Verordening Tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2022 gemeente Horst aan de Maas

Geldend van 25-02-2022 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022

Intitulé

Verordening Tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2022 gemeente Horst aan de Maas

De raad van de gemeente Horst aan de Maas;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 januari 2022,

gemeentebladnummer 2022.017-F;

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet;

gelet op artikel 8a lid 1, onderdeel b Participatiewet, artikel 35, onderdeel d Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35, onderdeel d Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

overwegende dat bij verordening de inzet van het instrument tegenprestatie moet worden geregeld;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening Tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2022 gemeente Horst aan de Maas

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, IOAW/IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • b.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • c.

      mantelzorg: langdurige zorg aan hulpbehoevenden door personen waarbij de zorgverlening de gebruikelijke zorg overstijgt en de zorg niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden;

    • d.

      Pw: Participatiewet;

    • e.

      tegenprestatie: de activiteit zoals omschreven in artikel 9 lid 1 onder c Pw en artikel 37 IOAW/IOAZ.

Hoofdstuk 2. De tegenprestatie naar vermogen

Artikel 2. Inhoud van een tegenprestatie

  • 1. Het college kan onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die additioneel van aard zijn, inzetten als tegenprestatie voor zover die werkzaamheden:

    • a.

      naar zijn aard niet zijn gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt;

    • b.

      niet zijn bedoeld als re-integratie instrument;

    • c.

      niet leiden tot verdringing.

  • 2. Het maatschappelijk nut van de activiteiten, genoemd in lid 1, kan ook betrekking hebben op verhoging van het participeren in de samenleving of eigen ontwikkeling door het individu.

Artikel 3. Het opdragen van een tegenprestatie

  • 1. Het college kan een belanghebbende een tegenprestatie opdragen.

  • 2. Bij het opdragen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de volgende factoren:

    • a.

      de tegenprestatie moet naar vermogen kunnen worden verricht door een belanghebbende;

    • b.

      de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een belanghebbende;

    • c.

      de persoonlijke wensen en kwaliteiten van een belanghebbende, de belanghebbende kan zelf ook een tegenprestatie aandragen;

    • d.

      het al verrichten van maatschappelijke activiteiten of vrijwilligerswerk door een belanghebbende.

Artikel 4. Duur en omvang van een tegenprestatie

  • 1. De tegenprestatie wordt opgedragen voor de maximale duur van 1 maand.

  • 2. De tegenprestatie wordt opgedragen voor maximaal 8 uren per week.

  • 3. De tegenprestatie kan binnen een periode van 6 maanden maximaal 2 worden opgedragen.

Artikel 5. Mantelzorg

Het college draagt geen tegenprestatie op als een belanghebbende mantelzorg verricht voor zover het verrichten van mantelzorg naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk is.

Artikel 6. Geen werkzaamheden voorhanden

  • 1. Het college draagt geen tegenprestatie op als geen werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.

  • 2. Als het college geen tegenprestatie opdraagt omdat geen werkzaamheden voorhanden zijn, beoordeelt het college binnen 12 maanden of op dat moment wel werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 7. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2022 gemeente Horst aan de Maas.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking en onder gelijktijdige intrekking van de “Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Horst aan de Maas“ en werkt terug tot en met 1 januari 2022.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 8 februari 2022.

De raad voornoemd,

De voorzitter,

drs. R.F.I. Palmen

De griffier,

mr. R.J.M. Poels

Toelichting

Het college is bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten. Ook als die tegenprestatie niet direct samenhangt met arbeidsinschakeling. Een belanghebbende van 18 jaar of ouder maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is vanaf de dag van melding gehouden naar vermogen een tegenprestatie te verrichten. Dit is vastgelegd in artikel 9 lid 1 onderdeel c Pw.

De tegenprestatie bestaat uit de plicht om naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten. Dit naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. De maatschappelijk nuttige werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie dienen zich te onderscheiden van werkzaamheden die door de reguliere arbeidsmarkt verricht worden.

Individuele omstandigheden

Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen. Als het college een tegenprestatie vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving geven van de te verrichten werkzaamheden. Het moet voor een belanghebbende duidelijk zijn welke tegenprestatie van hem verwacht wordt. Zie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171.

Wij kiezen ervoor om de belanghebbende in de gelegenheid te stellen zelf een tegenprestatie voor te stellen, met deze wens(en) houdt het college rekening.

Geen tegenprestatie

Als daarvoor dringende redenen - zoals zorgtaken - aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie (artikel 9 lid 2 Pw). De plicht tot tegenprestatie is niet van toepassing op een belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel 9 lid 5 Pw). De plicht tot tegenprestatie is niet van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a lid 1 Pw (artikel 9 lid 7 Pw).

Afstemmen

Net als bij het niet nakomen van de arbeids- en re-integratieverplichting geldt voor het niet nakomen van de tegenprestatie dat de bijstand kan worden afgestemd overeenkomstig de ‘Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2022 gemeente Horst aan de Maas’.

Tegenprestatie is geen re-integratie-instrument

De plicht tot tegenprestatie heeft tot doel om maatschappelijk nuttige werkzaamheden te doen in de samenleving als tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering. Het opdragen van een tegenprestatie heeft niet primair tot doel de re-integratie van een belanghebbende te bevorderen, maar moet worden gezien als een nuttige bijdrage aan de samenleving (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 49-50). De tegenprestatie is daarom naar zijn aard niet gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt en is niet bedoeld als re-integratie-instrument.

Daarnaast mag een tegenprestatie het accepteren van passende arbeid of van re-integratie-inspanningen niet belemmeren. Als uitgangspunt geldt werk boven uitkering.

Hoewel de tegenprestatie niet gericht is op re-integratie, kan er wel een situatie zich voordoen waarin de tegenprestatie een bijdrage levert aan de sociale activering of verkorten van de afstand tot de arbeidsmarkt van de belanghebbende. In dergelijke gevallen kan de activiteit, na instemming van het college en de belanghebbende, met dat doel worden voortgezet.