LANDSVERORDENING van de 8ste maart 1995 houdende de garantie, dat op bepaalde winsten van de in de Nederlandse Antillen gevestigde naamloze vennootschappen gedurende een tijdvak van twintig jaren geen belasting verhoging zal worden toegepast

Geldend van 29-12-2001 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2000

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 8ste maart 1995 houdende de garantie, dat op bepaalde winsten van de in de Nederlandse Antillen gevestigde naamloze vennootschappen gedurende een tijdvak van twintig jaren geen belasting verhoging zal worden toegepast

Artikel 1

De winst van een naamloze vennootschap als bedoeld in artikel 8A van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 (P.B. 1965, no. 58), zoals dit luidde op 31 december 1999, ontstaan uit opbrengsten als bedoeld in het vijfde lid van evengenoemd artikel verkregen gedurende het tijdvak, aanvangende op de eerste dag van het boekjaar eindigend na 30 juni 1999 en eindigend op de laatste dag van het boekjaar aangevangen voor 1 juli 2019, wordt aan geen hogere door de Nederlandse Antillen of door enig eilandgebied geheven wordende belasting onderworpen dan:

  • a.

    voor zover de winst verkregen is uit dividenden naar een tarief van 15 ten honderd van de winst,

  • b.

    voor zover de winst verkregen is uit interest en/of royalties naar een tarief van 24 ten honderd van de winst indien de winst niet meer dan f. 100.000,-- beloopt, en indien de winst meer dan f. 100.000,-- beloopt f. 24.000,-- benevens 30 ten honderd van het bedrag waarmede de winst f. 100.000.-- te boven gaat.

Artikel 2

De winst van een naamloze vennootschap als bedoeld in artikel 14 of 14A van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 (P.B. 1965, no. 58), zoals deze luidden op 31 december 1999, ontstaan uit opbrengsten als bedoeld in het zesde lid van artikel 14 of het eerste lid van artikel l4A van evengenoemde landsverordening verkregen gedurende het tijdvak, aanvangende op de eerste dag van het boekjaar eindigend na 30 juni 1999 en eindigend op de laatste dag van het boekjaar aangevangen voor 1 juli 2019, wordt aan geen hogere door de Nederlandse Antillen of door enig eilandgebied geheven wordende belasting onderworpen dan naar een tarief van 2,4 ten honderd van de winst indien de winst niet meer dan f. 100.000,-- beloopt, en indien de winst meer dan f. 100.000,-- beloopt f. 2.400,-- benevens 3 ten honderd van het bedrag waarmede de winst f. 100.000,-- te boven gaat.

Artikel 3

De winst van een naamloze vennootschap als bedoeld in het eerste lid van artikel 1 onder a van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 (P.B. 1965, no. 58), voor zover deze winst is ontstaan uit:

  • a.

    opbrengsten, verkregen van buiten de Nederlandse Antillen,

  • b.

    rente, genoten op saldi tegoed bij in de Nederlandse Antillen gevestigde bankinstellingen, zo deze opbrengsten of deze rente niet geacht moeten worden te behoren tot de winst van een binnen de Nederlandse Antillen door middel van een vaste inrichting uitgeoefend bedrijf, verkregen gedurende het tijdvak, aanvangende op de eerste dag van het boekjaar eindigend na 30 juni 1999 en eindigend op de laatste dag van het boekjaar aangevangen voor 1 juli 2019, wordt aan geen hogere door de Nederlandse Antillen of door enig eilandgebied geheven wordende belasting onderworpen dan naar een tarief van 2,4 ten honderd van de winst indien de winst niet meer dan f. 100.000,-- beloopt en indien de winst meer dan f. 100.000,-- beloopt f. 2.400,-- benevens 3 ten honderd van het bedrag waarmede de winst f. 100.000,-- te boven gaat, voor zover aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

ten eerste, dat de vennootschap is opgericht met kapitaal van en ten behoeve van niet-ingezetenen van de Nederlandse Antillen en na de oprichting geen aandelen der vennootschap zijn overgegaan in handen van ingezetenen,

ten tweede, dat de vennootschap in het bezit is van een haar door de Deviezencommissie verstrekte vergunning, welke inhoudt dat de vennootschap met betrekking tot het verrichten van handelingen waarvoor vergunning van de Deviezencommissie is vereist, beschouwd wordt dezelfde rechtspositie te hebben als ware haar een verklaring van niet-ingezetenschap in de zin van artikel 1 van de Deviezenlandsverordening 1940 verleend, dan wel haar zulk een verklaring van niet-ingezetenschap is verleend.

Artikel 3A

  • 1. De artikelen 1 tot en met 3 vinden slechts toepassing op verzoek van de belastingplichtige.

  • 2. Dit artikel is van toepassing op belastingjaren die aanvangen op of na 1 januari 1997.

  • 3. Indien op verzoek van de belastingplichtige deze landsverordening in enig jaar buiten toepassing is gesteld, is latere toepassing daarvan niet meer mogelijk.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op een naamloze vennootschap als bedoeld in artikel 2 waarop deze landsverordening en de Garantieverordening Winstbelasting 1979 (P.B. 1976, no. 282) tezamen ten minste twintig jaren van toepassing is geweest, met dien verstande dat een verzoek tot hernieuwde toepassing van deze landsverordening slechts eenmaal wordt ingewilligd.

Artikel 4

  • 1. Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin de afkondiging is geschied.

  • 2. Zij kan worden aangehaald als ”Garantieverordening Winstbelasting 1993”.