Drugsbeleid Beesel 2012

Geldend van 14-03-2019 t/m heden

Intitulé

Drugsbeleid Beesel 2012

Inleiding

De gemeente Beesel wordt, zoals meer Nederlandse kleinere gemeenten, tot op heden beperkt geconfronteerd met handel in en gebruik van hard- en softdrugs en de daarmee samenhangende problemen. In de gemeente zijn op dit moment geen coffeeshops. Er zijn wel signalen dat op gezette momenten op enkele plekken straathandel plaatsvindt. Er zijn echter nauwelijks aangiften hiervan.

Met de term coffeeshop wordt gedoeld op alcoholvrije horeca-inrichtingen waar handel in en gebruik van softdrugs als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet plaatsvindt. Het gaat om een categorie van inrichtingen waarin het Openbaar Ministerie onder specifieke voorwaarden in principe softdrughandel en softdruggebruik gedoogt.

Verder krijgt Beesel af en toe de vraag of het mogelijk is een coffeeshop te vestigen in de gemeente.

Deze verzoeken zijn tot op heden altijd geweigerd op grond van het besluit van de raad op 14 juli 1997. Destijds is door de raad besloten om een nuloptie betreffende coffeeshops te voeren. Dat houdt in dat in de gemeente Beesel geen vestiging van een coffeeshop wordt gedoogd.

Het huidige (demissionaire) kabinet wil een strenger gedoogbeleid. Vanaf 1 mei jl. geldt dit strenger gedoogbeleid in de drie zuidelijke provincies. De strenger gedoogbeleid houdt in:

  • coffeeshops moeten besloten clubs zijn: toegang alleen met een clubpas;

  • binnen een afstand van 350 meter van scholen mogen zich geen coffeeshops bevinden;

  • handel in drugs wordt zwaarder bestraft;

  • wiet met een gehalte van 15% THC of meer wordt op de lijst van harddrugs geplaatst.

Hoofdstuk 1

Handhaving nuloptie

Gelet op de plaatselijke omstandigheden, is het logisch om de nuloptie betreffende coffeeshops te handhaven. De plaatselijke omstandigheden zijn de volgende:

  • rustige, plattelandskarakter van de gemeente Beesel;

  • ontbreken van het maatschappelijk draagvlak;

  • het sluit aan bij de regionale afspraken die zijn gemaakt in het jaar 1996/1997;

  • onvoldoende handhavingscapaciteit.

Het doel van het gemeentelijk nulbeleid is gelegen in:

  • het voorkomen van een nadelige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat dan wel de openbare orde in de gemeente Beesel;

  • het voorkomen van de vestiging van een coffeeshop, aangezien die niet past in het karakter van de gemeente;

  • het voorkomen dat jongeren de directe gelegenheid wordt geboden, meer dan nu het geval is, om in aanraking te komen met drugs;

  • het voorkomen van een aanzuigende werking op sofdrugsgebruikers van buiten de gemeente.

We handhaven dit nulbeleid streng. Dit doen we integraal. Integraal betekent: een combinatie van preventief beleid en optreden achteraf. Door het voeren van een nulbeleid voorkomen we dat een coffeeshop zich vestigt in de gemeente Beesel. Indien coffeeshops zich illegaal vestigen of indien blijkt dat in bestaande horeca-inrichtingen of vanuit woningen drugs worden verhandeld zetten we artikel 13b Opiumwet in. Met dit wetsartikel kan de burgemeester een sluiting van het gebouw en daarmee de beëindiging van de illegale activiteit bewerkstelligen.

Hoofdstuk 2

Wet- en regelgeving

Om illegale drugspanden aan te pakken zijn achtereenvolgens in 1997, 1999 en 2002 drie wetten in werking getreden. Deze wetten bieden zeer concrete en hanteerbare mogelijkheden.

In november 2007 is artikel 13b van de Opiumwet aangescherpt. Deze wijziging maakt het voor gemeenten mogelijk om met bestuursdwang op te treden tegen niet voor het publiek toegankelijke lokalen. Het gaat dan om bijvoorbeeld woningen, loodsen en bedrijfsruimten, van waaruit drugs worden verhandeld of aanwezig zijn. Er hoeft daarbij geen sprake te zijn van overlast.

Wet Victoria, de Wet Damocles en de Wet Victor

De Wet Victoria heeft betrekking op de bevoegdheid van de burgemeester tot ontruiming en sluiting van een woning bij (ernstige vrees voor) verstoring van de openbare orde door drugsgebruikers en drugshandelaren. Dit geldt overigens ook voor een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf. Deze bevoegdheid is op basis van artikel 174a van de Gemeentewet.

Artikel 13b van de Opiumwet (Wet Damocles) is uitgebreid tot woningen en lokalen en de bijbehorende erven. In dat geval kan de burgemeester bestuursdwang inzetten tegen alle illegale verkooppunten wegens overtreding van de Opiumwet. Verstoring van de openbare orde hoeft niet meer aangetoond te worden.

Artikel 13b Opiumwet luidt per 1 november 2007:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

  • 3.

    Indien de burgemeester op grond van het eerste lid een besluit heeft genomen tot sluiting van een woning, lokaal of erf als bedoeld in dat lid, doet hij het besluit zo spoedig mogelijk inschrijven in de openbare registers, bedoeld in art. 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Art. 24 van dat Boek is niet van toepassing.

De bestuursdwangbevoegdheid van de burgemeester is een discretionaire bevoegdheid. De toepassing kan zeer ingrijpende gevolgen hebben voor met name de bewoners van een woning. Gebruik maken van de bestuursdwang wordt in beginsel pas toelaatbaar geacht wanneer:

  • 1.

    er sprake is van een verboden situatie en/of overtreding van een wettelijk voorschrift;

  • 2.

    en het belang van daadwerkelijk optreden zorgvuldig wordt gemotiveerd;

  • 3.

    en de op te leggen maatregel in redelijke verhouding staat met de overtreding (met andere woorden dat is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit).

De Wet Victor heeft betrekking op de bevoegdheid op vervolgmaatregelen na sluiting van een woning, woonkeet, woonwagen of ander gebouw op grond van artikel 174a van de gemeentewet (dan wel een verordening op basis van artikel 174 Gemeentewet) of op grond van artikel 13b Opiumwet.

Op grond van de Wet Victor is het college van burgemeester en wethouders onder meer bevoegd om aanwijzingen te geven aan eigenaar of gebruiker om het gebouw weer op redelijke wijze voor bewoning of gebruik geschikt te maken (bevoegdheid opgenomen in artikel 16a van de Woningwet).

Mocht er ondanks de aanwijzingsbevoegdheid geen uitzicht zijn op duurzaam herstel van de openbare orde rond het betreffende gebouw, dan is het college van burgemeester en wethouders als uiterste redmiddel bevoegd tot onteigening over te gaan (bevoegdheid opgenomen in artikel 77, eerste lid, sub 6 van de Onteigeningswet).

Daarnaast is de burgemeester verplicht om een besluit tot sluiting (gebaseerd op art. 174a van de Gemeentewet dan wel op artikel 13b van de Opiumwet), zo spoedig mogelijk in te schrijven in de openbare registers als bedoeld in artikel 16 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (kadaster).

Drugshandel op straat, Algemene Plaatselijke Verordening

De Opiumwet richt zich met name op de gezondheidsaspecten van verdovende middelen. Optreden tegen straathandel mag dan ook slechts plaatsvinden vanuit dit oogpunt. Om tegen straathandel en zgn. drugsrunners te kunnen optreden als dit overlast oplevert, is in de APV een artikel opgenomen.

Tekst APVbepaling

Artikel 2.7.1 Verbod begeven op de weg om drugs te verhandelen.

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zulks geschiedt om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Beleidsnota

In deze beleidsnota legt de burgemeester vast hoe zij omgaat met de bevoegdheid van inzetten van bestuursdwang tegen illegale verkooppunten (Wet Damocles).

Bekendmaking

Deze beleidsnota is na vaststelling en bekendmaking op te vatten als een beleidsregel in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

De bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad (staatscourant) of een dag-, nieuws- of huis- aan- huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

Discretionaire bevoegdheid

Het in een beleidsregel vastleggen van de wijze waarop het bestuursorgaan omgaat met haar discretionaire bevoegdheid heeft de volgende voordelen:

  • 1.

    het belangrijkste rechtsgevolg van het vaststellen van een beleidsregel is de zelfbinding van het bestuursorgaan aan diens eigen beleidsregel;

  • 2.

    voor de motivering van een besluit hoeven we slechts te verwijzen naar een vaste gedragsregel voor zover deze is neergelegd in een beleidsregel;

  • 3.

    een beleidsregel dient de rechtszekerheid van burgers. Het gedrag van het bestuursorgaan – in dit geval de burgemeester – wordt transparant.

Aandachtspunt.

Het is noodzakelijk dat vanuit de aandachtsvelden volksgezondheid, welzijn, jeugdbeleid en onderwijs aandacht wordt besteed aan beleid dat gericht is op het voorkomen van drugsgebruik door jongeren. De nadruk moet hierbij op preventie liggen. Bij de onderscheidene beleidsterreinen wordt in de toekomst hieraan zo veel mogelijk aandacht geschonken.

Hoofdstuk 3

Bestuursrechtelijke handhavingsbeleid

Inleiding

De regering is van mening, dat de handhaving van de Opiumwet een gecoördineerde inzet van gemeentebestuur, Openbaar Ministerie en de politie, vereist. Zodoende kan via verschillende invalshoeken worden opgetreden tegen de neveneffecten van de aanwezigheid van coffeeshops.

Uitgangspunt is dat, indien is gebleken dat er sprake is van een overtreding als genoemd in artikel 13b Opiumwet, zowel de burgemeester als het Openbaar Ministerie handhavend optreden. Derhalve dient er onderscheid te worden gemaakt tussen een bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving van de Opiumwet. De navolgende paragrafen beschrijven hoofdzakelijk de bestuursrechtelijke procedure.

Alle meldingen en feitelijke constateringen van drugshandel kan de politie aan de gemeente (i.c. de burgemeester) melden. De gemeente verzamelt en bundelt deze samen met eventuele waarschuwingsbrieven aan de bewoners of de exploitant. Op grond van deze feiten kan de burgemeester uiteindelijk overgaan tot sluiting van het pand. In tegenstelling tot de dossiervorming bij het gebruik van artikel 174a Gemeentewet, hoeft er bij het gebruik van artikel 13b Opiumwet geen overlast aangetoond te worden.

De overtreding moet voldoende concreet zijn en de plaats, tijd en omstandigheden moeten worden gemeld. In tegenstelling tot het strafrecht is in het bestuursrecht niet aangegeven wanneer er sprake is van voldoende wettig bewijs. Of een zaak ‘bewijstechnisch’ rond is, zal afhangen van de feiten en omstandigheden in het concrete geval.

Het komt voor dat omwonenden van een woning of lokaal bang zijn voor represailles en niet willen dat hun persoonsgegevens worden toegevoegd aan het dossier.

Op basis van meldingen via Meld Misdaad Anoniem kan een politie een onderzoek verrichten. De meldingen zelf vormen geen bewijs.

Bestuursrechtelijke handhaving

Indien er sprake is van een overtreding als genoemd in artikel 13b Opiumwet heeft de burgemeester informatie nodig van politie en Openbaar Ministerie. Op basis van deze informatie moet zij de betrokken belangen tegen elkaar afwegen en een eventueel besluit tot toepassing van bestuursdwang onderbouwen.

Ondersteuning door politie

Om de bestuurlijke handhaving te ondersteunen, rapporteert de politie schriftelijk over haar optreden en haar bevindingen aan de burgemeester. Indien is gebleken dat in casu sprake is van een overtreding als genoemd in artikel 13b Opiumwet, wordt de burgemeester verzocht om – “gelet op de bijgevoegde rapportage” – over te gaan tot toepassing van bestuursdwang conform het vastgesteld Drugsbeleidbeleid Beesel 2012.

Ondersteuning door Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie verstrekt de burgemeester op diens schriftelijke verzoek het door de politie opgemaakte proces-verbaal.

Bestuursrechtelijk handhaven nader uitgewerkt

Als de burgemeester op grond van de verzamelde informatie tot de conclusie komt, dat er sprake is van een overtreding als genoemd in artikel 13b Opiumwet kan zij twee dingen doen:

  • 1.

    een schriftelijk waarschuwing;

  • 2.

    of om over te gaan tot toepassing van bestuursdwang.

Ad 1

De burgemeester kan de overtreders door een waarschuwingsbrief op de hoogte brengen. Tevens kan zij hen uitnodigen voor een gesprek op het gemeentehuis. Dit geldt dan als een officiële waarschuwing. De waarschuwing is geen besluit op grond van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

Reageren de overtreders niet op de aanschrijving (bijvoorbeeld in geval van schijnbewoning), dan kan de eigenaar van het pand worden aangeschreven.

De geconstateerde feiten worden besproken. Er wordt bekeken hoe de overtreder de overtreding binnen een vastgestelde periode kan beëindigen en wat de eventuele consequenties zijn bij voortzetting van de overtreding. Hierbij verwijst de burgemeester naar het lokale handhavingsbeleid.

Ad 2

Het vooroverleg met de overtreders leidt niet tot beëindiging van de illegale drugshandel binnen de vastgestelde periode.

De burgemeester kan dan overgaan tot het opleggen van een volgende maatregel uit het lokale handhavingsbeleid. De burgemeester kan ook besluiten tot het tijdelijk sluiten van een woning of een lokaal. De burgemeester moet voor het nemen van dit sluitingsbesluit de gevolgen van dit besluit afzetten tegen de gevolgen die dit met zich mee brengt voor de overtreder.

De duur van de sluiting kan in de eerste plaats afhankelijk zijn van de bestemming van het pand. Gaat het om een woning of een lokaal? In het geval van een woning kan een onderverdeling worden gemaakt in een huur- en koopwoning. Gaat het om een gehuurde woning dan zal civielrechtelijk de huurovereenkomst door de woningcorporatie of de particulier verhuurder kunnen worden ontbonden. Een verdere sluiting van de woning is dan niet nodig, maar wel mogelijk. Woningcorporaties kunnen in de huurovereenkomst hierover een passage opnemen, zoals in veel gevallen ook een verbod op hennepteelt is opgenomen.

Gaat het om een koopwoning, dan kan het van belang zijn of deze daadwerkelijk wordt bewoond of in schijn wordt bewoond. In het geval van een bewoond pand plaatsen we de bewoners uit de woning. Dit is bij schijnbewoning niet noodzakelijk. Er zijn immers geen bewoners. In dit laatste geval is de eigenaar van het pand de belanghebbende.

In de tweede plaats kan de duur van de sluiting afhankelijk zijn van de zwaarte van de overtreding. Het gaat hierbij om de hoeveelheid en het soort drugs. Gezien de eis van proportionaliteit geldt hier dat afhankelijk van de hoeveelheid en de zwaarte (de categorie) drugs de zwaarte van de maatregel wordt bepaald.

In de laatste plaats zal de duur van de sluiting afhankelijk zijn van de mate van herhaling en de duur van de overtreding. Ook hierbij geldt de eis van proportionaliteit: hoe vaker de overtreding plaats vindt, hoe zwaarder de maatregel kan zijn. Wat betreft de duur van de overtreding is het van belang om te zorgen dat de toeloop tot het pand wordt beëindigd. Wanneer de sluitingstermijn te kort blijkt kan de burgemeester de sluiting verlengen.

Het bevel tot sluiting van een pand is een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. De overige bepalingen van deze wet zijn dan ook van toepassing. Dit betekent dat alle belanghebbenden tegen het besluit bezwaar kunnen aantekenen en na de beslissing op het bezwaarschrift, beroep bij de bestuursrechter kunnen instellen.

Belanghebbenden zijn in ieder geval de bewoners en gebruikers van de woning of het lokaal en de eigenaar (in geval van verhuur). Horen kan zowel schriftelijk (bijvoorbeeld met het concept van voorgenomen besluit) als mondeling (dus ook telefonisch op zeer korte termijn) geschieden, zie hiervoor artikel 4:9 Awb.

Het sluitingsbevel op grond van artikel 13b Opiumwet wordt op schrift gesteld en verzonden. In het bevel tot sluiting worden doorgaans de volgende elementen opgenomen:

  • 1.

    sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet;

  • 2.

    welk pand is gesloten (adres + kadastrale gegevens);

  • 3.

    waarom tot sluiting is overgegaan (subsidiariteit, proportionaliteit);

  • 4.

    de termijn van de sluiting;

  • 5.

    de begunstigingstermijn;

  • 6.

    welke dwangmiddelen zullen worden toegepast;

  • 7.

    dat tegen het besluit bezwaar en beroep mogelijk is.

De kosten van sluiting kunnen ingevolge artikel 5:25 eerste lid, Awb op de belanghebbende worden verhaald.

De daadwerkelijke sluiting kunnen we op verschillende manieren bereiken. In sommige gevallen is het ophangen van een bekendmaking op de toegangsdeur met de mededeling dat het pand is gesloten voldoende. In andere gevallen is het noodzakelijk het pand (deuren en ramen) daadwerkelijk dicht te timmeren en eventueel te verzegelen. Het doorbreken van het zegel levert een strafbaar feit op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht op.

Bij de uitvoering van de sluiting kunnen naast een medewerker van de gemeente ook een aannemer, het energiebedrijf, de GGD en eventueel een medewerker van een verslavingszorginstelling, de dienst bouw- en woningtoezicht en de politie aanwezig zijn. Het pand wordt ontruimd, zonodig ontsmet, de nutsvoorzieningen worden afgesloten en de deuren en ramen worden dicht getimmerd. Op de deur wordt een sluitingsbevel aangebracht.

Op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken dient de sluiting van het pand binnen vier dagen te worden ingeschreven in de landelijke voorziening.

De kosten die bij de sluiting van een pand worden gemaakt kunnen de overtreder redelijkerwijs in het geheel of gedeeltelijk worden toegerekend. In de dwangbeschikking moet hiervan melding worden gemaakt.

Na afloop van de sluitingstermijn vindt overleg plaats tussen de gemeente en de eigenaar/verhuurder van het pand. De betrokkenen worden bij de verlenging opnieuw gehoord. Wanneer na heropening van een pand de drugshandel opnieuw plaatsvindt, kan de burgemeester zo mogelijk opnieuw een sluitingsbevel uitvaardigen.

Strafrechtelijke handhaving door het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie vervolgt – in beginsel – iedere zaak waarin de burgemeester optreedt conform het vastgestelde beleid.

Het Openbaar Ministerie voert géén gedoogbeleid ten aanzien van harddrugs. Dat wil zeggen dat bij constatering van verkoop, aflevering of verstrekking dan wel de aanwezigheid daartoe van harddrugs, hiertegen direct wordt opgetreden door het Openbaar Ministerie.

Hoofdstuk 4 Damoclesbeleid

vervallen

Hoofdstuk 5

Conclusie

Nulbeleid

Gegeven de plaatselijke omstandigheden wordt besloten om in de gemeente Beesel nulbeleid op het gebied van coffeeshops te blijven voeren. De plaatselijke omstandigheden zijn:

  • 1.

    Een rustig en het karakter van het platteland;

  • 2.

    Het vastgestelde rapport opgesteld door Vincent van Gogh in opdracht van de gemeente: ‘Alcohol- en drugsgebruik door jongeren in de gemeente Beesel’;

  • 3.

    Ontbreken van het maatschappelijk draagvlak, omdat het van belang is dat de identiteit en leefbaarheid in de drie dorpskernen bewaard blijft;

  • 4.

    Aanwezige coffeeshops in omringende gemeenten.

Het doel van het gemeentelijk nulbeleid is het voorkomen van drugsgebruik en het beperken van de risico’s van drugsgebruik. Dit voor de gebruiker zelf, de directe omgeving en voor de samenleving. Hierbij geldt als belangrijkste doelstelling de vraag naar drugs te ontmoedigen door voor goede preventie, hulpverlening en repressie te zorgen.

Het nulbeleid wordt stringent gehandhaafd. Daarbij wordt een integrale aanpak voorgestaan. Dit betekent: een combinatie van preventief beleid en optreden achteraf.

De argumenten voor het nulbeleid van de gemeente Beesel zijn:

  • 1.

    het voorkomen van een nadelige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat dan wel de openbare orde in de gemeente Beesel;

  • 2.

    het voorkomen van de vestiging van een coffeeshop, aangezien die niet past in het karakter van de gemeente;

  • 3.

    het voorkomen dat jongeren de directe gelegenheid wordt geboden, en meer dan nu het geval is, om in aanraking te komen met drugs;

  • 4.

    het voorkomen van een aanzuigende werking op sofdrugsgebruikers van buiten de gemeente;

  • 5.

    lokaal alcohol- en drugsbeleid.

Handhaving (Damoclesbeleid)

Als de politie in woningen/lokalen drugs aantreft, treden we hiertegen op. In hoofdstuk 3 en 4 van deze nota is uiteengezet op welke wijze dit zal gebeuren en met welke partners we hierin samenwerken.

Hoofdstuk 6

Procedure

In de gemeentelijke Inspraakverordening is opgenomen dat ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen geen inspraak wordt verleend. Met de vaststelling van de actualisatie van het Drugsbeleid Beesel 2012 vindt feitelijk geen wijziging plaats van het eerder ingenomen standpunt. Dit houdt in dat geen inspraak wordt verleend.

Inwerkingtreding en bekendmaking.

De beleidsregel dient, gelet op het bepaalde in afdeling 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht, bekend gemaakt te worden. De onderhavige beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2013 en ligt vanaf deze datum gedurende zes weken ter inzage. Tegen de vaststelling van deze beleidsregel staan geen rechtsmiddelen open.

Citeertitel.

Deze beleidslijn kan worden aangehaald als ‘Drugsbeleid Beesel 2012’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op: 18 december 2012

De burgemeester,

dr. P. Dassen-Housen