ernstig disfunctioneert, dan kan het college, dan wel de wethouder met wijkraden in de portefeuille namens het college, een onderzoek instellen. Daarbij kunnen één of meer personen worden aangewezen die het onderzoek doen.

  • 2. Het onderzoek is bedoeld om met gebruikmaking van verschillende onderzoeksmethoden de feiten over het vermeende ernstig disfunctioneren te achterhalen.

  • 3. Voordat het onderzoek start, informeren de onderzoekers het betrokken wijkraadslid hierover en over de aard en het doel van het onderzoek.

  • 4. Indien het onderzoeksbelang zich hiertegen verzet, kan de kennisgeving aan het betrokken wijkraadslid worden opgeschort.

  • 5. Het betrokken wijkraadslid is verplicht om volledige medewerking te verlenen aan het onderzoek.

  • 6. Indien de aard van het vermeend disfunctioneren met zich meebrengt dat het niet wenselijk is dat het betrokken wijkraadslid zijn functie blijft uitoefenen, dan kan het college besluiten om het wijkraadslid gedurende het onderzoek te schorsen.

  • 7. Het wijkraadslid wordt terstond geïnformeerd over het schorsingsbesluit.

Artikel 5 Extern onderzoek

  • 1. Het college, dan wel de wethouder met wijkraden in de portefeuille namens het college, kan besluiten dat het onderzoek door een externe partij wordt verricht.

  • 2. De opdrachtverlening aan een externe partij bevat in ieder geval de volgende onderwerpen:

    • a.

      De aanleiding;

    • b.

      Een duidelijk omschreven doelstelling;

    • c.

      De onderzoeksvragen;

    • d.

      De vermoedelijke duur van het onderzoek;

    • e.

      De informatieverstrekking;

    • f.

      De met het onderzoek gemoeide kosten;

    • g.

      Afspraken over het gebruik van de in te zetten onderzoeksmethoden;

    • h.

      Afspraken over het voorleggen van de bevindingen aan het betrokken wijkraadslid en het vastleggen van diens reactie daarop;

    • i.

      Afspraken over vertrouwelijkheid van het onderzoeksrapport en de daaraan verbonden stukken;

    • j.

      Afspraken over eigendom van het onderzoeksrapport en de bevoegdheid tot gebruik daarvan in onder meer juridische procedures.

Artikel 6 Hoorplicht

  • 1. Gedurende het onderzoek worden het betrokken wijkraadslid en eventuele andere betrokken personen gehoord.

  • 2. Het horen gebeurt door de aangewezen personen zoals genoemd in artikel 4 lid 2, dan wel door de externe partij.

  • 3. Voordat het gesprek plaatsvindt, worden het betrokken wijkraadslid en overige te horen personen op de hoogte gesteld van de aard en het doel van het gesprek en van het recht zich te laten bijstaan door een raadsman of belangenbehartiger.

  • 4. Van het horen wordt een verslag gemaakt, dat wordt voorgelegd aan betrokken personen voor akkoord of voor gezien.

Artikel 7 Onderzoeksrapport

  • 1. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek wordt een onderzoeksrapport opgesteld waarin alle bevindingen worden neergelegd.

  • 2. In het onderzoeksrapport komen in ieder geval de volgende aspecten aan de orde:

    • a.

      De aanleiding van het onderzoek en de onderzoeksopdracht met eventuele uitbreidingen, mocht dit tijdens het onderzoek noodzakelijk zijn gebleken;

    • b.

      De gebruikte onderzoeksmethoden, waarbij helder naar voren wordt gebracht wat de uitgangspunten voor het onderzoek geweest zijn en welke feiten en omstandigheden hierbij een rol hebben gespeeld;

    • c.

      Relevante regelgeving;

    • d.

      De bevindingen.

  • 3. In het onderzoeksrapport wordt geoordeeld of het betrokken wijkraadslid ernstig heeft gedisfunctioneerd.

Artikel 8 Reactie van het betrokken wijkraadslid op het onderzoeksrapport

  • 1. Het betrokken wijkraadslid krijgt de gelegenheid zijn oordeel te vormen over de bevindingen van het onderzoek.

  • 2. Het betrokken wijkraadslid kan gedurende een termijn van twee weken schriftelijk reageren op het onderzoeksrapport.

  • 3. De onderzoekers kunnen deze termijn op verzoek van het wijkraadslid éénmaal verlengen.

  • 4. Het betrokken wijkraadslid kan zich hierin laten bijstaan door een raadsman of een andere persoon naar keuze.

  • 5. Het betrokken wijkraadslid heeft recht op inzage in de onderzoeksbevindingen, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.

  • 6. De reactie van het betrokken wijkraadslid kan leiden tot een aanpassing van het onderzoeksrapport.

  • 7. De reactie van het betrokken wijkraadslid op de onderzoeksbevindingen wordt opgenomen in een bijlage van het onderzoeksrapport.

Artikel 9 Bespreking en besluitvorming onderzoeksrapport

  • 1. Op basis van het onderzoeksrapport besluit het college of er redenen zijn:

    • a.

      Om geen maatregelen tegen het wijkraadslid te nemen, onder opheffing van de eventueel opgelegde schorsing;

    • b.

      Een enkele waarschuwing aan het wijkraadslid te geven, onder opheffing van de eventueel opgelegde schorsing;

    • c.

      Het wijkraadslidmaatschap vervallen te verklaren.

  • 2. Het wijkraadslid wordt terstond geïnformeerd over de besluiten van het vorige lid.

  • 3. Het college besluit of en op welke wijze de wijkraad en de gemeenteraad wordt geïnformeerd over het onderzoeksrapport en het besluit van lid 1.

  • 4. Als het wijkraadslidmaatschap vervallen is verklaard, dan doet het college daarvan mededeling aan de voorzitter van het centraal stembureau.

Artikel 10 Melding of signalen van verboden handelingen

  • 1. De burgemeester of een door hem aan te wijzen persoon doet een eerste analyse van de signalen van een vermeende verboden handeling van een wijkraadslid. Als daaruit blijkt dat het signaal onvoldoende betrouwbaar is danwel in redelijkheid niet te onderzoeken is, dan kan de burgemeester besluiten geen onderzoek in te stellen.

  • 2. Indien er een vermoeden bestaat dat er sprake is van een verboden handeling, dan onderzoekt de burgemeester het signaal en de feiten en omstandigheden. De burgemeester kan één of meer personen aanwijzen die het signaal onderzoeken en aan de burgemeester een advies uitbrengen of er sprake is van een verboden handeling.

  • 3. Het betrokken wijkraadslid wordt in het kader van het onderzoek van lid 2 gehoord. Hij wordt daarbij op de hoogte gesteld van de aard en het doel van het gesprek en van het recht zich te laten bijstaan door een raadsman of belangenbehartiger. Van het horen wordt een verslag gemaakt, dat wordt voorgelegd aan het betrokken wijkraadslid voor akkoord of voor gezien.

  • 4. Op basis van het onderzoek en/of het advies genoemd in lid 2 besluit de burgemeester of er sprake is van een verboden handeling, en welke gevolgen daaraan dienen te worden verbonden op grond van artikel 22, vierde lid, onder a, Kiesreglement wijkraden 2022.

  • 5. Het wijkraadslid wordt terstond geïnformeerd over het besluit van lid 4.

  • 6. De burgemeester besluit of en op welke wijze de wijkraad en de gemeenteraad wordt geïnformeerd over het besluit van lid 4.

  • 7. Als op grond van lid 4 het wijkraadslidmaatschap vervallen is verklaard, dan doet de burgemeester daarvan mededeling aan de voorzitter van het centraal stembureau.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na de dagtekening van het Gemeenteblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 12 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Onderzoeksprotocol disfunctioneren wijkraadsleden Rotterdam 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 18 januari 2022,

De secretaris,

V.J.M. Roozen

De burgemeester,

A. Aboutaleb

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIR): 010-417 2514 of bir@rotterdam.nl