Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR673559
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR673559/1
Verordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022
Geldend van 16-03-2022 t/m 23-03-2022
Intitulé
Verordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022De raad van de gemeente Amsterdam,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 september 2021,
gelet op artikel 83 en 149 van de Gemeentewet,
gezien de inspraakreacties, de uitkomsten van de enquête en de Reactienota uitkomsten inspraak en participatie bij de voorgenomen Hoofdlijnen bestuurlijk stelsel vanaf 2022, de adviezen van de dagelijks besturen van de bestuurscommissies van stadsdelen,
overwegende dat het wenselijk is het bestuurlijk stelsel te versterken en te verbeteren door een heldere inrichting, met meer zeggenschap van het lokaal bestuur met inbegrip van het budget, duidelijke bevoegdheden, goede sturingsmogelijkheden, controle en tegenspraak op stadsdeelniveau en verbeterde invloed van de bewoners,
besluit de volgende verordening vast te stellen:
HOOFDSTUK 1 - INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1: de stadsdelen
-
1. De gemeente Amsterdam kent de volgende stadsdelen en één stadsgebied Weesp die zijn onderverdeeld in de volgende gebieden:
- a.
Centrum;
- i.
Centrum-West;
- ii.
Centrum-Oost;
- i.
- b.
West;
- i.
Westerpark;
- ii.
Bos en Lommer;
- iii.
Oud-West, De Baarsjes;
- i.
- c.
Nieuw-West;
- i.
Geuzenveld, Slotermeer;
- ii.
Osdorp;
- iii.
De Aker, Sloten, Nieuw-Sloten;
- iv.
Slotervaart;
- v.
Sloterdijk Nieuw-West;
- i.
- d.
Zuid;
- i.
Oud-Zuid;
- ii.
Buitenveldert, Zuidas;
- iii.
De Pijp, Rivierenbuurt;
- i.
- e.
Oost;
- i.
Oud-Oost;
- ii.
Indische Buurt, Oostelijk Havengebied;
- iii.
Watergraafsmeer;
- iv.
IJburg, Zeeburgereiland;
- i.
- f.
Noord;
- i.
Noord-West;
- ii.
Oud-Noord;
- iii.
Noord-Oost;
- i.
- g.
Zuidoost;
- i.
Bijlmer-Centrum;
- ii.
Bijlmer-Oost;
- iii.
Bijlmer-West;
- iv.
Gaasperdam;
- i.
- h.
Weesp;
- i.
Weesp, Driemond.
- i.
- a.
-
2. De grenzen van de gebieden, de stadsdelen en het stadsgebied zijn aangegeven op de bij deze verordening behorende kaartbijlage.
HOOFDSTUK 2 - INRICHTING EN SAMENSTELLING DAGELIJKS BESTUUR STADSDELEN
Paragraaf 1 - Samenstelling en benoeming dagelijks bestuur stadsdelen
Artikel 2: dagelijks bestuur
-
1. In elk stadsdeel is er een bestuurscommissie als bedoeld in artikel 83 van de Gemeentewet, die optreedt als verlengd lokaal bestuur van het college.
-
2. De bestuurscommissie bestaat uit een dagelijks bestuur met drie leden die op voordracht van het college door de raad, gehoord de stadsdeelcommissie, worden benoemd en ontslagen. De voorzitter wordt op dezelfde wijze benoemd en ontslagen.
-
3. De stadsdeelcommissieleden stemmen naar aanleiding van de hoorzitting van de kandidaat-bestuursleden individueel en anoniem over de kandidaten. Indien één of meerdere kandidaten geen meerderheid behaalt, krijgen de leden van de stadsdeelcommissie de gelegenheid om deze keuze te motiveren in een raadscommissie. De raad betrekt het advies van de stadsdeelcommissie bij de benoeming.
Artikel 3: onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties
-
1. Op een lid van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 36a, 36b, 41b en 41c, eerste lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘wethouder’ wordt gelezen: ‘voorzitter of lid van het dagelijks bestuur’’ en waarbij in het tweede lid van artikel 36a, 41b en 41c, eerste lid, voor ‘raad’ wordt gelezen: ‘college’.
-
2. De gemeenteraad stelt voor de leden van het dagelijks bestuur een gedragscode vast.
Artikel 4: eed of verklaring en belofte
Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen de leden van het dagelijks bestuur, samen met de leden van het college of ten hoogste één vergadering van de gemeenteraad later, ten overstaan van de burgemeester de verklaring en belofte of eed af. Artikel 41a van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘wethouder’ wordt gelezen ‘voorzitter of lid van het dagelijks bestuur’.
Artikel 5: reglement van orde en adviescommissies
-
1. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en zijn andere werkzaamheden.
-
2. Het dagelijks bestuur kan adviescommissies instellen. De artikelen 84 en 86 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6: vergaderingen
-
1. Op de vergaderingen en stemmingen van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 53, 53a, 54 en 56 tot en met 59a van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘burgemeester’ en ‘college’ wordt gelezen: ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’ en ‘dagelijks bestuur’.
-
2. In aanvulling op hetgeen in artikel 86 van de Gemeentewet is bepaald, hebben de raad, het college en de burgemeester inzage in stukken waarop door het dagelijks bestuur of de voorzitter van het dagelijks bestuur geheimhouding is opgelegd.
Artikel 7: bestuurssecretaris
-
1. Elk dagelijks bestuur heeft een bestuurssecretaris. Deze staat de voorzitter en het dagelijks bestuur bij de uitoefening van hun taak terzijde.
-
2. De bestuurssecretaris wordt aangesteld door het college op voordracht van de gemeentesecretaris en in overeenstemming met het dagelijks bestuur.
-
3. Op de bestuurssecretaris is artikel 15, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘ lid van de raad’ en ‘gedeputeerde staten’ wordt gelezen: ‘bestuurssecretaris’ en ‘raad’.
-
4. Het college stelt nadere regels over de taken en bevoegdheden en de vervanging van de bestuurssecretaris.
Artikel 8: beëindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging
-
1. Op de beëindiging van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur zijn de bepalingen uit artikel 42, 43 en 46 tot en met 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘de verkiezing’, ‘wethouder’ en 'artikel 36' wordt gelezen: ‘de benoeming’, ‘voorzitter of lid van het dagelijks bestuur’ en 'artikel 2, tweede lid van deze verordening'.
-
2. Ten aanzien van de tijdelijke vervanging van een lid van het dagelijks bestuur is artikel 45, 45a en 45b van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘wethouder’, ‘raad’ en ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘voorzitter of lid van het dagelijks bestuur’, ‘college’ en ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’.
Paragraaf 2 - taken en bevoegdheden dagelijks bestuur
Artikel 9: taken en bevoegdheden dagelijks bestuur
-
1. Het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse bestuur- en beheerstaken in het stadsdeel en oefent de taken en bevoegdheden uit die het college aan hem heeft opgedragen.
-
2. De taken en bevoegdheden die door het college en de burgemeester aan het dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter zijn opgedragen zijn vermeld in de bij deze verordening behorende bijlage 2 (taken) en bijlage 3 (bevoegdheden).
-
3. De bijlagen kunnen bij collegebesluit en burgemeestersbesluit worden gewijzigd, elk voor zover het de eigen taken en bevoegdheden van het college of de burgemeester betreft.
[Artikel 9, tweede en derde lid, treden op een door de raad nader te bepalen tijdstip in werking.]
Artikel 10: taken en bevoegdheden voorzitter
-
1. De voorzitter van het dagelijks bestuur heeft de leiding over de vergaderingen van het dagelijks bestuur en oefent de taken en bevoegdheden uit die de burgemeester aan hem heeft gemandateerd.
-
2. Op de voorzitter is artikel 170, eerste lid, onder a, c, d en e van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’.
-
3. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter worden zijn taken en bevoegdheden waargenomen door een door het dagelijks bestuur uit haar midden aangewezen plaatsvervangend voorzitter.
Artikel 11: bekendmaking besluiten
Besluiten van het dagelijks bestuur en de voorzitter worden gepubliceerd in het gemeenteblad, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Bekendmakingswet. De artikelen 8 en 10 van die wet en artikel 145 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 3 - de verhouding tot het college en de burgemeester
Artikel 12: advies
-
1. Het college en de burgemeester betrekken het dagelijks bestuur bij de voorbereiding van stedelijke kaders als deze kaders betrekking hebben op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur of het dagelijks bestuur een rol krijgt in de uitvoering van die kaders.
-
2. Als het college of de burgemeester voornemens is over de stedelijke kaders een besluit te nemen of voornemens is een ander besluit te nemen waarbij de belangen van één of meer stadsdelen zijn betrokken, in ieder geval bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wint het college of de burgemeester bij het dagelijks bestuur advies in.
-
3. Bij het inwinnen van advies verstrekt het college en de burgemeester de informatie die nodig is om het voorstel te kunnen beoordelen. Het college en de burgemeester kunnen ten aanzien van de informatie en het voorstel geheimhouding opleggen.
-
4. Het college of de burgemeester stelt voor het advies een termijn vast. Deze termijn bedraagt minimaal zes weken, waarbij recesperiodes niet worden meegeteld. In uitzonderlijke gevallen kan het college of de burgemeester gemotiveerd besluiten een kortere termijn vast te stellen.
-
5. Het college of de burgemeester legt de volledige adviezen van het dagelijks bestuur en de stadsdeelcommissie samen met het voorstel aan het college en de raad voor. Indien het college of de burgemeester in het voorstel afwijkt van het advies van het dagelijks bestuur, motiveert het schriftelijk waarom van het advies wordt afgeweken.
Artikel 13: toelichting dagelijks bestuur
Indien in een vergadering van het college een onderwerp wordt behandeld waarbij de belangen van een stadsdeel betrokken zijn, kan, op verzoek van het college of de burgemeester, een of meer leden van het dagelijks bestuur de behandeling bijwonen en het standpunt van het dagelijks bestuur toelichten.
Artikel 14: inlichtingen college en burgemeester
-
1. Indien het college of de burgemeester inlichtingen wenst, kunnen zij deze inlichtingen aan het dagelijks bestuur vragen. Tevens kunnen de burgemeester, de wethouder of de gemeentesecretaris inlichtingen inwinnen bij de secretaris van het dagelijks bestuur.
-
2. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde inlichtingen worden verstrekt binnen vier weken na ontvangst van het verzoek. Indien dat om technische of juridische redenen niet mogelijk blijkt te zijn, wordt daarvan, onder opgaaf van redenen, mededeling gedaan.
-
3. Het college en de burgemeester zijn ook bevoegd het dagelijks bestuur op te dragen systematisch informatie te verstrekken over aangelegenheden waaromtrent zij bevoegd zijn.
Artikel 15: terugnemen bevoegdheden
-
1. Indien daar naar het oordeel van het college of de burgemeester aanleiding toe is, neemt het college of de burgemeester de gedelegeerde taken en bevoegdheden terug, ieder voor zover het de door hen overgedragen taken en bevoegdheden betreft.
-
2. In het besluit waarmee de delegatie van de taken en bevoegdheden wordt ingetrokken, wordt bepaald welke taken en bevoegdheden worden teruggenomen, voor welke periode dit geldt en welk dagelijks bestuur het betreft.
-
3. Over het terugnemen van de taken en bevoegdheden vindt vooraf overleg met het betrokken dagelijks bestuur plaats.
Artikel 16: indeplaatsstelling
-
1. Wanneer het dagelijks bestuur een bij of krachtens deze of een andere verordening gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt, een bij of krachtens deze of een andere verordening gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht of anderszins een bij of krachtens deze of een andere verordening gevorderd resultaat niet, niet tijdig of niet naar behoren tot stand brengt, voorziet het college of de burgemeester daar namens en ten laste van het dagelijks bestuur in. Ieder voor zover het de door hen overgedragen taken en bevoegdheden betreft.
-
2. Spoedeisende gevallen uitgezonderd, voert het college of de burgemeester het besluit tot indeplaatsstelling niet uit dan nadat een in het besluit genoemde termijn is verstreken, waarbinnen het dagelijks bestuur de gelegenheid heeft alsnog te voorzien in hetgeen het besluit vordert.
-
3. Indien het besluit tot indeplaatsstelling een bij of krachtens deze of een andere regeling gevorderd resultaat betreft dat niet tijdig tot stand zal worden gebracht, geeft het college of de burgemeester in het besluit tot indeplaatsstelling aan welke beslissingen, handelingen of resultaten moeten zijn uitgevoerd binnen de in het tweede lid bedoelde termijn. Voor verschillende beslissingen, handelingen of resultaten kunnen daarbij verschillende termijnen worden gesteld. Indien het dagelijks bestuur niet binnen die termijn heeft voorzien in hetgeen het besluit van hem vordert, voorziet het college of de burgemeester in het tot stand brengen van het gevorderde resultaat.
-
4. Van een besluit tot indeplaatsstelling, alsmede van het voornemen tot het nemen van een dergelijk besluit, wordt mededeling gedaan in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Een afschrift van het besluit en van het voornemen wordt gezonden aan de gemeenteraad. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat het college of de burgemeester de beslissing om over te gaan tot indeplaatsstelling niet tevoren op schrift kan stellen, wordt alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en bekendmaking gezorgd.
Artikel 17: schorsing en vernietiging
-
1. De besluiten van het dagelijks bestuur inzake gedelegeerde taken en bevoegdheden kunnen door het college worden vernietigd voor zover zij in strijd zijn met het recht of met het algemeen stedelijk belang.
-
2. Hangende het onderzoek of er reden is tot vernietiging over te gaan, kan een besluit door het college worden geschorst. Binnen twee maanden na het schorsingsbesluit draagt het dagelijks bestuur het geschorste besluit ter vernietiging voor aan het college.
-
3. Voordat een besluit tot vernietiging wordt genomen, wordt het dagelijks bestuur de gelegenheid tot overleg geboden.
-
4. Het besluit tot vernietiging wordt met redenen omkleed. Het besluit tot vernietiging, schorsing, opheffing of verlenging van de schorsing wordt in het Gemeenteblad gepubliceerd.
Paragraaf 4 - de verhouding tot de raad en de stadsdeelcommissie
Artikel 18: toelichting dagelijks bestuur
-
1. Indien in een vergadering van de raadscommissies van de raad een onderwerp wordt behandeld waarbij de belangen van het dagelijks bestuur betrokken zijn, kan op verzoek van het college of de burgemeester, een of meer leden van het dagelijks bestuur de behandeling bijwonen en het standpunt van het dagelijks bestuur toelichten.
-
2. Het dagelijks bestuur ontleent zijn bevoegdheden aan het college. De raad kan het college verzoeken om aanwezigheid van een of meer leden van het dagelijks bestuur.
Artikel 19: verhouding dagelijks bestuur tot de stadsdeelcommissie
-
1. Het dagelijks bestuur legt alle adviesvragen van het college, bedoeld in artikel 12, eerste en tweede lid, voor aan de stadsdeelcommissie. De stadsdeelcommissie kan besluiten advies uit te brengen over een adviesaanvraag.
-
2. Het dagelijks bestuur vraagt de stadsdeelcommissie om advies als het voornemens is gebiedsopgaven met de belangrijkste vierjaren doelstellingen vast te stellen, alsmede de zo nodig jaarlijkse herijking daarvan of op eigen initiatief een taak of bevoegdheid uit te oefenen waarbij een uniforme openbare voorbereidingsprocedure in de zin van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht of inspraak in de zin van de Algemene Inspraakverordening aan de orde is. In die gevallen:
- a.
maakt het dagelijks bestuur met de stadsdeelcommissie afspraken over de wijze waarop burgers en ondernemers bij de voorbereiding van de besluitvorming worden betrokken;
- b.
wordt de stadsdeelcommissie in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen.
- a.
-
3. Bij het inwinnen van advies verstrekt het dagelijks bestuur de informatie die nodig is om het voorstel te kunnen beoordelen.
-
4. Het dagelijks bestuur stelt voor het advies, bedoeld in het tweede lid, een termijn vast. Indien het advies tijdens de terinzagelegging of de inspraakperiode wordt gevraagd, is de termijn gelijk aan de periode van terinzagelegging of inspraak. In alle andere gevallen bedraagt de termijn minimaal een periode waarbinnen twee overlegvergaderingen van de stadsdeelcommissie vallen, of vier weken, indien binnen die termijn minder dan twee overlegvergaderingen vallen. In uitzonderlijke gevallen kan het dagelijks bestuur gemotiveerd besluiten een kortere termijn vast te stellen.
-
5. Bij de besluitvorming maakt het dagelijks bestuur inzichtelijk wat het advies van de stadsdeelcommissie is en hoe eventuele voorstellen of moties als bedoeld in artikel 30, derde lid, zijn verwerkt. Het dagelijks bestuur neemt een advies, motie of een voorstel van de stadsdeelcommissie over indien het advies, de motie of het voorstel is vastgesteld met een meerderheid van stemmen en binnen de stedelijke en budgettaire kaders past. Het dagelijks bestuur kan uitsluitend schriftelijk met zeer zwaarwegende redenen afwijken van een advies of voorstel van de stadsdeelcommissie.
-
6. Het Dagelijks Bestuur legt significante ruimtelijke herinrichtingsprojecten tijdig voor advisering voor aan de stadsdeelcommissie.
Paragraaf 5 - De financiën van het dagelijks bestuur
Artikel 20: budget voor het dagelijks bestuur
-
1. Het dagelijks bestuur ontvangt jaarlijks een budget.
-
2. Het budget van het dagelijks bestuur wordt vastgesteld in de gemeentebegroting.
Artikel 21: gebiedscyclus
-
1. De gebiedsopgaven maken onderdeel uit van de jaarlijkse begrotingscyclus. Daarbij wordt inzichtelijk gemaakt welke middelen voor deze opgaven beschikbaar zijn.
-
2. Het dagelijks bestuur stelt voor elk gebied de gebiedsopgaven vast met de belangrijkste vierjaren doelstellingen en legt dit conform de werkwijze in artikel 19 voor aan de stadsdeelcommissie. Deze kunnen zo nodig jaarlijks herijkt worden.
-
3. Voorafgaand aan het vaststellen van de begroting, overleggen college en DB over de middelen die voor de gebiedsopgaven beschikbaar zijn. Het college beslist hierover en verwerkt het in de begroting.
-
4. Het dagelijks bestuur stuurt op de uitvoering van de gebiedsopgaven en doet jaarlijks verslag over de realisatie van gebiedsdoelstellingen aan stadsdeelcommissie en college.’
Artikel 22: verordening ex artikel 212 Gemeentewet
In de Financiële verordening gemeente Amsterdam en de daarop gebaseerde beleidsnota's en uitvoeringsbesluiten worden de overige financiële regels voor de dagelijks besturen vastgelegd.
HOOFDSTUK 3 - INRICHTING EN SAMENSTELLING STADSDEELCOMMISSIE IN DE STADSDELEN
Paragraaf 1 - Samenstelling en verkiezing stadsdeelcommissie in de stadsdelen
Artikel 23: leden en voorzitter stadsdeelcommissie
-
1. In elk stadsdeel is er een bestuurscommissie als bedoeld in artikel 83 van de Gemeentewet met taken en bevoegdheden van de raad.
-
2. Voor de samenstelling van de stadsdeelcommissie worden per stadsdeel verkiezingen gehouden. Per stadsdeel wordt het volgende aantal leden gekozen:
- a.
Centrum: 11
- b.
West: 15
- c.
Nieuw-West: 17
- d.
Zuid: 15
- e.
Oost: 15
- f.
Noord: 11
- g.
Zuidoost: 11
- a.
-
3. De leden van de stadsdeelcommissie kiezen uit hun midden een voorzitter.
-
4. De verkiezingen voor de leden van de stadsdeelcommissie vinden elke vier jaar gelijktijdig met de gemeenteraadsverkiezingen plaats. De leden van de stadsdeelcommissie die aftreden in verband met nieuwe verkiezingen, zijn dadelijk herkiesbaar.
-
5. Voor de toepassing van het tweede lid, is het inwonertal van het stadsdeel bepalend, zoals dit voorkomt in de van gemeentewege openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar van de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie. Verwachte inwonersgroei in een stadsdeel vanwege opgeleverde woningbouw in de daaropvolgende vier jaren wordt betrokken bij de vaststelling van het aantal leden van de stadsdeelcommissie, indien de omvang van de verwachte inwonersgroei dit rechtvaardigt.
Artikel 24: verkiezingen stadsdeelcommissie
-
1. Ten aanzien van de verkiezingen zijn de bepalingen uit de Kieswet betreffende de verkiezing van de leden van de raad van overeenkomstige toepassing, waarbij voor ‘gemeente’, ‘gemeenteraad’, ‘burgemeester en wethouders’ en ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘stadsdeel, ‘stadsdeelcommissie’, ‘dagelijks bestuur’ en ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’.
-
2. In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt de leeftijd, bedoeld in artikel B 3, eerste lid van de Kieswet vastgesteld op 16 jaar en wordt de periode, bedoeld in het tweede lid, onder b, van de Kieswet voor de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie vastgesteld op twee jaar.
-
3. In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt het hoofdstembureau in de zin van artikel E 7 van de Kieswet en het centraal stembureau in de zin van artikel E 11 van de Kieswet per stadsdeel ingesteld.
-
4. In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt bij de verdeling van restzetels het percentage, bedoeld in artikel P 8, tweede lid, van de Kieswet vastgesteld op 25% van de kiesdeler.
-
5. In aanvulling op hetgeen in artikel G 3 van de Kieswet is bepaald, kunnen niet-politieke groeperingen en stichtingen zich voor de verkiezingen laten registreren. Artikel G 3, derde lid onder a en b is op deze groeperingen en stichtingen niet van toepassing.
-
6. In afwijking van hetgeen in artikel G 3, tweede lid en artikel H 14, eerste lid van de Kieswet is bepaald, is voor de registratie en de kandidaatstelling geen waarborgsom verschuldigd.
-
7. Het college stelt voor de verkiezing nadere regels vast. Voor zover dat voor een ordelijk verloop van de verkiezing noodzakelijk is, kan het college daarbij afwijken van de in het eerste lid bedoelde bepalingen.
-
8. Ten aanzien van het vervullen van een opengevallen plaats is hoofdstuk W van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.
-
9. In aanvulling op hetgeen in het achtste lid is bepaald, is artikel W 4, eerste lid, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing als zich een vergelijkbare situatie voordoet als omschreven in dat artikel.
-
10. In afwijking van artikel O 1, eerste lid, van de Kieswet, houdt het hoofdstembureau drie werkdagen na de stemming om 10.00 uur een openbare zitting.
Artikel 25: passief kiesrecht stadsdeelcommissie
Om lid te kunnen zijn van de stadsdeelcommissie is vereist dat men ingezetene is van het stadsdeel waarvoor men gekozen is, de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, niet is uitgesloten van het kiesrecht en voldoet aan de vereisten voor het lidmaatschap van de raad, zoals opgenomen in artikel 10, tweede en derde lid van de Gemeentewet. Dit met dien verstande dat de periode, bedoeld in het tweede lid, onder b, van dit artikel wordt vastgesteld op twee jaar.
Artikel 26: vereisten lidmaatschap stadsdeelcommissie, onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties
-
1. Op een lid van de stadsdeelcommissie zijn de artikelen 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ en 'wethouder' wordt gelezen ‘stadsdeelcommissie’ en 'wethouder, lid van de raad of lid van het dagelijks bestuur'.
-
2. De gemeenteraad stelt voor de leden van de stadsdeelcommissies een gedragscode vast.
Artikel 27: eed of verklaring en belofte
-
1. Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de stadsdeelcommissie samen met de nieuwe leden van de raad ten overstaan van de burgemeester de verklaring en belofte of eed af. Op de verklaring en belofte of eed is artikel 14 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ wordt gelezen ‘stadsdeelcommissie’.
-
2. Bij een tijdelijke vervanging of een tussentijdse benoeming wordt de verklaring en belofte of eed afgelegd in handen van de voorzitter van de stadsdeelcommissie. Bij een tijdelijke vervanging of tussentijdse benoeming is artikel V4 van de Kieswet van overeenkomstige toepassing, waarbij voor ‘vertegenwoordigend orgaan’ ‘stadsdeelcommissie’ wordt gelezen.
Artikel 28: beëindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging
Op de beëindiging van het lidmaatschap en de tijdelijke vervanging van de leden van de stadsdeelcommissie zijn de bepalingen uit hoofdstuk X van de Kieswet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘vertegenwoordigend orgaan’ en ‘gemeenteraad’ wordt gelezen: ‘stadsdeelcommissie’.
Artikel 29: reglement van orde
De stadsdeelcommissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en de andere werkzaamheden vast.
Paragraaf 2 - Taken en bevoegdheden, vergaderingen en secretaris
Artikel 30: taken en bevoegdheden en instrumenten
-
1. De stadsdeelcommissie oefent de taken en bevoegdheden uit die de raad aan haar heeft overgedragen, zoals opgenomen in bijlagen 2 en 3 bij deze verordening.
-
2. De stadsdeelcommissie brengt gevraagd of ongevraagd advies uit aan het dagelijks bestuur over aangelegenheden die het stadsdeel betreffen.
-
3. De stadsdeelcommissie kan moties en voorstellen indienen bij het dagelijks bestuur en kan vragen stellen over de wijze waarop het dagelijks bestuur zijn taken en bevoegdheden uitoefent.
-
4. De stadsdeelcommissie agendeert tevens voor de overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur de overige onderwerpen die naar het oordeel van de stadsdeelcommissie noodzakelijk zijn.
-
5. Als de standpunten van de leden van de stadsdeelcommissie bij het uitbrengen van een advies uiteenlopen, worden in het advies standaard alle verschillende standpunten binnen de commissie kenbaar gemaakt.
[Artikel 30, eerste lid, treden op een door de raad nader te bepalen tijdstip in werking.]
Artikel 31: financiën
-
1. Het college maakt jaarlijks tegelijk met het vaststellen van de gemeentebegroting transparant welke budgetten beschikbaar worden gesteld aan de stadsdelen voor welke doeleinden.
-
2. Het dagelijks bestuur informeert de stadsdeelcommissie vooraf over de inzet van de middelen en de stadsdeelcommissie wordt in de gelegenheid gesteld daar advies over uit te brengen, waaronder voorstellen voor een andere inzet.
-
3. Het dagelijks bestuur neemt een advies of voorstel van de stadsdeelcommissie in beginsel over als het advies of voorstel met een meerderheid van stemmen is vastgesteld en als het binnen de stedelijke en budgettaire kaders past. Het dagelijks bestuur kan uitsluitend schriftelijk met zeer zwaarwegende motieven afwijken van een advies of voorstel van de commissie.
-
4. Het dagelijks bestuur informeert de stadsdeelcommissie over de daadwerkelijke inzet van de middelen en licht afwijkingen toe.
Artikel 32: overlegvergaderingen tussen stadsdeelcommissie en dagelijks bestuur
-
1. De stadsdeelcommissie schrijft, buiten de recesperiodes van de raad, elke maand één of twee vergaderingen uit waarin de stadsdeelcommissie met het dagelijks bestuur overlegt.
-
2. De voorzitter van de stadsdeelcommissie zit de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur voor. De voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur nemen aan de beraadslaging deel.
-
3. Tijdens de vergaderingen worden de adviezen vastgesteld die het dagelijks bestuur op grond van artikel 19 heeft gevraagd.
-
4. Voor de vergaderingen worden daarnaast de volgende onderwerpen geagendeerd:
- a.
de adviezen die het dagelijks bestuur op grond van artikel 19 tweede lid, heeft gevraagd en die nog in voorbereiding zijn;
- b.
de onderwerpen die op grond van artikel 30, vierde lid, op initiatief van de stadsdeelcommissie op de agenda zijn geplaatst.
- c.
de adviesaanvragen waarover de stadsdeelcommissie op grond van artikel 19, heeft besloten om advies uit te brengen.
- a.
-
5.
- a.
De vergaderingen zijn openbaar en vinden plaats op het stadsdeelkantoor of een andere door de stadsdeelcommissie gekozen voor publiek toegankelijk plek binnen het stadsdeel.
- b.
Tijdens de vergadering op het stadsdeelkantoor worden er geluid- en beeldregistraties gemaakt. Deze worden live uitgezonden en na afloop van de vergadering in het raadsinformatiesysteem geplaatst.
- a.
-
6. Op de vergaderingen zijn de artikelen 19 en 20 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ en ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘stadsdeelcommissie’ en ‘voorzitter van de stadsdeelcommissie’.
Artikel 33: overige vergaderingen stadsdeelcommissie
-
1. De voorzitter van de stadsdeelcommissie schrijft de overige vergaderingen van de stadsdeelcommissie uit. De voorzitter van de stadsdeelcommissie zit die vergaderingen voor.
-
2. De vergaderingen zijn openbaar en vinden plaats op het stadsdeelkantoor of een andere door de stadsdeelcommissie gekozen voor publiek toegankelijke plek binnen het stadsdeel.
-
3. Op de vergaderingen is artikel 17 tot en met 20 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ en ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘stadsdeelcommissie’ en ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’.
Artikel 34: commissiesecretaris
-
1. Voor elke stadsdeelcommissie wordt een ambtelijk commissiesecretaris aangewezen. Deze staat de voorzitter en de stadsdeelcommissie bij de uitoefening van hun taak terzijde.
-
2. De commissiesecretaris wordt aangesteld door het college op voordracht van de gemeentesecretaris en in overeenstemming met de stadsdeelcommissie.
Paragraaf 3 - de verhouding tot het dagelijks bestuur en de raad
Artikel 35: informatie dagelijks bestuur
-
1. Als de stadsdeelcommissie voornemens is een onderwerp op grond van artikel 30, vierde lid voor de overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur te agenderen, dan maakt de stadsdeelcommissie dit aan het dagelijks bestuur kenbaar.
-
2. Het dagelijks bestuur verstrekt aan de stadsdeelcommissie de informatie die nodig is om dit onderwerp voor de overlegvergadering te agenderen.
-
3. Als het onderwerp op een overlegvergadering met het dagelijks bestuur is besproken, dan maakt het dagelijks bestuur inzichtelijk wat met de uitkomst van die bespreking is gedaan.
Artikel 36: toelichting en agendering raadscommissie
-
1. Indien in een vergadering van een raadscommissie een onderwerp behandeld wordt:
- a.
waarover de stadsdeelcommissie advies heeft uitgebracht;
- b.
waarover het dagelijks bestuur de stadsdeelcommissie om advies had moeten vragen op grond van artikel 19, eerste of tweede lid, maar dit niet is gebeurd of
- c.
dat naar aanleiding van initiatief van de stadsdeelcommissie op grond van artikel 30, vierde lid voor de vergadering van de raadscommissie is geagendeerd,
- a.
-
kunnen één of meer leden van de stadsdeelcommissie op eigen verzoek op of verzoek van de raadscommissie de behandeling bijwonen en het standpunt van de stadsdeelcommissie toelichten.
-
2. In die gevallen waarin een onderwerp niet op grond van het eerste lid in de vergadering van een raadscommissie aan de orde komt, kan de stadsdeelcommissie een advies over dit onderwerp voor een vergadering van een raadscommissie ter agendering aandragen. Indien het onderwerp vervolgens tijdens een vergadering van de raadscommissie behandeld wordt, kunnen één of meer leden van de stadsdeelcommissie op eigen verzoek of op verzoek van de raadscommissie de behandeling bijwonen en het standpunt van de stadsdeelcommissie toelichten.
Artikel 37 Bekendmaking besluiten
Artikel 11 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing op besluiten van de stadsdeelcommissie.
Artikel 38 Stadsdeelpanels
-
1. De stadsdeelcommissie stelt via loting een stadsdeelpanel in om de commissie te adviseren over onderwerpen of thema’s die relevant zijn voor het stadsdeel. De stadsdeelcommissie kan besluiten hiervoor een ander participatie-instrument in te zetten.
-
2. Het stadsdeelpanel bestaat uit inwoners uit het desbetreffende stadsdeel.
-
3. Het aantal deelnemers van het stadsdeelpanel is ten minste 250 leden.
-
4. Het voltallige stadsdeelpanel adviseert minimaal tweemaal per jaar.
-
5. De stadsdeelcommissie, de gemeenteraad en burgers woonachtig in het stadsdeel kunnen kwesties aan het stadsdeelpanel, dan wel leden daarvan voorleggen.
-
6. Om tot een gewogen oordeelsvorming te komen kan het stadsdeelpanel ondersteund worden door een deskundige op het gebied van participatie.
-
7. Leden van het stadsdeelpanel krijgen voor het bijwonen van een bijeenkomst, bedoeld in het vierde lid, een vacatie vergoeding van maximaal €100,-.
-
8. Het stadsdeelpanel brengt schriftelijk advies uit aan de stadsdeelcommissie, gemeenteraad of burgers binnen maximaal vier weken nadat de kwestie is voorgelegd.
HOOFDSTUK 4 - INRICHTING EN SAMENSTELLING STADSGEBIED WEESP
Paragraaf 1 - Samenstelling en verkiezing bestuurscommissie stadsgebied Weesp
Artikel 39: bestuurscommissie
-
1. In het stadsgebied Weesp is een bestuurscommissie als bedoeld in artikel 83 van de Gemeentewet. De bestuurscommissie treedt op als verlengd lokaal bestuur van het college en zorgt binnen de stedelijke kaders voor participatie in het stadsgebied.
-
2. De bestuurscommissie bestaat uit elf leden.
-
3. Voor de samenstelling van de bestuurscommissie worden verkiezingen gehouden in het stadsgebied Weesp.
-
4. De verkiezingen voor de leden van de bestuurscommissie vinden elke vier jaar gelijktijdig met de gemeenteraadsverkiezingen plaats. De leden van de bestuurscommissie die aftreden in verband met nieuwe verkiezingen, zijn dadelijk herkiesbaar.
Artikel 40: verkiezingen bestuurscommissie
-
1. Ten aanzien van de verkiezingen zijn de bepalingen uit de Kieswet betreffende de verkiezing van de leden van de raad van overeenkomstige toepassing, waarbij voor ‘gemeente’, ‘gemeenteraad’, ‘burgemeester en wethouders’ en ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘stadsgebied’, ‘bestuurscommissie’, ‘bestuurscommissie’ en ‘voorzitter van de bestuurscommissie’.
-
2. In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt de leeftijd, bedoeld in artikel B 3, eerste lid, van de Kieswet vastgesteld op 16 jaar en wordt de periode bedoeld in het tweede lid, onder b, van de Kieswet voor de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie vastgesteld op twee jaar.
-
3. In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt bij de verdeling van restzetels het percentage, bedoeld in artikel P 8, tweede lid, van de Kieswet vastgesteld op 25% van de kiesdeler.
-
4. In aanvulling op hetgeen in artikel G 3 van de Kieswet is bepaald, kunnen niet-politieke groeperingen en stichtingen zich voor de verkiezingen laten registreren. Artikel G 3, derde lid onder a en b is op deze groeperingen en stichtingen niet van toepassing.
-
5. In afwijking van hetgeen in artikel G 3, tweede lid en artikel H 14, eerste lid van de Kieswet is bepaald, is voor de registratie en de kandidaatstelling geen waarborgsom verschuldigd.
-
6. Het college stelt voor de verkiezing nadere regels vast. Voor zover dat voor een ordelijk verloop van de verkiezing noodzakelijk is, kan het college daarbij afwijken van de in het eerste lid bedoelde bepalingen.
-
7. Ten aanzien van het vervullen van een opengevallen plaats is hoofdstuk W van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.
-
8. In aanvulling op hetgeen in het vijfde lid is bepaald, is artikel W 4, eerste lid, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing als zich een vergelijkbare situatie voordoet als omschreven in dat artikel.
-
9. In afwijking van artikel O 1, eerste lid, van de Kieswet, houdt het hoofdstembureau drie werkdagen na de stemming om 10.00 uur een openbare zitting.
Artikel 41: passief kiesrecht van de bestuurscommissie
Om lid te kunnen zijn van de bestuurscommissie is vereist dat men ingezetene is van Weesp of Driemond, de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, niet is uitgesloten van het kiesrecht en voldoet aan de vereisten voor het lidmaatschap van de raad, zoals opgenomen in artikel 36a van de Gemeentewet. Dit met dien verstande dat de periode, bedoeld in het tweede lid, onder b, van artikel 10 Gemeentewet waarnaar wordt verwezen, wordt vastgesteld op twee jaar.
Artikel 42: vereisten lidmaatschap bestuurscommissie, onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties
Op een lid van de bestuurscommissie zijn de artikelen 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ en 'wethouder' wordt gelezen ‘bestuurscommissie’ en voor 'wethouder’ ‘lid van de raad of lid van de bestuurscommissie'.
Artikel 43: eed of verklaring en belofte
-
1. Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de bestuurscommissie ten overstaan van de burgemeester de verklaring en belofte of eed af. Op de verklaring en belofte of eed is artikel 14 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ wordt gelezen ‘bestuurscommissie’.
-
2. Bij een tijdelijke vervanging of een tussentijdse benoeming wordt de verklaring en belofte of eed afgelegd ten overstaan van de voorzitter van de bestuurscommissie.
Artikel 44: beëindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging
-
1. Op de beëindiging van het lidmaatschap van de bestuurscommissie zijn de bepalingen uit de eerste en tweede paragraaf van hoofdstuk X van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.
-
2. Ten aanzien van de tijdelijke vervanging van een lid van de bestuurscommissie is de derde paragraaf van hoofdstuk X van de Kieswet van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat een lid van de bestuurscommissie niet tijdelijk wordt ontslagen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, maar verlof opneemt.
-
3. Gedurende het verlof, bedoeld in het tweede lid, is het lid dat met verlof gaat, ontheven van zijn taken en bevoegdheden en kan het lid geen gebruik maken van zijn stemrecht. De bestuurscommissie wordt gedurende het verlof met een tijdelijke vervanger aangevuld.
Artikel 45: reglement van orde en adviescommissies
-
1. De bestuurscommissie stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en zijn andere werkzaamheden.
-
2. De bestuurscommissie kan adviescommissies instellen. Artikel 84 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 2 - Samenstelling en benoeming dagelijks bestuur stadsgebied Weesp
[Deze paragraaf treedt op 24 maart 2022 in werking.]
Paragraaf 3 - Taken en bevoegdheden, vergaderingen en secretaris
[Deze paragraaf treedt op 24 maart 2022 in werking.]
HOOFDSTUK 5 - OVERGANGSBEPALINGEN
Paragraaf 1 - de verkiezingen van de leden van de stadsdeelcommissies
Artikel 59: verkiezingen stadsdeelcommissies
Deze paragraaf is van toepassing op de eerste verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissies. Deze vindt plaats op 16 maart 2022.
Artikel 60: voorbereiding van de verkiezingen
-
1. De bestuurscommissies die zijn ingesteld op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam zijn belast met de organisatie van de in artikel 24 bedoelde verkiezing. Elke bestuurscommissie is verantwoordelijk voor de verkiezing van de stadsdeelcommissie die voor zijn grondgebied wordt ingesteld.
-
2. De bestuurscommissies zijn in verband met de organisatie van de verkiezing van de leden van stadsdeelcommissies belast met de uitvoering van de artikel E 4 tot en met P 26 alsmede hoofdstuk V van de Kieswet, met dien verstande dat het hoofdstembureau in de zin van artikel E 7 en het centraal stembureau in de zin van artikel E 11 per stadsdeel wordt ingesteld.
Artikel 61: registratie groepering
-
1. Aan de registratievereisten op grond van artikel G 3 van de Kieswet is voldaan, als de aanduiding van een groepering is geregistreerd voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie zoals die op grond van de Verordening op het lokaal bestuur werd gehouden.
-
2. In afwijking van artikel G 3, zevende lid, onder d, van de Kieswet wordt de aanduiding van de in het eerste lid bedoelde groepering geschrapt indien voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissies geen geldige kandidatenlijst wordt ingeleverd.
Artikel 62: groeperingen
De laatst gehouden verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie zoals die op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam werd gehouden, wordt voor de toepassing van de bepalingen uit de Kieswet en het Verkiezingsreglement aangemerkt als de laatst gehouden verkiezing van de leden van stadsdeelcommissies.
Artikel 63: zitting centraal stembureau
In afwijking van de bepalingen uit de Kieswet vindt de zitting van het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissies, waar een beslissing wordt genomen over de nummering van de kandidatenlijsten plaats op de zevende dag na de kandidaatstelling in een openbare zitting om tien uur.
Artikel 64: Aanwijzing bijzonder stemlokaal
-
1. Het college kan besluiten dat kiezers kunnen stemmen in een of meer stemlokalen die liggen in de gemeente, maar buiten het gebied van de stadsdeelcommissie waarvoor de verkiezing wordt gehouden.
-
2. Het college kan tevens besluiten dat kiezers kunnen stemmen voor de bestuurscommissie van het stadsgebied Weesp in één of meer stemlokalen in de gemeente Amsterdam.
Paragraaf 2 – waarneming, regelgeving en taken en bevoegdheden
Artikel 65: waarneming voorzitter en dagelijks bestuur bestuurscommissies
-
1. Degenen die op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam waren benoemd als de voorzitter en de overige leden van het dagelijks bestuur van de bestuurscommissies treden tot het moment dat de leden van dagelijks bestuur op grond van artikel 4, eerste lid worden benoemd als waarnemers op. Als de waarnemers ontslag nemen of worden ontslagen, kan het college een vervanger benoemen.
-
2. Over de periode van 16 maart 2022 tot op het moment dat de leden van het dagelijks bestuur op grond van artikel 4, eerste lid worden benoemd, worden de taken en bevoegdheden die op grond van deze verordening aan het dagelijks bestuur worden opgedragen, opgedragen aan de waarnemers en hun eventuele vervangers. Zij nemen gedurende deze periode geen beslissingen als bedoeld onder punt 3 in de Algemene bepalingen en beperkingen in Bijlage 3 bij deze verordening (het bevoegdhedenregister).
-
3. De waarnemers en hun eventuele vervangers kunnen voor de taken en bevoegdheden ondermandaat verlenen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.
-
4. Gedurende de in het tweede lid genoemde periode, blijft voor de bezoldiging van de waarnemers de verordening voorzieningen bestuurscommissieleden van toepassing zoals die op 15 maart 2022 gold.
Artikel 66: aanblijven bestuurssecretaris
De aanstelling van een bestuurssecretaris op grond van artikel 7, tweede lid van de Verordening op het lokaal bestuur, zoals deze gold op 15 maart 2022, geldt als een aanstelling als bedoeld in artikel 7, tweede lid van deze verordening.
Artikel 67: regelgeving bestuurscommissies
De taken en bevoegdheden in de verordeningen, beleidsregels of overige voorschriften die door de gemeenteraad, het college, de burgemeester of de bestuurscommissies op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam zijn vastgesteld en die zijn toegekend aan het algemeen of dagelijks bestuur van de bestuurscommissies die op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam zijn ingesteld, worden vanaf 16 maart 2022 uitgeoefend door het dagelijks bestuur in dat stadsdeel. Dit geldt voor zover deze taken en bevoegdheden op grond van de deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.
Artikel 68: beheer van besluiten, rechten en plichten van de gemeente, subsidies en procedures en rechtsgedingen
-
1. De besluiten die door een bestuurscommissie op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam zijn genomen, kunnen met ingang van 16 maart 2022 worden gewijzigd of ingetrokken door het dagelijks bestuur, voor zover die taken en bevoegdheden op grond van deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.
-
2. De rechten en plichten die door een besluit van een bestuurscommissie op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam op de gemeente rusten, gaan met ingang van 16 maart 2022 over op het dagelijks bestuur, voor zover die taken en bevoegdheden op grond van deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.
-
3. Een subsidie die door een bestuurscommissie op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam is verleend, kan met ingang van 16 maart 2022 worden vastgesteld door het dagelijks bestuur, voor zover de subsidie ziet op taken en bevoegdheden op grond van deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.
-
4. De wettelijke en bestuursrechtelijke procedures en rechtsgedingen waarbij de gemeente op basis van de besluitvorming van een bestuurscommissie op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam is betrokken, gaan met ingang van 16 maart 2022 over op het dagelijks bestuur. Dit voor zover die taken en bevoegdheden op grond van deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.
Paragraaf 3: de verkiezing van de bestuurscommissie van het stadsgebied Weesp
Artikel 69: verkiezingen bestuurscommissie Weesp
Dit artikel is van toepassing op de eerste verkiezing van de leden van de bestuurscommissie van het stadsgebied Weesp. Deze vindt plaats op 16 maart 2022.
Artikel 70: voorbereiding van de verkiezingen
-
1. Het hoofdstembureau voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad van Amsterdam, bedoeld in artikel E 7 van de Kieswet, is bevoegd op te treden als hoofdstembureau voor de in artikel 40 bedoelde verkiezing.
-
2. Het hoofdstembureau is in verband met de organisatie van de verkiezing van de leden van de bestuurscommissie belast met de uitvoering van de artikel E 4 tot en met P 26 alsmede hoofdstuk V van de Kieswet.
-
3. Voor de in artikel 40 bedoelde verkiezing treedt het hoofdstembureau tevens als centraal stembureau op.
Artikel 71: registratie groepering
Artikel 62 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 72: groeperingen
De laatst gehouden verkiezing van de leden gemeenteraad van Weesp, wordt voor de toepassing van de bepalingen uit de Kieswet en het Verkiezingsreglement aangemerkt als de laatst gehouden verkiezing van de leden van de bestuurscommissie.
Artikel 73: zitting centraal stembureau
Artikel 63 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 6 - SLOTBEPALINGEN
Artikel 74: intrekking verordening op het lokaal bestuur
De verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam wordt met ingang van 16 maart 2022 ingetrokken.
Artikel 75: inwerkingtreding
-
1. Hoofdstuk 1, 2, 3 en 5 treden op 16 maart 2022 in werking, met uitzondering van de paragrafen 1 en 3 van hoofdstuk 5, die drie dagen na publicatie in het Gemeenteblad in werking treden.
-
2. Hoofdstuk 4 treedt op 24 maart 2022 in werking, met uitzondering van paragraaf 1, die drie dagen na publicatie in het Gemeenteblad in werking treedt.
Artikel 76: citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de stadsdelen en het stadsgebied Amsterdam 2022.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 11 november 2021.
De plaatsvervangend voorzitter
Rik Torn
De raadsgriffier
Jolien Houtman
Bijlage 1: Kaart Amsterdam met indeling stadsdelen en gebieden
Bijlage 2: TAKENLIJST
Inhoudsopgave
1. Gebiedsontwikkeling en ruimtelijk beheer
2. Openbare ruimte, groen en parken
9. Betaald parkeren en parkeergarages
13. Samenwerking zorg, werk & inkomen en onderwijs
17. Beheer en exploitatie begraafplaatsen en crematoria
18. Burgerparticipatie, inspraak en initiatief
20. Veiligheid en leefbaarheid
21. Verkiezingen stadsdelen en stadsgebied
22. Basis- en kernregistraties
Algemene bepalingen en beperkingen
Voor alle taken in deze takenlijst geldt de beperking dat hiervan slechts gebruik kan worden gemaakt voor zover dit plaatsvindt binnen de door de (oorspronkelijk) bevoegde bestuursorganen vastgestelde stedelijke kaders, vastgelegd in verordeningen, reglementen, beleidsregels, beleidsnota’s, beleidsvisies, budgetten etc.
Om te verduidelijken wat er onder de taken wordt verstaan, wat de rol van het dagelijks bestuur is, hoe de bestuurlijke samenwerking en hoe de samenwerking tussen stadsdelen en directies in de praktijk wordt vormgegeven, worden per taak handleidingen opgesteld. De principes op basis waarvan de taken en bevoegdheden zijn verdeeld zijn te vinden in het algemeen afwegingskader.
Het dagelijks bestuur kan in aanvulling op een stedelijk kader zelf beleid vaststellen voor zover dat beleid betrekking heeft op de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de aan hen opgedragen taken en bevoegdheden. Als in het stedelijk kader uitputtend is vastgelegd hoe de bestuurscommissies het beleid dienen uit te voeren, dan bestaat deze beleidsvrijheid niet.
0. Algemene werkwijze
Stadsdeelcommissie
- •
In deze takenlijst staan – naast de door het college en de burgemeester aan het dagelijks bestuur en de voorzitter opgedragen taken – ook de taken die door de raad aan de stadsdeelcommissies zijn overgedragen.
- •
Voor wat betreft de adviserende, richtinggevende en controlerende taken van de stadsdeelcommissie, geldt dat deze taken al in de verordening zijn opgenomen. Deze taken hoeven daarom niet nogmaals in de takenlijst van bijlage 2 te worden opgenomen. Ook hoeven deze taken niet overgedragen te worden, want de taken volgen al uit de verordening. Het gaat dan bijvoorbeeld om het geven van gevraagd en ongevraagd advies aan het dagelijks bestuur, en het indienen van voorstellen en moties bij het dagelijks bestuur wat onderdeel vormt van de controlerende taak van de stadsdeelcommissie. Het dagelijks bestuur neemt voorstellen en moties van de stadsdeelcommissie over en kan hier alleen met zwaarwegende redenen schriftelijk van afwijken.
- •
Voor zover er taken van de stadsdeelcommissie in deze takenlijst zijn opgenomen, betreffen het taken van de stadsdeelcommissie die niet in de verordening zijn opgenomen. De desbetreffende taken worden overgedragen aan de stadsdeelcommissie door deze te benoemen in de takenlijst.
Dagelijks bestuur
- •
Als ambassadeur van het college is het dagelijks bestuur de verbinder. Het dagelijks bestuur onderhoudt contacten met bewoners, bewonersorganisaties, buurtgroepen, ondernemersorganisaties, maatschappelijke instellingen en dergelijke;
- •
Als adviseur van het college signaleert het dagelijks bestuur de ontwikkelingen in de buurten en wijken en informeert het college daarover, en het levert input voor de stedelijke kaders. Zij zijn de oren en ogen van het college;
- •
Als beslissers binnen hun mandaat, zoals vastgelegd in de takenlijst en het bevoegdhedenregister, besluit het dagelijks bestuur over de uitvoering van taken en bevoegdheden en het leveren van maatwerk als de maatschappelijke context daar om vraagt;
- •
Als uitvoerder in de dagelijkse praktijk voert het dagelijks bestuur de regie op eventuele extra stedelijke inzet in buurten en wijken na besluitvorming in het college. Ze vertalen stedelijke beleidskaders naar uitvoering op gebiedsniveau;
- •
Het dagelijks bestuur geeft vorm aan burgerparticipatie volgens de uitgangspunten en principes van het beleidskader participatie en het stimuleren en faciliteren van actief burgerschap en bewonersinitiatieven;
- •
Het dagelijks bestuur stelt de volgende instrumenten op: gebiedsopgaven met vierjaren doelstellingen en verantwoording over de realisatie van de doelstellingen. De gebiedsopgaven maken onderdeel uit van de jaarlijkse begrotingscyclus. Voorafgaand aan het vaststellen van de begroting, overleggen college en dagelijks bestuur over de middelen die voor de gebiedsopgaven beschikbaar zijn. Het college beslist hierover en verwerkt het in de begroting;
- •
Het dagelijks bestuur doet ten behoeve van de uitvoering van de taken en rollen zoals in deze lijst omschreven, al datgene dat noodzakelijk is ter verwezenlijking van de publieke taak op stadsdeelniveau.
1. Gebiedsontwikkeling en ruimtelijk beheer
Aanvullend op de algemene beperkingen in het bevoegdhedenregister:
- 1.
Deze taken gelden niet voor stedelijke gebieden, projecten, belangen en inrichtingen. In bijlage A bij het bevoegdhedenregister wordt met een kaart een overzicht gegeven van de gebieden die stedelijk zijn en de verdeling van de wabobevoegdheid. Deze kaart wordt één keer per kalender jaar geactualiseerd en ter vaststelling voorgelegd aan het college.
- 2.
Voor alle nieuwe projecten wordt in de initiatieffase bepaald welk bestuur verantwoordelijk is. Richtlijn daarbij is dat minder complexe en/of minder risicovolle projecten tot de bevoegdheid van het dagelijks bestuur behoren.
- 3.
Dagelijks beheer van de stedelijke gebieden geschiedt door het dagelijks bestuur
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
1.1 |
het voorbereiden van een bestemmingsplan, uitwerkings- en wijzigingsplan |
|
1.2 |
initiëren principebesluit is taak zowel van dagelijks bestuur als van College B&W |
stedelijk ligt de bevoegdheid om bij gelegenheid van een principebesluit een project als stedelijk aan te wijzen. Bij het principebesluit wordt vastgelegd wat de grenzen zijn van het gebied. In voorkomende gevallen wordt gebruik gemaakt van de voorgestelde grenzen van de toekomstige grondexploitatie (grex) |
1.3 |
bestuurlijke opdrachtgever van gebiedsontwikkeling en -uitvoering van minder complexe en/of minder risicovolle projecten afhankelijk van omvang, risico, complexiteit en stedelijk belang |
|
1.4 |
dagelijks bestuur huurt bij projecten verplicht capaciteit/expertise in van de directie Grond & Ontwikkeling bij onderhandelingen en contractvorming aangezien de financiële verantwoording over de gebiedsontwikkeling centraal ligt (Vereveningsfonds/Erfpachtresultaat) |
|
1.5 |
samenhangende besluiten: onder andere bij bestemmingsplannen zijn er veel samenhangende besluiten (bijvoorbeeld hogere waarden, exploitatieplan, milieu-effectenrapportage, beoordeling milieu-effecterapportage, (aanmeld)notitie vormvrij mer-beoordeling) |
|
1.6 |
alle taken rond de milieu-effectenrapportage volgen de taken rond gebiedsontwikkeling c.q. taken rond inrichtingen |
indien sprake is van een milieu-effecten-rapportagebeoordelingsplichtige of milieu-effectenrappartageplichtige activiteit is gemandateerd aan het dagelijks bestuur, worden de bevoegdheden en taken met betrekking tot de beoordeling van de milieu-effecten-rapportage of de milieu-effectenrapportage eveneens gemandateerd |
1.7 |
realisatie watercompensatie |
het realiseren van watercompensatie volgt uit een bestemmingsplan of omgevingsvergunning, de realisatie daarvan ligt bij degene die ontwikkelt. Vaak is dat een ontwikkelaar of een projectontwikkeling vanuit de gemeente. Bij gemeentelijke projecten/-gebiedsontwikkelingen dient het project (namens de gemeente) op zoek te gaan naar een compensatielocatie. Bij gebiedsontwikkeling dat onder stadsdeelbevoegdheid uitgevoerd wordt heeft het DB de regie over de realisatie watercompensatie |
2. Openbare ruimte, groen en parken
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
2.1 |
het inrichten van de openbare ruimte, groen, speelplekken, oevers en parken (exclusief het Amsterdamse Bos) binnen de beleidskaders |
|
2.2 |
het realiseren van het door de gemeenteraad vastgestelde onderhoudsniveau |
|
2.3 |
uitvoeren van het beheer en onderhoud van de openbare ruimte (voor bevoegdheidsverdeling wegen, zie taak wegen) |
|
2.4 |
voorbereiden van de programmering groot onderhoud, binnen de (financiële) kaders |
|
2.5 |
het aanbrengen, onderhouden, wijzigen of verwijderen van naam- en (huis)nummerborden |
|
2.6 |
het verlenen van instemmingsbesluit en vergunning WIOR, waarmee wordt geregeld: de inpassing en locatie van kabel- en leidingnetwerken in de openbare ruimte en het medegebruik, opruimen en verleggen hiervan; het tijdstip en de wijze waarop werkzaamheden in de openbare ruimte plaatsvinden en de daarbij te treffen bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie (BLVC-maatregelen). |
|
2.7 |
het verlenen van vergunningen in relatie tot de openbare ruimte zoals een kapvergunning en objectvergunning |
|
2.8 |
initiatieven (buurtrechten en medebeheer) van bewoners en ondernemers in de openbare ruimte stimuleren en faciliteren |
|
2.9 |
het aanwijzen van locaties in de openbare ruimte waar sprake is van hardnekkige problematiek in beheer en gebruik en een opgave gerichte en integrale aanpak noodzakelijk is |
|
3. Afval en grondstoffen
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
3.1 |
inzameling huishoudelijk afval en inzameling reinigingsrecht binnen de beleidskaders |
|
3.2 |
inzameling bedrijfsafval (incl. afsluiten contracten) binnen de beleidskaders |
|
3.3 |
vaststellen aanbiedlocaties (inzamelingsvoorzieningen, grof afval) binnen stedelijk kader |
|
3.4 |
vaststellen van het uitvoeringsbesluit en de uitwerking daarvan in de afvalwijzer (regels voor bewoners en ondernemers voor het aanbieden van afval) en het Informeren van bewoners en ondernemers. |
|
3.5 |
vaststellen van gebiedsgerichte uitwerkingen in aansluiting op de gebiedsopgave |
|
3.6 |
gebiedsgerichte campagnes en communicatie op het gebied van inzameling van afval en grondstoffen |
|
4. Monumenten en archeologie
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
4.1 |
inwinnen van kennis en advies over boven- en ondergrondse cultuurhistorische waarden t.b.v. de voorbereiding en het opstellen van (gebieds-) ontwikkelplannen, bestemmingsplannen (onder meer in het kader van 3.1.1. wet BRO), stedenbouwkundige plannen en inrichtings- en beheerplannen |
|
4.2 |
inwinnen van kennis en advies wat betreft restauratie, renovatie, herbestemming, verduurzaming en transformatie |
|
4.3 |
inwinnen kennis en advies in het kader van de omgevingsvergunning en opnemen van voorwaarden wat betreft een zorgvuldige omgang met boven- en ondergrondse cultuurhistorische waarden |
|
4.4 |
deskundige begeleiding, advisering en toetsing bij de uitvoering van werkzaamheden aan monumenten en inspectie naar aanleiding van een verleende monumentenvergunning (omgevingsvergunning op het aspect monumenten) |
|
4.5 |
inlassen van een servicemoment/vooroverleg met Monumenten en Archeologie voor iedereen die gerechtigd is om een omgevingsvergunning (aspect monumenten) in te dienen |
|
4.6 |
de werkzaamheden uitgevoerd door het Bureau Werelderfgoed op het gebied van de UNESCO status van de grachtengordel worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de gemeente Amsterdam (Monumenten en Archeologie en stadsdeel Centrum als siteholder) |
|
4.7 |
het verlenen, weigeren en intrekken van omgevingsvergunningen bij monumenten |
|
4.8 |
het aanwijzen, intrekken en wijzigen van een gemeentelijk monument |
|
4.9 |
bij een overtreding (overeenkomstig bijstelling handhavingsbeleid):
|
|
5. Wonen
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
5.1 |
adviseren over en uitvoering geven aan stedelijk woonbeleid in de lokale context, waaronder de Huisvestingverordening |
|
5.2 |
adviseren over herhuisvesting bij het vaststellen van de peildatum bij sloop of renovatie van woningen en tijdelijke verhuur |
|
5.3 |
programmeren en uitvoeren op gebieds- en projectniveau van stedelijk woonbeleid en het inbrengen van kennis van de lokale context in (nieuwe) stedelijke beleidsontwikkeling en beleidsevaluatie in projecten waar de dagelijks besturen zelf verantwoordelijk voor zijn |
|
5.4 |
vergunningverlening Huisvestingsverordening voor zover opgenomen in het bevoegdhedenregister (met name woonruimtevoorraad) en uitvoering geven aan bevoegdheden die betrekking hebben op woningkwaliteit |
|
5.5 |
betrekken van woonbeleid in de voorbereiding van bestemmingsplannen voor zover ruimtelijk relevant |
|
5.6 |
het onderhouden van contacten met burgers, corporaties, vastgoedeigenaren en ontwikkelaars, etc. in relatie tot woonbeleid |
|
6. Economie
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
6.1 |
het agenderen en (laten) uitvoeren van economische opgaven in specifieke gebieden, als uitwerking van de stedelijke beleidskaders, in samenwerking met onder andere ondernemers, bewoners en andere belanghebbenden |
|
6.2 |
het vervullen van een ambassadeursfunctie als het dagelijks bestuur richting ondernemers, vastgoedeigenaren en andere betrokkenen in het economisch domein |
|
6.3 |
het in behandeling laten nemen van vragen en nieuwe initiatieven van ondernemers binnen de gemeentelijke organisatie |
|
6.4 |
het binnen de stedelijke kaders toepassen van de gedelegeerde en gemandateerde bevoegdheden uit de Marktverordening en de Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten |
|
7. Milieu (VTH)
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
7.1 |
alle taken rond inrichtingen (bedrijven) gaan over naar de dagelijks besturen met uitzondering van vergunningverlening, toetsing en handhaving bij zwaardere en complexe milieu zaken |
bij de taakverdeling wordt dezelfde richtlijn gehanteerd als bij het oprichten van de landelijke omgevingsdiensten voor het bepalen van het zogenaamde basispakket milieu. Deze gaat uit van het principe dat voor complexe inrichtingen de vergunningverlening (incl. meldingen Activiteitenbesluit milieubeheer), toezicht en handhaving een stedelijke bevoegdheid is. De bevoegdheid over de minder complexe inrichtingen ligt bij de dagelijks besturen. Het toezicht en de handhaving bij inrichtingen binnen bedrijfstakken met specialistische regelgeving wordt stedelijk gehouden. Hierbij gaat het om: besluit externe veiligheid voor inrichtingen, besluit risico zware ongevallen, besluit opslag propaan, vuurwerkbesluit, besluit lpg-tankstations, besluit landbouw milieubeheer, besluit mestbassins, besluit glastuinbouw |
7.2 |
het toezicht en de handhaving met betrekking tot alle cafés, restaurants, fastfoodzaken en basisscholen ook als de betreffende inrichting kan worden aangeduid als complexe inrichting |
het toezicht en de handhaving bij inrichtingen binnen bedrijfstakken met specialistische regelgeving wordt stedelijk gehouden. Zie verder onder 7.1 |
7.3 |
het beoordelen van meldingen en toezicht en handhaving op AMvB inrichtingen is in principe een bevoegdheid van de dagelijks besturen |
zie uitzonderingen onder 7.1 |
7.4 |
de bedrijfsgegevens worden in een gezamenlijk bedrijfsbestand geregistreerd, onder centraal beheer. In de praktijk betekent dit dat het beheer en een deel van de registratieplicht ligt bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (de inrichtingen waarvoor de OD NZKG in mandaat de taken namens Amsterdam uitvoert).Voor dat deel waar de bestuurscommissies bevoegd gezag zijn, ligt de registratieplicht bij de stadsdeelorganisaties |
|
7.5 |
geluidhinder (Wet milieubeheer): vergunningverlening, toezicht en handhaving voor het activiteitenbesluit wet geluidshinder zijn een bevoegdheid van de dagelijks besturen, voor zover het niet gaat om inrichtingen die onder stedelijke bevoegdheid vallen. In dat geval zijn vergunningverlening, toezicht en handhaving stedelijke taken. De stedelijke taken betreffen ook de beleidskaders en het beheer van de geluidszones (voor zover deze niet in beheer zijn bij de provincie) |
|
8. Wegen
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
8.1 |
uitvoeren van het beheer en onderhoud van wegen |
|
8.2 |
het inrichten van de wegen binnen beleidskaders |
|
8.3 |
handhaving bij de fietsparkeervoorzieningen |
|
8.4 |
aanleg van o.a. taxistandplaatsen, touringcarplaatsen, voorzieningen alternatief personenvervoer met uitzondering van Plusnet / corridor auto |
|
8.5 |
prioriteren van de te nemen (fysieke) maatregelen voor het verbeteren van de verkeersveiligheid zoals het aanleggen van drempels en veilige oversteekplaatsen, maar ook gedragsbeïnvloeding |
|
8.6 |
het realiseren van het door de gemeenteraad vastgestelde onderhoudsniveau |
|
8.7 |
het nemen van verkeersbesluiten en van tijdelijke verkeersmaatregelen en het plaatsen van verkeersborden op het onderliggende wegennet met uitzondering van hoofdnet auto, plusnet /corridor auto, hoofdnet tram en plusnet tram. Potentieel gevoelige of impactvolle verkeersbesluiten die genomen moeten worden over wegen die onder de uitzondering vallen moeten vooraf besproken worden met de stadsdeelbesturen |
|
9. Betaald parkeren en parkeergarages
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
9.1 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerkaart alsmede het beperken van de geldigheidsduur, het verstrekken van een duplicaat en het ongeldig verklaren van een dergelijke kaart |
|
10. Gemeentelijk vastgoed
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
10.1 |
het Dagelijks Bestuur wordt in staat gesteld om actief mee te sturen op de ontwikkeling en het gebruik van huidig en nieuw gemeentelijk vastgoed ter realisatie van de integrale maatschappelijke opgave in het stadsdeel |
|
11. Waterbeheer
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
11.1 |
het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor het fysiek dagelijks beheer van water. Exclusief wateren waar deze verantwoordelijkheid bij andere overheden is belegd (zoals Waterschappen, Rijk of Provincie). beheer omvat de volgende verantwoordelijkheden:
|
de kaart ‘wateren’ wordt later in 2022 vastgesteld en laat zien welke water onder de verantwoordelijkheid van de gemeente valt |
11.2 |
mede adviseren bij projecten in en met betrekking tot water(beheer) |
|
11.3 |
inrichten en onderhouden ecologische oevers |
|
11.4 |
onderhouden en aanbrengen van de oeverbeschermingen (hout, staal, beton en metselwerk) |
|
11.5 |
onderhouden van schouwpaden |
|
11.6 |
beheer water kwaliteiten en kwantiteit (schonen sloten en kanalen) |
|
12. Sociale basis
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
12.1 |
het stimuleren en faciliteren van integrale uitvoering en samenwerking in gebieden:
|
|
12.2 |
het stimuleren en faciliteren van samenredzaamheid, zelfredzaamheid en ontplooiing van Amsterdammers: Stimuleren en faciliteren van:
Professioneel kinder- en jongerenwerk:
Voorportaal schuldhulpverlening:
|
|
12.3 |
het opstellen en vastleggen van de opgave op het sociaal domein in gebieden in samenspraak met het veld waaronder Buurtteams, OKT’s de eerste lijn en bewoners |
|
12.4 |
verbondenheid en betrokkenheid:
|
|
12.5 |
basisvoorziening maatschappelijke dienstverlening. Het stimuleren en faciliteren van:
|
zie taak 19: deels uitgevoerd vanuit subsidiemiddelen sociale basis, deels buiten sociale basis |
12.6 |
ondersteuning bewonersinitiatieven en maatschappelijk initiatief |
dit wordt in de stadsdelen op verschillende manieren vormgeven (deels vanuit sociale basis, deels buiten sociale basis) |
13. Samenwerking zorg, werk & inkomen en onderwijs
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
13.1 |
het stelsel vraagt samenhang tussen de sociale basis, Buurtteams en specialistische aanbieders. Daarvoor is verbinding en gezamenlijkheid nodig
|
|
14. Diversiteit
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
14.1 |
het uitvoeren van vastgesteld beleid en programma’s op het gebied van emancipatie, dialoog, ontmoeting, herdenken en vieren en dit vervolgens door vertalen naar lokale opgaven per stadsdeel |
|
15. Kunst en cultuur
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
15.1 |
het signaleren en agenderen van kansen en knelpunten op het gebied van kunst en cultuur, zowel op basis van de integrale gebiedsopgave als van signalen van individuele culturele instellingen of initiatieven |
|
15.2 |
in opdracht van het college sturing geven aan de ontwikkeling van kunst en cultuurvoorzieningen met grote lokale impact, bijvoorbeeld in de rol als gedelegeerd opdrachtgever of lid van een stuurgroep |
|
15.3 |
een aanspreekpunt zijn voor de kunst- en cultuursector met als doel het onderhouden van een lokaal kunst- en cultuurnetwerk |
|
15.4 |
het geven van opdracht tot realisatie van kunst in de openbare ruimte binnen het stadsdeelgebied (exclusief de ontwikkelgebieden die niet tot de bevoegdheid van een stadsdeel behoren), gevolgd door overdracht van de kunstwerken aan het gemeentelijk asset management (directie Verkeer & Openbare Ruimte) ten behoeve van het beheer en onderhoud. Het geven van advies over kunstopdrachten binnen ontwikkelgebieden in het stadsdeel, die niet tot de bevoegdheid van het stadsdeel behoren |
|
15.5 |
het actueel houden (dan wel aanvullen bij mutaties / nieuwe objecten) van inhoudelijke informatie over objecten uit het beheersariaal kunst in de openbare ruimte (collectie buitenkunst) op de website amsterdam.kunstwacht.nl. Hierbij behoort ook het verwijzen naar gerelateerde sites, informatie en media. Tevens toezien dat de fysieke objecten ook voorzien zijn van informatie ter plaatse, welke verwijst naar de online informatie. |
|
15.6 |
samen met het college uitvoering geven aan het stedelijk kunst- en cultuurbeleid (Kunstenplan) |
|
15.7 |
uitvoering geven aan de subsidieregeling Gebiedsgebonden kunst- en cultuuractiviteiten binnen het beleidskader van het Kunstenplan door het signaleren en faciliteren van (nieuwe) creatieve ontwikkelingen en talentontwikkeling gericht op bestaande en nieuwe doelgroepen |
|
15.8 |
voorbereiden op de verzelfstandiging van Centrum voor Beeldende Kunst Amsterdam (FactorIJ) in stadsdeel Oost |
deze taak beperkt zich tot stadsdeel Oost |
16. Sport
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
16.1 |
agenderen van en adviseren op de ontwikkeling en gebruik van sportvoorzieningen, zowel vanuit de integrale gebiedsopgave als op basis van individuele signalen van lokale sportpartners |
wordt deels onder taak 12 sociale basis uitgevoerd. |
16.2 |
in opdracht van het college sturing geven aan de ontwikkeling van sportvoorzieningen met grote lokale impact, bijvoorbeeld in de rol als gedelegeerd opdrachtgever of als lid van een stuurgroep |
wordt deels onder taak 12 sociale basis uitgevoerd. |
16.3 |
organiseren van activiteiten gericht op jeugd en volwassenen, met als doel sporten en bewegen te stimuleren |
|
16.4 |
aanspreekpunt voor sportaanbieders, sportverenigingen en sportinitiatieven, met als doel het creëren en onderhouden van een lokaal sportnetwerk |
|
16.5 |
representeren van de wethouder sport bij activiteiten in het stadsdeel of contacten richting sportaanbieders en sportverenigingen. |
|
16.6 |
stimuleren van het inzetten van sport als middel (onder andere voor ontmoeting) via sportaanbieders en verenigingen, in de verbinding met andere opgaven in het gebied |
|
17. Beheer en exploitatie begraafplaatsen en crematoria
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
17.1 |
beheer, ontwikkeling en exploitatie van gemeentelijke begraafplaatsen en crematoria |
|
17.2 |
verzorgen uitvaarten van gemeentewege (eenzame uitvaarten) |
begraafplaatsen en crematoria vallen onder de Nieuwe Ooster |
18. Burgerparticipatie, inspraak en initiatief
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
18.1 |
participatie: bepalen van het participatieniveau, geeft opdracht tot het organiseren en uitvoeren van participatie bij besluiten en projecten waar het dagelijks bestuur opdrachtgever voor is (zoals gebiedsontwikkeling en projecten in de openbare ruimte) Burgerparticipatie vormgeven volgens de uitgangspunten en principes van het beleidskader participatie, waaronder
|
|
18.2 |
adviseren van het college bij de voorbereiding van besluiten en projecten waar het college opdrachtgever voor is (zoals gebiedsontwikkeling en projecten in de openbare ruimte) over welk participatieniveau gewenst is, welke bewoners te betrekken, welke aandachtspunten leven op het onderwerp en in het gebied. Dit advies wordt verwerkt in het gezamenlijk op te stellen participatieplan de beschikbare kennis en ervaring inzetten bij de communicatie strategie |
|
18.3 |
onderhouden van contacten met bewoners, bewonersorganisaties, buurtgroepen, ondernemersorganisaties, maatschappelijke instellingen en dergelijke met als doel agenderen, betrekken en signaleren van ontwikkelingen uit het stadsdeel naar het college van B&W (de ogen- en oren- functie) |
|
18.4 |
democratisering: stimuleren en faciliteren van actief burgerschap/bewonersinitiatieven om bij te dragen aan de opgave in de buurt en verantwoordelijkheid te nemen voor de kwaliteit van de leefomgeving, zelfbeheer, buurtveiligheid en sociaal en maatschappelijke inzet van bewoners door inzet van buurtbudgetten, maatschappelijk initiatief en bewonersinitiatief en het doorgeleiden van buurtrechten naar Bureau Maatschappelijk Initiatief |
|
18.5 |
organiseren en uitvoeren van de wettelijke taken bij inspraak en communicatie bij:
|
|
19. Subsidieverlening
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
19.1 |
uitvoeren van subsidieverordeningen en subsidieregelingen |
zie voor nadere specificatie het bevoegdhedenregister W1 t/m W4 |
20. Veiligheid en leefbaarheid
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
20.1 |
aanleveren van prioriteiten voor het jaarlijkse Actieplan Handhaving Openbare Ruimte en adviseren op het eindconcept. Prioriteren via het periodieke inzetplan voor de lokale sturing. Binnen de vastgestelde capaciteit per gebied, inspelen op de actualiteit. Ingeval van knelpunten wordt bestuurlijk opgeschaald naar de burgemeester |
|
20.2 |
het voeren van klantcontact op het derde niveau waarbij specialistische kennis nodig is, inclusief brieven en besluiten |
er zijn drie niveaus van dienstverlening:
|
20.3 |
beheren van de backofficesystemen (derde niveau) die voorwaardelijk zijn voor een goede levering van producten |
|
20.4 |
het strategische, tactisch en functioneel beheren van systemen die nodig zijn om het derde niveau van dienstverlening op alle kanalen (telefonie, loket, online en post) te kunnen realiseren |
het dagelijks bestuur mandateert de organisatie dienstverlening voor deze subtaak |
20.5 |
preventie signaleren en rapporteren gebreken aan de inrichting van de openbare ruimte |
|
20.6 |
verlening, handhaving en registratie inzake:
|
|
20.7 |
verkeersregelend optreden op eigen initiatief of op verzoek van de politie |
|
20.8 |
Aanwijzen alcoholverbodsgebied (door stadsdeelvoorzitter) |
|
20.9 |
maatregelen tegen overlast te water |
|
20.10 |
aanspreken gebruikers openbare ruimte op onwenselijk/gevaarlijk gedrag (overlast) |
|
20.11 |
toezicht op en handhaving van artikel 2.25 a APV: de meldingsplicht sensoren |
het houden van toezicht en het handhaven van de meldingsplicht sensoren, waaronder het in behandeling nemen van klachten en verzoeken om handhaving van ondernemers of instellingen in Amsterdam over sensoren die met een professioneel doel data inwinnen op of aan de weg, voertuig of vaartuig of in een voor publiek toegankelijk gebouw, en die niet tijdig (tenminste vijf dagen tevoren) gemeld zijn en opgenomen zijn in het sensorenregister |
20.12 |
informatieverzameling en dossieropbouw inzake Voetbalwet en verwijderingsbevelen |
|
20.13 |
advisering inzake (dealer)overlastgebieden, veiligheidsrisicogebieden en verwijderingsbevelen. advisering inzake het opleggen door de burgemeester van een gedragsaanwijzing aan de gebruiker van een woning of daarbij behorend erf in geval van ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden veroorzaakt |
|
20.14 |
verlening, handhaving en registratie inzake: exploitatie-, drank- en horecavergunningen, Alcoholwetvergunningen, terrasvergunningen, geluidsontheffingen, ontheffingen 5+12 dagen en leeftijdsgrens DHW |
uitvoering geschiedt binnen centrale regie en in afstemming met het centraal-stedelijke beleid. Er is een specifieke mandaatinstructie voor stadsdeelvoorzitters m.b.t horecahandhaving |
20.15 |
verlening, handhaving en registratie inzake: speelautomaten- en speelautomatenhallenvergunningen |
|
20.16 |
veiligheidsoverleggen:
|
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie; stedelijke driehoek leidend |
20.17 |
signaleren, analyseren, benoemen, nemen van preventieve maatregelen en leveren van nazorg ten aanzien van overlastsituaties door personen, zoals overlast:
signaleren, analyseren, benoemen, nemen van preventieve maatregelen en leveren van nazorg ten aanzien van overlastsituaties door bedrijven zoals:
signaleren, analyseren, benoemen, nemen van preventieve maatregelen en leveren van nazorg ten aanzien van problemen rondom de veiligheid van:
signaleren, analyseren, benoemen, nemen van preventieve maatregelen en leveren van nazorg ten aanzien van onveilige of onveilig ervaren plekken, zoals:
Gebiedsaanpakken voor High Impact Crimes als straatroven, woninginbraken en overvallen |
wellicht nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie, vooral bij uitvoering van taken voor schoon, heel en veilig |
20.18 |
top 600/ top 400
|
betere stroomlijning programma’s, beter op elkaar aansluiten top 600, veiligheidshuis, Hic, groepsaanpak |
20.19 |
Actiecentrum Veiligheid & Zorg
|
betere stroomlijning programma’s, beter op elkaar aansluiten top 600, veiligheidshuis, Hic, groepsaanpak |
20.20 |
jeugd en veiligheid:
thematieken: afpersingsaanpak, meidenaanpak, bemiddelingspool jeugdprofessionals, aanpak online interventies, maatwerkgroep, wapenaanpak |
nadere regels en aanvullende criteria; stedelijke regie ten behoeve van meer stedelijke aandacht voor criminele elementen binnen de groepen |
20.21 |
prostitutie:
|
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
20.22 |
bestuurlijke aanpak ondermijning en (overige) georganiseerde misdaad
|
betere stroomlijning programma’s, beter op elkaar aansluiten top 600, veiligheidshuis, Hic, groepsaanpak |
20.23 |
Bibob
|
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
20.24 |
treiteraanpak:
|
betere stroomlijning programma’s, beter op elkaar aansluiten top 600, veiligheidshuis, Hic, groepsaanpak |
20.25 |
herdenkingen:
|
dezelfde verhouding centraal-decentraal: wellicht aanscherping criteria evenementenbeleid in verband met spanning lokale rust versus stedelijke uitstraling en soms in verband gevaarzetting. Na aanscherping, discussie over mate en wijze handhaven |
20.26 |
kraken en ontruimingen
|
|
20.27 |
demonstraties, manifestaties en optochten
|
aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie bij stedelijke uitstraling (ook bij illegale betreding gedenktekens en plaatsen spandoek) |
20.28 |
brandveiligheid:
|
|
20.29 |
crisisbeheersing
|
nauwere samenwerking |
23.30 |
radicalisering:
|
onder stedelijke regie en passend binnen het stedelijk uitvoeringsplan, en tegelijkertijd inspelend op de lokale context |
20.31 |
het uitoefenen van bevoegdheden en de handhaving en het toezicht op deze bevoegdheden in het kader van de openbare orde en veiligheid in het algemeen en de horeca en evenementen in het bijzonder in het Havengebied. Deze taak ziet alleen op de stadsdelen West en Nieuw-West (evt. als toevoeging: conform het apart hiervoor genomen besluit van 14 resp. 22 september 2015, gepubliceerd in het Gemeenteblad 2015, 91553) |
aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
20.32 |
toezien op de naleving van de regels t.a.v. beklemming, vruchtgebruik en opstal Natuurmonumenten |
|
20.33 |
signaleringsfunctie met betrekking tot de naleving van de regels over het onttrekken van woonruimte (al dan niet ten behoeve van short stay), het samenvoegen van woonruimte, het omzetten van woonruimte en het verkrijgen van woonruimte op grond van de Huisvestingswet en de huisvestingsverordening 2016 |
VTH verleent de vergunningen; toezicht en handhaving doet de directie Wonen |
21. Verkiezingen stadsdelen en stadsgebied
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
21.1 |
het organiseren van de verkiezingen van de stadsdeelcommissies zoals bedoeld in artikel 24 en van de bestuurscommissie zoals bedoeld in artikel 40 van de Verordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022 |
|
22. Basis- en kernregistraties
De bevoegdheden zijn opgenomen onder “B” Gebiedsontwikkeling en ruimtelijk beheer
Nr. |
Omschrijving taak |
Bijzonderheden en beperkingen |
22.1 |
het vervullen van de taken van bronleverancier als genoemd in het Reglement basisinformatie 2018 |
|
22.2 |
het bijhouden van de kernregistratie Gevoelige objecten als genoemd in Bijlage 1 van het Reglement basisinformatie 2018 |
|
Bijlage 3: BEVOEGDHEDENREGISTER
Inhoudsopgave
Algemene bepalingen en beperkingen
1. Gebiedsontwikkeling en ruimtelijk beheer
2. Openbare ruimte, groen en parken
9. Betaald parkeren en parkeergarages
13. Samenwerking zorg, werk & inkomen en onderwijs
17. Beheer en exploitatie begraafplaatsen en crematoria
18. Burgerparticipatie, inspraak en initiatief
20. Veiligheid en leefbaarheid
22. Basis- en kernregistraties
23. Overige gemandateerde bevoegdheden
Algemene bepalingen en beperkingen
- 1.
Voor alle bevoegdheden in dit bevoegdhedenregister geldt de beperking dat hiervan slechts gebruik kan worden gemaakt voor zover dit plaatsvindt binnen de door de (oorspronkelijk) bevoegde bestuursorganen vastgestelde stedelijke kaders, vastgelegd in verordeningen, reglementen, beleidsregels, beleidsnota’s, beleidsvisies, budgetten etc.
- a.
Het dagelijks bestuur kan in aanvulling op een stedelijk kader zelf beleid vaststellen voor zover dat beleid betrekking heeft op de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de aan hen opgedragen taken en bevoegdheden. Als in het stedelijk kader uitputtend is vastgelegd hoe het dagelijks bestuur het beleid dient uit te voeren, dan bestaat deze beleidsvrijheid niet.
- b.
Ingeval van het opstellen van subsidieregelingen geldt dat het dagelijks bestuur daartoe uitsluitend bevoegd is als die bevoegdheid daartoe expliciet in een stedelijk kader aan het dagelijks bestuur is gegeven (zie hierna W.4).
- a.
- 2.
In aanvulling op de beperking die onder 1. opgenomen is, geldt voor de gemandateerde bevoegdheden het volgende. Bij mandaat blijft het bestuursorgaan dat de bevoegdheid mandateert voor de bevoegdheid verantwoordelijk. Dit betekent dat het bestuursorgaan dat het mandaat verleent ook altijd de bevoegdheid houdt om deze zelf uit te oefenen. Verder kunnen bij mandaat instructies worden gegeven of voorwaarden worden gesteld. Dit kunnen instructies en voorwaarden zijn die in algemene zin bij het verlenen van het mandaat ten aanzien van de bevoegdheid worden meegegeven, maar ook instructies of voorwaarden in concrete situaties. Deze kunnen bovendien zowel schriftelijk als mondeling worden gegeven. Het bestuursorgaan dat de bevoegdheid in mandaat uitoefent dient zich ook aan de gestelde instructies en voorwaarden te houden.
- 3.
Het dagelijks bestuur betrekt het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan bij het gebruik maken van de bevoegdheden indien sprake is van politiek gevoelige onderwerpen. Onder politiek gevoelige onderwerpen wordt in ieder geval verstaan, onderwerpen waarbij:
- o
hoge afbreukrisico’s aanwezig zijn;
- o
stadsdeeloverstijgende belangen spelen;
- o
uniforme besluitvorming gewenst is;
- o
strategische belangen van het stadsbestuur in het geding zijn;
- o
expertise nodig is die op stadsdeelniveau niet goed is ontwikkeld.
- o
- 4.
De behandeling van en de beslissing op bezwaarschriften gericht tegen besluiten die op grond van een gedelegeerde bevoegdheid zijn genomen of op basis van een bevoegdheid die door het college aan het dagelijks bestuur is gemandateerd, vindt door het dagelijks bestuur plaats overeenkomstig de Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester).
- 5.
Het dagelijks bestuur betrekt het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan bij de besluitvorming indien tegen een door het dagelijks bestuur genomen beslissing op een bezwaarschrift beroep of hoger beroep wordt ingesteld bij de bestuursrechter en het bestuursorgaan betrokken was op grond van de overwegingen onder 3. Verder betrekt het dagelijks bestuur het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan bij de besluitvorming indien zij voornemens is tegen een uitspraak van de bestuursrechter hoger beroep dan wel incidenteel hoger beroep in te stellen. Het beroep en het hoger beroep worden in overeenstemming met DJZ door het dagelijks bestuur behandeld.
- 6.
De bevoegdheid om te beslissen op bezwaarschriften ingediend tegen besluiten die zijn genomen op grond van een bevoegdheid die door de burgemeester aan de voorzitter van het dagelijks bestuur is gemandateerd, is in beginsel niet gemandateerd. In de Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester) wordt nader geregeld in welke situaties welk bestuursorgaan verantwoordelijk is voor de voorbereiding van de beslissing op bezwaar en de beslissing op bezwaar zelf.
- 7.
Het dagelijks bestuur is bevoegd de gedelegeerde bevoegdheden te mandateren, waarbij ondermandaat aan anderen is toegestaan. Het dagelijks bestuur is bevoegd om voor de gemandateerde bevoegdheden ondermandaat te verlenen. De mandaatnemer is bevoegd de aan hem gemandateerde bevoegdheden onder te mandateren aan anderen. Het voorgaande geldt ook als sprake is van volmacht en machtiging.
- 8.
Als de wet- en regelgeving waarop een verleende bevoegdheid berust wijzigt, wordt de bevoegdheid geacht te zijn verleend op grond van de bepalingen uit de gewijzigde wet- en regelgeving. De wijzigingen worden zo spoedig mogelijk in het register verwerkt;
- 9.
Het mandaat voor het uitoefenen van een bevoegdheid omvat tevens alle direct met de gemandateerde bevoegdheid -al dan niet in de Awb opgenomen- samenhangende handelingen en besluiten zoals, maar niet beperkt tot
- o
het verrichten van alle benodigde (feitelijke) voorbereidings- en uitvoeringshandelingen en voeren van correspondentie;
- o
het verstrekken van mondelinge of schriftelijke informatie en gegevens van feitelijke en objectieve aard;
- o
het ondertekenen van de betreffende stukken;
- o
het voldoen aan publicatieverplichtingen;
- o
het verdagen (verlengen) c.q. opschorten van beslistermijnen inzake te nemen besluiten overeenkomstig van toepassing zijnde regelgeving, voor zover niet opgenomen in het mandaatregister;
- o
het beslissen op ingebrekestellingen wegens het niet tijdig beslissen als bedoeld in paragraaf 4.1.3.2 Algemene wet bestuursrecht;
- o
het vragen van adviezen en het inwinnen van inlichtingen.
- o
- 10.
De mandaatverlening omvat in ieder geval de bevoegdheid om, ter zake van de bevoegdheden opgenomen in dit bevoegdhedenregister, te weigeren, in te trekken, te wijzigen, voorschriften of voorwaarden te stellen, niet in behandeling te nemen, te verzoeken om aanvullende gegevens te verstrekken e.e.a. voor zover niet reeds opgenomen in het bevoegdhedenregister en mits niet uitdrukkelijk uitgesloten of beperkt is.
o. Algemene bevoegdheden
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan |
Soort overdracht |
Verleend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
A.1 |
besluiten tot het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente |
art. 160, lid 1, aanhef en onder e, Gemeentewet |
college |
mandaat |
DB |
|
A.2 |
verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen (waaronder het ondertekenen van overeenkomsten) |
art. 171 Gemeente-wet |
burge-meester |
volmacht |
VZ |
zie de bijzonderheden bij A.1 betreft privaatrechtelijke rechtshandelingen voortvloeiend uit de bevoegdheid bij A.1 |
A.3 |
beslissen op aansprakelijk-stellingen van derden, voor zover deze betrekking hebben op de taken en bevoegdheden van de bestuurscommissie |
art. 160, lid 1, aanhef en onder e, Gemeentewet |
college |
delegatie |
DB |
|
A.4 |
Beslissen op verzoeken in het kader van de algemene verordening nadeelcompensatie |
Art. 2 Algemene verordening nadeelcompensatie |
college/ burge-meester |
mandaat |
DB/ VZ |
mandaat geldt uitsluitend indien het (vermeend) schadeveroorzakende besluit in mandaat door de het dagelijks bestuur is genomen en er niet wordt afgeweken van het advies van de schadecommissie |
A.5 |
Beslissen op verzoeken om schadevergoeding |
art. 8:90, tweede lid Awb |
college/ burge-meester |
mandaat |
DB/ VZ |
mandaat geldt uitsluitend indien het (vermeend) schadeveroorzakende besluit in mandaat door het dagelijks bestuur is genomen |
A.6 |
besluiten om een derde aansprakelijk te stellen, in gebreke te stellen in het kader van een door het dagelijks bestuur ingestelde (rechts-) vordering, voor zover deze vordering, aansprakelijkstelling, ingebrekestelling betrekking heeft op de taken en bevoegd-heden van het dagelijks bestuur |
art. 160, lid 1, aanhef en onder e, Gemeentewet |
college |
delegatie |
DB |
|
A.7 |
behandelen en afdoen van klachten als bedoeld in titel 9.1 Awb, voor zover die betrekking hebben op een aangelegenheid opgenomen in de takenlijst en het bevoegdheden-register |
titel 9.1 Awb |
college en burge-meester |
machtiging |
DB |
de machtiging omvat niet de verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige klachtbehandeling. De kaders voor zorgvuldige klachtbehandeling worden vastgesteld in een stedelijke regeling |
A.8 |
besluiten om tegen een uitspraak van de bestuursrechter hoger beroep dan wel incidenteel hoger beroep in te stellen, incl. het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening te treffen |
art. 8: 104, lid 1 Awb; art. 8:110, lid 1 Awb |
college |
mandaat |
DB |
|
A.9 |
vertegenwoordigen van het college en Bm bij procedures bij de bestuursrechter waarbij besluiten aan de orde zijn die op grond van een gemandateerde bevoegdheid zijn genomen |
|
college/ burge-meester |
machtiging |
DB |
|
A.10 |
beslissen op verzoeken om verstrekking van informatie m.b.t. bestuurlijke aangelegenheden als bedoeld in art. 6 Wet openbaarheid van bestuur voor zover die betrekking hebben op de in dit bevoegdhedenregister opgenomen bevoegdheden |
art. 6 Wob |
college/ burge-meester |
mandaat |
DB |
|
A.11 |
beslissen inzake het uit eigen beweging verstrekken van informatie m.b.t. bestuurlijke aangelegenheden zoals bedoeld in art. 8 Wet openbaarheid van bestuur, voor zover die betrekking hebben op de in dit bevoegdhedenregister opgenomen bevoegdheden |
art. 8 Wob |
college/ burge-meester |
mandaat |
DB |
|
A.12 |
beslissen op bezwaarschriften tegen in ondermandaat van het DB genomen besluiten |
art. 7:11 Awb |
college/ burge-meester |
mandaat/ ondermandaat |
DB |
|
A.13 |
Vervangen door reproducties, en vervreemden van archiefbescheiden en opmaken van een verklaring van vervanging door reproducties, en vervreemding van archiefbescheiden |
art. 7, 8, eerste en tweede lid, Archiefwet art. 6, eerste en tweede lid, 7, eerste en tweede lid, 8, Archiefbesluit |
college |
mandaat |
DB |
mandaat is beperkt tot de archiefbescheiden die zien op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur |
A.14 |
overbrengen en vervroegd over-brengen van archiefbescheiden naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats en het opmaken van een verklaring van overbrenging |
art. 12, eerste lid, art. 13, eerste lid, Archiefwet en art. 9, , Archiefbesluit |
college |
mandaat |
DB |
mandaat is beperkt tot de archiefbescheiden die zien op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur |
A.15 |
verzoeken om een machtiging van Gedeputeerde Staten om overbrenging naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats op te schorten |
art. 13, derde en vierde lid, Archiefwet |
college |
mandaat |
DB |
mandaat is beperkt tot de archiefbescheiden die zien op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur |
A.16 |
opmaken van een verklaring van vernietiging van archiefbescheiden |
art. 8, Archiefbesluit |
college |
mandaat |
DB |
mandaat is beperkt tot de archiefbescheiden die zien op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur |
A.17 |
stellen van beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden |
art. 15, eerste en tweede lid en art. 16, tweede lid, Archiefwet en art. 10, Archiefbesluit |
college |
mandaat |
DB |
mandaat is beperkt tot de archiefbescheiden die zien op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur |
A.18 |
overdragen van archiefbescheiden van een organisatie-onderdeel aan een ander organisatie-onderdeel |
art. 4, onder d, van het Besluit informatie-beheer 2010 |
college |
mandaat |
DB |
mandaat is beperkt tot de archiefbescheiden die zien op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur |
A.19 |
bevoegdheden die verband houden met de uitoefening van de rechten van betrokkene als bedoeld in hoofdstuk III |
Artikelen 12 tot en met 23 Algemene Verordening Gegevens-bescherming |
College/ BM |
Mandaat/machtiging |
DB/VZ |
|
A.20 |
het doen van een mededeling van een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de betrokkene |
Artikel 34 Algemene Verordening Gegevens-bescherming |
college/BM |
mandaat/machtiging |
DB/VZ |
|
A.21 |
het doen van een voorafgaande raadpleging bij de Autoriteit Persoonsgegevens worden voldaan |
Artikel 36 Algemene Verordening Gegevens-bescherming |
college/BM |
mandaat/machtiging |
DB/VZ |
|
1. Gebiedsontwikkeling en ruimtelijk beheer
Algemene beperkingen:
- 1.
Mandaat geldt niet voor stedelijke gebieden, projecten en belangen, zoals nader aangegeven op bij dit register behorende kaart bijlage A. Deze kaart wordt jaarlijks geactualiseerd en ter vaststelling voorgelegd aan het college. Een uitzondering hierop vormen de taken en bevoegdheden op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht met betrekking tot woonboten en bedrijfsvaartuigen waar een ligplaatsvergunning voor is vereist. Als een ligplaatsvergunningen is vereist, is het dagelijks bestuur wel bevoegd.
- 2.
Mandaat is beperkt tot die projecten waarvan het dagelijks bestuur opdrachtgever is. Voor alle nieuwe projecten wordt in de initiatieffase bepaald welk bestuur verantwoordelijk is. Richtlijn daarbij is dat de minder complexe en/of minder risicovolle projecten tot de bevoegdheid van het dagelijks bestuur behoren.
- 3.
Als op grond van onderdeel 7 (Milieu en duurzaamheid) de bevoegdheden o.g.v. de Wabo en milieuregelgeving niet gemandateerd worden, dan zijn de bevoegdheden genoemd in de onderdelen B.12 tot en met B.17 ook niet gemandateerd.
- 4.
Mandaat geldt niet als de vergunningverlening betrekking heeft op tunnels.
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan |
Soort over-dracht |
Ver-leend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
B.1 |
doen van een kennisgeving van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden |
art. 1.3.1, lid 1 Besluit ruimtelijke ordening |
college |
mandaat |
DB |
|
B.2 |
plegen van vooroverleg |
art. 3.1.1, lid 1 Besluit ruimtelijke ordening |
college |
mandaat |
DB |
|
B.3 |
plegen van vooroverleg i.v.m. voorbereiden van het vaststellen van een wijzigingsplan |
art. 3.9a Wet ruimtelijke ordening, art. 3.1.1, lid 1 Besluit ruimtelijke ordening |
college |
mandaat |
DB |
|
B.4 |
plegen van vooroverleg i.v.m. voorbereiden van het vaststellen van een uitwerkingsplan |
art. 3.9a Wet ruimtelijke ordening, art. 3.1.1, lid 1 Besluit ruimtelijke ordening |
college |
mandaat |
DB |
|
B.5 |
besluiten tot het stellen van nadere eisen |
art. 3.6, lid 1, aanhef en onder d en lid 4 Wet ruimtelijke ordening |
college |
mandaat |
DB |
|
B.6 |
beslissen tot het toepassen van de coördinatieregeling |
art. 3.30, lid 2 en lid 3 en art. 3.31 Wet ruimtelijke ordening |
college |
mandaat |
DB |
soort overdracht is afhankelijk van en volgt de bevoegdheid van de te coördineren bevoegdheden Voor zover een van de te coördineren besluiten een bestemmingsplan, wijzigingsplan of uitwerkingsplan betreft, heeft mandaat uitsluitend betrekking op:
|
B.7 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergoeding voor planschade (incl. sluiten van een overeenkomst) |
art. 6.1 (m.u.v. het bepaalde onder lid 2, aanhef en onder a) en 6.4a Wet ruimtelijke ordening, art. 6.1.3.1 en 6.1.3.2 Besluit ruimtelijke ordening |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt alleen als het schadeveroorzakend besluit door het dagelijks bestuur in mandaat genomen is, als het schadeveroorzakend besluit door een voormalige deelgemeente genomen is, is het college bevoegd |
B.8 |
verbinden voorschriften exploitatiebijdrage aan omgevings-vergunning en stellen termijn exploitatie-bijdrage |
art. 6.17 Wet ruimtelijke ordening |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt alleen als het schadeveroorzakend besluit door het dagelijks bestuur in mandaat genomen is |
B.9 |
stilleggen bouw bij niet voldoen betalen exploitatiebijdrage |
art. 6.21, lid 1, Wet ruimtelijke ordening |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt alleen als het schadeveroorzakend besluit door het dagelijks bestuur in mandaat genomen is |
B.10 |
invorderen exploitatiebijdrage bij dwangbevel |
art. 6.21, lid 2, Wet ruimtelijke ordening |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt alleen als het schadeveroorzakend besluit door het dagelijks bestuur in mandaat genomen is |
B.11 |
geheel of gedeeltelijk intrekken van een omgevingsvergunning bij niet betalen van exploitatiebijdrage |
art. 6.21, lid 3, Wet ruimtelijke ordening |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt alleen als het schadeveroorzakend besluit door het dagelijks bestuur in mandaat genomen is |
B.12 |
het opnemen van de in artikel 6.24 Wro genoemde bepalingen in (anterieure en posterieure) overeenkomsten; het publiceren van de kennisgeving van de overeenkomst; het ter inzage leggen van een zakelijke beschrijving van de inhoud van de overeenkomst |
art. 6.24 Wet ruimtelijke ordening en art. 6.2.12 Besluit ruimtelijke ordening |
college en burge-meester |
mandaat en machti-ging |
DB |
|
B.13 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omgevings-vergunning voor het bouwen van een bouwwerk (incl. weigeren, wijzigen, stellen van voorschriften, aanhouden beslissing, over-dracht, verlengen beslistermijn en alle voorbereidende en uitvoerende besluiten) |
art. 2.1, lid 1, aanhef en onder a, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.20, lid 1, art. 2.22, art. 2.23, art. 2.24, 2.25, lid 3, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1 t/m 3.6, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo |
college |
mandaat |
DB |
|
B.14 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omgevings-vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheers-verordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald (incl. weigeren, wijzigen, stellen van voor-schriften, aanhouden beslissing, overdracht, verlengen beslistermijn en alle voorbereidende en uitvoerende besluiten) |
art. 2.1, lid 1, aanhef en onder b, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.20, lid 1, art. 2.22, art. 2,23, art. 2.24, 2.25, lid 3, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1 t/m 3.6, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo |
college |
mandaat |
DB |
|
B.15 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omgevings-vergunning voor het gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheers-verordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens art. 4.1, lid 3 of art. 4.3, lid 3 van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan art. 3.7, lid 4, tweede volzin, van die wet (incl. weigeren, wijzigen, stellen van voorschriften, aanhouden beslissing, overdracht, verlengen beslistermijn en alle voorbereidende en uitvoerende besluiten) |
art. 2.1, lid 1, aanhef en onder c, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.12, art. 2.20, lid 1, art. 2.22, art. 2.23. art. 2.24, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1 t/m 3.6, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo |
college |
mandaat |
DB |
|
B.16 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omgevings-vergunning voor het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk met het oog op de brand-veiligheid bij algemene maatregel van bestuur aan-gewezen categorieën gevallen (brandveilig gebruik) (incl. weigeren, wijzigen, stellen van voorschriften, aanhouden beslissing, overdracht, verlengen beslistermijn en alle voorbereidende en uitvoerende besluiten) |
art. 2.1, lid 1, aanhef en onder d, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.20, lid 1, art. 2.22, art. 2.23, art. 2.24, 2.25, lid 3, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1 t/m 3.6, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo |
college |
mandaat |
DB |
|
B.17 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omgevings-vergunning voor het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald (incl. weigeren, wijzigen, stellen van voorschriften, aanhouden beslissing, overdracht, verlengen beslistermijn en alle voorbereidende en uitvoerende besluiten) |
art. 2.1, lid 1, aanhef en onder g, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.20, lid 1, art. 2.22, art. 2.23, art. 2.24, art. 2.25, lid 3, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1 t/m 3.6, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo |
college |
mandaat |
DB |
|
B.18 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omgevings-vergunning voor het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht (incl. weigeren, wijzigen, stellen van voorschriften, aanhouden beslissing, overdracht, verlengen beslistermijn en alle voorbereidende en uitvoerende besluiten) |
art. 2.1, lid 1, aanhef en onder h, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.20, lid 1, art. 2.22, art. 2.23, art. 2.24, art. 2.25, lid 3, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1 t/m 3.6, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo |
college |
mandaat |
DB |
|
B.19 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omgevings-vergunning voor het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht (incl. weigeren, wijzigen, stellen van voorschriften, aanhouden beslissing, overdracht, verlengen beslistermijn en alle voorbereidende en uitvoerende besluiten) |
art. 2.2, lid 1, aanhef en onder c, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.20, lid 1, art. 2.22, art. 2.23, art. 2.24, art. 2.25, lid 3, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1 t/m 3.6, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo juncto art. 21 Erfgoedverordening |
college |
mandaat |
DB |
|
B.20 |
afhandelen van een sloopmelding en stellen en wijzigen van voorschriften. |
art. 1.27 t/m 1.30 Bouwbesluit 2012 |
college |
mandaat |
DB |
|
B.21 |
intrekken van een omgevings-vergunning |
art. 2.33, art. 3.23, art. 5.19 Wabo |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt alleen als de omgevingsvergunning door het dagelijks bestuur in mandaat is verleend |
B.22 |
beslissen tot het nemen van verhaal op de krachtens art. 4.1 Wabo gestelde financiële zekerheid bij niet-nakoming verplichting (incl. invorderen bij dwangbevel) |
art. 4.1, lid 3 Wabo |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt alleen als de omgevingsvergunning door het dagelijks bestuur in mandaat is verleend |
B.23 |
beslissen op verzoeken tot toekennen van een naar billijkheid te bepalen vergoeding in de gevallen genoemd in art. 4.2, lid 1 Wabo |
art. 4.2 Wabo |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt alleen als de omgevingsvergunning door het dagelijks bestuur in mandaat is verleend |
B.24 |
afhandelen gebruiksmelding alsmede stellen en wijzigen nadere voorwaarden |
art. 1.20 t/m 1.22 Bouwbesluit 2012 |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt alleen als de omgevingsvergunning door het dagelijks bestuur in mandaat is verleend |
B.25 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing geluidhinder bij bouw- en sloopwerkzaam-heden |
Hoofdstuk 8 Bouwbesluit 2012 |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt alleen als de omgevingsvergunning door het dagelijks bestuur in mandaat is verleend |
B.26 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing trillings-hinder bij bouw- en sloopwerkzaam-heden |
Hoofdstuk 8 Bouwbesluit 2012 |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt alleen als de omgevingsvergunning door het dagelijks bestuur in mandaat is verleend |
B.27 |
beslissen dat het uiterlijk van de bouwwerken genoemd in artikel 12, lid 1, aanhef en onder a en b in ernstige mate in strijd is in met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria opgenomen in de welstandsnota, bedoeld in artikel 12, eerste lid, 12a, eerste lid, onderdeel b Woningwet |
art. 12, lid 1, en 12a, eerste lid, onderdeel b Woningwet |
college |
mandaat |
DB |
|
B.28 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing van in het Bouwbesluit gegeven voorschriften omtrent het slopen of het uitvoeren van bouw- of sloop-werkzaamheden, voor zover dat bij of krachtens Bouwbesluit is toegestaan |
art. 6, lid 2, art. 2, lid 2 en 3 Woningwet |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt alleen als de omgevingsvergunning door het dagelijks bestuur in mandaat is verleend |
B.29 |
verlenen van de verklaring (als bedoeld in art. 2.4 Wabo) waarin wordt verklaard dat de omgevings-vergunning voor bouwen wordt verleend als de ontheffing van het Bouwbesluit door de minister wordt verleend |
art. 7, lid 2 Woningwet |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt alleen als de omgevingsvergunning door het dagelijks bestuur in mandaat is verleend |
B.30 |
het bij omgevings-vergunning expliciet toestaan een bouwwerk te bouwen, dan wel deel daarvan in stand te laten voor zover daarbij niet wordt voldaan aan de op dat bouwen van toepassing zijnde voorschriften in de Bouwverordening omtrent het tegengaan van het bouwen van een bouwwerk op verontreinigde bodem alsmede de bouwverordening kan voorschriften bevatten van stedenbouwkundige aard. |
art. 7b, lid 1 en 2 art 8, lid 2 en lid 5 Woningwet |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt alleen als de omgevingsvergunning door het dagelijks bestuur in mandaat is verleend |
B.31 |
vaststellen standplaatsen en ligplaatsen en afbakenen standplaatsen en ligplaatsen |
art. 6, lid 2 en lid 3, Wet basisregistratie adressen en gebouwen (BAG) en art. 7, lid 1, aanhef en onder c, Verordening basisinformatie 2018. |
college |
mandaat |
DB |
|
B.32 |
aanwijzingen geven voor het aanbrengen van naamborden |
art. 8 Verordening basisinformatie 2018 |
college |
mandaat |
DB |
|
B.33 |
aanwijzingen geven voor het aanbrengen van (huis)nummerborden op objecten door rechthebbenden |
art. 9 Verordening basisinformatie 2018. |
college |
mandaat |
DB |
|
B.34 |
aanbrengen, onderhouden, wijzigen of verwijderen peilmerken aan een bouwwerk of gebouw en het daarmee uitvoeren van metingen voor de Registratie meetbouten |
art. 23 Reglement basisinformatie 2018 |
college |
mandaat |
DB |
|
2. Openbare ruimte, groen en parken
Algemene beperking: delegatie en mandaat zijn beperkt tot situaties die zich geheel binnen de grenzen van een stadsdeel voordoen.
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan . |
Soort over-dracht |
Ver-leend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
C.1 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omgevings-vergunning voor het vellen of doen vellen van een houtopstand (incl. weigeren, wijzigen, stellen van voorschriften, aanhouden beslissing, overdracht, verlengen beslistermijn en alle voorbereidende en uitvoerende besluiten) |
art. 2.2, lid 1, aanhef en onder g, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.25, lid 3, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1, art. 3.2, art. 3.4 , art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo juncto art. 3, eerste lid Bomenverordening 2014 |
college |
mandaat |
DB |
|
C.4a |
alle overige besluiten ter uitvoering van de Bomenverordening, met uitzondering van de aanwijzing van toezichthouders |
Bomenverordening 2014 |
college |
mandaat |
DB |
|
C.5 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing om voorwerpen aan te brengen boven of over de weg of vast te maken aan bomen of aan objecten die zijn bestemd voor of gebruikt worden ten behoeve van de openbare dienst |
art. 4.2, lid 2, APV |
college |
mandaat |
DB |
|
C.6 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning om voorwerpen of stoffen op, aan, in of boven de weg te plaatsen, aan te brengen, te hebben of te storten |
art. 4.3, lid 1, APV |
college |
mandaat |
DB |
|
C.7 |
het stellen van nadere regels en het aanwijzen van wegen en weggedeelten als bedoeld in art. 4.5 APV |
art. 4.5, lid 2 en lid 3, APV |
college |
delegatie |
DB |
|
C.8 |
|
art. 4.8, lid 1 en lid 4, APV |
college |
delegatie |
DB |
|
C.9 |
|
art. 4.10 APV, art. 4.11 lid 2 sub a APV |
college |
delegatie |
DB |
|
C.10 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor het maken van reclame op of aan de weg |
art. 4.11, lid 3, APV |
college |
mandaat |
DB |
|
C.11 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor het verspreiden van voorwerpen voor reclamedoeleinden |
art. 4.12, lid 2, APV |
college |
mandaat |
DB |
|
C.12 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor werkzaamheden op of in de weg |
art. 4.13, lid 2, APV |
college |
mandaat |
DB |
|
C.13 |
aangeven van de afmetingen waarbinnen beplantingen op of in de weg moeten worden teruggebracht |
art. 4.14, lid 2, APV |
college |
mandaat |
DB |
|
C.14 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor het parkeren van voertuigen van autobedrijven e.d. |
art. 4.20, lid 2, APV |
college |
mandaat |
DB |
|
C.15 |
|
art. 4.21, lid 2 en 3, APV |
college |
delegatie |
DB |
|
C.16 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor het parkeren van reclamevoertuigen |
art. 4.23, lid 2, APV |
college |
mandaat |
DB |
|
C.17 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor het parkeren van grote voertuigen |
art. 4.24, lid 3, APV |
college |
mandaat |
DB |
|
C.18 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor het parkeren van caravans e.d. |
art. 4.25, lid 2, APV |
college |
mandaat |
DB |
|
C.19 |
uitoefenen bevoegdheden inzake het parkeren van fietsen, bromfietsen en gehandicapten-voertuigen |
art. 4.27, lid 1 t/m 4 APV |
college |
mandaat |
DB |
|
C.20 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor het gebruik van explosieven |
art. 5.4, lid 1, APV |
college |
mandaat |
DB |
|
C.21 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor veroorzaken hinder door toestellen, geluidsapparatuur en machines in werking te hebben of andere handelingen te verrichten |
art. 5.5, lid 2, APV |
college |
mandaat |
DB |
|
C.22 |
aanwijzen van ten hoogste twaalf dagen of delen van dagen per kalenderjaar waarop de in het Activiteitenbesluit opgenomen lichthinder-voorschriften ten behoeve van incidentele festiviteiten en activiteiten binnen een inrichting voor sportactiviteiten niet van toepassing zijn |
art. 5.6, lid 3 onder b, APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
mandaat heeft uitsluitend betrekking op inrichtingen in de zin van art. 1.1, vierde lid Wet milieubeheer, die op 1 januari 2013 niet behoren tot een categorie van inrichtingen waarvoor een vergunning is benodigd op grond van artikel 2.1 lid 1 onder e Wabo |
C.22a |
aanwijzen van ten hoogste twee dagen of delen van dagen per kalenderjaar waarop de in het Activiteitenbesluit opgenomen geluidsvoorschriften ten behoeve van incidentele festiviteiten binnen een inrichting voor horeca-activiteiten niet van toepassing zijn. |
art. 5.6, lid 2 onder c, APV |
burge- meester |
mandaat |
VZ |
|
C.22b |
aanwijzen van ten hoogste twaalf dagen of delen van dagen per kalenderjaar waarop de in het Activiteitenbesluit opgenomen geluidsvoorschriften ten behoeve van incidentele festiviteiten binnen een inrichting voor sport- en recreatie-inrichtingen niet van toepassing zijn. |
art. 5.6 lid 2 onder d, APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
mandaat heeft uitsluitend betrekking op inrichtingen in de zin van art. 1.1, vierde lid Wet milieubeheer, die op 1 januari 2013 niet behoren tot een categorie van inrichtingen waarvoor een vergunning is benodigd op grond van artikel 2.1 lid 1 onder e Wabo |
C.23 |
|
art. 5.8, lid 2, APV |
college |
delegatie |
DB |
|
C.24 |
|
art. 5.9, lid lid 2 en lid 5, APV |
college |
delegatie |
DB |
|
C.25 |
aanwijzen van plaatsen waarop de opruimplicht voor uitwerpselen van honden niet van kracht is |
art. 5.12, lid 2, APV |
college |
delegatie |
DB |
|
C.26 |
aanwijzen van plaatsen waar het aanlijngebod voor honden niet van kracht is |
art. 5.13, lid 2, APV |
college |
delegatie |
DB |
|
C.27 |
aanwijzen van plaatsen waar het verboden is voor honden |
art. 5.14 APV |
college |
delegatie |
DB |
|
C.28 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor de verkoop van duivenvoer |
art. 5.16, lid 3, APV |
college |
mandaat |
DB |
|
C.29 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte (incl. aanhouden, intrekken en overschrijven) |
art. 9, lid 1, art. 12, art. 13, art. 16 en art. 18 Verordening werken in de openbare ruimte |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt niet als de openbare ruimte betrekking heeft op de Plus- en hoofdnetten Infrastructuur |
C.30 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een instemmingsbesluit voor het uitvoeren van werkzaamheden in of op openbare gronden in verband met de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels |
Telecom-municatiewetartikel 1.1 onder kabels art. 5.4, lid 1 en lid 4 Verordening werken in de openbare ruimte: artikel 1 |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt niet als de openbare ruimte betrekking heeft op de Plus- en hoofdnetten Infrastructuur |
C.31 |
|
art. 2.50, lid 3 en lid 4 APV |
college |
delegatie |
DB |
|
3. Afval en grondstoffen
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan . |
Soort over-dracht |
Ver-leend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
D.1 |
stellen van regels over de inzameling van categorieën huishoudelijke afvalstoffen |
art. 3 lid 2 Afvalstoffen-verordening (nieuw) (art. 3 lid 2 oud) |
college |
mandaat |
DB |
|
D.2 |
aanwijzen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk worden ingezameld dan wel de aanwijzing daarvan achterwege laten en het vaststellen van een omschrijving van deze afvalstoffen |
art. 3 Afvalstoffen-verordening (nieuw) (art. 3 oud) |
college |
mandaat |
DB |
|
D.3 |
aanwijzen met behulp van welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of met behulp van welke inzamel-voorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt |
art. 4 lid 2 Afvalstoffen-verordening (nieuw) (art. 4 lid 4 oud) |
college |
mandaat |
DB |
|
D.4 |
aanwijzen van plaatsen voor inzamelvoorzieningen ten behoeve van groepen percelen en stellen van regels ten aanzien van de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via deze voorzieningen moeten worden aangeboden |
art. 4 lid 3 Afvalstoffen-verordening (nieuw) (art. 8 lid 4 oud) |
college |
mandaat |
DB |
|
D.5 |
besluiten dat de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel plaatsvindt |
art. 4 lid 4 Afvalstoffen-verordening (nieuw) (art. 4 lid 2 oud) |
college |
mandaat |
DB |
|
D.6 |
besluiten dat huishoudelijke afvalstoffen minder vaak dan 1 keer per week worden ingezameld |
art. 4 lid 5 Afvalstoffen-verordening (nieuw) (art. 4 lid 3 oud) |
college |
mandaat |
DB |
|
D. 7 |
vaststellen van de inzamelfrequentie |
art. 5 Afvalstoffen-verordening (nieuw) |
college |
mandaat |
DB |
|
D.8 |
stellen van regels omtrent het gebruik van een van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel en van regels omtrent de plaats en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden |
art. 10 lid 3 en lid 4 Afvalstoffenverordening (nieuw) (art. 8 lid 3 en lid 4 oud) |
college |
mandaat |
DB |
|
D.9 |
aanwijzen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen die zonder inzamelmiddel kunnen worden aangeboden |
art. 10 lid 5 Afvalstoffen-verordening (nieuw) (art. 8 lid 5 oud) |
college |
mandaat |
DB |
|
D.10 |
vaststellen van de dagen en tijden waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling mogen worden aangeboden |
art. 11 lid 1 Afvalstoffen-verordening (nieuw) (art. 9 lid 1 oud) |
college |
mandaat |
DB |
|
D.11 |
stellen van regels omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars |
art. 12 Afvalstoffen-verordening (nieuw) (art. 10 lid 1 oud) |
college |
mandaat |
DB |
|
D.12 |
aanwijzen van categorieën bedrijfsafvalstoffen die door de inzameldienst worden ingezameld |
art. 13 lid 1 Afvalstoffen-verordening (nieuw) (art. 13 oud) |
college |
mandaat |
DB |
|
D.13 |
stellen van regels omtrent het inzamelen en ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen |
art. 13 lid 5 en art. 13a lid 2 Afvalstoffen-verordening (nieuw) (art. 14 lid 3 en art. 15 lid 1 oud) |
college |
mandaat |
DB |
|
4. Monumenten en archeologie
Algemene beperking: als op grond van onderdeel 7 (Milieu en duurzaamheid) de bevoegdheden o.g.v. de Wabo en milieuregelgeving bij het college blijven, dan blijven de bevoegdheden genoemd in dit onderdeel ook bij het college.
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan . |
Soort over-dracht |
Ver-leend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
E.1 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beschermd monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht (Rijksmonumenten) |
art. 2.1, lid 1, aanhef en onder f, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.25, lid 3, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1 t/m 3.6, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo |
college |
mandaat |
DB |
|
E.2 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omgevings-vergunning voor het verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een gemeentelijk monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een gemeentelijk monument op een dusdanige wijze waardoor het wordt ontsierd of de monumentale waarden in gevaar worden gebracht |
art. 2.2, lid 1, aanhef en onder b, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.25, lid 3, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1 t/m 3.6, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo juncto art. 10 Erfgoedver-ordening Amsterdam |
college |
mandaat |
DB |
|
E.3 |
intrekken van een omgevingsvergunning voor het verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument of gemeentelijke monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beschermd monument of gemeentelijk monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht |
art. 2.33, art. 5,19 Wabo en art.14 Erfgoedverordening Amsterdam |
college |
mandaat |
DB |
|
E.4 |
toepassen van de artikelen 3:11 tot en met 3:17 van de Awb ten behoeve van een door de minister te nemen besluit op een aanvraag voor een vergunning voor het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een archeologisch monument dan wel een vergunning voor het herstellen, gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het archeologisch monument wordt ontsierd of in gevaar gebracht van een archeologisch monument |
Erfgoedwet art. 14a en Monumentenwet 1988 |
college |
mandaat |
DB |
|
E.5 |
aanwijzen, intrekken en wijzigen van een aanwijzing van een gemeentelijk monument |
art. 3, lid 1, art. 8, lid 1 en art. 9, lid 1, Erfgoedver-ordening Amsterdam |
college |
mandaat |
DB |
|
E.6 |
bepalen dat een beschrijving wordt opgesteld van het beoogde aan te wijzen gemeentelijk monument |
art. 3, lid 4, Erfgoedver-ordening Amsterdam |
college |
mandaat |
DB |
|
E.7 |
bepalen dat een gemeentelijk monument gedocumenteerd moet worden |
art. 9, lid 5, Erfgoedver-ordening Amsterdam |
college |
mandaat |
DB |
|
E.8 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van nadeelcompensatie |
art. 25 Erf-goedver-ordening Amsterdam |
college |
mandaat |
DB |
|
E.9 |
registreren van gemeentelijke stads- en dorpsgezichten op de lijst van gemeentelijke stads- en dorpsgezichten |
art. 17 Erf-goedver-ordening Amsterdam |
college |
mandaat |
DB |
|
E.10 |
reageren op een voornemen tot aanwijzing van stads- en dorpsgezichten als gemeentelijk stads- en dorpsgezicht of wijziging van een aanwijzing als gemeentelijk stads- en dorpsgezicht |
art. 16 en 18 Erfgoedver-ordening Amsterdam |
Raad |
|
|
het college vraagt het DB daarbij om advies |
E.11 |
het nemen van een selectiebesluit conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie |
art. 24, lid 1 Erfgoedverordening Amsterdam |
college |
mandaat |
DB |
deze taak wordt door het bevoegd gezag door-gemandateerd aan het afdelingshoofd Monumenten en Archeologie. De afdeling Monumenten en Archeologie van de directie R&D stelt vast of een archeologisch rapport (artikel 39, lid 2 van de Monumentenwet) voldoet aan de kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en het Kwaliteitshandboek van het team Archeologie van de afdeling Monumenten en Archeologie. De afdeling Monumenten en Archeologie stelt aan de hand van een archeologisch rapport ook het selectiebesluit op |
E.12 |
het vaststellen van een programma van eisen conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie |
art. 24, lid 3 Erfgoedverordening Amsterdam |
college |
mandaat |
DB |
Deze taak wordt door het bevoegd gezag door- gemandateerd aan het afdelingshoofd Monumenten en Archeologie. De afdeling Monumenten en Archeologie van de directie R&D stelt vast of een archeologisch rapport (artikel 39, lid 2 van de Monumentenwet) voldoet aan de kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en het Kwaliteitshandboek van het team Archeologie van de afdeling Monumenten en Archeologie. De afdeling Monumenten en Archeologie stelt aan de hand van een archeologisch rapport ook het selectiebesluit op. |
E.13 |
het vaststellen of een bouwhistorisch onderzoek of rapport voldoet aan de Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek |
art. 1, lid 1 en artikel 3, lid 4 Erfgoedverordening Amsterdam |
college |
mandaat |
DB |
|
E.14 |
het handhaven op het niet voldoen aan de in E.1 en E.2 genoemde aanvragen. Waarbij zonder of in afwijking van een vergunning een monument verstoord wordt. |
Artikelen genoemd bij E.1 en E.2 art. 2.1, lid 1, aanhef en onder f, art 2.2, lid 1 en onder b, art. 10 Erfgoedverordening Amsterdam, artikel 125 Gemeentewet en 5:21. 5:31 Awb |
college |
mandaat |
DB |
|
5. Wonen
F.1 |
Het beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een onttrekkingsvergunning voor sloop of voor ander gebruik, (incl. voorbereidingshandelingen, het stellen van aanvullende voorwaarden en/of voorschriften, overschrijven op een nieuwe eigenaar en intrekken) |
art. 21, eerste lid, onderdeel a, artikel 24 tot en met artikel 26 van de Huisvestingswet 2014 en hoofdstuk 3, afdeling I, paragraaf 1 tot en met 3 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 |
college |
mandaat |
DB |
de bevoegdheid om te handhaven met bestuurlijke sancties op grond van de Huisvestingswet en de Awb wordt niet gemandateerd |
F.2 |
Het beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor een Bed & Breakfast (incl. voorbereidingshandelingen en intrekken) |
Artikel 21, artikel23c, artikel 24 tot en met artikel 26 van de Huisvestingswet 2014 en hoofdstuk 3, afdeling III, paragraaf 7 tot en met 9 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 |
college |
mandaat |
DB |
|
F.3 |
Het beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor vakantieverhuur (incl. voorbereidingshandelingen en intrekken) |
Artikel 21, artikel 23c, artikel 24 tot en met artikel 26 van de Huisvestingswet 2014 en hoofdstuk 3, afdeling III, paragraaf 7 tot en met 9 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 |
college |
mandaat |
DB |
|
F.4 |
Het beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een samenvoegings-vergunning (incl. voorbereidingshandelingen, het stellen van aanvullende voorwaarden en/of voorschriften, overschrijven op een nieuwe eigenaar en intrekken) |
art. 21, eerste lid, onderdeel b, artikel 24 tot en met artikel 26 van de Huisvestingswet 2014 en hoofdstuk 3, afdeling I, paragraaf 1 tot en met 3 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 |
college |
mandaat |
DB |
de bevoegdheid om te handhaven met bestuurlijke sancties op grond van de Huisvestingswet en de Awb wordt niet gemandateerd |
F.5 |
Het beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omzettingsvergunning (incl. voorbereidingshandelingen, overschrijven op een nieuwe eigenaar en intrekken) |
art. 21, eerste lid, onderdeel c, artikel 25 en artikel 26 van de Huisvestingswet 2014en hoofdstuk 3, afdeling I, paragraaf 1 tot en met 3 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 |
college |
mandaat |
DB |
|
F.6 |
Het beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor woningvorming (incl. voorbereidingshandelingen, het stellen van aanvullende voorwaarden en/of voorschriften, overschrijven op een nieuwe eigenaar en intrekken) |
art. 21, eerste lid, onderdeel d, artikel 24 tot en met artikel 26 van de Huisvestings- wet 2014 en hoofdstuk 3, afdeling I, paragraaf 1 tot en met 3 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 |
college |
mandaat |
DB |
de bevoegdheid om te handhaven met bestuurlijke sancties op grond van de Huisvestingswet en Awb wordt niet gemandateerd |
F.7 |
Het beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een splitsingsvergunning (incl. voorbereidingshandelingen, het stellen van aanvullende voorwaarden en/of voorschriften, overschrijven op een nieuwe eigenaar en intrekken) |
art. 22, artikel 24 tot en met artikel 26 Huisvestingswet 2014 en Hoofdstuk 3, afdeling II, paragraaf 4 tot en met 6 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 |
college |
mandaat |
DB |
|
6. Economie
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan |
Soort overdracht |
Verleend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
G.1 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing die betrekking heeft op de openingstijden van een winkel c.a. |
alle ontheffings-mogelijk heden genoemd in art. 6 Winkel-tijdenwet, het Vrijstellingen besluit Winkeltijdenwet en de Verordening Winkeltijden Amsterdam 2017 |
College |
Mandaat |
DB |
mandaat heeft geen betrekking op het stellen van regels ten aanzien van de verdeling van avondwinkels (art. 5, lid 4 Verordening Winkeltijden Amsterdam 2010) wellicht nadere regels in kader scherper alcoholbeleid en 24-uurseconomie |
G.2 |
uitvoering geven aan de Marktverordening |
art. 3.1, art. 3.3, lid 1 art. 3.6, onder d, e, g, h, i en j art. 3.7 art. 3.8 art. 3.9 art. 3.10 art. 3.11 art. 3.12 art. 3.13 art. 3.14 art. 3.15 art. 3.16 art. 3.19 art. 3.20 art. 3.22 art. 3.24 art. 3.25 art. 3.26 art. 3.27 art. 3.29 art. 4.1 art. 4.5 art. 6.1 art. 6.2, lid 1 art. 6.2, lid 2, onder f, h, i en j art. 7.4 (mbt 3.15) |
College |
Mandaat |
DB |
De bevoegdheid op grond van artikel 4.5 beperkt zich tot verboden die worden ingesteld om het karakter van een markt op afstand te bepalen en te garanderen. |
G3 |
uitvoering geven aan de Verordening op de staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten |
art. 3.1 art. 3.4 art. 3.7 art. 3.8 art. 3.9 art. 3.11 art. 4.5 art. 6.1, lid 1 art. 6.1, lid 2 art. 6.1, lid 5, onder h.1t/m3 en 5 art. 7.4 (mbt art. 3.7) |
College |
Mandaat |
DB |
|
G4 |
uitvoering geven aan de Marktverordening |
art. 3.3, lid 2 art. 5.1 art. 5.2 art. 5.3 |
College |
Delegatie |
DB |
|
G5 |
uitvoering geven aan de Verordening op de staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten |
art. 5.1 |
College |
Delegatie |
DB |
|
G6 |
instellen, afschaffen of veranderen van jaarmarkten of gewone marktdagen |
art. 160, lid 1, aanhef en onder h Gemeentewet |
College |
Mandaat |
DB |
|
7. Milieu (VTH)
Algemene beperking:
als sprake is van een inrichting waarvoor op 1 januari 2013 een vergunning benodigd is op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e Wabo, worden de bevoegdheden tot het beslissen op aanvragen om een omgevingsvergunning niet gemandateerd.
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan . |
Soort over-dracht |
Ver-leend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
H.1 |
beslissen op aanvragen voor een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, lid 1 onder i Wabo, voor andere activiteiten die behoren tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving |
art. 2.1, lid 1, onder i, Wabo, art. 2.2a Bor |
college |
mandaat |
DB |
|
H.2 |
alle voorbereidingsbesluiten en –handelingen ten behoeve van het vaststellen van hogere geluidwaarden |
art. 45 e.v, art. 55, lid 4, art. 110a t/m art. 110c Wet geluidhinder |
college |
mandaat |
DB |
mandaat voor het voorbereiden van besluit hogere waarden volgt de bevoegdheidsverdeling van de besluiten waarop voor het besluit hogere waarde ziet |
|
|
|
|
|
|
|
H.4 |
voorbereiden en opstellen van milieueffecten-beoordelingen en besluit betreffende (aanmeld)notitie vormvrije mer-beoordeling |
art. 7.2, lid 1 onder b en 7.16 en 7.17 Wet milieubeheer en Besluit milieu-effecten-rapportage |
college |
mandaat |
DB |
bevoegd gezag hangt af van besluit waarvoor de al dan niet vormvrije beoordeling van de milieu-effectenrapportage wordt verricht. mandaat tot het voorbereiden van de al dan niet vormvrije beoordeling van de milieu-effectenrapportage volgt de bevoegdheidsverdeling van het besluit waarvoor de beoordeling van de milieu-effectenrapportage wordt opgesteld. |
H.5 |
voorbereiden en opstellen van het milieu-effectenrapportage |
art. 7.2, 7.2a, 7.7, 7.16 t/m 7.19, 7.22, 7.24, 7.25, 7.27 Wet milieubeheer en Besluit milieueffec-tenrapportage |
college |
mandaat |
DB |
bevoegd gezag: hangt af van besluit waarvoor milieueffectenrapportage wordt opgesteld. mandaat van de voorbereiding van het milieueffectenrapportage: volgt de bevoegdheidsverdeling van het besluit waarvoor het milieu-effectenrapportage wordt opgesteld. mandaat ziet niet op het advies omtrent reikwijdte en detailniveau van de informatie ten behoeve van een milieu-effecten-rapportage als bedoeld in art. 7.24, lid 2 en 3, art .7.27, lid 2 Wet milieubeheer |
H.6 |
uitoefenen van bevoegdheden en uitvoeren van taken op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Activiteitenregeling milieubeheer |
Activiteiten-besluit milieu-beheer en Activiteiten-regeling milieu-beheer |
college |
mandaat |
DB |
mandaat heeft uitsluitend betrekking op inrichtingen
|
H.7 |
uitoefenen van bevoegdheden en uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens hoofdstuk 8, 10, 17, 19 van de Wet milieubeheer (Wm) gestelde regels |
Wet milieu-beheer |
college |
mandaat |
DB |
voor zover de taken en bevoegdheden betrekking hebben op inrichtingen, heeft het mandaat uitsluitend betrekking op inrichtingen
|
H.8 |
uitoefenen van bevoegdheden en uitvoeren van taken op grond van het Besluit lozen buiten inrichtingen |
Besluit lozen buiten inrichtingen |
college |
mandaat |
DB |
met uitzondering van bevoegdheden en taken die betrekking hebben op
|
8. Wegen
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan . |
Soort over-dracht |
Ver-leend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
I.1 |
nemen van verkeersbesluiten en het plaatsen van verkeersborden op het onderliggende wegennet en Plusnet ov bus, Plusnet fiets en overige wegen |
art. 15 en art. 18 Wegen-verkeerswet |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt niet indien sprake is van een door het college aan te wijzen grootstedelijk opgave dan wel een stadsdeeloverschrijdend belang betreft |
I.2 |
besluiten over ontheffingverlening |
art. 87 Reglement Verkeers-regels en Verkeers-tekens 1990 |
college |
mandaat |
DB |
mandaat is beperkt tot situaties die zich geheel binnen de grenzen van een stadsdeel voordoen |
I.3 |
dagelijks beheer en onderhoud |
art. 15 Wegenwet |
college |
mandaat |
DB |
mandaat is beperkt tot de wegen en werkzaamheden die tot de taken van het dagelijks bestuur behoren (zie de overzichtskaarten opgenomen als bijlage B) |
I.4 |
ter inzage leggen en mededeling daarvan doen van een afschrift van een uitspraak in beroep waarbij een weg aan het openbaar verkeer wordt onttrokken |
art. 12 Wegenwet |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt niet als de weg onderdeel uitmaakt van hoofdnet auto, plusnet /corridor auto, hoofdnet tram en plusnet tram. |
I.5 |
het onderhoud van een binnen de gemeente liggende weg ten laste van de gemeente brengen; het opleggen van de verplichting tot afkoopbare jaarlijkse uitkeringen aan degene, die van het onderhoud of het geven van bijdragen tot het onderhoud bevrijd worden. |
Art. 20 Wegenwet |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt niet als de weg onderdeel uitmaakt van het hoofdnet auto, plusnet /corridor auto, hoofdnet tram en plusnet tram. |
9. Betaald parkeren en parkeergarages
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan . |
Soort over-dracht |
Ver-leend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
J.1 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerkaart alsmede het beperken van de geldigheidsduur, het verstrekken van een duplicaat en het ongeldig verklaren van een dergelijke kaart |
art. 49, 51, 52 en 53 BABW en de Regeling gehandi-captenparkeerkaart |
college |
mandaat |
DB |
|
10. Gemeentelijk vastgoed
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan . |
Soort over-dracht |
Ver-leend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
K.1 |
verhuren, ontruimen, kopen en verkopen en het vaststellen van huurprijzen van gemeentelijk vastgoed dat is opgenomen in een door het college goedgekeurd gebiedsplan |
art. 160, lid 1, aanhef en onder e, Gemeente-wet |
college |
delegatie |
DB |
door goedkeuring van het gebiedsplan verkrijgt het dagelijks bestuur het “economisch eigendom” van het betreffende gemeentelijk vastgoed |
11. Waterbeheer
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan . |
Soort over-dracht |
Ver-leend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
L.1 |
beschikkingen op grond van de Verordening op het binnenwater 2010, met uitzondering van beschikkingen op grond van:
|
Verordening op het binnenwater 2010 |
college |
mandaat |
DB |
de bevoegdheid besluiten van algemene strekking te nemen (o.a. nadere regels) is niet gemandateerd. |
L.2 |
intrekken of wijzigen van verleende ontheffingen of vergunningen op grond van de Verordening op het binnenwater 2010 (binnen de beperkingen van onderdeel L.1) |
art. 1.2.8 Verordening op het binnenwater 2010 |
college |
mandaat |
DB |
|
12. Sociale basis
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan |
Soort over-dracht |
Ver-leend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
M.1 |
zorgdragen voor de kwaliteit en de continuïteit van de maatschappelijke ondersteuning op het gebied van wijkgericht welzijnswerk (opbouwwerk), activering en participatie, ondersteuning bewonersinitiatieven, bestrijden armoede en ocialive en signalering rond de aandachtsgebieden gezondheid, ocial isolement/eenzaamheid en armoede |
Wet maatschappelijke ondersteuning, Jeugdwet en ASA |
college |
mandaat |
DB |
Zie W2 voor ASA |
M.2 |
waarborgen van de kwaliteit en de continuïteit van de maatschappelijke zorg op de onder M.1 genoemde gebieden, als het verlenen van desbetreffende maatschappelijke ondersteuning door derden wordt verricht |
Wet maatschappelijke ondersteuning, Jeugdwet en ASA |
college |
mandaat |
DB |
Zie W2 voor ASA |
13. Samenwerking zorg, werk & inkomen en onderwijs
Geen bevoegdheden.
14. Diversiteit
Geen bevoegdheden.
15. Kunst en cultuur
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan . |
Soort over-dracht |
Ver-leend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
S.1 |
uitvoeren van het beleid in het kader van het Kunstenplan 2021 – 2024 |
ASA |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt tot 1 januari 2025 en voor de periode hierna die nodig is voor de afhandeling van subsidiebeschikkingen |
16. Sport
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan . |
Soort over-dracht |
Ver-leend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
T.1 |
besluiten tot het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen |
|
college |
mandaat |
DB |
zie onderdeel 0. Algemeen. Vanaf 1 januari 2015 geldt het mandaat niet voor de inkoop die aan sport-accommodaties verbonden is alsmede het bepalen van de tarieven voor de verhuur. Vanaf 1 juli 2015 geldt het mandaat niet voor de verhuur van sport-accommodaties |
17. Beheer en exploitatie begraafplaatsen en crematoria
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan . |
Soort over-dracht |
Ver-leend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
U.1 |
nemen maatregelen ten behoeve van de identificatie en opsporing, voordat een graf van een onbekende wordt geruimd |
art. 31, lid 5 Wet op de lijkbezorging |
burgemeester |
mandaat |
VZ |
|
U.2 |
in ontvangst nemen van en beslissen op aanvragen om ontleding van een stoffelijk overschot |
art. 68 Wet op de lijkbezorging |
burgemeester |
mandaat |
VZ |
|
U.3 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor het in gebruik nemen van een bewaarplaats voor urnen buiten een crematorium of begraafplaats |
art. 64 Wet op de lijkbezorging |
college |
mandaat |
DB |
|
U.4 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor het bestemmen van een terrein om permanent as te verstrooien |
art. 66b Wet op de lijkbezorging |
College |
mandaat |
DB |
|
U.5 |
in ontvangst nemen van en beslissen op aanvragen om verkorting of verlenging van de termijn voor lijkbezorging |
art. 17 Wet op de lijkbezorging |
burgemeester |
mandaat |
VZ |
|
U.6 |
in ontvangst nemen van en beslissen op aanvragen om opgraving van een lijk |
art. 29 Wet op de lijkbezorging |
burgemeester |
mandaat |
VZ |
|
U.7 |
in ontvangst nemen van en beslissen op aanvragen om een laissez-passer |
art. 11 Besluit op de lijkbezorging |
burgemeester |
mandaat |
VZ |
|
U.8 |
uitvoeren van de beheers-verordening gemeentelijke begraafplaatsen en crematoria Amsterdam |
Beheers-verordening gemeentelijke begraaf-plaatsen en crematoria Amsterdam |
college |
mandaat |
DB |
|
U.9 |
Uitvoering van artikel 21 van de Wet op de lijkbezorging (eenzame uitvaarten) |
Art.21, lid 1 Wet op de lijkbezorging |
burgemeester |
mandaat |
VZ |
Begraafplaatsen en crematoria vallen onder de Nieuwe Ooster |
|
|
|
|
|
|
|
18. Burgerparticipatie, inspraak en initiatief
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan . |
Soort over-dracht |
Ver-leend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
V.1 |
uitvoeren van de Algemene Inspraakverordening bij het verlenen van inspraak van beleidsvoornemens van het DB |
Algemene inspraak-verordening |
college en burge-meester |
mandaat |
DB |
|
19. Subsidieverlening
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan |
Soort over-dracht |
Ver-leend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
W.1 |
uitvoeren ASA en titel 4.2 Awb binnen taken, bevoegdheden en budgetten bestuurs-commissies |
ASA en titel 4.2 Awb |
college |
mandaat |
DB |
|
W.2 |
uitvoeren van subsidieregelingen |
diverse subsidieregelingen. |
college |
mandaat |
DB |
mandaat geldt alleen als uit beleidskaders blijkt dat het dagelijks bestuur een uitvoerende rol heeft bij de betreffende subsidieregeling |
W.3 |
vaststellen subsidieregelingen |
Art. 3, 2e lid ASA |
college |
delegatie |
DB |
delegatie geldt alleen als uit beleidskaders blijkt dat het dagelijks bestuur de bevoegdheid heeft nadere regels vast te stellen en uit te voeren |
20. Veiligheid en leefbaarheid
Voor alle taken en bevoegdheden die op grond van de takenlijst en dit register zijn gemandateerd geldt dat de bevoegdheid om toezicht te houden of te handhaven onderdeel van het mandaat is tenzij anders is bepaald.
Mandaat en delegatie geldt niet voor stedelijke gebieden, projecten en belangen, zoals nader aangegeven op bij dit register behorende kaart bijlage A. Deze kaart wordt jaarlijks geactualiseerd en ter vaststelling voorgelegd aan het college.
Verder geldt in het algemeen de beperking voor de bevoegdheden in dit hoofdstuk dat vergunningverlening, toezicht en handhaving alleen geldt in relatie tot de overige (gedelegeerde en) gemandateerde bevoegdheden met de daarbij vastgelegde beperkingen en met dien verstande dat de handhavingscapaciteit van het dagelijks bestuur en de organisatieonderdelen flexibel ten behoeve van stedelijke handhavingsprioriteiten zal worden ingezet conform de bestuurlijk afspraken.
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan . |
Soort over-dracht |
Ver-leend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
X.1 |
geven van een machtiging tot binnentreden in een woning voor de uitvoering van de toezichttaken die aan de bestuurscommissies zijn gemandateerd (andere doeleinden dan strafvordering) |
art. 2 en 3, lid 2 Algemene wet op het binnentreden |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
ondermandaat is niet toegestaan |
X.2 |
geven van een machtiging tot binnentreden in een woning voor de toepassing van bestuursdwang ten aanzien van de taken en bevoegdheden die aan de bestuurs-commissies zijn gemandateerd of gedelegeerd (andere doeleinden dan strafvordering) |
art. 5:27, lid 2 Algemene wet bestuursrecht en art 2 en 3, lid 2 Algemene wet op het binnentreden |
college en burge-meester |
delegatie en mandaat |
DB en VZ |
de bevoegdheid wordt gedelegeerd voor zover die betrekking heeft op taken en bevoegdheden die aan de bestuurscommissies zijn gedelegeerd. De bevoegdheid wordt gemandateerd voor zover die betrekking heeft op taken en bevoegdheden die aan de bestuurscommissies zijn gemandateerd. Voor de bevoegdheid kan, zowel bij de gedelegeerde als de ge mandateerde bevoegdheden alleen ondermandaat worden verleend aan de voorzitter |
X.3 |
opleggen en ten uitvoer leggen van een last onder bestuursdwang, die dient tot handhaving van regels waarvan de uitvoering aan het dagelijks bestuur is gedelegeerd |
art. 125, lid 1 en lid 2, Gemeentewet, afd. 5.3.1 Awb, titel 4.4 Awb |
college |
delegatie en machti- ging |
DB |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
X.4 |
opleggen en ten uitvoer leggen van een last onder bestuursdwang, die dient tot handhaving van regels waarvan de uitvoering aan het dagelijks bestuur is gemandateerd |
art. 125, lid 1 en lid 2 Gemeentewet, afd. 5.3.1 Awb, titel 4.4 Awb |
college |
mandaat en machti- ging |
DB |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
X.5 |
opleggen van een last onder dwangsom, die dient tot handhaving van regels waarvan de uitvoering aan het dagelijks bestuur is gedelegeerd |
art. 125, lid 2 Gemeentewet, afd. 5.3.2 Awb, titel 4.4 Awb |
college |
delegatie |
DB |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
X.6 |
opleggen van een last onder dwangsom, die dient tot handhaving van regels waarvan de uitvoering aan het dagelijks bestuur is gemandateerd |
art. 125, lid 2 Gemeentewet, afd. 5.3.2 Awb, titel 4.4 Awb |
college |
mandaat en machti- ging |
DB |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
X.7 |
opleggen en ten uitvoer leggen van een last onder bestuursdwang, die dient tot handhaving van regels waarvan de uitvoering aan het dagelijks bestuur is gemandateerd |
art. 125, lid 3 Gemeentewet, afd. 5.3.1 Awb, titel 4.4 Awb |
burge-meester |
mandaat en machti- ging |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
X.8 |
opleggen van een last onder dwangsom, die dient tot handhaving van regels waarvan de uitvoering aan het dagelijks bestuur is gemandateerd |
art. 125, lid 3 Gemeentewet, afd. 5.3.2 Awb, titel 4.4 Awb |
burge-meester |
mandaat en machti- ging |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
X.9 |
handhaven van redelijke eisen van welstand in het kader van de excessen-regeling als bedoeld in 3.4 van de welstandsnota bedoeld in artikel 12, eerste lid, 12a, eerste lid, onderdeel b Woningwet |
art. 12, lid 1 Woningwet |
college |
mandaat |
DB |
|
X.10 |
opleggen van de verplichting tot het laten opstellen van een onderhoudsplan door een deskundig persoon of een deskundige instantie aan een vereniging van eigenaars ten behoeve van een bij haar in beheer zijnd gebouw |
art.12d Woningwet |
college |
mandaat |
DB |
|
X.11 |
opleggen van de verplichting tot het binnen een te bepalen termijn treffen van voorzieningen waardoor de staat van dat gebouw of dat bouwwerk komt te liggen op een niveau dat hoger is dan het niveau dat overeenkomt met de voorschriften, bedoeld in artikel 1b, tweede lid, |
art. 13, art.1b, lid,2 art. 12d, lid 1 Woningwet |
college |
mandaat |
DB |
|
X.12 |
opleggen van de verplichting tot het binnen een te bepalen termijn treffen tot het treffen van voorzieningen vanwege redelijke eisen van welstand |
art. 13a, Woningwet |
college |
mandaat |
DB |
|
X.13 |
beslissen tot het in gebruik geven c.q. beheer geven van een gebouw, open erf of terrein dat op grond van artikel 17 Woningwet , artikel 174a van de Gemeentewet, een verordening als bedoeld in artikel 174 van die wet of artikel 13b van de Opiumwet is gesloten |
art. 13b en art. 14 Woningwet 174,174a Gemeente-wet, art. 13b van de Opiumwet |
college/ burge-meester |
mandaat |
DB |
|
X.14 |
besluit tot sluiten van gebouw, open erf of terrein, indien overtreding van de bij of krachtens hoofdstuk I, II, of III Woningwet gegeven voorschriften met betrekking tot de staat of het gebruik van een gebouw, open erf of terrein gepaard gaat met een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de veiligheid of de gezondheid, en er een klaarblijkelijk gevaar is op herhaling van de overtreding |
art. 17 Woningwet |
college |
mandaat |
DB |
|
X.15 |
bestuursrechtelijk toezicht en handhaving van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken I tot en met III Woningwet, het Bouwbesluit en Bouwverordening |
art. 92 Woningwet, Bouwbesluit 2012 en Bouwverordening |
college |
mandaat |
DB |
|
X.16 |
beslissen tot verkoop in het openbaar van de overblijvende materialen indien toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften leidt tot het slopen van een bouwwerk, , tenzij, naar redelijkerwijs is te verwachten, bij onderhandse verkoop een hogere opbrengst kan worden verkregen |
art. 104 Woningwet |
college |
mandaat |
DB |
|
X.17 |
toezicht en handhaving schade en hinder door voorwerpen |
art. 4.6 APV |
college |
mandaat |
DB |
|
X.18 |
toezicht en handhaving illegaal aangebrachte aanplakbiljetten, afbeeldingen of teksten |
art. 4.7, lid 1 APV |
college |
mandaat |
DB |
|
X.19 |
toezicht en handhaving veroorzaken hinder door motorvoertuigen en bromfietsen |
art. 5.7 APV |
college |
mandaat |
DB |
|
X.20 |
toezicht en handhaving hinderlijk gebruik alcohol op de openbare weg |
art. 2.17 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
|
X.21 |
hinderlijk gedrag in of bij gebouwen |
art. 2.18 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
|
X.22 |
toezicht en handhaving verbod doen van natuurlijke behoefte buiten een urinoir c.a. |
art. 5.11 APV |
college |
mandaat |
DB |
|
X.23 |
toezicht en handhaving bespiedingsverbod |
art. 2.25, lid 2 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
|
X.24 |
toezicht en handhaving meldingsplicht sensoren |
art.2.25a, lid 2 APV |
college |
mandaat |
DB |
|
X.25 |
toezicht en handhaving Colportagewet |
Colportage-wet |
college |
mandaat |
DB |
|
X.26 |
toezicht en handhaving gevaarlijke honden |
art. 5.15 APV |
college |
mandaat |
DB |
|
X.27 |
toezicht en handhaving gebruik gedenktekens |
art. 4.16 APV |
college |
mandaat |
DB |
|
X.28 |
toezicht en handhaving verontreiniging van de weg en het water |
art. 4.17 APV |
college |
mandaat |
DB |
|
X.31 |
toezicht en handhaving speelcasino-vergunning |
art. 27h Wet op de Kansspelen |
college |
mandaat |
DB |
|
X.32 |
toezicht en handhaving plaatsing bewakingsapparatuur |
art. 2.25, lid 1 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
|
X.33 |
toezicht en handhaving over het bezigen van vuurwerk |
art. 5.3 APV |
college |
mandaat |
DB |
uitvoering decentraal, aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
X.34 |
toezicht en handhaving parkeeroverlast |
Wegenverkeerswet, Wet Mulder |
college |
mandaat |
DB |
wegsleep: beleid en uitvoering toenemend centraal, vraag decentraal |
X.35 |
toezicht en handhaving bestemmingsplannen, grond-exploitatieplannen en omgevings-vergunningen |
Wet ruimtelijke ordening en Wabo |
college |
mandaat |
DB |
dit mandaat geldt alleen als de primaire bevoegdheid door het college aan het dagelijks bestuur is gemandateerd. |
X.37 |
toezicht en handhaving inrichtingen die geen bouwwerk zijn |
Brand-beveiligingsveror-dening |
college |
mandaat |
DB |
|
X.39 |
toezicht en handhaving blokkeren parkeerruimte voor reservering |
Art. 4.26 APV |
college |
Mandaat |
DB |
|
X.40 |
het aanwijzen van gebieden waar het verboden is om te barbecueën |
Art. 5.8A APV |
college |
mandaat |
DB |
|
X.41 |
het aanwijzen van gebieden waar het verboden is dieren te voeren |
Art. 5.18 APV |
college |
mandaat |
DB |
|
21. Verkiezingen
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan . |
Soort over-dracht |
Ver-leend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
Y.1 |
aanwijzen van ambtenaren voor het in ontvangst nemen van het proces-verbaal met de verzegelde pakken, bedoeld in artikel N 2 en artikel N 9 Kieswet |
art. N 11 Kieswet |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
betreft overige verkiezingen en referenda; wellicht nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Y.2 |
aanwijzen van ambtenaren voor het in ontvangst nemen en aftekenen van ondersteuningsverklaringen |
art. H 4 Kieswet |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
betreft overige verkiezingen en referenda ;wellicht nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Y.3 |
behandelen van aanvragen voor het verkrijgen van een vervangende stempas |
art. J 8 Kieswet |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
betreft overige verkiezingen en referenda;wellicht nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
22. Basis- en kernregistraties
De bevoegdheden bij deze taak zijn opgenomen onder “B” Gebiedsontwikkeling en ruimtelijk beheer.
23. Overige gemandateerde bevoegdheden
Nr. |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag |
Bevoegd bestuurs-orgaan . |
Soort over-dracht |
Ver-leend aan |
Bijzonderheden en beperkingen |
Z.1 |
aanwijzen van wegen of weggedeelten waar het verboden is alcoholhoudende drank te nuttigen of bij zich te hebben in aangebroken flesjes, blikjes e.d. alsmede het aanwijzen van plaatsen en tijden waarop het verbod niet geldt |
art. 2.17, lid 2 en lid 4 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
|
Z.2 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor slapen op of aan de weg |
art. 2.20, lid 2 APV |
college |
mandaat |
DB |
|
Z.3 |
aanwijzen van wegen en tijden waarop het verbod om fietsen te verkopen op of aan de weg niet geldt |
art. 2.22, lid 3 APV |
burge-meester |
mandaat |
DB |
|
Z.4 |
mededeling doen van het oprichten c.a. van een inrichting voor het aanbieden van nachtverblijf en het vaststellen van een model-nachtregister |
art. 2.26, lid 2 en lid 3 APV |
burge-meester |
mandaat |
DB |
|
Z.5 |
vaststellen model-verkoopregister; waarmerken opkoopregister; ontvangen mededeling van een handelaar dat hij van het opkopen zijn beroep of gewoonte maakt; verlengen van de termijn waarbij het verboden is een door opkoop verworven zaak over te dragen of daaraan wijzigingen aan te brengen |
art. 2.28 t/m 2.30 APV en art. 2 uitvoeringsbesluit ex artikel 437, eerste lid, Wetboek van Strafrecht |
burge-meester |
mandaat |
DB |
|
Z.6 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning of vrijstelling voor het houden van een openbare inzameling (collectevergunning) |
art. 2.52. lid 1 en lid 4 APV |
college |
mandaat |
DB |
|
Z.7 |
aanwijzen van wegen of gedeelten daarvan, waarop het verboden is geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen te verspreiden, aan te bieden of bekend te maken alsmede het beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing van dit verbod voor bepaalde dagen of uren |
art. 2.53, lid 1 en lid 2 APV |
college |
mandaat |
DB |
|
Z.8 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een loterijvergunning |
art. 3, lid 1 Wet op de kansspelen |
college |
mandaat |
DB |
|
Z.9 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor een evenement en het stellen van een andere termijn voor het indienen van een aanvraag |
art. 2.40, lid 1 en lid 3 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
dezelfde verhouding centraal-decentraal: aanscherping criteria evenementenbeleid, dit in verband met spanning lokale rust versus stedelijke uitstraling. Soms ook in verband met gevaarzetting. Na aanscherping criteria discussie over mate en wijze van handhaven |
Z.10 |
verbieden van een evenement als hiertegen bezwaren bestaan |
art. 2.41, lid 5 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
dezelfde verhouding centraal-decentraal: aanscherping criteria evenementenbeleid, dit in verband met spanning lokale rust versus stedelijke uitstraling. Soms ook in verband met gevaarzetting. Na aanscherping criteria discussie over mate en wijze van handhaven |
Z.11 |
aanwijzen van gebieden en periodes waarvoor beperkingen worden gesteld aan het aantal te houden evenementen |
art. 2.41, lid 6 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
dezelfde verhouding centraal-decentraal: aanscherping criteria evenementenbeleid, dit in verband met spanning lokale rust versus stedelijke uitstraling. Soms ook in verband met gevaarzetting. Na aanscherping criteria discussie over mate en wijze van handhaven |
Z.12 |
aanwijzen van plaatsen waarvoor de vergunningplicht voor het houden van evenementen niet geldt |
art. 2.42, lid 1 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.13 |
verbinden van voorschriften en beperkingen aan een evenementen-vergunning alsmede het bepalen dat een borgsom wordt betaald in het belang van deze voor-schriften een en ander voor zover het evenement binnen één stadsdeel plaats vindt |
art. 2.44, lid 1 en lid 2 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.14 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor een voor publiek toegankelijk evenement in een gebouw of vaartuig |
art. 2.47, lid 1 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.15 |
aanwijzen van wegen en tijden waar niet als straatartiest mag worden opgetreden of waar geen muziek ten gehore mag worden gebracht en het beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning als straatartiest of voor het ten gehore brengen van muziek |
art. 2.49, lid 1 en lid 2 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
|
Z.16 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een exploitatievergunning voor een horecabedrijf |
art. 3.8, lid 1 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria stedelijke regie (horecahandhaving en alcoholbeleid) |
Z.17 |
beperken van de openingstijden van horecabedrijven en het ingeval van bijzondere omstandigheden of van bijzondere horecabedrijven verruimen van de openingstijden |
art. 3.15, lid 1 en lid 3 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
|
Z.18 |
wijzigen of intrekken van een exploitatie-vergunning voor een horecabedrijf |
art. 3.24 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.19 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor de ingebruikneming van de weg ten behoeve van een terras alsmede het aanwijzen van wegen waar geen terras mag worden geëxploiteerd alsmede het vaststellen van beleidsregels ten aanzien van de ingebruikneming van de weg ten behoeve van een terras |
art. 3.17 en art. 3.18 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.20 |
beslissen op een aanvraag voor een vergunning voor een prostitutiebedrijf |
art. 3.3, art. 3.27, eerste lid en art. 3.32 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.21 |
beperken van de openingstijden van een prostitutiebedrijf |
art. 3.35 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.22 |
intrekken van een vergunning voor een prostitutiebedrijf |
art. 3.36 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.23 |
beslissen op een aanvraag voor een vergunning voor een escortbedrijf |
art. 3.40 en 3.43 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.24 |
beslissen op een aanvraag voor een vergunning voor een escortbedrijf dat niet in een voor publiek toegankelijk gebouw is gevestigd |
art. 3.2, 3.40 en 3.43 APV |
college |
mandaat |
VZ |
aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.25 |
intrekken van een vergunning voor een escortbedrijf |
art. 3.44 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.26 |
intrekken van een vergunning voor een escortbedrijf dat niet in een voor publiek toegankelijk gebouw is gevestigd |
art. 3.2 en 3.44 APV |
college |
mandaat |
DB |
aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.27 |
beslissen op een aanvraag voor een seksinrichting |
art. 3.3, art. 3.47 en art. 3.49 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.28 |
intrekken van de vergunning voor een seksinrichting |
art. 3.52 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.29 |
meedelen dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van zaken, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken, afbeeldingen van erotisch-porno-grafische aard de openbare orde of het leefklimaat in gevaar brengt |
art. 3.53, eerste lid APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.30 |
verlenen van een gedoogverklaring inzake de verkoop van softdrugs aan horecabedrijven bedoeld in het besluit van de burge-meester van 4 april 1995, nr. 953306 |
|
burge- meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie (in ieder geval maatwerk bij te verplaatsen en te sluiten coffeeshops; nauwe samenwerking transformatie en transitie en uitvoering nieuwe screening Bibob) |
Z.31 |
vaststellen van een formulier voor de aanvraag voor een gedoogverklaring als bedoeld in Y.30 |
art. 4:4 Awb |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.32 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor het houden van openbare vermakelijkheden op zondag voor 13.00 uur |
art. 4, lid 3 Zondagswet |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.33 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor het uitoefenen van een horecabedrijf of slijtersbedrijf (incl. het verbinden van voorschriften en het beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholische drank) |
art. 3, lid 1 Alcoholwet |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie (in kader van scherper alcoholbeleid) |
Z.34 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing van de bij of krachtens artikel 4 Alcoholwet gestelde regels met het oog op bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen |
art. 4, lid 4 Alcoholwet |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.35 |
raadplegen van het register als bedoeld in artikel 8, lid 5 van de Alcoholwet bij het verlenen van een vergunning op grond van artikel 3, bij het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 35 en bij een melding als bedoeld in artikel 30a van de Alcoholwet |
art. 8, lid 5, aanhef en onder a Alcoholwet |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.36 |
de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een bedrijf exploiteert als bedoeld in artikel 18, tweede lid en die in een periode van 12 maanden drie maal artikel 20, eerste lid, heeft overtreden, de bevoegdheid ontzeggen zwak-alcoholhoudende drank te verkopen vanaf de locatie waar bedoeld gedrag heeft plaatsgevonden |
art. 44, lid 1 Alcoholwet |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.37 |
opleggen van een last onder bestuurs-dwang ter handhaving van een krachtens artikel 44 Alcoholwet opgelegde ontzegging |
art. 44, lid 1 Alcoholwet |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.38 |
in ontvangst nemen van de melding van een wens van de vergunninghouder als bedoeld in artikel 30a, lid 1 Alcoholwet, bevestigen van de melding en het weigeren van de wijziging van het aanhangsel |
art. 30a Alcoholwet |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.39 |
intrekken van een vergunning als bedoeld in artikel 3Alcoholwet |
art. 31 Alcoholwet |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.40 |
schorsen van een vergunning voor een periode van ten hoogste 12 weken in de gevallen bedoeld in artikel 31, lid 2 en lid 3 Alcoholwet |
art. 32 Alcoholwet |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
|
Z.41 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing ten aanzien van het verstrekken van zwak-alcohol-houdende drank bij een in de beschikking aangewezen bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen en de mogelijkheid om voor jaarlijks terugkerende identieke bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard, besluiten één ontheffing te verlenen, mits de verstrekking van zwak-alcohol-houdende drank telkenmale geschiedt onder onmiddellijke leiding van dezelfde persoon |
art. 35 Alcoholwet |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.42 |
toegang ontzeggen aan andere personen dan hen, die wonen in de ruimte, waarin in strijd met de Alcoholwet alcoholhoudende drank wordt verstrekt |
art. 36 Alcoholwet |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.43 |
opleggen van een bestuurlijke boete ter zake van overtreding binnen het stadsdeel van het bij of krachtens de artikelen 3, 4, 9, lid 3, lid 4 en lid 5, 12 tot en met 19, 20, lid 1 t/m 3, 22 lid 1, lid 2, 24 en 25, behoudens het gestelde in lid 3, 25a t/m 25d, 29, lid 3, 35, lid 2 en lid 4 of 38 van de Alcoholwet |
art. 44a Alcoholwet |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.44 |
afwijken van artikel 10, lid 2, eerste zin, Alcoholwet, indien er sprake is van een lokaliteit die gevestigd is in een beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet |
art. 10, lid 2 Alcoholwet |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.45 |
toepassen van bestuursdwang ter handhaving van een krachtens artikel 44 Alcoholwet opgelegde ontzegging |
art. 44, lid 4 Alcoholwet |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.46 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor het aanwezig hebben van een speelautomaat met inachtneming van hetgeen in de artikelen 2 en 3, lid 1 en lid 2 van de Verordening kansspeelautomaten en speelautomatenhallen , incl. het verbinden van voorschriften en beperkingen aan een vergunning, het weigeren en intrekken van een vergunning. |
art. 30b, art. 30c, art. 30d, art. 30e en art. 30f Wet op de kansspelen |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.47 |
afhandelen melding klein kansspel en verbieden klein kansspel |
art. 7c Wet op de kansspelen |
college |
mandaat |
DB |
|
Z.48 |
opleggen van een bestuurlijke boete |
art. 35c Wet op de kansspelen |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.49 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal (incl. wijzigen en intrekken) |
art. 4 en art. 9 Verordening speelautomaten(hallen) |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.50 |
opvragen van strafregistergegevens en het vragen van inlichtingen uit de algemene documentatie-registers op grond van de artikelen 9 tot en met 13 van de wet en van artikel 13 van het Besluit justitiële gegevens ten behoeve van:
|
art. 9 t/m 13 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, art. 13 Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie als het mandaat betrekking heeft op prostitutie-bedrijven of seks-inrichtingen geldt het mandaat alleen voor de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum |
Z.51 |
opvragen van strafregistergegevens en het vragen van inlichtingen uit de algemene documentatieregisters op grond van artikelen 9 tot en met 13 van de wet en artikel 15 van het Besluit justitiële gegevens ten behoeve van:
|
art. 9 t/m 13 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, art. 13 en 15 Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.52 |
opvragen van strafregistergegevens en het vragen van inlichtingen uit de algemene documentatieregisters op grond van artikelen 9 tot en met 13 van de wet en artikel 15 van het Besluit justitiële gegevens ten behoeve van:
|
art. 9 t/m 13 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, art. 13 en 15 Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens |
college |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.53 |
vragen van politiegegevens in verband met de beoordeling van het levensgedrag als bedoeld in de artikelen:
|
Wet politiegegevens, Besluit politiegegevens |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.54 |
vragen van politiegegevens op grond van artikel 4:3, eerste lid, onder l Besluit politiegegevens in verband met de beoordeling op grond van de Wet Bibob als bedoeld in:
|
art. 4:3, lid 1, aanhef en onder l, Besluit politiegegevens |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie |
Z.55 |
vragen van politiegegevens op grond van artikel 4:3, eerste lid, onder l Besluit politiegegevens in verband met de beoordeling op grond van de Wet Bibob als bedoeld in:
|
art. 4:3, lid 1, aanhef en onder l van het Besluit politiegegevens |
college |
mandaat |
VZ |
|
Z.59 |
verkorten van de aanmeldingstermijn voor een optocht, het geven van voorschriften en het verbieden van een optocht |
art. 2.34, lid 3, 2.35, 2.36, lid 1 APV |
burge-meester |
mandaat |
VZ |
|
Z.60 |
beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een geschiktheids-verklaring voor een pand als prostitutiebedrijf |
Bijlage 6 behorend bij de Bouwverordening Amsterdam 2013 (hoofdstuk 6A Bouw-verordening Amsterdam 2003 Gebruiksbepaling prostitutiebedrijven) |
college |
mandaat |
DB |
|
Bijlage A behorende bij onderdeel B (Gebiedsontwikkeling en ruimtelijk beheer) van dit Bevoegdhedenregister: Kaart met grenzen van stedelijke gebieden, projecten en belangen
Algemeen taakverdeling
Er zijn drie elementen die elkaar raken in de ruimtelijke ontwikkeling en waar een verschillende taakverdeling voor geldt:
- I.
Verdeling publiekrechtelijke bevoegdheid om te besluiten op Wabo-vergunningen, waarbij zowel het dagelijks bestuur als de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (ODNZKG) de vergunningen, toezicht en handhaving namens het college verzorgt;
- II.
Verdeling voorbereidende procedure bestemmingsplan tussen dagelijks bestuur en college;
- III.
Verdeling ambtelijk opdrachtgeverschap tussen stadsdeelorganisatie en afdelingen (bij dit beslispunt verder niet van toepassing).
Toelichting op I.: Taakverdeling 1
Voor de Wabo bevoegdhedenverdeling is het van belang dat deze bevoegdhedenverdeling zowel territoriaal is geregeld, als op onderwerp. Zo worden bijvoorbeeld de Wabo vergunningen voor tunnels en bepaalde milieu-inrichtingen ongeacht waar zij liggen door de ODNZKG behandeld en afgedaan. De bijgevoegde kaart (bijlage 2) geeft weer voor welke gebieden de ODNZKG het bevoegd gezag is voor zover het de uitvoering betreft van de aangewezen stedelijke gebieden, projecten en belangen. Voor de overige gebieden verzorgt het dagelijks bestuur van het stadsdeel namens het college de VTH taken.
Toelichting op II: Taakverdeling 2
Voor bestemmingsplannen is op de kaart weergegeven in welke gebieden het dagelijks bestuur dan wel het college de voornoemde bevoegdheden uitoefent.
Algemeen gewijzigde kaart
Na de besluitvorming betreffende de stedelijke gebieden in 2020 bleek dat voor Sloterdijk centrum en Zuidelijke IJoevers (1, 2) verschil zat tussen de tekst van het besluit en de kaart. Voor het Ronetteterrein was de overdracht van de wabobevoegdheid gewenst (3). Met deze nieuwe kaart zijn deze onduidelijkheden opgelost, tevens is de kaart aangepast ten behoeve van de leesbaarheid. Er is een nieuwe kleur (blauw) toegevoegd voor de stedelijke projecten, projecten en belangen waarvoor geldt dat de aanwijzing van toepassing is voor de uitvoering van taken en bevoegdheden welke benodigd zijn voor het betreffende project en voor het overige de taken en bevoegdheden niet wijzigt. Daarnaast is het grondgebied van Weesp toegevoegd aan de kaart (4).
1 Sloterdijk
Op de kaart is in 2020 abusievelijk een arcering opgenomen voor het gebied Sloterdijk (fig. 1). Waardoor de Wabobevoegdheid bij de ODNZKG kwam te liggen. Dit was niet de bedoeling en wordt middels dit besluit hersteld (fig. 2). Omdat dit een technische correctie betreft, is dit niet nogmaals aan het stadsdeel voorgelegd.
Fig. 1 (oud, 2020)
Fig. 2 (nieuw, 2021)
2 Zuidelijke IJoevers
De Zuidelijke IJoevers zijn als projectgebied in 2020 overgedragen naar het stadsdeel, dit is op de kaart echter niet goed overgekomen (fig. 3). De aanpassing is besproken in de stafvergadering van stadsdeel centrum van 6 december 2021 en is gecorrigeerd op onderstaande kaart (fig. 4).
Fig. 3 (oud, 2020)
Fig. 4 (nieuw, 2021)
3 Ronetteterrein
Het Ronetteterrein is geheel ontwikkeld, maar om een onduidelijke reden zijn de Wabo bevoegdheden nog niet overgedragen aan het Stadsdeel. Op 23 november 2021 heeft het Dagelijks bestuur van stadsdeel Oost ingestemd met de overdracht. Waarbij het dagelijks bestuur extra aandacht vraagt voor de zorgvuldige overdracht van de verschillende dossiers. Dit punt wordt opgepakt door de accounthouders van de ODNZKG.
Fig. 5 (oud, 2020)
Fig. 6 (nieuw, 2021)
4 Weesp
Het grondgebied van stadsgebied Weesp is toegevoegd aan de kaart. Deze kaart wordt opgenomen bij de verordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022 (hierna: verordening) die inwerking treedt op 22 maart 2022 ( fusiedatum). De kaart verandert niets aan de bevoegdheden in Weesp dan die op basis van de verordening aan hen zijn toegewezen. Er wordt voor Weesp geen stedelijk gebied aangewezen.
Fig. 7 (nieuw, 2021)
Taakverdeling per project |
Taak- verdeling 1 (arcering) |
Taak- verdeling 2 (rood) |
NIEUW-WEST |
|
|
Sloterdijk |
Dagelijks bestuur |
college |
CENTRUM |
|
|
Zuidelijke IJoevers |
Dagelijks bestuur m.u.v. gearceerde gedeelte Marineterrein en ODE 5a,b & 6 |
Dagelijks bestuur m.u.v. Rood aangegeven Marineterrein en ODE 5 a,b & 6 |
OOST |
|
|
Ronetteterrein |
Dagelijks bestuur |
Dagelijks bestuur |
WEESP |
|
|
Weesp |
Dagelijks bestuur |
Dagelijks bestuur |
Bijlage B behorende bij onderdeel I.3 (Wegen) van dit Bevoegdhedenregister: Overzichtskaarten van plus- en hoofdnetten van auto, fiets, openbaar vervoer, voetganger en van gemeentelijke wegtunnels en busstations
Plus- en Hoofdnet Auto
Plus- en Hoofdnet Fiets
Hoofd- en plusnet Voetganger
Gemeentelijke Wegtunnels
Plus- en Hoofdnet OV
Gemeentelijke busstations
Toelichting
Algemeen deel
In het Hoofdlijnenbesluit bestuurlijk stelsel 2022 is overwogen dat het bestuurlijk stelsel vanaf 2022 vraagt om versterking en verbetering. Een heldere bestuurlijke inrichting van het stelsel is nodig en daarbij is een breed bestuurlijk draagvlak voor meer zeggenschap van het lokaal bestuur (inclusief budget), duidelijke bevoegdheden, goede sturingsmogelijkheden, controle en tegenspraak op stadsdeelniveau en verbeterde invloed van de bewoners. Stadsdeelbesturen en stadsdeelcommissies moeten meer invloed krijgen en de mogelijkheden voor inwoners om mee te denken, mee te doen en mee te beslissen moeten worden vergroot. Dit vraagt om verbeteringen in het bestuurlijk stelsel zelf, maar ook in de mogelijkheden voor participatie, ambtelijke organisatie en cultuur. Maar het vraagt bovenal om een concretisering van het mandaat van de stadsdelen. De invloed van stadsdelen moet groter en vooral beter aansluiten op de lokale opgave, door een gebiedsgerichte focus. We willen een stelsel dat beter uitlegbaar is, zodat bewoners weten waar ze moeten zijn met vragen en ideeën, en weten hoe en waarover ze kunnen meebeslissen over zaken die hun directe leefomgeving betreffen. Het lokale bestuur krijgt heldere taken, verantwoordelijkheden, instrumenten en ambtelijke ondersteuning om die opdracht waar te kunnen maken: De taken en bevoegdheden van het lokaal bestuur zijn grotendeels adequaat maar vragen wel nadere uitwerking en verheldering, zodat het voor bestuurders, ambtenaren, burgers en andere belanghebbenden duidelijk is waar ze over gaan.
In 2018 was al een bestuursakkoord gesloten tussen college en stadsdeelbestuurders. Hoewel hierin goede afspraken werden gemaakt over de wijze van samenwerking (en ambtelijke ondersteuning) zijn de afspraken na ondertekening van het bestuursakkoord onvoldoende uit de verf gekomen. Meer duidelijkheid over de lokale bevoegdheden bij de stadsdelen en de zeggenschap daarover kan hierbij helpen en daarmee bijdragen aan de lokale opgave. Ook het versterken van de onderlinge relaties kan de samenwerkingscultuur bevorderen zoals jaarlijkse bestuursconferenties of het actief koppelen van collegeleden en raadsleden aan het stadsdeel en de stadsdeelcommissies. Uit eerdere evaluaties blijkt dat cultuurverandering een lange adem nodig heeft, dit gaat niet vanzelf. De roep voor een meer open en toegankelijke cultuur komt ook uit de inspraak en participatie naar voren. Met het voorstel van het college voor het bestuurlijk stelsel is het stelsel niet af. Stevige inzet en bestuurlijke aandacht ook voor houding en gedrag en gedeeld eigenaarschap zijn blijvend nodig om de gewenste veranderingen, waar de Amsterdammer mee gebaat is, tot wasdom te brengen.
In deze verordening is op basis van bovenstaande de basis gelegd voor de inrichting en werkwijze van het lokale bestuur in de zeven stadsdelen en het stadsgebied van Amsterdam. De omvang van Amsterdam en de uiteenlopende problematiek in de verschillende delen van stad, vragen om een stevig lokaal bestuur. De lokale bestuurders zijn degenen die lokaal oplossen wat lokaal kan, die de oren en ogen van het college in het stadsdeel of stadsgebied vormen, die initiatieven nemen om de wijken leefbaar te houden en ruimte bieden aan initiatieven van de Amsterdammer.
Het lokale bestuur is voor onze stad naast het centrale stadsbestuur essentieel.
De zeven stadsdelen kennen een benoemd dagelijks bestuur, bestaande uit drie leden. Daarnaast is er een rechtstreeks gekozen stadsdeelcommissie met een minimum van 11 en een maximum van 17 leden.
Zowel het dagelijks bestuur als de stadsdeelcommissie zijn vanaf 16 maart 2022 bestuurscommissies in de zin van artikel 83 Gemeentewet. Het dagelijks bestuur voert taken en bevoegdheden uit namens het college, de stadsdeelcommissie enkele taken en bevoegdheden namens de raad. Het zijn daarmee in juridische zin gelijkwaardige spelers.
Ook geven de stadsdeelcommissies de dagelijks besturen gevraagd en ongevraagd advies. De stadsdeelcommissie kunnen voorstellen en moties indienen bij het dagelijks bestuur wat onderdeel vormt van hun controlerende taak. Het dagelijks bestuur neemt voorstellen en moties van de stadsdeelcommissie over en kan hier alleen met zwaarwegende redenen schriftelijk van afwijken. Tot slot onderhoudt en versterkt de stadsdeelcommissie netwerken van inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Zij benut, faciliteert en stimuleert verschillende vormen van burgerparticipatie.
Gelet op de omvang van hun takenpakket is het totale aantal stadsdeelcommissieleden uitgebreid ten opzichte van het stelsel tussen 2018 en 2022. Om die reden is ook hun vergoeding verhoogd.
Met het bestuurlijk stelsel zoals dat per 16 maart 2022 geldt, is de verwachting dat er in de stadsdelen een evenwichtig bestuur zal zijn. Het uitvoering geven aan het dagelijks reilen en zeilen in het stadsdeel is aan het dagelijks bestuur. De stadsdeelcommissie heeft naast een stevige adviestaak, voldoende instrumentarium om het gesprek aan te gaan met de dagelijks besturen over hun keuzes. Dit geeft een mate van tegenwicht op lokaal niveau die nodig is om elkaar scherp te houden.
Het stadsgebied Weesp, bestaande uit Weesp en Driemond, kent een andere bestuursvorm. In plaats van twee bestuurscommissies, een benoemd dagelijks bestuur en een gekozen stadsdeelcommissie, is er gekozen voor één gekozen bestuurscommissie, die uit haar midden een dagelijks bestuur aanwijst. In verband met de gemeentelijke fusie tussen Weesp en Amsterdam per 24 maart 2022 is hier bewust voor gekozen door de gemeenteraden van Weesp en Amsterdam. Centraal voor Weesp stond de nabijheid van bestuur in het stadsgebied. Met een direct gekozen bestuurscommissie van elf leden die de belangen van de inwoners van het stadsgebied behartigen en lokaal oplossen wat kan, is de verwachting dat hier aan wordt voldaan.
Artikelsgewijze toelichting
Hoofdstuk 1 - Inleidende bepalingen
Artikel 1: de stadsdelen
Amsterdam kent zeven stadsdelen en één stadsgebied. De grenzen van de stadsdelen, die weer onderverdeeld zijn in de 24 gebieden, en het stadsgebied, dat bestaat uit één gebied, zijn aangegeven op de kaart, die als bijlage 1 bij de verordening is opgenomen.
Opmerking verdient dat grote delen van Westpoort met ingang van 1 januari 2015 aan de stadsdelen West en Nieuw-West zijn toegevoegd. Voor het deel van Westpoort dat tot de haven hoort, geldt echter dat het geen onderdeel uitmaakt van de stadsdelen of gebieden. De ingezetenen van dat deel van Westpoort kunnen dus niet voor een stadsdeelcommissie of bestuurscommissie stemmen. Het aantal (stemgerechtigde) ingezetenen van dat deel is overigens zeer beperkt.
Hoofdstuk 2 - Inrichting en samenstelling dagelijks bestuur
De Gemeentewet biedt de mogelijkheid om verschillende commissies in te stellen. Op grond van artikel 83 van de Gemeentewet kunnen bestuurscommissies worden ingesteld. Dat zijn commissies die bevoegdheden kunnen uitoefenen die door de gemeenteraad, het college of de burgemeester aan hen zijn overgedragen.
Op grond van de Gemeentewet moet een bestuurscommissie worden ingesteld door het orgaan dat de bevoegdheden aan de bestuurscommissie overdraagt. Dat orgaan moet daarbij de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de commissie regelen en vaststellen op welke wijze verantwoording wordt afgelegd. Verder moet geregeld worden op welke wijze het orgaan dat de bestuurscommissie heeft ingesteld inzage heeft in de stukken waaromtrent door de commissie geheimhouding is opgelegd. In dit hoofdstuk wordt daar uitvoering aan gegeven.
Artikel 2: dagelijks bestuur
Met het eerste lid stelt het college per stadsdeel een bestuurscommissie in. In het tweede lid staat dat de bestuurscommissie bestaat uit drie leden en dat de raad op voordracht van het college de leden van het dagelijks benoemt en ontslaat. De raad doet dit niet dan nadat de stadsdeelcommissie de kandidaat-leden heeft gehoord en naar aanleiding van die hoorzitting een advies heeft uitgebracht dat de raad betrekt bij de benoeming (derde lid). De voorzitter wordt op dezelfde wijze benoemd en ontslagen.
Met dit artikel wordt uitvoering gegeven aan het voorschrift in artikel 83 van de Gemeentewet dat het instellend orgaan de inrichting en samenstelling van de bestuurscommissie moet regelen. Daarbij is als uitgangspunt genomen dat het dagelijks bestuur namens het college besluiten van de raad uitvoert. Om die reden benoemt de raad op voordracht van het college de leden van het dagelijks bestuur.
Daarbij wordt, op basis van het tweede en derde lid van dit artikel de volgende procedure gehanteerd. Het college maakt een raadsvoordracht met daarin het besluit waarin de raad de dagelijks bestuurders benoemt. Het college maakt per stadsdeel een adviesaanvraag waarin een positief advies gevraagd wordt aan de stadsdeelcommissie over de voorgedragen kandidaten. Voorafgaand aan behandeling in de raad organiseren de stadsdeelcommissies een hoorzitting waar de voorgedragen kandidaten aanwezig zijn en gehoord kunnen worden. Daarna stemt de stadsdeelcommissie over de adviesaanvraag van het college, dit gaat individueel en anoniem per kandidaat. Als de adviesaanvraag over één of meerdere kandidaten geen meerderheid behaalt, krijgen de leden van de stadsdeelcommissie de gelegenheid om deze keuze te motiveren in de commissie waar in de portefeuille Bestuurlijk stelsel valt. Hierna stemt de raad over de voordracht van het college. Als er geen meerderheid is, zal het college een nieuwe voordracht doen.
Verder volgt uit dit artikel dat de raad op voordracht van het college niet alleen over de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur gaat maar ook een oordeel kan uitspreken over het functioneren van die leden. Daarbij worden moties en adviezen van de stadsdeelcommissie over het functioneren van die leden betrokken.. In het uiterste geval kan de raad op voordracht van het college een lid van het dagelijks bestuur ontslaan. In beginsel is het ook in geval van ontslag aan het college om het initiatief te nemen om een voordracht te doen, aangezien het college het orgaan is dat de bestuurscommissie instelt en daaraan bevoegdheden overdraagt. Mocht de situatie zich voordoen dat de raad zou willen overgaan tot ontslag, maar het college geen voordracht tot ontslag doet, dan kan de raad via een motie het college bewegen om toch een voordracht tot ontslag te doen.
Artikel 3: onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties
In de Gemeentewet is voor leden van de gemeenteraad en het college een lijst met onverenigbare betrekkingen opgenomen. Zij kunnen bijvoorbeeld geen minister, lid van de Raad van State, gedeputeerde of lid van de rekenkamer zijn (artikel 13 en artikel 36a en 36b van de Gemeentewet). Verder is bepaald dat zij hun nevenfuncties openbaar moeten maken en is een aantal verboden handelingen opgenomen (artikel 12, artikel 15, eerste en tweede lid en artikel 41b van de Gemeentewet). In dit artikel wordt een aantal van deze artikelen voor het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing verklaard.
Verder geldt, net als voor collegeleden, voor de leden van het dagelijks bestuur dat zij ingezetene van de gemeente Amsterdam moeten zijn. De leden van het dagelijks bestuur hoeven niet per se in het stadsdeel te wonen waar zij in het dagelijks bestuur zitting nemen. Dat er affiniteit met het stadsdeel is kan ook op andere wijze blijken, bijvoorbeeld als zij een onderneming hebben in het stadsdeel. Bij het voordragen van dagelijks bestuurders wordt door het college breed gekeken en neemt bij de selectie de betrokkenheid bij de opgaven in het te besturen stadsdeel als belangrijk criterium mee. Voor de onverenigbare betrekkingen is nog van belang dat, in aanvulling op hetgeen in de verordening is bepaald, in de Gemeentewet staat dat in een door het college ingesteld dagelijks bestuur geen leden van de gemeenteraad zitting kunnen hebben (artikel 83, tweede lid, van de Gemeentewet). Dat is hier ook van toepassing. Tot slot is bepaald dat de gemeenteraad voor de leden van het dagelijks bestuur een gedragscode vaststelt.
Artikel 4: eed of verklaring en belofte
De leden van het dagelijks bestuur leggen een eed of verklaring en belofte af. Hiervoor zijn twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat zij de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad na installatie van de leden van het college worden geïnstalleerd. De tweede mogelijkheid is dat zij in dezelfde vergadering als de leden van het college worden geïnstalleerd, vanuit de gedachte dat de dagelijks bestuurders dan sneller kunnen beginnen. Dat is mogelijk als de benoeming van de dagelijks besturen al onderdeel van de coalitieonderhandelingen vormt. Het zittende college kan dan al de voordracht voor de dagelijks bestuurders doen en de adviesprocedure bij de stadsdelen in gang zetten, waarna de raad op basis van de voordracht én de adviezen van de stadsdeelcommissies de dagelijks bestuurders in dezelfde vergadering als de collegeleden zou kunnen benoemen. Voor de inhoud van de eed of verklaring en belofte wordt verwezen naar artikel 41a van de Gemeentewet.
Artikel 5: reglement van orde en adviescommissies
In dit artikel is geregeld dat het dagelijks bestuur zelf een reglement van orde voor de vergaderingen vaststelt. Het college zal een format opstellen voor een reglement zodat in de zeven stadsdelen niet zeven keer het wiel uitgevonden hoeft te worden terwijl het dagelijks bestuur wel de ruimte kan nemen die het nodig acht om invulling te geven aan een wijze van overleg die past bij de lokale cultuur. Daarnaast is in dit artikel geregeld dat het dagelijks bestuur ook adviescommissies kan instellen om zich ook door andere organisaties van advies te laten dienen. De stadsdeelcommissies kunnen deze adviezen desgewenst ook bij hun adviezen betrekken.
Artikel 6: vergaderingen
Op grond van deze bepaling zijn op de vergaderingen van het dagelijks bestuur de bepalingen inzake de vergaderingen van het college van overeenkomstige toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat de vergaderingen besloten zijn (artikel 54 van de Gemeentewet) en dat het vergaderquorum gelijk is (artikel 56 van de Gemeentewet). Voor de stemmingen binnen het dagelijks bestuur gelden eveneens dezelfde bepalingen als die op de stemmingen binnen het college van toepassing zijn. Op grond van artikel 86 van de Gemeentewet kan het dagelijks bestuur geheimhouding opleggen. In het tweede lid is, in aanvulling op wat er in artikel 86 van de Gemeentewet is bepaald, geregeld dat de door het dagelijks bestuur of de voorzitter van het dagelijks bestuur opgelegde geheimhouding niet geldt voor de gemeenteraad, het college en de burgemeester. Zij hebben, ook als er geheimhouding is opgelegd, wel recht op inzage in de stukken. Dit om te zorgen dat er een goede verantwoording richting de gemeenteraad, het college en de burgemeester mogelijk is.
Artikel 7: bestuurssecretaris
In het eerste lid is bepaald dat elk dagelijks bestuur over een bestuurssecretaris beschikt. Deze wordt door het college aangesteld. Aangezien de bestuurssecretaris een ambtenaar is en dus ondergeschikt is aan de gemeentesecretaris, maar wel tot taak heeft het dagelijks bestuur bij te staan, is bepaald dat de aanstelling op voordracht van de gemeentesecretaris en in overeenstemming met het dagelijks bestuur plaatsvindt.
Verder is bepaald dat de bestuurssecretaris de voorzitter en het dagelijks bestuur bij de uitoefening van hun taak terzijde staat. Dit betreft dus feitelijk de stadsdeelsecretaris. Naar analogie is dan ook in het tweede lid bepaald dat het eerste en het tweede lid van artikel 15 van de Gemeentewet inzake de verboden handelingen van overeenkomstige toepassing zijn (zie artikel 101 van de Gemeentewet). Tot slot is in het vierde lid geregeld dat het college ten aanzien van de taken en bevoegdheden van de secretaris nadere regels kan stellen.
Artikel 8:beeindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging
Voor wat betreft de beëindiging van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur zijn de bepalingen inzake de beëindiging van het lidmaatschap van het college van overeenkomstige toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat een lid van het dagelijks bestuur te allen tijde zelf ontslag kan nemen maar ook dat hij vanwege politieke redenen kan worden ontslagen (eerste lid). Daarnaast kan een lid van het dagelijks bestuur op grond van het tweede lid bij zwangerschap en bevalling of ziekte verlof opnemen en gedurende die periode door een ander lid worden vervangen. Zo worden mogelijke belemmeringen voor vrouwen bij het aanvaarden van een functie binnen het dagelijks bestuur weggenomen en worden de leden van het dagelijks bestuur bij ziekte in de gelegenheid te stellen prioriteit te geven aan hun gezondheid. Voor de inhoud van de regeling wordt aangesloten bij wat er in de Gemeentewet voor de tijdelijke vervanging van wethouders geregeld is.
Artikel 9: taken en bevoegdheden dagelijks bestuur
In dit artikel is verwoord wat de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur zijn. Geregeld is dat het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse bestuur- en beheerstaken en alle taken uitvoert en bevoegdheden uitoefent die door het college aan hem zijn opgedragen.
Voor de concrete invulling van de taken en bevoegdheden wordt verwezen naar twee bijlagen. Daar staan de taken (bijlage 2) en bevoegdheden (bijlage 3) in die door het college en de burgemeester aan het dagelijks bestuur en de voorzitter worden gemandateerd of gedelegeerd. Deze bijlagen kunnen worden gewijzigd door middel van een besluit van het orgaan dat de taak of bevoegdheid heeft gemandateerd of gedelegeerd. De takenlijst en het bevoegdhedenregister bevatten een limitatieve opsomming van hetgeen het dagelijks bestuur in formele zin mag doen.
Artikel 10: taken en bevoegdheden voorzitter
In dit artikel is vastgelegd wat de taken van de voorzitter van het dagelijks bestuur zijn. Hij leidt de vergaderingen van het dagelijks bestuur en oefent de taken en bevoegdheden uit die door de burgemeester aan hem zijn gemandateerd. Verder is aangesloten bij de bepalingen die voor wat betreft de taken en bevoegdheden van de burgemeester in artikel 170 van de Gemeentewet zijn opgenomen. Denk aan de tijdige voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het beleid en de daaruit voortvloeiende besluiten en de zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften en klachten. Tenslotte is geregeld dat de voorzitter kan worden vervangen door een plaatsvervangend voorzitter, in geval van verhindering of ontstentenis.
Artikel 11: bekendmaking besluiten dagelijks bestuur
Bepaald is dat de besluiten van het dagelijks bestuur op dezelfde wijze bekend worden gemaakt als de besluiten van het gemeentebestuur.
Artikel 12: advies dagelijks bestuur
In de artikelen 12 tot en met 17 van de verordening zijn voorschriften opgenomen die van toepassing zijn op de verhouding tussen het dagelijks bestuur enerzijds en het college en de burgemeester anderzijds. In dat kader wordt in het eerste lid van artikel 12 geregeld dat het college en de burgemeester het dagelijks bestuur bij de voorbereiding van stedelijke kaders betrekt als deze kaders betrekking hebben op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur, of als het dagelijks bestuur een rol krijgt in de uitvoering van die kaders. Daarnaast staat in het tweede lid dat het college en de burgemeester advies moeten vragen aan het dagelijks bestuur als zij voornemens zijn de genoemde stedelijke kaders vast te stellen of anderszins voornemens is een besluit te nemen dat het stadsdeel raakt. Daar is voor wat betreft de bestemmingsplannen die door het dagelijks zijn voorbereid wel de uitzondering aan toegevoegd dat het dagelijks bestuur in de vaststellingsfase alleen nog om advies wordt gevraagd als ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan wijzigingen worden voorgesteld welke zijn aan te merken als wijzigingen van wezenlijke onderdelen of aard. Het dagelijks bestuur legt alle van het college en de burgemeester ontvangen adviesaanvragen op grond van artikel 19 ook aan de stadsdeelcommissie voor. De stadsdeelcommissie beslist vervolgens of zij de adviesaanvraag wil agenderen en desgewenst wil adviseren.
In het derde lid staat dat het college en de burgemeester bij het inwinnen van het advies alle informatie dienen te verstrekken die nodig is om op een goede manier te kunnen adviseren. Daarbij kunnen het college en de burgemeester het dagelijks bestuur ook toegang geven tot documenten waarvoor geheimhouding is opgelegd. Het college en de burgemeester stellen op grond van het vierde lid voor het advies een termijn vast. Die bedraagt, uitzonderlijke gevallen daargelaten, in elk geval zes weken. Bij uitzonderlijke gevallen, waarin een kortere termijn gesteld kan worden, kan gedacht worden aan de situatie waarin een besluit op zeer korte termijn genomen moet worden. Tot slot staat in het vijfde lid dat het college en de burgemeester de volledige adviezen van het dagelijks bestuur -met daarbij het advies van de stadsdeelcommissie aan het dagelijks bestuur- samen met het voorstel aan de raad of het college voorleggen en dus steeds inzichtelijk maken wat er precies geadviseerd is. Met een beslispunt in de voordrachten wordt het betreffende advies, en hoe dit in de besluitvorming is meegenomen, onder de aandacht van college en raad gebracht. De structurele terugkoppeling aan de stadsdeelcommissies zal via de nota van beantwoording lopen, die standaard door de directies bij deze trajecten wordt opgesteld. Daarnaast moet het college of de burgemeester, als er van het advies wordt afgeweken, in de stukken duidelijk uitleggen waarom er van het advies afgeweken is.
Artikel 13: toelichting dagelijks bestuur
Als een onderwerp aan de belangen van een of meerdere stadsdelen raakt, dan kan het dagelijks bestuur niet alleen om advies worden gevraagd. De verordening biedt het college of de burgemeester in dat geval ook de mogelijkheid een of meer leden van het dagelijks bestuur bij de collegevergadering aanwezig te laten zijn om het standpunt van het dagelijks bestuur toe te lichten. Het zou hier om grootstedelijke projecten kunnen gaan die formeel niet onder het stadsdeel vallen maar waarbij de inbreng van het stadsdeel vanwege de lokale expertise belangrijk is. Voorbeelden zijn grote ingrepen in de sfeer van verkeer en openbare ruimte of ruimtelijke ordeningskwesties die lokaal van bovengemiddeld belang zijn en veel aandacht trekken, maar ook projecten in het sociaal domein. Voorbespreking in het college van een komende commissie- of raadsbehandeling van een dergelijk stadsdeelspecifiek onderwerp kan ook een aanleiding zijn om het dagelijks bestuur aanwezig te laten zijn. Het is overigens altijd aan college en het betreffende stadsdeel om in goede samenwerking te bepalen wanneer toepassing wordt gegeven aan het artikel. Overigens is ook denkbaar dat een van de leden van het college een of meer leden van het dagelijks bestuur uitnodigt voor zijn of haar staf. Dit is ter beoordeling van de individuele leden van het college, waarbij ook het uitgangspunt van goede samenwerking met de stadsdelen geldt.
Artikel 14: inlichtingen dagelijks bestuur
Op grond van het eerste lid kan het college en de burgemeester inlichtingen vragen aan het dagelijks bestuur of hun secretaris. De inlichtingen kunnen zowel mondeling als schriftelijk worden gevraagd en dienen op grond van het tweede lid binnen vier weken te worden verstrekt, tenzij dit om bepaalde redenen niet mogelijk is. Bij technische of juridische redenen kan gedacht worden aan de situatie dat problemen met de server of bijvoorbeeld geheimhouding verspreiding van informatie belet. Tot slot biedt het derde lid het college en de burgemeester de bevoegdheid om het dagelijks bestuur op te dragen periodiek informatie te verstrekken.
Artikel 15: terugnemen bevoegdheden
In de verordening is voorzien in correctiemechanismen tussen het college en de burgemeester enerzijds en het dagelijks bestuur anderzijds. Aan het dagelijks bestuur zijn voornamelijk taken en bevoegdheden gemandateerd. Het dagelijks bestuur voert dus bevoegdheden uit namens het college. Het college blijft verantwoordelijk. Bovendien geldt voor een bestuurscommissie dat die altijd verantwoording af moet leggen aan het orgaan dat hem heeft ingesteld. Een enkele bevoegdheid wordt gedelegeerd. Daar is dit artikel op van toepassing.
In de verordening is bepaald dat de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur kunnen worden teruggenomen, ingeval deze gedelegeerd zijn. Dit kan incidenteel of structureel worden besloten. Op grond van het tweede lid moet in het besluit tot intrekking van de delegatie aandacht worden besteed aan de taken en bevoegdheden waar het besluit op ziet, voor welke periode het besluit geldt, welk dagelijks bestuur het betreft, op welke ambtelijke capaciteit het besluit ziet en hoe daarbij de kosten worden verdeeld. In het derde lid is bepaald dat over het terugnemen van de taken en bevoegdheden vooraf overleg met het betrokken dagelijks bestuur plaatsvindt.
Artikel 16: indeplaatsstelling
De verordening biedt ook de mogelijkheid om in de plaats te stellen. Voor de invulling van deze mogelijkheid is aansluiting gezocht bij de bepalingen die op dit punt in de Gemeentewet opgenomen zijn. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat er, anders dan bij hetgeen in de Gemeentewet geregeld is, in dit geval niet op de beslissingsbevoegdheid van een andere zelfstandige bestuurslaag wordt ingegrepen. Dit veronderstelt dat in beginsel minder terughoudend met het middel kan worden omgegaan.
Kort gezegd kan het college tot indeplaatsstelling overgaan indien een dagelijks bestuur een gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt, een gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht of een andere gevorderd resultaat niet, niet tijdig of niet naar behoren tot stand brengt. Het college voorziet daar dan namens en ten laste van het dagelijks bestuur in. In het tweede, derde en vierde lid zijn in dat verband wel een aantal procedurele voorschriften opgenomen. Bijvoorbeeld over de termijn die het dagelijks bestuur moet worden gegund om een verzuim te herstellen.
Artikel 17: schorsing en vernietiging
In aanvulling op de mogelijkheid om bevoegdheden terug te nemen voorziet de verordening in de mogelijkheid om de besluiten van het dagelijks bestuur te vernietigen wegens strijd met het recht of met het algemeen stedelijk belang. Bij de invulling van dit correctiemechanisme is aansluiting gezocht bij hetgeen op dit punt in de Gemeentewet geregeld is. Van belang is echter wel dat er in dit geval geen sprake is van het ingrijpen op de bevoegdheden van een andere bestuurslaag. Er is sprake van verlengd lokaal bestuur en er is dus geen verhouding die vergelijkbaar is met de verhouding die er bijvoorbeeld tussen de gemeenten en het Rijk en de provincies is. Het middel kan dus in beginsel breder worden ingezet dan binnen het reguliere interbestuurlijk toezicht het geval is. Voor de vernietiging zijn verschillende procedurele voorschriften opgenomen. Daarbij is met name van belang dat een besluit op grond van het tweede lid, hangende het onderzoek naar de vernietiging, kan worden geschorst en dat het dagelijks bestuur, op grond van het vierde lid, voorafgaand aan de vernietiging de gelegenheid tot overleg moet worden geboden.
Artikel 18: toelichting dagelijks bestuur
In de artikelen 18 en 19 van de verordening zijn voorschriften opgenomen die betrekking hebben op de verhouding tussen het dagelijks bestuur enerzijds en de raad en de stadsdeelcommissie anderzijds. Het dagelijks bestuur kent een directe verantwoordingsrelatie tot het college omdat dat het orgaan van wie het taken en bevoegdheden uitoefent. Tegelijkertijd kent de stadsdeelcommissie enkele instrumenten om de wijze van besturen door het dagelijks bestuur te controleren, zoals het indienen van moties en doen van voorstellen (artikel 30). Hoe de verschillende spelers in de stad zich tot elkaar verhouden, komt tot uitdrukking in de artikelen 18 en 19.
Zo kunnen een of meer leden van het dagelijks bestuur een vergadering van de raadscommissies van de gemeenteraad bijwonen waar een onderwerp wordt behandeld waarbij de belangen van het dagelijks bestuur betrokken zijn. Daar kunnen zij hun standpunt toelichten. Dit gaat op verzoek van het college of de burgemeester. De raad kan het college verzoeken om aanwezigheid van een of meer leden van het dagelijks bestuur. Een lid van het dagelijks bestuur vervangt het betrokken lid van het college niet. Het lid van het dagelijks bestuur neemt naast het desbetreffende lid van het college plaats en licht toe welke afwegingen er door het dagelijks bestuur zijn gemaakt.
Er is een belangrijk verschil tussen de toelichting die een lid van het dagelijks bestuur op grond van artikel 18 in de vergadering van een raadscommissie van de gemeenteraad kan geven en de toelichting die een lid van het dagelijks bestuur op grond van artikel 13 in een vergadering van het college kan geven. Voor het college geldt dat het dagelijks bestuur het eerste aanspreekpunt is als het gaat over zaken die in een stadsdeel spelen. Een lid van het dagelijks bestuur kan dus voor de vergaderingen van het college worden uitgenodigd en het woord voeren als het gaat om een onderwerp dat het stadsdeel raakt.
Voor de raadscommissie van de gemeenteraad is echter de stadsdeelcommissie primair de gesprekspartner als het om de belangen van het stadsdeel gaat. Een lid van het dagelijks bestuur kan in de vergaderingen van de raadscommissie van de gemeenteraad daarom alleen het standpunt van het dagelijks bestuur toelichten indien het om de belangen van het dagelijks bestuur gaat. Bijvoorbeeld als een door het dagelijks bestuur genomen besluit aan de orde komt.
Artikel 19: Verhouding dagelijks bestuur tot de stadsdeelcommissie
De stadsdeelcommissie is een bestuurscommissie die een adviserende en controlerende taak heeft op
stadsdeelniveau en daarnaast een aantal eigen taken en bevoegdheden van de raad. De stadsdeelcommissie voorziet het dagelijks bestuur gevraagd van advies. In het eerste lid van artikel 19 is in dat verband bepaald dat het dagelijks bestuur alle adviesaanvragen die het van het college ontvangt, voorlegt aan de stadsdeelcommissie. Het gaat er om dat de stadsdeelcommissie zo snel mogelijk na binnenkomst van de aanvragen op de hoogte wordt gesteld van de adviesaanvragen van het college. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door een zogeheten dagmail of een ander soort aankondiging. De stadsdeelcommissie kan vervolgens besluiten om advies uit te brengen aan het dagelijks bestuur over het stadsdeeladvies richting college. De stadsdeelcommissie bepaalt zelf waar zij haar tijd voor wil inzetten. Zij is niet verplicht om alle adviesaanvragen van het college die het dagelijks bestuur voorlegt te beoordelen, maar besluit zelf om advies uit te brengen over de adviesaanvragen zij het meest belangrijk en relevant vindt voor het stadsdeel.
In het tweede lid is bepaald dat het dagelijks bestuur in elk geval advies vraagt aan de stadsdeelcommissie als het voornemens is een taak of bevoegdheid uit te oefenen waarbij een uniforme openbare voorbereidingsprocedure in de zin van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht of inspraak in de zin van de Algemene inspraakverordening aan de orde is. Dat geldt ook als de gebiedsopgaven met de belangrijkste vierjaren doelstellingen worden vastgesteld en bij eventuele herijking daarvan. Als er advies moet worden gevraagd, dan bespreekt het dagelijks bestuur met de stadsdeelcommissie op welke wijze inwoners en ondernemers bij de besluitvorming worden betrokken en stelt het dagelijks bestuur de stadsdeelcommissie in de gelegenheid advies uit te brengen..
Het dagelijks bestuur is in de gevallen genoemd in het tweede lid dus verplicht om advies te vragen. Dit neemt niet weg dat het dagelijks bestuur ook in andere gevallen om advies kan vragen. Het is aan het dagelijks bestuur om te bepalen welke adviezen er verder nog aan de stadsdeelcommissie worden gevraagd en in welke gevallen er afspraken worden gemaakt over de wijze waarop inwoners en ondernemers bij de voorbereiding van de besluitvorming worden betrokken. Dit kan ook in hele concrete gevallen zijn. Verder is van belang dat de stadsdeelcommissie ook ongevraagd adviezen kan uitbrengen over ontwikkelingen in de buurten en wijken en over stedelijke kaders. Een signaal of advies kan dus ook op initiatief van de stadsdeelcommissie op de agenda komen.
Voor wat betreft het voorgenomen besluit is bepaald dat het om voorgenomen besluit moet gaan dat op initiatief van het dagelijks bestuur wordt genomen. Dit is anders als het dagelijks bestuur voornemens is een besluit te nemen op grond van een door een inwoner of ondernemer aangevraagde vergunning of ontheffing. In de gevallen waarin een inwoner of ondernemer namelijk een vergunning of ontheffing aanvraagt en de uniforme openbare voorbereidingsprocedure wettelijk voorgeschreven is, is er geen tijd en ruimte om de stadsdeelcommissie om advies te vragen.
Bij het inwinnen van het advies moet het dagelijks bestuur op grond van het derde en vierde lid alle informatie verstrekken die voor het geven van advies nodig is en ook een termijn voor het geven van het advies stellen. De adviestermijn dient daarbij in de regel een periode te zijn waarbinnen twee overlegvergaderingen vallen.. Daarbij moet de kanttekening worden geplaatst dat de stukken bij het publiceren van de agenda beschikbaar zijn. In het geval de stadsdeelcommissie slechts één overlegvergadering heeft per maand, bedraagt de termijn minimaal vier weken. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan het dagelijks bestuur gemotiveerd een kortere termijn vaststellen. Te denken valt aan een besluit dat vanwege onvoorziene omstandigheden op korte termijn genomen moet worden.
Gelet op het belang dat aan het lokale geluid wordt gehecht, maakt het dagelijks bestuur in de besluitvorming steeds inzichtelijk wat de inhoud van een advies, een motie of een voorstel is geweest en hoe het in de definitieve besluitvorming een plaats heeft gekregen. Het dagelijks bestuur neemt een advies of voorstel in beginsel over als de stadsdeelcommissie dat met een meerderheid van stemmen heeft vastgesteld en het niet strijdig is met stedelijke of budgettaire kaders. Als het dagelijks bestuur in het uiteindelijke besluit van het advies of voorstel van de stadsdeelcommissie afwijkt, ligt er een zware motiveringsplicht op het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur kan uitsluitend met zeer zwaarwegende redenen afwijken van zo’n meerderheidsadvies of –voorstel, zoals strijdigheid met stedelijke of budgettaire kaders.
Artikel 20: budget voor het dagelijks bestuur
Er is breed bestuurlijk draagvlak voor een lokaal bestuur met meer zeggenschap (inclusief budget), duidelijke bevoegdheden (inclusief een adequate ambtelijke ondersteuning), goede sturingsmogelijkheden, democratische controle en tegenspraak op stadsdeelniveau en invloed van de bewoners. De dagelijks besturen ontvangen jaarlijks een budget. De hoogte van het budget wordt bepaald in de begroting die de gemeenteraad vaststelt In artikel 31 is de rol van de stadscommissie bij de besteding van het budget vastgelegd.
Artikel 21: gebiedsopgaven in de begrotingscyclus
Uitgangspunt is dat de gebiedsopgaven onderdeel uitmaken van het begrotingsproces. Dit is het resultaat van een doorlopend proces waarbij ook de beleidsontwikkeling gebiedsgericht uitgewerkt wordt.
Het dagelijks bestuur stelt elke nieuwe bestuursperiode van vier jaar voor de gebieden in het stadsdeel de gebiedsopgave vast met de belangrijkste prioriteiten geformuleerd in vierjarendoelstellingen. Ook kan het dagelijks bestuur doelstellingen formuleren voor meerdere gebieden samen als de opgave daar aanleiding toe geeft. De stadsdeelcommissie heeft een belangrijke rol bij de vaststelling van de prioritaire gebiedsopgaven en de doelstellingen. Het dagelijks bestuur legt de prioriteiten en doelstellingen voor aan de stadsdeelcommissie. Conform artikel 19 van de verordening worden meerderheidsadviezen en voorstellen van de stadsdeelcommissie overgenomen.
Voor het realiseren van de gebiedsopgaven worden zowel middelen van de stadsdelen als middelen van de directies ingezet. Voorafgaand aan het vaststellen van de begroting, overleggen college en DB over welke middelen voor welke gebiedsopgaven kunnen worden ingezet. De dagelijks besturen ondersteunen op deze manier het college bij het maken van een integrale afweging. De uiteindelijke beslissing over de verdeling van middelen ligt bij het college.
Het college en dagelijks bestuur zijn daarmee gezamenlijk verantwoordelijk voor het verschaffen van inzicht in de gebiedsopgaven, doelstellingen en de bijbehorende financiële middelen.
Het dagelijks bestuur stuurt onder andere met behulp van de uitvoeringsplannen op de uitvoering van de gebiedsopgaven. De stadsdeelcommissie wordt in ieder geval jaarlijks over de voortgang geïnformeerd. Jaarlijks legt het dagelijks bestuur verantwoording af aan de stadsdeelcommissie en het college over de realisatie van de doelstellingen. De jaarlijkse verslaglegging over realisatie van de doelstellingen is onderdeel van de gemeentelijke jaarrekening.
Artikel 22: verordening ex artikel 212 Gemeentewet
Met de Financiële verordening gemeente Amsterdam wordt de verordening bedoeld die iedere gemeente op grond van artikel 212 van de Gemeentewet verplicht is vast te stellen. Op basis van dit artikel worden beleidsnota’s en uitvoeringsbesluiten vastgesteld die onder andere verplichtingen bevatten waaraan alle gemeentelijke organisatieonderdelen moeten voldoen. Deze gelden ook voor de dagelijks besturen.
Hoofdstuk 3 - Inrichting en samenstelling stadsdeelcommissie stadsdelen
De stadsdeelcommissie is net als het dagelijks bestuur een bestuurscommissie in de zin van artikel 83 van de Gemeentewet. Het dagelijks bestuur en de stadsdeelcommissie zijn op basis van hun juridische grondslag gelijkwaardige spelers in het stadsdeel. Hun wijze van oprichting verschilt echter, evenals hun rol. De stadsdeelcommissie wordt direct gekozen in plaats van benoemd. Waar het dagelijks bestuur als taak heeft een flink aantal taken en bevoegdheden van het college uit te oefenen op lokaal niveau, is de rol van de stadsdeelcommissie breder. De taak van de stadsdeelcommissie kent drie elementen.
Ten eerste, de stadsdeelcommissies worden ingesteld door de raad en oefenen een beperkt aantal taken en bevoegdheden uit die de raad aan de stadsdeelcommissie overdraagt. Daarnaast hebben de stadsdeelcommissies een adviserende en controlerende taak ten opzichte van de dagelijks besturen. Hiertoe wordt de stadsdeelcommissie een aantal instrumenten toegekend waardoor het in de dagelijkse praktijk vorm kan geven aan die controlerende taak. Tot slot onderhoudt en versterkt de stadsdeelcommissie netwerken van inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Zij benut, faciliteert en stimuleert verschillende vormen van burgerparticipatie.
Artikel 23: leden en voorzitter stadsdeelcommissie
De stadsdeelcommissie in de zin van artikel 83 van de Gemeentewet wordt direct gekozen. Voor de samenstelling van die commissie worden verkiezingen per stadsdeel gehouden. De verkiezingen worden gelijktijdig met de gemeenteraadsverkiezingen gehouden. Het aantal stadsdeelcommissieleden wordt vastgesteld aan de hand van het aantal inwoners van het stadsdeel met een minimum van 11 leden per stadsdeelcommissie. Het inwonertal van het stadsdeel wordt vastgesteld op basis van de van gemeentewege openbaar gemaakte bevolkingscijfers. Dit betreft de bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar van de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie. Wanneer op dat moment een grote inwonersgroei wordt verwacht, wordt dit betrokken bij de vaststelling van het aantal leden van de stadsdeelcommissie. De stadsdeelcommissie heeft altijd een oneven aantal leden.
Het aantal leden van de stadsdeelcommissies dat in het tweede lid is vastgesteld, is als volgt berekend. Er is uitgegaan van 93 leden in totaal, die op basis van het inwonertal van de stadsdelen zijn verdeeld over de stadsdelen. Voor de stadsdelen die op basis hiervan minder dan 11 leden hadden, is dit aantal verhoogd naar 11. Ingeval sprake was van een even aantal leden is het aantal verminderd met één.
De stadsdeelcommissie kiest op grond van het derde lid uit haar midden een voorzitter. Die heeft tot taak de vergaderingen van de stadsdeelcommissie te leiden. Dit kan per vergadering ook een andere voorzitter zijn.
Artikel 24: verkiezingen stadsdeelcommissie
In het eerste lid is geregeld dat op de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie de bepalingen van de Kieswet inzake de verkiezing van de leden van de gemeenteraad van overeenkomstige toepassing zijn. Dit betekent dat bij de verkiezingen een lijstenstelsel wordt gehanteerd. De kandidaten worden dus in lijsten gerangschikt zoals bij de verkiezing van volksvertegenwoordigers in Nederland inmiddels gebruik is. Een lijst kan ook uit één persoon bestaan.
In het tweede lid wordt een uitzondering op de Kieswet gemaakt. De kring van kiesgerechtigden wordt namelijk uitgebreid. In tegenstelling tot de Kieswet kan een 16-jarige Amsterdammer al stemmen. Daarnaast geldt dat een ingezetene, die afkomstig is uit een land dat geen lid is van de Europese Unie en rechtmatig in Nederland verblijft, al kan stemmen indien hij gedurende een onafgebroken periode van twee jaar in Nederland woont. In de Kieswet wordt daarentegen uitgegaan van een periode van vijf jaar. Deze eis van ingezetenschap geldt alleen voor hen die geen onderdaan van een EU-lidstaat zijn. Voor ingezetenen die uit EU-lidstaten afkomstig zijn gelden deze eisen niet omdat zij onmiddellijk stemrecht hebben.
Verder is in het derde lid in afwijking van de Kieswet geregeld dat het hoofdstembureau en het centraal stembureau per stadsdeel worden ingesteld. In het vierde lid staat dat de lijsten met een stemcijfer van 25% of meer ook in aanmerking kunnen komen voor een restzetel. Dit zodat partijen bij de restzetelverdeling al een zetel kunnen verwerven als zij 25% van de kiesdeler hebben gehaald en niet pas bij 75% zoals de Kieswet voorschrijft. Daarmee wordt de kiesdrempel aanmerkelijk lager. Bij de verdeling van de restzetels wordt op grond van de Kieswet het stelsel van de grootste overschotten gehanteerd. Bij het systeem van de grootste overschotten wordt gekeken naar het aantal stemmen dat over is van het totale aantal stemmen na verdeling van de volle zetels. De partij met het grootste overschot krijgt bij dit systeem de eerste restzetel, de partij met het op één na grootste overschot de tweede, tot alle zetels verdeeld zijn. Deze methode werkt in het algemeen in het voordeel van kleinere partijen. Hiermee wordt dus geprobeerd te bevorderen dat ook kleine lokale (politieke) groeperingen een zetel kunnen verwerven.
Op grond van het vijfde lid kunnen niet alleen politieke partijen aan de verkiezingen meedoen, maar ook andere groeperingen zoals bewonersverenigingen en buurtcomités. In aanvulling op de bepaling in de Kieswet dat een politieke groepering die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is zich voor de verkiezingen kan laten registreren, is bepaald dat ook niet-politieke groeperingen en stichtingen zich voor de verkiezingen voor de stadsdeelcommissies kunnen laten registreren. Zij kunnen dan eveneens onder een bepaalde naam aan de verkiezingen meedoen zonder dat zij aan de formele vereisten uit Kieswet hoeven te voldoen zoals het overleggen van een notariële akte en een bewijs van inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Verder hoeven zij ook geen waarborgsom te betalen. Ook niet voor de kandidaatstelling (zesde lid). Groeperingen hoeven zich overigens niet te laten registreren. Zij nemen dan aan de verkiezingen deel zonder een aanduiding (specifieke naam) boven de kandidatenlijst, een zogenaamde "blanco lijst".
Op grond van het zevende lid kan het college nadere regels voor de verkiezingen vaststellen. Dit betreft technische voorschriften zoals bepalingen over het nummeren van kandidatenlijsten en een bepaling dat groeperingen die al voor de gemeenteraadsverkiezingen zijn geregistreerd zich niet apart voor de verkiezingen voor de stadsdeelcommissies hoeven te registreren. Ook kan het college voorschriften stellen die ertoe strekken dat de bestuurscommissies verantwoordelijk zijn voor de registratie, de kandidaatstelling en de verwerking van de verkiezingsuitslagen.
In het achtste lid is de regeling uit de Kieswet voor de vervulling van een opengevallen plaats van overeenkomstige toepassing verklaard. In aanvulling daarop wordt het eerste lid van artikel W4 van de Kieswet van overeenkomstige toepassing verklaard (negende lid). Als er in een gemeenteraad met minder dan dertien leden bij de opvolging van een lid geen kandidaat meer voor benoeming in aanmerking komt op de lijst waartoe degene die moet worden opgevolgd behoort, dan geldt het volgende. Met toepassing van artikel P 10 van de Kieswet wordt dan beslist aan welke van de andere lijsten de plaats zal worden toegekend. Deze plaats valt dan toe aan de lijst die op grond van het aantal uitgebrachte stemmen als eerste in aanmerking komt voor de nog niet toegedeelde restzetel.
Door te bepalen dat dat artikel W 4 van de Kieswet van overeenkomstige toepassing is als zich een vergelijkbare situatie voordoet als omschreven in dat artikel, wordt deze regeling op alle stadsdeelcommissies van toepassing, ook als de commissie uit dertien leden of meer bestaat.
In het tiende lid is bepaald dat in afwijking van de Kieswet er één dag extra geldt voor het voorbereiden van de openbare zitting na de stemming. Dit betekent dat deze drie werkdagen na de stemming plaatsvindt. Dit geeft de Amsterdamse organisatie de ruimte om – naast de gemeenteraadsverkiezingen – ook de verkiezingen van de stadsdeelcommissies in de stadsdelen zorgvuldig af te ronden.
Artikel 25: passief kiesrecht stadsdeelcommissie
Om als lid van de stadsdeelcommissie te kunnen worden gekozen moet op grond van deze bepaling worden voldaan aan de vereisten voor het lidmaatschap van de gemeenteraad. Deze zijn opgenomen in artikel 10 van de Gemeentewet. In afwijking van dat artikel is bepaald dat een Amsterdammer als 16-jarige al lid kan worden van een stadsdeelcommissie, in plaats van 18 jaar. In aanvulling op artikel 10 van de Gemeentewet moet een kandidaat ingezetene van het desbetreffende stadsdeel zijn.
In uitzondering op artikel 10, tweede lid, onder b van de Gemeentewet is bepaald dat een ingezetene, die afkomstig is uit een land dat geen lid is van de Europese Unie, zich al na twee jaar verkiesbaar kan stellen. Voor de verkiezingen voor de gemeenteraad wordt uitgegaan van vijf jaar. Dit betekent dat de periode voor de stadsdeelcommissie met drie jaar wordt verkort en een ingezetene van buiten de Europese Unie dus eerder voor de stadsdeelcommissie verkiesbaar is. Deze eis geldt alleen voor hen die geen onderdaan van een EU-lidstaat zijn. Voor de ingezetenen uit EU-lidstaten is geen periode van onafgebroken verblijf vereist. Zij bezitten onmiddellijk passief kiesrecht.
Artikel 26: vereisten lidmaatschap stadsdeelcommissie, onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties
In de Gemeentewet is voor leden van de gemeenteraad een lijst met onverenigbare betrekkingen opgenomen. Zij kunnen bijvoorbeeld geen minister, lid van de Raad van State, gedeputeerde of lid van de rekenkamer zijn (artikel 13 van de Gemeentewet). Verder is bepaald dat zij hun nevenfuncties openbaar moeten maken en is een aantal verboden handelingen opgenomen (artikel 12 en 15, eerste en tweede lid van de Gemeentewet). Deze bepalingen worden in dit artikel op de leden van de stadsdeelcommissie van overeenkomstige toepassing verklaard. Verder wordt toegevoegd dat artikel 11 van de Gemeentewet van toepassing is. Zo wordt voorkomen dat een lid waarvan het lidmaatschap sinds de verkiezingen vervallen is verklaard, op grond van de Kieswet wordt benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats.
Daarbij is van belang dat het lidmaatschap van de stadsdeelcommissie op grond van artikel 13 van de Gemeentewet onverenigbaar is met de functie van ambtenaar van de gemeente Amsterdam. Vanuit het oogpunt van dualisme is het onwenselijk dat een ambtenaar die ondergeschikt is aan het college zitting heeft in een commissie die door de raad is ingesteld. Dat deze functies onverenigbaar zijn betekent echter niet dat ambtenaren van de gemeente Amsterdam al bij hun kandidaatstelling ontslag moeten nemen. Het moment van installatie is voor artikel 13 van de Gemeentewet beslissend. Ambtenaren kunnen zich dus eerst kandidaat stellen en aan de verkiezingen deelnemen en pas als zij gekozen zijn en ook daadwerkelijk zitting in de stadsdeelcommissie willen nemen, dienen zij ontslag te nemen.
In het tweede lid is vervolgens bepaald dat de gemeenteraad de gedragscode voor de leden van de stadsdeelcommissies vaststelt. Hierdoor gelden voor alle stadsdeelcommissies dezelfde voorschriften.
Artikel 27: eed of verklaring en belofte
De leden van de stadsdeelcommissie leggen een eed of verklaring en belofte af. Dit doen zij op grond van het eerste lid na de verkiezingen tegelijkertijd met de leden van de nieuwe gemeenteraad ten overstaan van de burgemeester. Bij tussentijdse benoemingen wordt de eed of verklaring en belofte ten overstaan van de voorzitter afgelegd (tweede lid). Voor de inhoud van de eed of verklaring en belofte wordt verwezen naar artikel 14 van de Gemeentewet.
Artikel V4 van de Kieswet bepaalt dat het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing is geschied de geloofsbrieven onderzoekt en beslist of de benoemde als lid van dat orgaan wordt toegelaten. Daar de stadsdeelcommissie een commissie van de gemeenteraad is (artikel 83 Gemeentewet) is de gemeenteraad hier het vertegenwoordigend orgaan. Door artikel V4 van de Kieswet hier van overeenkomstige toepassing te verklaren en daarbij voor ‘vertegenwoordigend orgaan’ ‘stadsdeelcommissie’ te lezen, wordt voorkomen dat bij elke tussentijdse benoeming de geloofsbrieven door de commissie geloofsbrieven van de gemeenteraad moeten worden gecontroleerd.
Artikel 28: beëindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging
Voor de beëindiging van het lidmaatschap van de stadsdeelcommissie gelden dezelfde voorschriften als er voor de beëindiging van het lidmaatschap van de gemeenteraad. Om ervoor te zorgen dat de belemmeringen voor vrouwen worden weggenomen om ten aanzien van de stadsdeelcommissie hun passief kiesrecht uit te oefenen en de leden van de stadsdeelcommissie bij ziekte in de gelegenheid te stellen prioriteit te geven aan hun gezondheid is daarnaast, in lijn met hetgeen voor raadsleden geregeld is, voorzien in tijdelijke vervanging bij zwangerschap en bevalling of ziekte.
Artikel 29: reglement van orde
In dit artikel is geregeld dat de stadsdeelcommissie een reglement van orde voor de vergaderingen en de andere werkzaamheden vast stelt. Er zal een format worden opgesteld voor een reglement zodat in de zeven stadsdelen niet zeven keer het wiel uitgevonden hoeft te worden terwijl de stadsdeelcommissie wel de ruimte kan nemen die het nodig acht om invulling te geven aan een wijze van overleg die past bij de lokale cultuur. Onder andere werkzaamheden wordt bijvoorbeeld het bekendmaken van besluiten verstaan waarin niet op andere wijze is voorzien.
Artikel 30: taken en bevoegdheden en instrumenten
De stadsdeelcommissie heeft een aantal taken die in dit artikel zijn opgesomd. Ook vermeldt het artikel welke instrumenten de stadsdeelcommissie heeft om het dagelijks bestuur te controleren.
Ten eerste oefent de stadsdeelcommissie als bestuurscommissie de taken en bevoegdheden uit die de raad aan haar heeft overgedragen. Deze zijn net als voor het dagelijks bestuur opgenomen in de bijlagen twee en drie. Het betreft een limitatieve opsomming. Het stadsdeelcommissie legt zo nodig aan de raad verantwoording af over de uitoefening van deze taken en bevoegdheden.
Ten tweede brengt de stadsdeelcommissie gevraagd en ongevraagd advies uit aan het dagelijks bestuur over aangelegenheden die het stadsdeel betreffen. Als de stadsdeelcommissie een advies heeft gegeven dat met een meerderheid van stemmen tot stand is gekomen, en het advies niet strijdig is met stedelijke of budgettaire kaders, neemt het dagelijks bestuur het advies in beginsel over, op grond van artikel 19, vijfde lid. Het dagelijks bestuur kan daar alleen met zwaarwegende argumenten gemotiveerd en schriftelijk van afwijken. In alle gevallen licht het dagelijks bestuur bij het uiteindelijke besluit toe op welke wijze van adviezen en voorstellen is omgegaan.
In het derde lid worden de stadsdeelcommissie instrumenten toegekend op basis waarvan zij de wijze waarop het dagelijks bestuur de taken en bevoegdheden van het college uitvoert, kan controleren. De controlerende taak van de stadsdeelcommissies richt zich op de uitvoering van de door het college aan het dagelijks bestuur overgedragen taken en bevoegdheden. De stadsdeelcommissie kan vragen aan het dagelijks bestuur stellen over de uitvoering van die taken en bevoegdheden, en kan moties en voorstellen indienen. Vragen aan het dagelijks bestuur kunnen zowel mondeling als schriftelijk worden gesteld en worden zo snel mogelijk mondeling of schriftelijk beantwoord. Welke termijn redelijk is hangt af van de complexiteit van de vragen. Technische vragen kunnen rechtstreeks door ambtenaren worden beantwoord. Net als bij de adviezen van de stadsdeelcommissie maakt het dagelijks bestuur in zijn besluitvorming gemotiveerd inzichtelijk hoe het is omgegaan met de voorstellen en moties (zie artikel 19, vijfde lid). Ook worden ingediende moties en voorstellen standaard op de agenda opgenomen (vierde lid.
Ingeval het dagelijks bestuur naar mening van de stadsdeelcommissie niet of onvoldoende rekening houdt met adviezen, voorstellen of moties, en op lokaal niveau het overleg tussen de bestuurscommissies onverhoopt stokt, dan is het aan de stadsdeelcommissie om te escaleren bij de raad. De raad kan op zijn beurt het college ter verantwoording roepen voor het handelen van het dagelijks bestuur.
In het vierde lid is het agenderingsrecht van de stadsdeelcommissie geregeld: de commissie kan onderwerpen voor de overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur agenderen die naar het oordeel van de stadsdeelcommissie noodzakelijk zijn. De stadsdeelcommissie is vrij in de onderwerpen die zij wenst te agenderen. Onderwerp van agendering kan ook de taken en bevoegdheden van het college en de raad betreffen; de twee organen aan wie de commissie niet direct adviseert. Gedachte hierbij is dat de stadsdeelcommissie steeds uitlegt welke signalen er van inwoners en ondernemers zijn ontvangen, hoe zij bij de uitwerking van een specifiek advies of onderwerp zijn betrokken en wat de uitkomst daarvan was.
In het vijfde lid wordt thans benadrukt dat de stadsdeelcommissie de verschillende standpunten die binnen de commissie leven over een advies voor het voetlicht brengt. In een advies worden –ook indien bij meerderheid vastgesteld- de verschillende (minderheids-)standpunten van de stadsdeelcommissie standaard weergegeven. Bij de weergave van minderheidsstandpunten kan gedacht worden aan formuleringen die gebruikt worden bij stemverklaringen: een korte motivering van het afwijkende standpunt. Het dagelijks bestuur zal dan aan de hand van die verschillende standpunten een afweging maken, met inachtneming van het in artikel 19, vijfde lid, van deze verordening bepaalde.
Artikel 31: financiën
De stadsdeelcommissie kan ook invloed uitoefenen op de manier waarop het dagelijks bestuur het budget besteedt dat aan de stadsdelen is toegekend. In dit artikel wordt de procedure daarvoor beschreven. Het doel van deze procedure is ten eerste dat inzichtelijk is voor de stadsdeelcommissie welke budgetten beschikbaar zijn voor de stadsdelen en hoe het dagelijks bestuur deze budgetten wil inzetten. De stadsdeelcommissie kan vervolgens adviseren en voorstellen doen over deze voorgenomen inzet van middelen. Het dagelijks bestuur neemt deze adviezen en voorstellen over, behalve als er zwaarwegende redenen zijn om dit niet te doen. Om de controlerende taak van de stadsdeelcommissie te waarborgen is het dagelijks bestuur tenslotte verplicht om inzicht te geven in de daadwerkelijke inzet van de middelen en eventuele afwijkingen van de voorstellen en adviezen van de stadsdeelcommissie.
Artikel 32: overlegvergaderingen tussen stadsdeelcommissie en dagelijks bestuur
De stadsdeelcommissie kent twee typen vergaderingen, beschreven in de artikelen 32 en 33. Dit betreft in de eerste plaats de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur, die door de stadsdeelcommissie worden uitgeschreven (artikel 32). Daarnaast kan de stadsdeelcommissie ook zelf vergaderingen uitschrijven (artikel 33). De eerste vorm is in deze verordening enigszins ingekaderd. Het tweede type vergadering is vormvrij. Het is aan de stadsdeelcommissie om daar vorm en inhoud aan te geven en te bepalen hoe en in welke samenstelling die vergaderingen plaatsvinden.
De stadsdeelcommissie schrijft, buiten de recesperiodes van de raad, elke maand één of twee overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur uit. Onder de verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam schreef het dagelijks bestuur de vergaderingen uit. Deze taak ligt nu bij de stadsdeelcommissie zelf, zodat zij kan bepalen wanneer zij een vergadering met het dagelijks bestuur nodig acht. Doel van deze vergaderingen is het vaststellen van de adviezen die gereed zijn, het bespreken van adviezen die in voorbereiding zijn en het bespreken van de onderwerpen die de stadsdeelcommissie heeft geagendeerd, waaronder moties en voorstellen. De invulling van deze vergaderingen is aan de stadsdeelcommissie . De voorzitter van de stadsdeelcommissie zit de vergaderingen voor. In het tweede lid is aangegeven dat de leden van het dagelijks bestuur die bij de vergadering aanwezig zijn aan de beraadslaging deelnemen. Tijdens de vergaderingen worden in de eerste plaats de adviezen van de stadsdeelcommissie vastgesteld (derde lid).
Uit het vierde lid volgt, zoals hiervoor opgemerkt, dat tijdens de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur verder de adviezen worden besproken die de stadsdeelcommissie in voorbereiding heeft, de adviezen die door het college aan het dagelijks bestuur zijn gevraagd en die onderwerpen die op initiatief van de stadsdeelcommissie op de agenda zijn geplaatst. De adviezen die door het college aan het dagelijks bestuur zijn gevraagd worden geagendeerd zodat kan worden besproken of er aanleiding is de stadsdeelcommissie bij die adviesaanvraag te betrekken.
De vergaderingen zijn openbaar en vinden op het stadsdeelkantoor of een andere plek binnen het stadsdeel plaats (vijfde lid), waarbij een hybride vergadering (deels fysiek, deels digitaal) ook als openbaar geldt. Op grond van het zesde lid zijn de artikelen 19 en 20 van de Gemeentewet zijn op de vergaderingen van overeenkomstige toepassing.
Artikel 33: overige vergaderingen stadsdeelcommissie
De stadsdeelcommissies zijn vrij om, naast de plenaire vergaderingen en de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur, andere vergaderingen te beleggen. Voor die vergaderingen geldt op grond van het eerste lid dat die door de voorzitter van de stadsdeelcommissie worden uitgeschreven. Deze vergaderingen zijn, zoals gezegd, vormvrij. Het is aan de stadsdeelcommissie om te bepalen welke onderwerpen worden geagendeerd en in welke samenstelling er wordt vergaderd.
Ook voor deze vergaderingen geldt dat ze openbaar zijn en plaatsvinden op het stadsdeelkantoor of een andere plek binnen het stadsdeel (tweede lid) en op grond van het derde lid zijn de artikelen 17 tot en met 20 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 34: commissiesecretaris
In dit artikel is bepaald dat voor elke stadsdeelcommissie een ambtelijk secretaris wordt aangewezen. Deze commissiesecretaris heeft tot taak de voorzitter en de stadsdeelcommissie bij de uitoefening van hun taak terzijde te staan. Gezien de gewijzigde rol van de stadsdeelcommissie ligt het voor de hand dat de rol van commissiesecretaris en de rol van bestuurssecretaris (artikel 7) niet door dezelfde persoon worden vervuld, anders dan in de huidige situatie het geval is. Voor meer toelichting op dit punt wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 66.
Artikel 35: informatie dagelijks bestuur
In dit artikel is geregeld dat het dagelijks bestuur de stadsdeelcommissie van alle benodigde informatie voorziet voor die gevallen waarin onderwerpen op initiatief van de stadsdeelcommissie voor de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur worden geagendeerd. Als het onderwerp in de overlegvergadering is besproken, maakt het dagelijks bestuur inzichtelijk wat met de uitkomst van die bespreking is gedaan.
Artikel 36: toelichting en agendering raadscommissie
Dit artikel voorziet in de mogelijkheid voor één of meer leden van de stadsdeelcommissie om een toelichting te geven in een vergadering van een raadscommissie van de gemeenteraad. Dit kan als een onderwerp wordt besproken waarover de stadsdeelcommissie advies heeft uitgebracht, het dagelijks bestuur ten onrechte geen advies heeft gevraagd of als er een onderwerp, zoals moties of voorstellen, wordt besproken dat op initiatief van de stadsdeelcommissie is geagendeerd. In die gevallen dat een onderwerp niet in de vergadering van een raadscommissie aan de orde komt, kan de stadsdeelcommissie het alsnog voor de agenda van de raad aandragen. Bijvoorbeeld als een onderwerp naar het oordeel van de stadsdeelcommissie ten onrechte niet door het dagelijks bestuur is geagendeerd of als de commissie meent dat er door het dagelijks bestuur in verband met een adviesaanvraag of een initiatief van de stadsdeelcommissie te weinig informatie is verstrekt. De stadsdeelcommissie kan onderwerpen uitsluitend aandragen voor bespreking in de vergadering van de raadscommissie. De gemeenteraad bepaalt vervolgens zelf of het onderwerp op de agenda komt. Als het onderwerp in de raadscommissie wordt besproken, kunnen een of meer leden van de stadsdeelcommissie tijdens die vergadering een toelichting geven. De toelichting kan zowel op verzoek van de raadscommissie als op verzoek van de stadsdeelcommissie worden gegeven.
Artikel 37: Bekendmaking besluiten
De besluiten van de stadsdeelcommissie worden op dezelfde wijze bekendgemaakt als de besluiten van het dagelijks bestuur.
Artikel 38: Stadsdeelpanels
Als participatieve verrijking van het bestuurlijk stelsel worden in alle stadsdeel via loting Stadsdeelpanels ingericht. De zittingsperiode van het stadsdeelpanel loopt parallel aan de zittingsperiode van de bestuurscommissie (in principe vier jaar).
Elke stadsdeel heeft jaarlijks een bedrag beschikbaar voor vacatie van de leden van het stadsdeelpanel van 50.000 euro per jaar. Dit bedrag is gebaseerd op 2 bijeenkomsten X €100,- X 250 leden. Bij het instellen van de eerste bijeenkomst/sessie burgerpanel zal in goed overleg met het panel en de stadsdeelcommissie afspraken gemaakt worden hoe met deze verdeling van de vacatie gelden op de begroting om te gaan, waarbij een maximaal bedrag van €100,- voor vacatie vergoeding geldt. Het minimale bedrag wordt in overleg met stadsdeelcommissie en stadsdeelpanels bepaald.
Het stadsdeelpanel kan bevraagd worden over kwesties door de stadsdeelcommissie, door de gemeenteraad en door burgers woonachtig in het stadsdeel. Een agenda commissie bestaande uit leden van het stadsdeelpanel en stadsdeelcommissie is verantwoordelijk voor agendering in tijd en werkdruk van het panel.
Het stadsdeelpanel wordt ondersteunt door een professional op het gebied van participatie, die kan helpen vorm geven aan goede bespreekagenda voor het panel, gespreksleiding het regelen van uitnodiging, locatie, verslaglegging en opstellen eind advies.
Hoofdstuk 4 – Inrichting en samenstelling stadsgebied Weesp
Algemeen
Per 24 maart 2022 fuseert de gemeente Weesp met de gemeente Amsterdam. Vanaf dat moment vormt Weesp een stadsgebied van de gemeente Amsterdam. Amsterdam kent dan zeven stadsdelen en het stadsgebied Weesp. Het stadsgebied Weesp wordt gevormd door de gebieden Weesp en Driemond. Met de vervanging van de verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam wordt mogelijk gemaakt dat het stadsgebied een eigen, lokaal bestuur kent.
De wijze van besturen van het stadsgebied wijkt af van de bestuursvorm van de zeven stadsdelen. Stadsgebied Weesp wordt lokaal bestuurd door een 11-koppige bestuurscommissie. Deze bestuurscommissie handelt, net als de stadsdelen, binnen de stedelijke kaders die de centrale stad (college en raad) vaststellen.
De dagelijkse leiding komt ten overstaan van een dagelijks bestuur van drie leden. Naast de drie dagelijks bestuurders, vormen de overige acht leden van de bestuurscommissie de oren en ogen van het stadsgebied en zorgen zij voor de naleving van de 14 kernwaarden. Zij halen op wat er leeft in het gebied, lossen problemen op de schaal van pleinen, straten en buurten op en betrekken de inwoners van het stadsgebied actief op verschillende manieren bij plannen voor het gebied. De participatieve democratie en het experimenteren met vernieuwende vormen van participatie zal een grote rol spelen bij het handelen van de bestuurscommissie. Daarnaast zal aandacht uit gaan naar adequate omgang met de samenwerkingspartners voor Weesp en de uit te voeren evaluatie in 2025.
De bestuurscommissie heeft een vitale functie voor het stadsgebied. De taken en bevoegdheden komen overeen met de taken en bevoegdheden die de zeven stadsdelen hebben. Zo wordt lokaal opgelost wat lokaal kan.
Gezamenlijk zijn de lokale bestuurders permanent in overleg met het stadsbestuur. De bestuurscommissie maakt zo nodig de vertaalslag naar het stadsbestuur van Amsterdam. Het lokale bestuur is zo continue nabij de inwoners van Weesp en Driemond.
Artikel 39: bestuurscommissie
Met dit artikel stelt het college voor het stadsgebied Weesp een bestuurscommissie in die bestaat uit elf leden. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het voorschrift in artikel 83 van de Gemeentewet dat het instellend orgaan de inrichting en samenstelling van de bestuurscommissie moet regelen. De bestuurscommissie vormt de schakel tussen de inwoners van het stadsgebied Weesp en de centrale stad. De elf leden zorgen er gezamenlijk voor dat lokaal wordt besloten en geregeld wat lokaal kan op basis van de aan hen opgedragen taken en bevoegdheden. De stedelijke kaders vormen daarbij het uitgangspunt, wat tot uitdrukking komt door ‘verlengd lokaal bestuur. De inwoners van het stadsgebied worden op verschillende wijzen betrokken bij plannen en besluitvormingsprocessen. De participatieve democratie vormt een van de pijlers op basis waarvan de bestuurscommissie te werk gaat.
De leden van de bestuurscommissie worden gekozen door de inwoners van Weesp en Driemond, gelijktijdig met de verkiezingen voor de gemeenteraad.
Artikel 40: verkiezingen bestuurscommissie
In het eerste lid is geregeld dat op de verkiezingen voor de bestuurscommissie de bepalingen van de Kieswet inzake de verkiezing van de leden van de gemeenteraad van overeenkomstige toepassing zijn. Dit betekent dat bij de verkiezingen een lijstenstelsel wordt gehanteerd. De kandidaten worden dus in lijsten gerangschikt zoals bij de verkiezing van volksvertegenwoordigers in Nederland inmiddels gebruik is. Een lijst kan ook uit één persoon bestaan.
In het tweede lid worden twee uitzonderingen op de Kieswet gemaakt. De kring van kiesgerechtigden wordt namelijk uitgebreid. In plaats van 18-jarigen kunnen 16-jarigen inwoners van het stadsgebied hun stem uitbrengen. Een ingezetene, die afkomstig is uit een land dat geen lid is van de Europese Unie en rechtmatig in Nederland verblijft, kan al stemmen indien hij gedurende een onafgebroken periode van twee jaar in Nederland woont. In de Kieswet wordt daarentegen uitgegaan van een periode van vijf jaar. Deze eis van ingezetenschap geldt alleen voor hen die geen onderdaan van een EU-lidstaat zijn. Voor ingezetenen die uit EU-lidstaten afkomstig zijn gelden deze eisen niet omdat zij onmiddellijk stemrecht hebben.
In het derde lid is bepaald dat de lijsten met een stemcijfer van 25% of meer ook in aanmerking kunnen komen voor een restzetel. Hierdoor kunnen partijen bij de restzetelverdeling al een zetel verwerven als zij 25% van de kiesdeler hebben gehaald en niet pas bij 75% zoals de Kieswet voorschrijft. Daarmee wordt de kiesdrempel aanmerkelijk lager. Bij de verdeling van de restzetels wordt op grond van de Kieswet het stelsel van de grootste overschotten gehanteerd. Bij het systeem van de grootste overschotten wordt gekeken naar het aantal stemmen dat over is van het totale aantal stemmen na verdeling van de volle zetels. De partij met het grootste overschot krijgt bij dit systeem de eerste restzetel, de partij met het op één na grootste overschot de tweede, tot alle zetels verdeeld zijn. Deze methode werkt in het algemeen in het voordeel van kleinere partijen. Hiermee wordt dus geprobeerd te bevorderen dat ook kleine lokale (politieke) groeperingen een zetel kunnen verwerven.
Op grond van het vierde lid kunnen niet alleen politieke partijen aan de verkiezingen meedoen, maar ook andere groeperingen zoals bewonersverenigingen en buurtcomités. In aanvulling op de bepaling in de Kieswet dat een politieke groepering die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is zich voor de verkiezingen kan laten registreren, is bepaald dat ook niet-politieke groeperingen en stichtingen zich voor de verkiezingen voor de bestuurscommissies kunnen laten registreren. Zij kunnen dan eveneens onder een bepaalde naam aan de verkiezingen meedoen zonder dat zij aan de formele vereisten uit Kieswet hoeven te voldoen zoals het overleggen van een notariële akte en een bewijs van inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Verder hoeven zij ook geen waarborgsom te betalen. Ook niet voor de kandidaatstelling (vijfde lid). Groeperingen hoeven zich overigens niet te laten registreren. Zij nemen dan aan de verkiezingen deel zonder een aanduiding (specifieke naam) boven de kandidatenlijst, een zogenaamde 'blanco lijst'.
Op grond van het zesde lid kan het college nadere regels voor de verkiezingen vaststellen. Dit betreft technische voorschriften zoals bepalingen over het nummeren van kandidatenlijsten en een bepaling dat groeperingen die al voor de gemeenteraadsverkiezingen zijn geregistreerd zich niet apart voor de verkiezingen voor het stadsgebied hoeven te registreren. Ook kan het college voorschriften stellen die ertoe strekken dat de bestuurscommissie verantwoordelijk is voor de registratie, de kandidaatstelling en de verwerking van de verkiezingsuitslagen.
In het zevende lid is de regeling uit de Kieswet voor de vervulling van een opengevallen plaats van overeenkomstige toepassing verklaard. In aanvulling daarop wordt het eerste lid van artikel W4 van de Kieswet van overeenkomstige toepassing verklaard (achtste lid). Als er in een gemeenteraad met minder dan dertien leden bij de opvolging van een lid geen kandidaat meer voor benoeming in aanmerking komt op de lijst waartoe degene die moet worden opgevolgd behoort, dan geldt het volgende. Met toepassing van artikel P 10 van de Kieswet wordt dan beslist aan welke van de andere lijsten de plaats zal worden toegekend. Deze plaats valt dan toe aan de lijst die op grond van het aantal uitgebrachte stemmen als eerste in aanmerking komt voor de nog niet toegedeelde restzetel.
In het negende lid is bepaald dat in afwijking van de Kieswet er één dag extra geldt voor het voorbereiden van de openbare zitting na de stemming. Deze vindt plaats drie werkdagen na de stemming. Dit geeft de Amsterdamse organisatie de ruimte om – naast de gemeenteraadsverkiezingen – de verkiezingen in het stadsgebied zorgvuldig af te ronden.
Artikel 41: passief kiesrecht van de bestuurscommissie
Om als lid van de bestuurscommissie te kunnen worden gekozen, moet op grond van deze bepaling worden voldaan aan de vereisten voor het lidmaatschap van de gemeenteraad, waar artikel 36a van de Gemeentewet naar verwijst. Deze zijn opgenomen in artikel 10 van de Gemeentewet.
Op grond van artikel 41 is een lid van de bestuurscommissie verplicht in het stadsgebied Weesp te wonen. Echter, aan een lid van een bestuurscommissie kan ontheffing worden verleend aan het vereiste voor ingezetenschap. Zo kan een lid dat (nog) niet in het stadsgebied woont maar zich wel wenst in te zetten voor de belangen van het stadsgebied toch lid worden van de bestuurscommissie.
Net als voor het actief kiesrecht, is voor het passief kiesrecht in Amsterdam ervoor gekozen om aan niet EU-onderdanen die drie jaar ingezetene zijn van Amsterdam en er rechtmatig verblijven, het kiesrecht toe te kennen.
Artikel 42: vereisten lidmaatschap bestuurscommissie, onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties
In de artikelen uit de Gemeentewet waarnaar wordt verwezen, is onder meer bepaald dat nevenfuncties openbaar moeten worden gemaakt, dat een bestuurder niet ook bijvoorbeeld wethouder, ombudsman of bijvoorbeeld lid van de rekenkamer mag zijn. Ook mag een lid van de bestuurscommissie bijvoorbeeld niet als advocaat of adviseur optreden voor of tegen de gemeente.
Met de toepassing van artikel 11 wordt voorkomen dat een lid waarvan het lidmaatschap sinds de verkiezingen vervallen is verklaard, op grond van de Kieswet wordt benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats.
Ook is van belang dat het lidmaatschap van de bestuurscommissie op grond van artikel 13 van de Gemeentewet onverenigbaar is met de functie van ambtenaar van de gemeente Amsterdam. Dat deze functies onverenigbaar zijn betekent echter niet dat ambtenaren van de gemeente Amsterdam al bij hun kandidaatstelling ontslag moeten nemen. Het moment van installatie is voor artikel 13 van de Gemeentewet beslissend. Ambtenaren kunnen zich dus eerst kandidaat stellen en aan de verkiezingen deelnemen en pas als zij gekozen zijn en ook daadwerkelijk zitting in de bestuurscommissie willen nemen, dienen zij ontslag te nemen.
Artikel 43: eed of verklaring en belofte
De leden van de bestuurscommissie leggen een eed of verklaring en belofte af. Zij leggen hun eed of verklaring en belofte zoveel mogelijk tegelijkertijd met de leden van het nieuwe college af. Als dat niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat de onderhandelingen hierover nog niet zijn afgerond, dan doen de leden van de bestuurscommissie dit één raadsvergadering later. Bij een tussentijdse benoeming wordt de eed of verklaring en belofte ten overstaan van de voorzitter van het dagelijks bestuur afgelegd (tweede lid). Voor de inhoud van de eed of verklaring en belofte wordt verwezen naar artikel 41a van de Gemeentewet.
Artikel 44: beëindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging
Voor wat betreft de beëindiging van het lidmaatschap van de bestuurscommissie zijn de bepalingen inzake de beëindiging van het lidmaatschap van een vertegenwoordigend orgaan van overeenkomstige toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat een lid van de bestuurscommissie te allen tijde zelf ontslag kan nemen. Daarnaast kan een lid op grond van het tweede lid bij zwangerschap en bevalling of ziekte verlof opnemen en gedurende die periode door een ander lid worden vervangen. Voor de inhoud van de regeling wordt aangesloten bij wat er in de Gemeentewet voor de tijdelijke vervanging van leden van een vertegenwoordigend orgaan geregeld is, waarbij geen tijdelijk ontslag wordt verleend maar het lid verlof opneemt. Ratio hierachter is dat de bestuurscommissie zelf in vervanging voorziet.
Artikel 45: reglement van orde en adviescommissies
In dit artikel is geregeld dat de bestuurscommissie zelf een reglement van orde voor de vergaderingen vaststelt. Het college zal een format opstellen voor een reglement zodat de bestuurscommissie niet zelf het wiel hoeft uit te vinden, terwijl zij wel de ruimte kan nemen die het nodig acht om invulling te geven aan een wijze van overleg die past bij de lokale cultuur. Daarnaast is in dit artikel geregeld dat de bestuurscommissie adviescommissies kan instellen om zich ook door andere organisaties van advies te laten dienen.
Artikel 46: dagelijks bestuur en voorzitter
De bestuurscommissie wordt geleid door een dagelijks bestuur, bestaande uit drie leden. De bestuurscommissie bepaalt zelf wie uit haar midden het dagelijks bestuur gaan vormen, alsmede wie de voorzitter wordt.
Tussen de bestuurscommissie en het dagelijks bestuur bestaat een hiërarchische verhouding, het dagelijks bestuur is aan de bestuurscommissie ondergeschikt. Aan het dagelijks bestuur worden dus geen eigen taken en bevoegdheden overgedragen. Zij voeren de taken uit en oefenen de bevoegdheden uit die door de bestuurscommissie aan hen zijn gemandateerd.
Artikel 47: onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties leden dagelijks bestuur
Voor het dagelijks bestuur wordt een aantal artikelen uit de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing verklaard. Daardoor kan een lid van het dagelijks bestuur niet tevens een aantal andere, limitatief opgesomde functies vervullen zoals wethouder of ombudsman. Ook is bepaald dat een lid van het dagelijks bestuur geen nevenfuncties vervuld die ongewenst zijn gelet op de uitoefening van zijn taak voor het stadsgebied Weesp.
Daarnaast is van belang dat het lidmaatschap van het dagelijks bestuur op grond van artikel 36b van de Gemeentewet onverenigbaar is met de functie van ambtenaar van de gemeente Amsterdam. Dat deze functies onverenigbaar zijn betekent echter niet dat ambtenaren van de gemeente Amsterdam al bij hun kandidaatstelling ontslag moeten nemen. Het moment van installatie is voor artikel 36b van de Gemeentewet beslissend. Ambtenaren kunnen zich dus eerst kandidaat stellen en aan de verkiezingen deelnemen en pas als zij gekozen zijn en ook daadwerkelijk zitting in de bestuurscommissie willen nemen, dienen zij ontslag te nemen
Artikel 48: benoeming dagelijks bestuur
In het eerste lid wordt bepaald dat de bestuurscommissie in zijn eerste vergadering na de verkiezingen een tijdelijk voorzitter van het dagelijks bestuur benoemt. Als er meerdere kandidaten zijn en geen van hen na stemming de volstrekte meerderheid behaalt, dan voorziet het tweede lid erin dat er een tweede stemming komt tussen de twee kandidaten die in de eerste stemronde de meeste stemmen hebben gekregen. Als deze tweede stemming ook geen volstrekte meerderheid voor een kandidaat oplevert, dan vervult de lijsttrekker van de groepering waarop bij de verkiezingen de meeste stemmen zijn uitgebracht, tijdelijk de functie van voorzitter. De definitieve benoeming van de voorzitter vindt plaats tezamen met het benoemen van de twee overige leden van het dagelijks bestuur. In de verordening is bepaald dat deze benoemingen plaatsvinden op de tweede maandag volgend op de dag waarop de bestuurscommissie is geïnstalleerd.
Over de benoeming van de leden wordt gestemd (vierde lid). Deze stemming verloopt op dezelfde wijze als hiervoor beschreven is. Voor het overige is voor de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur in grote lijnen aangesloten bij de procedure die voor de benoeming van wethouders geldt (vijfde en zesde lid).
Artikel 49: ontslag en tijdelijke vervanging leden dagelijks bestuur
Voor wat betreft het ontslag van de leden van het dagelijks bestuur is geregeld dat een lid van het dagelijks bestuur te allen tijde zelf ontslag kan nemen (eerste lid) en dat een lid van het dagelijks bestuur door de bestuurscommissie kan worden ontslagen. Daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat er binnen de bestuurscommissies sprake is van monisme. Een lid van het dagelijks bestuur dat ontslag neemt of wordt ontslagen blijft dus in beginsel wel lid van de bestuurscommissie.
Daarnaast kan een lid van het dagelijks bestuur op grond van het tweede lid bij zwangerschap en bevalling of ziekte verlof opnemen en gedurende die periode door een ander lid worden vervangen. Op deze manier worden belemmeringen voor vrouwen bij het aanvaarden van een functie binnen het dagelijks bestuur weggenomen en de leden van het dagelijks bestuur bij ziekte in de gelegenheid gesteld prioriteit te geven aan hun gezondheid. Voor de inhoud van de regeling wordt aangesloten bij wat er in de Gemeentewet voor de tijdelijke vervanging van wethouders geregeld is.
Artikel 50: taken voorzitter
In dit artikel is vastgelegd wat de taken van de voorzitter van het dagelijks bestuur zijn. Daarbij is aangesloten bij de bepalingen die in dat verband in de Gemeentewet zijn opgenomen. Bijvoorbeeld over de opneming en ondertekening van stukken (artikelen 32a, 59a en 77 van de Gemeentewet) en de oproeping voor de vergadering (artikel 53 van de Gemeentewet). Daarnaast is expliciet bepaald dat de voorzitter van het dagelijks bestuur ook de voorzitter van de bestuurscommissie is. De Gemeentewet biedt de gemeenteraad nog wel de mogelijkheid om een andere voorzitter te kiezen, maar gezien de monistische verhoudingen binnen de bestuurscommissie wordt daar hier geen aanleiding toe gezien.
Artikel 51: verhindering of ontstentenis voorzitter en leden dagelijks bestuur
Dit artikel voorziet in de vervanging van de voorzitter bij verhindering of ontstentenis. Indien de voorzitter afwezig is en zijn functie moet worden waargenomen, dan wordt dit in beginsel door een van de andere leden van het dagelijks bestuur gedaan. Als die ook verhinderd zijn, neemt een door de bestuurscommissie aangewezen lid van de bestuurscommissie waar.
Artikel 52: reglement van orde dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde op voor zijn eigen vergaderingen. Het college van burgemeester en wethouder zal daar een format voor opstellen zodat er een basis ligt maar het dagelijks bestuur kan zelf nadere invulling geven aan de wijze waarop het bestuur wenst te werken.
Artikel 53: taken en bevoegdheden bestuurscommissie
Bepaald is dat de bestuurscommissie belast is met de dagelijkse bestuur- en beheerstaken in het stadsgebied. Zij oefent de taken en bevoegdheden uit die het college aan haar heeft opgedragen. De taken en bevoegdheden staan vermeld in twee bijlagen die bij de verordening horen. Daar staan de taken (bijlage 2) en bevoegdheden (bijlage 3) in die door het college en de burgemeester aan de bestuurscommissie of voorzitter worden gemandateerd of gedelegeerd. Deze bijlagen kunnen worden gewijzigd door middel van een besluit van het orgaan dat de taak of bevoegdheid heeft gemandateerd of gedelegeerd. De takenlijst en het bevoegdhedenregister bevatten een limitatieve opsomming van hetgeen de bestuurscommissie in formele zin mag doen. Voor stadsgebied Weesp geldt dat waar in de takenlijst en het bevoegdhedenregister ‘DB’ of ‘dagelijks bestuur’ benoemd staat als gemandateerd of gedelegeerd orgaan, voor stadsgebied Weesp daar ‘bestuurscommissie’ gelezen moet worden (tweede lid).
Artikel 54: vergaderingen
Op grond van het eerste lid zijn op de vergaderingen van de bestuurscommissie de bepalingen inzake de vergaderingen van de raad van overeenkomstige toepassing. Zo zijn de vergaderingen in beginsel openbaar en dient er een meerderheid van de leden aanwezig te zijn voordat een vergadering wordt geopend.
In het tweede lid is bepaald wat er geldt voor de vergaderingen van het dagelijks bestuur. De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn besloten (artikel 54 van de Gemeentewet). Voor de stemmingen binnen het dagelijks bestuur gelden eveneens dezelfde bepalingen als die op de stemmingen binnen het college van toepassing zijn. In het derde lid is, in aanvulling op wat er in artikel 86 van de Gemeentewet is bepaald, geregeld dat de door de bestuurscommissie opgelegde geheimhouding niet geldt voor het college en de burgemeester. Zij hebben, ook als er geheimhouding is opgelegd, wel recht op inzage in de stukken. Zo wordt ervoor gezorgd dat er een goede verantwoording richting het college en de burgemeester mogelijk is.
Artikel 55: bestuurssecretaris
In het eerste lid is bepaald dat de bestuurscommissie over een bestuurssecretaris beschikt. Deze wordt door het college aangesteld. Aangezien de bestuurssecretaris een ambtenaar is en dus ondergeschikt is aan de gemeentesecretaris, maar wel tot taak heeft de bestuurscommissie bij te staan, is bepaald dat de aanstelling op voordracht van de gemeentesecretaris en in overeenstemming met de bestuurscommissie plaatsvindt.
Verder is bepaald dat de bestuurssecretaris de voorzitter en het dagelijks bestuur bij de uitoefening van hun taak terzijde staat. Dit betreft dus feitelijk de stadsgebiedsecretaris. Naar analogie is dan ook in het tweede lid bepaald dat het eerste en het tweede lid van artikel 15 van de Gemeentewet inzake de verboden handelingen van overeenkomstige toepassing zijn (zie artikel 101 van de Gemeentewet). Tot slot is in het vierde lid geregeld dat het college ten aanzien van de taken en bevoegdheden van de secretaris nadere regels kan stellen.
Artikel 56: de verhouding tot het college en de burgemeester
In de artikelen die van overeenkomstige toepassing worden verklaard, is onder meer geregeld dat het college advies vraagt aan het stadsgebied als het voornemens is een besluit te nemen over een stedelijk kader dat het stadsgebied raakt. Ook kan het college inlichtingen vragen en kan de bestuurscommissie op haar beurt een toelichting geven.
Tevens zijn hier bepalingen van toepassing verklaard op de verhouding tussen college en bestuurscommissie voor het geval, het niet goed gaat. Het college kan bijvoorbeeld een bevoegdheid terugnemen van de bestuurscommissie en kan namens de bestuurscommissie een besluit nemen (in de plaats stellen). Ook kan het college besluiten schorsen of vernietigen. Al deze acties zijn met waarborgen omkleed (bijv. hoor- en wederhoor).
Voor nadere uitleg wordt verwezen naar de toelichting bij artikelen 12 tot en met 17.
Artikel 57: de financiën van de bestuurscommissie
Door verwijzing naar de artikelen 20 tot en met 22 is bepaald dat de bestuurscommissie jaarlijks een budget krijgt dat is vastgesteld in de gemeentebegroting. Ook is bepaald dat de bestuurscommissie vierjaarlijks een gebiedsagenda vaststelt.
Artikel 58: stadsgebiedpanels
In dit artikel wordt artikel 38 van overeenkomstige toepassing verklaard op het stadsgebied Weesp, om ook voor Weesp mogelijk te maken dat een stadsdeelpanel wordt ingesteld. Aangezien Weesp geen stadsdeel, maar een stadsgebied is, gaat het in dit geval over stadsgebiedpanels. Het instellen van een stadsgebiedpanel is een discretionaire bevoegdheid van de bestuurscommissie van Weesp. De bestuurscommissie kan een stadsgebiedpanel instellen, maar kan er ook voor kiezen om dit niet te doen.
Hoofdstuk 5 - Overgangsbepalingen
In dit hoofdstuk wordt in verband met de invoering van het nieuwe bestuurlijk stelsel in overgangsrecht voorzien.
Artikel 59: verkiezingen stadsdeelcommissies
In dit artikel wordt benadrukt dat de bepalingen uit dit hoofdstuk die zien op verkiezingen alleen gelden voor de verkiezingen op 16 maart 2022.
Artikel 60: voorbereiding van de verkiezingen
De bestuurscommissies die in 2018 op grond van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam waren ingesteld, organiseren op grond van dit artikel de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie. Dit betekent dat deze bestuurscommissies zorgen voor een centraal stembureau. Dat stembureau registreert bijvoorbeeld de groeperingen die aan de verkiezingen deelnemen en stelt de verkiezingsuitslag vast. De centrale stembureaus worden per stadsdeel ingesteld.
Artikel 61: registratie groepering
De voorschriften voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie sluiten zo naadloos mogelijk aan op de voorschriften die er voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissies in 2018 golden. Dit betekent bijvoorbeeld dat de rechten die reeds geregistreerde groeperingen op grond van de Kieswet hebben of groeperingen die op dit moment over zetels in de stadsdeelcommissies beschikken, zoveel mogelijk worden gerespecteerd. Zij hoeven zich niet opnieuw voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie te laten registreren (artikel G 3 van de Kieswet).
Artikel 62: groeperingen
In dit artikel is bepaald dat de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie de toepassing van de bepalingen uit de Kieswet en het Verkiezingsreglement wordt aangemerkt als de laatst gehouden verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie. Groeperingen die reeds over zetels in de stadsdeelcommissie beschikken, zijn bijvoorbeeld vrijgesteld van de verplichting om ondersteuningsverklaringen in te leveren en een waarborgsom te betalen bij het inleveren van een kandidatenlijst voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie.
Artikel 63: Zitting centraal stembureau
In afwijking van de bepalingen uit de Kieswet vindt de zitting van het centraal stembureau voor de nummering van de kandidatenlijsten plaats op de zevende dag na de kandidaatstelling in een openbare zitting om tien uur.
Artikel 64: Aanwijzing bijzonder stemlokaal
Deze bepaling is opgenomen om mogelijk te maken dat het college één of meerdere stemlokalen aanwijst in de gemeente Amsterdam waar niet alleen kan worden gestemd voor de stadsdeelcommissie van het stadsdeel waarin dat stemlokaal ligt, maar ook voor andere stadsdeelcommissies of de bestuurscommissie van het stadsgebied Weesp. Een dergelijk stemlokaal kan speciaal ingericht worden voor een bepaalde groep kiezers, bijvoorbeeld kiezers met een visuele beperking.
Artikel 65: Waarneming voorzitter en dagelijks bestuur bestuurscommissies
De leden van het dagelijks bestuur worden op zijn vroegst pas benoemd als ook de leden van het nieuwe college worden benoemd. De leden van het dagelijks bestuur van de bestuurscommissies treden op grond van de Kieswet echter al op 15 maart 2022 af. In de periode tussen de verkiezingen en het installeren van een nieuw dagelijks bestuur moet dus worden voorzien in de leemte die ontstaat bij het rechtsgeldig nemen van de dagelijkse beslissingen. In dat kader is in het eerste lid geregeld dat de voorzitter en de overige leden van het dagelijks bestuur van de bestuurscommissies gedurende die periode aanblijven als waarnemers. Het college kan daarbij tussentijds een vervanger benoemen als de voorzitter of een lid van het dagelijks bestuur van de bestuurscommissies tussentijds ontslag neemt of wordt ontslagen. Het is aan het college om te bepalen of de benoeming van een vervanger, gezien het aantal leden en de tijd die nog rest, aangewezen is. Op grond van het tweede lid oefenen de waarnemers en hun vervangers in de overgangsperiode de taken en bevoegdheden uit die aan de nieuwe dagelijks besturen zijn gemandateerd en gedelegeerd. Daarbij is echter wel opgemerkt dat zij geen politiek-gevoelige beslissingen kunnen nemen. In het bevoegdhedenregister, onder punt 3 in de algemene bepalingen en beperkingen, staat al dat het dagelijks bestuur het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan moet betrekken als het om een politiek-gevoelige beslissing gaat, maar in het tweede lid is benadrukt dat de waarnemers en hun vervangers in dat geval überhaupt niet bevoegd zijn. Het college en de burgemeester zijn dan dus zelf aan zet. In het derde lid staat dat de waarnemers en hun vervangers voor de aan hen toegekende taken en bevoegdheden ondermandaat kunnen verlenen als de bevoegdheid zich daar niet tegen verzet. Het vierde lid voorziet in de rechtspositie van degenen die waarnemen en hun vervangers.
Artikel 66: aanblijven bestuurssecretaris
In dit artikel is geregeld dat de zittende bestuurssecretarissen kunnen aanblijven wanneer de verordening in werking treedt, zonder dat zij opnieuw moeten worden aangesteld. Onder de verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam is sprake van een personele unie van de rollen van bestuurssecretaris en commissiesecretaris. Aangezien met deze nieuwe verordening de controlerende rol van de stadsdeelcommissie wordt versterkt ten opzichte van het dagelijks bestuur, is het niet meer wenselijk dat een en dezelfde persoon zowel de rol van secretaris van het dagelijks bestuur als de rol van secretaris van de stadsdeelcommissie vervult. In dit artikel is geregeld dat de zittende bestuurssecretarissen kunnen aanblijven. Dat betekent dat er wel nieuwe commissiesecretarissen moeten worden aangesteld.
Artikel 67: regelgeving bestuurscommissies
Uit de verordeningen, beleidsregels en overige voorschriften binnen de stad vloeien ook taken of bevoegdheden dan wel rechten en verplichtingen voor de bestuurscommissies voort. Met dit artikel is ervoor gezorgd dat deze taken en bevoegdheden of rechten en plichten ook op de nieuwe dagelijks besturen van toepassing zijn. Dit geldt voor zover er op het betreffende beleidsterrein ook taken en bevoegdheden aan het dagelijks bestuur zijn opgedragen. Er is niet voorzien in een termijn waarbinnen de beleidsregels en voorschriften die door de bestuurscommissies zijn vastgesteld blijven gelden. Dat is ook niet nodig. Deze blijven onverminderd van kracht.
Artikel 68: beheer van besluiten, rechten en plichten van de gemeente, subsidies en procedures en rechtsgedingen
De besluitvorming binnen de bestuurscommissies zal in veel gevallen gevolgen hebben voor de nieuwe dagelijks besturen. Om ervoor te zorgen dat de dagelijks besturen op die gevolgen ook invloed kunnen uitoefenen, is geregeld dat de dagelijks besturen de besluiten van hun voorgangers kunnen wijzigen en intrekken, dat zij de rechten, plichten, wettelijke procedures en rechtsgedingen kunnen beheren en dat zij de subsidies kunnen vaststellen die door de dagelijks besturen zijn verleend. Dit geldt voor zover de besluitvorming van de dagelijks besturen ingesteld in 2018 betrekking heeft op taken en bevoegdheden die ook aan de dagelijks besturen zijn toegekend.
De artikelen 69 tot en met 73: verkiezing bestuurscommissie Weesp
De bepalingen voor de verkiezing van de bestuurscommissie voor het stadsgebied Weesp sluiten zo veel mogelijk aan bij de bepalingen voor de verkiezing van de stadsdeelcommissies. Het belangrijkste verschil is dat er nu nog geen bestuurscommissie is in Weesp. Daarom is het hoofdstembureau voor de gemeenteraadsverkiezingen van Amsterdam belast met de organisatie van de verkiezing en wordt de laatst gehouden gemeenteraadsverkiezing van Weesp aangemerkt als de laatst gehouden verkiezing van de leden van de bestuurscommissie.
Hoofdstuk 6 – slotbepalingen
Artikel 75: inwerkingtreding
De verordening treedt met de verkiezingen van de stadsdeelcommissies op 16 maart 2022 in werking, met uitzondering van paragraaf 1 en 3 van hoofdstuk 5. Paragraaf 1 van hoofdstuk 4 en paragraaf 1 en 3 van hoofdstuk 5 hebben betrekking op de organisatie van de verkiezingen en daar wordt uiteraard al vóór 16 maart 2022 mee gestart. Die paragrafen treden dus drie dagen na publicatie in het Gemeenteblad in werking. Voor stadsgebied Weesp geldt verder als inwerkingtredingsdatum de datum van fusie, te weten 24 maart 2022.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl