Regeling vervallen per 01-02-2023

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen tot vaststelling van de Beleidsregels Re-integratie Participatiewet gemeente Amstelveen

Geldend van 01-03-2022 t/m 31-01-2023

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen tot vaststelling van de Beleidsregels Re-integratie Participatiewet gemeente Amstelveen

Zaaknummer:Z22-006327

Burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 februari 2022;

besluit vast te stellen de:

Beleidsregels Re-integratie Participatiewet gemeente Amstelveen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • anw: algemene nabestaanden wet;

  • arbeidsgehandicapte: de persoon van wie op grond van een medisch-arbeidskundige beoor deling is vastgesteld, dat hij in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid;

  • arbeidsinschakeling: arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder b van de wet;

  • belanghebbende: het lid van de doelgroep dat aanspraak maakt op ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden;

  • directe kosten: reiskosten en/of kosten voor materialen die noodzakelijk zijn om aan het werk te komen (bijvoorbeeld werkschoenen);

  • Ioaw: wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • Ioaz: wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • jobcoach: persoonlijke ondersteuning aan een persoon als bedoeld in artikel 9 van de re-integratieverordening gemeente Amstelveen om hem te helpen zijn werk zelfstandig uit te voeren;

  • loonkostensubsidie: loonkostensubsidie aan een werkgever ten behoeve van het in dienst nemen en hebben van een uitkeringsgerechtigde als bedoeld in artikel 9 van de re-integratieverordening gemeente Amstelveen;

  • loonwaarde: arbeidsproductiviteit, uitgedrukt in een percentage van het wettelijk minimumloon inclusief vakantiegeld;

  • niet-uitkeringsgerechtigde: de persoon bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a van de wet;

  • ondersteuning: ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • participatieplaats: onderdeel van een re-integratietraject waarbij belanghebbende participeert in een werkomgeving en zich in deze werkomgeving verder ontwikkelt;

  • persoonlijke voorziening: (hulp)middelen om de persoon als bedoeld in artikel 9 van de re-integratieverordening gemeente Amstelveen in staat te stellen zijn werk te doen;

  • plan van aanpak: een schriftelijk plan, waarin de stappen staan aangegeven die door belanghebbende dienen te worden ondernomen om diens uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid mogelijk te maken en waarin de wederzijdse rechten en plichten staan aangegeven;

  • proefplaatsing:onderdeel van een re-integratietraject met het oog op het tot stand komen van een dienstverband, hieronder begrepen het bij een werkgever onbeloonde werkzaamheden laten verrichten, als bedoeld in artikel 10d, derde lid van de wet, met het ook op een reële vaststelling van de loonwaarde;

  • re-integratietraject: een traject, bestaande uit één of meer re-integratievoorzieningen, met een duidelijke tijdspanne, dat voorziet in de toeleiding van belanghebbende naar algemeen geaccepteerde arbeid;

  • werkervaringsplaats: onderdeel van een re-integratietraject waarbij de belanghebbende in de vorm van een werkervaringsplaats van maximaal 6 maanden arbeidsritme en/of werkervaring opdoet;

  • taaltoets: het Besluit taaltoets Participatiewet;

  • tegenprestatie: naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt;

  • tijdelijke loonkostensubsidie: een (tijdelijke)subsidie aan een werkgever voor een vastgestelde periode;

  • uitkeringsgerechtigde: een persoon, jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die een uitkering heeft in het kader van de wet, de Ioaw of de Ioaz;

  • vaardigheden Nederlandse taal: minimaal het referentieniveau 1F op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen;

  • voorziening: instrument gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de wet;

  • verordening: instrument gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de wet;

  • wet: de Participatiewet.

  • 2.

    De begripsbepalingen van de wet alsmede van de verordening zijn van toepassing.

Artikel 2 Re-integratietraject/Plan van aanpak

  • 1.

    Het college draagt zorg voor goede en begrijpelijke informatie richting de belanghebbende over alle regels, rechten en plichten ten aanzien van re-integratiebedrijven en voorzieningen die onderdeel kunnen zijn van een re-integratietraject.

  • 2.

    Het college zal bij het bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling zoveel mogelijk individueel maatwerk betrachten. In samenspraak met de belanghebbende wordt de inhoud van het re-integratietraject bepaald met als doel de duurzame arbeid te realiseren en uitstroom uit de uitkering te bewerkstelligen.

  • 3.

    De wederzijdse afspraken worden schriftelijk vastgelegd en aan belanghebbende kenbaar gemaakt.

Hoofdstuk 2 Ondersteuning bij arbeidsinschakeling

Artikel 3 Bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    Belanghebbende kan aanspraak maken op re-integratievoorzieningen die doelmatig zijn.

  • 2.

    Indien belanghebbende niet of niet behoorlijk aan de verplichtingen van de wet en de verordening voldoet, kan het college bepalen geen re-integratievoorzieningen beschikbaar te stellen of lopende re-integratievoorzieningen te beëindigen.

  • 3.

    Als een re-integratievoorziening is gestart, dient belanghebbende deze af te ronden. Alleen indien de belanghebbende duurzame arbeid heeft verworven en overleg heeft gehad met de gemeente Amstelveen, kan hij de re-integratievoorziening voortijdig beëindigen.

  • 4.

    Het college kan voor de uitvoering van voorzieningen, naast re-integratiebedrijven, afspraken maken met derden, waaronder werkgevers.

Artikel 4 Werkervaringsplaats binnen een traject

  • 1.

    Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde een werkervaringsplaats aanbieden als onderdeel van een re-integratietraject.

  • 2.

    Het college zet de werkervaringsplaats alleen in, indien naar het oordeel van het college door de plaatsing van een uitkeringsgerechtigde de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen onaanvaardbare verdringing plaatsvindt.

  • 3.

    De voorziening werkervaringsplaats wordt ingezet voor uitkeringsgerechtigden die naar het oordeel van het college met de inzet van een werkervaringsplaats relevante werkervaring en arbeidsritme kunnen opdoen en dan de stap naar een reguliere baan kunnen zetten. De kandidaat en de werkgever kunnen met behulp van deze werkervaringsplaats beoordelen of hier sprake is van een passende werkplek.

  • 4.

    De werkervaringsplaats kenmerkt zich door:

    • a.

      het werken met behoud van uitkering;

    • b.

      het werken bij een publiek/privaat bedrijf of instelling;

    • c.

      dat er een werkervaringsplaatsovereenkomst wordt opgesteld;

    • d.

      een maximale duur van zes maanden.

  • 5.

    Het college kan bij een werkervaringsplaats aanvullende dienstverlening toekennen gericht op ondersteuning van werkgever dan wel de uitkeringsgerechtigde, voor zover dit naar het oordeel van het college noodzakelijk wordt geacht voor een succesvol traject gericht op duurzame arbeidsinschakeling.

  • 6.

    Aan deelnemers van een werkervaringsplaats kan het college naast het behoud van de uitkering twee maal per kalenderjaar een premie uitkeren. Deze premie is gebaseerd op het maximale bedrag zoals beschreven in artikel 31 lid 2 sub j van de wet en wordt na afloop van de werkervaringsplaats uitgekeerd. Het uit te keren bedrag wordt bepaald door het hierboven genoemde maximale jaarbedrag te delen door 12 maanden. Dit maandbedrag wordt vermenigvuldigd met het aantal maanden van de werkervaringsplaats. Dit bedrag wordt uitgekeerd bij een fulltime aantal uren van 36 uur per week. Wanneer het een parttime traject betreft dan wordt de premie naar verhouding van het aantal gewerkte uren naar beneden bijgesteld.

Artikel 5 Participatieplaats

  • 1.

    Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde een participatieplaats aanbieden als onderdeel van een re-integratietraject.

  • 2.

    Bij een participatieplaats staat het activeren van de klant voorop en niet direct gerichte arbeidstoeleiding.

  • 3.

    De voorziening participatieplaats wordt ingezet voor uitkeringsgerechtigde met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en indien er op termijn mogelijkheden zijn richting regulier werk.

  • 4.

    De participatieplaats kenmerkt zich door:

    • a.

      het werken met behoud van uitkering;

    • b.

      het werken bij een publiek/privaat bedrijf of instelling;

    • c.

      dat het geen arbeidsovereenkomst en geen (tijdelijke) loonkostensubsidie kent;

    • d.

      dat niet de waarde van deze activiteiten voor het Bedrijf centraal staat maar het opdoen van arbeidsmarktrelevante kennis, competenties en werkervaring;

    • e.

      een maximale duur van 12 maanden.

  • 5.

    Het college kan bij een participatieplaats aanvullende dienstverlening toekennen gericht op ondersteuning van werkgever dan wel de uitkeringsgerechtigde, voor zover dit naar het oordeel van het college noodzakelijk geacht wordt voor een succesvol traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 6.

    Indien het college scholing of opleiding aanbiedt die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert betrekt het college bij de beoordeling:

    • a.

      het oordeel van degene in opdracht waarvan de belanghebbende de participatieplaats uitvoert;

    • b.

      de scholingswens van de belanghebbende.

  • 7.

    Aan deelnemers van een participatieplaats kan het college naast het behoud van de uitkering twee maal per kalenderjaar een premie uitkeren. Deze premie is gebaseerd op het maximale bedrag zoals beschreven in artikel 31 lid 2 sub j van de wet en wordt na afloop van de participatieplaats uitgekeerd. Het uit te keren bedrag wordt bepaald door het hierboven genoemde maximale jaarbedrag te delen door 12 maanden. Dit maandbedrag wordt vermenigvuldigd met het aantal maanden van de participatieplaats. Dit bedrag wordt uitgekeerd bij een fulltime aantal uren van 36 uur per week. Wanneer het een parttime traject betreft dan wordt de premie naar verhouding van het aantal gewerkte uren naar beneden bijgesteld.

Artikel 6 Proefplaatsing

  • 1.

    Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde een proefplaatsing voor de duur van maximaal 2 maanden aanbieden als onderdeel van een re-integratietraject

  • 2.

    Een proefplaatsing heeft als doel:

    • a.

      de werkgever tijd te geven om te beoordelen of de uitkeringsgerechtigde past bij de organisatie en de functie;

    • b.

      de loonwaarde te bepalen.

  • 3.

    Bij een proefplaatsing als bedoeld in artikel 2, sub a is het de intentie van de werkgever aansluitend een dienstverband aan te gaan voor de duur van minimaal een half jaar.

  • 4.

    Aan deelnemers van een proefplaatsing kan het college naast het behoud van de uitkering twee maal per kalenderjaar een premie uitkeren. Deze premie is gebaseerd op het maximale bedrag zoals beschreven in artikel 31 lid 2 sub j van de wet en wordt na afloop van de proefplaatsing uitgekeerd. Het uit te keren bedrag wordt bepaald door het hierboven genoemde maximale jaarbedrag te delen door 12 maanden. Dit maandbedrag wordt vermenigvuldigd met het aantal maanden van de proefplaatsing. Dit bedrag wordt uitgekeerd bij een fulltime aantal uren van 36 uur per week. Wanneer het een parttime traject betreft dan wordt de premie naar verhouding van het aantal gewerkte uren naar beneden bijgesteld.

Artikel 7 Beschut werk

  • 1.

    Het college kan aan personen, die naar de verwachting van het college tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 10 van de verordening behoren, een Praktijkervaringsplek bieden waarbij onder begeleiding onbetaald aangepast werk wordt verricht om arbeidsvaardigheden op te doen of te behouden.

  • 2.

    Als het college op basis van de uitgevoerde werkzaamheden op de Praktijkervaringsplek inschat dat een persoon in aanmerking komt voor een betaald dienstverband in het kader van de voorziening Beschut Werk zoals bedoeld in artikel 10b van de wet, kan het college deze persoon voordragen bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen voor indicering voor de voorziening Beschut Werk. Na verkregen indicatie biedt het college de betrokken persoon een dienstverband aan.

  • 3.

    Het aantal plekken dat het college jaarlijks beschikbaar stelt, zoals bedoeld in artikel 10 vierde lid van de verordening, is gelijk aan het aantal dat bij ministeriele regeling, als bedoeld in artikel 10b, vierde lid, van de wet, wordt bepaald.

  • 4.

    Het Beschut Werk wordt uitgevoerd door AM match.

Artikel 8 Persoonlijke voorziening

  • 1.

    Het college kan aan een persoon als bedoeld in artikel 11 van de verordening een persoonlijke voorziening aanbieden, nodig om de uitkeringsgerechtigde in staat te stellen zijn werk goed te doen.

  • 2.

    Het college verleent een voorziening op aanvraag van de belanghebbende.

  • 3.

    Een voorziening wordt verleend indien en zolang de inzet hiervan noodzakelijk en doelmatig is. Het college kan hierover advies van een externe deskundige vragen.

  • 4.

    Een persoonlijke voorziening kan bestaan uit het feitelijk beschikbaar stellen daarvan of uit vergoeding van de kosten.

  • 5.

    Aan de toekenning van een persoonlijke voorziening kunnen voorwaarden worden verbonden die zijn gericht op een goed gebruik ervan voor het doel waarvoor zij is verleend.

Artikel 9 Overige voorzieningen

  • 1.

    Het college kan aan een belanghebbende in het kader van een re-integratietraject een bijdrage verstrekken in de directe kosten.

  • 2.

    Onder directe kosten wordt ook verstaan de voor eigen rekening blijvende kosten voor kinderopvang die verschuldigd zijn:

    • a.

      bij het volgen van een re-integratietraject;

    • b.

      door een alleenstaande ouder met een kind jonger dan 5 jaar, indien deze alleenstaande ouder:

      • i.

        minder dan 32 uur per week arbeid verricht, en

      • ii.

        niet meer verdient dan het wettelijk minimumloon.

Artikel 10 Tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om op grond van artikel 1.13 van de Wet kinderopvang, een tegemoetkoming te verstrekken aan een uitkeringsgerechtigde ouder of aan een net uit de uitkering gestroomde voorheen uitkeringsgerechtigde ouder, als aanvulling op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.

Artikel 11 Doelgroep

In aanmerking voor een vergoeding voor de eigen bijdrage kosten kinderopvang komt:

  • 1.

    de ouder die een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de IOAW, IOAZ of ANW en gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, Participatiewet, artikel 34, eerste lid, onder a, IOAW, of artikel 34, eerste lid, onder a, IOAZ, welke voorziening een noodzaak tot kinderopvang met zich meebrengt;

  • 2.

    de ouder die op grond van de Wet Inburgering een inburgeringscursus volgt bij een gecertificeerde instelling en algemene bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet.

Artikel 12 Te verstrekken gegevens

  • 1.

    Een offerte, contract of factuur van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

  • 2.

    De beschikking van de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.

Artikel 13 Voorwaarden verstrekking

Een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wordt verstrekt indien:

  • 1.

    De kinderopvang naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor de scholing of re-integratie van de uitkeringsgerechtigde.

  • 2.

    De kinderopvang voldoet aan de bepalingen genoemd in de Wet kinderopvang (Wko).

  • 3.

    De kinderopvang betrekking heeft op een ten laste van de ouder komend kind.

Artikel 14 Hoogte en duur tegemoetkoming

  • 1.

    Het college verleent de tegemoetkoming zolang voldaan wordt aan de voorwaarden voor ontvangen van een vergoeding.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de kosten van de kinderopvang per kind die worden bepaald door:

    • a.

      Het aantal uren kinderopvang per kind dat naar het oordeel van het college noodzakelijk is.

    • b.

      Bij de berekening van de tegemoetkoming wordt gerekend met het maximale uurtarief voor kinderopvang dat jaarlijks door de belastingdienst wordt vastgesteld

    • c.

      In afwijking van het gestelde in lid d, wordt bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming uitgegaan van de werkelijke kosten als er naar het oordeel van het college geen adequate kinderopvang beschikbaar is tegen een uurtarief zoals bedoeld in lid d.

    • d.

      De kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst wordt in mindering gebracht op de berekende kosten van kinderopvang.

Artikel 15 Ingangsdatum tegemoetkoming

  • 1.

    Het college stelt de ingangsdatum van de tegemoetkoming vast op de dag waarop de scholing of het traject gericht op arbeidsinschakeling begint, of zoveel later als de kinderopvang daadwerkelijk begint.

Artikel 16 Premie ter bevordering van de re-integratie

Aan bijstandsgerechtigden met een medische urenbeperking (zoals bedoeld in artikel 6b van de wet) kan het college een tweemalige premie per kalenderjaar uitkeren ter hoogte van maximaal 10% van inkomsten uit arbeid, met een maximum zoals beschreven in artikel 31 lid 2 sub j van de wet. De premie wordt toegekend voor zover zij algemene bijstand ontvangen. Deze premie komt bovenop het vrijlatingspercentage van 15% van inkomsten uit arbeid zoals beschreven in artikel 31 lid 2 sub y van de wet.

Artikel 17 Vergoeding reiskosten en overige onkosten

  • 1.

    Het college kan een vergoeding voor reiskosten en overige onkosten aanbieden aan uitkeringsgerechtigden die:

    • a.

      onbeloonde arbeid of vrijwilligerswerk verrichten in het kader van een werkervaringsplaats of participatieplaats;

    • b.

      maatschappelijk nuttige activiteiten verricht, waaronder begrepen een door het college opgedragen tegenprestatie.

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor een vergoeding reiskosten en overige onkosten dient de uitkeringsgerechtigde een vrijwilligersovereenkomst te overleggen waaruit de duur en omvang in uren van de onbeloonde arbeid, het vrijwilligerswerk of de maatschappelijk nuttige activiteit blijkt.

  • 3.

    De hoogte van de onkostenvergoeding op grond van het eerste lid, onderdeel a bedraagt:

    • a.

      Bij 1 dagdeel per week ( 4 uur) € 30,00 per maand;

    • b.

      Bij 2 dagdelen per week ( 8 uur) € 60,00 per maand;

    • c.

      Bij 3 dagdelen per week (12 uur) € 90,00 per maand;

    • d.

      Bij 4 dagdelen per week (16 uur) of meer € 120,00 per maand

  • 4.

    De hoogte van de onkostenvergoeding op grond van het eerste lid, onderdeel b bedraagt:

    • a.

      Bij 1 dagdeel per week ( 4 uur) € 15,00 per maand;

    • b.

      Bij 2 dagdelen per week ( 8 uur) € 30,00 per maand;

    • c.

      Bij 3 dagdelen per week (12 uur) € 45,00 per maand;

    • d.

      Bij 4 dagdelen per week (16 uur) of meer € 60,00 per maand

  • 5.

    De vergoeding wordt verminderd met de eventuele vergoeding van de overige onkosten die het bedrijf of instelling zelf verstrekt.

  • 6.

    De onkostenvergoeding wordt ambtshalve verstrekt.

  • 7.

    De belanghebbende krijgt een vergoeding per dagdeel dat onbeloonde arbeid/vrijwilligerswerk wordt verricht. Deze wordt maandelijks uitbetaald. De hoogte van het bedrag van de vergoeding overschrijdt niet het gestelde maximum van artikel 31 lid 2 sub k van de wet.

  • 8.

    De bevoegdheid tot (periodieke) aanpassing van de in dit artikel bedoelde bedragen voor een vergoeding berust bij het hoofd van de afdeling Werk & Inkomen.

  • 9.

    De vergoeding voor onbeloonde arbeid of vrijwilligerswerk van de uitkeringsgerechtigde kan worden geweigerd, als de belanghebbende geen mededeling heeft gedaan van al hetgeen dat van belang is voor de verlening daarvan, of als hij de aan het re-integratietraject of tegenprestatie en aan de bijstandsuitkering verbonden verplichtingen niet of niet behoorlijk nakomt.

Artikel 18 Scholing

  • 1.

    Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling en om ervoor te zorgen dat inwoners in de toekomst meer kans maken op de arbeidsmarkt.

  • 2.

    Scholing wordt ingezet ten behoeve van duurzame uitstroom naar arbeid.

  • 3.

    Het college stelt de volgende voorwaarden ten aanzien van scholing:

    • a.

      Er is voldoende werkgelegenheid in de richting van de scholing

    • b.

      De inwoner is in staat om de scholing te volgen (intellectueel, psychisch, fysiek)

    • c.

      Bij de inzet van scholing wordt gekeken wat de vraag is naar arbeidskrachten in de speerpuntsectoren zoals benoemd in ‘Regio in beeld’. Dit is de jaarlijkse publicatie van het UWV over alle arbeidsmarktregio’s in Nederland.

  • 4.

    De opleiding en/of scholing waarvoor een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening is uitgesloten.

  • 5.

    Het gemeentelijk beleid kent geen leeftijdsgrens voor het inzetten van scholing.

  • 6.

    Wanneer cliënten zelf een opleiding of cursus voorstellen waar zij aan willen deelnemen gelden ook bovenstaande voorwaarden. Hiervoor geldt een maximaal bedrag van € 6.000,-.

Artikel 19 Scholing alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar

  • 1.

    Scholing tot maximaal Hbo-niveau kan worden aangeboden in sectoren waar er een krapte op de arbeidsmarkt is en naar alle verwachting ook in de toekomst zal blijven.

  • 2.

    Indien op grond van artikel 9a, vijfde lid en sub a van de wet de ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling van rechtswege wordt opgeschort, mag een door belanghebbende gestarte opleiding worden afgemaakt, mits deze binnen 12 maanden na opschorting kan worden afgerond. Hiervoor verleent het college op individuele basis een ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling.

Artikel 19a Aantonen vaardigheden Nederlandse taal

Een belanghebbende kan de vaardigheden van de Nederlandse taal aantonen door een document als bedoeld in artikel 18b, tweede lid, onderdeel c van de wet, te overleggen waaruit dit blijkt. Voorbeelden van zo’n document zijn:

  • 1.

    Rapport of diploma van een door het ministerie van OC&W erkende opleiding/onderwijsinstelling voor het volgen van Nederlandstalig onderwijs in het voortgezet onderwijs, praktijkonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs of volwassenonderwijs.

  • 2.

    Rapport of diploma van Nederlandstalig onderwijs in Vlaanderen, Suriname of de Nederlandse Antillen.

  • 3.

    Rapport of diploma van een opleiding Nederlands in het buitenland.

  • 4.

    Een diploma inburgering of gelijkwaardig op A2-niveau of hoger.

  • 5.

    Een door de klant ondertekende verklaring over de beheersing van de vaardigheden van de Nederlandse taal.

  • 6.

    Een andere verklaring waaruit blijkt dat belanghebbende beschikt over de vaardigheden van de Nederlandse taal.

  • 7.

    Een ander document waaruit de beheersing van de vaardigheden Nederlandse taal blijkt.

Artikel 19b Taaltraject

  • 1.

    Het college kan met een belanghebbende die niet beschikt over de vaardigheden van de Nederlandse taal, of deze niet kan aantonen, een taaltraject afspreken.

  • 2.

    Het taaltraject kan als bereidverklaring van artikel 18b, zesde lid, onderdeel a van de wet worden beschouwd.

  • 3.

    Een taaltraject houdt rekening met de vermogens en beperkingen van belanghebbende en bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      Ingangsdatum van de taalscholing;

    • b.

      Vorm van de taalscholing; en

    • c.

      Einddatum waarop de vaardigheden Nederlandse taal moeten zijn behaald.

  • 4.

    Het college draagt zorg voor de betaling van de directe kosten van de opleiding van het taaltraject (cursusgeld en boekengeld). De belanghebbende draagt zorg voor de betaling van de overige kosten die gemoeid zijn met het taaltraject (schriften, schrijfgerei, reiskosten en dergelijke).

  • 5.

    Het eerste lid is niet van toepassing op de belanghebbende die volledig en duurzaam is ontheven van de arbeidsverplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a van de wet, inburgeraars of indien er sprake is van een gediagnostiseerd leerprobleem waardoor de belanghebbende niet in staat is om zich de vaardigheden van de Nederlandse taal eigen te maken.

Artikel 19c Taaltoets

Onverminderd de bepalingen van artikel 18b van de wet kan het college een taaltoets bij belanghebbende afnemen indien het vermoeden bestaat dat belanghebbende niet voldoet aan de voortgang die van hem verwacht mag worden bij het verwerven van de vaardigheden van de Nederlandse taal.

Hoofdstuk 3 Ondersteuning werkgever bij arbeidsinschakeling

Artikel 20 Jobcoach

  • 1.

    Het college kan aan een persoon als bedoeld in artikel 11 van de verordening een jobcoach voor de duur van maximaal 2 jaar aanbieden, indien het college de inzet van een jobcoach noodzakelijk of wenselijk acht.

  • 2.

    Het college kan bij hoge uitzondering de duur van de inzet van een jobcoach met maximaal 1 jaar verlengen.

Artikel 21 Verlening tijdelijke loonkostensubsidie

  • 1.

    De werkgever die met een of meer uitkeringsgerechtigden en/of gesubsidieerd werkenden, die voor arbeidsinschakeling zijn aangewezen op ondersteuning door de gemeente Amstelveen, een arbeidsovereenkomst sluit of beoogt te sluiten, kan in aanmerking komen voor een tijdelijke loonkostensubsidie volgens de regels in dit hoofdstuk.

  • 2.

    Indien sprake is van een payrollconstructie kan het college een loonkostensubsidie verstrekken aan de materiële werkgever in plaats van aan de juridisch werkgever.

Artikel 22 Eisen aan de arbeidsovereenkomst

  • 1.

    De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor minimaal zes maanden of voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor minimaal 16 uur per week.

    De werkgever betaalt het rechtens geldende loon.

  • 3.

    In de arbeidsovereenkomst mag geen beperking worden gesteld aan het aanvaarden van een dienstverband bij een nieuwe werkgever.

  • 4.

    Indien de werkgever de werknemer wenst te detacheren, dient een overeenkomst met de inlenende partij en zo nodig aanvullend bewijs te worden overgelegd waaruit blijkt, dat de werknemer daadwerkelijk voor de in het eerste en tweede lid aangegeven periode en arbeidsuren aan het werk gaat.

  • 5.

    Een subsidieverzoek van de werkgever wordt niet gehonoreerd indien de werkgever korter dan 3 maanden voorafgaand aan de aanvraag een andere medewerker die met een tijdelijke loonkostensubsidie bij hem in dienst was en naar behoren functioneerde, geen contractverlenging heeft aangeboden.

Artikel 23 Eisen aan de kandidaat

De (beoogde) werknemer heeft een uitkering van de gemeente ontvangen of gesubsidieerd werk verricht.

Artikel 24 Aanvraag en overdracht van rechten

  • 1.

    Een aanvraag om loonkostensubsidie dient te zijn ingediend voor het verstrijken van de rechtsgeldige arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 14a.

  • 2.

    Wanneer een gesubsidieerd werkende gedurende de looptijd van de tijdelijke loonkostensubsidie in dienst treedt bij een nieuwe werkgever, kan de nieuwe werkgever voor de resterende looptijd aanspraak maken op voortzetting van de subsidie.

Artikel 25 Hoogte tijdelijke loonkostensubsidie

  • 1.

    De tijdelijke loonkostensubsidie betreft minimaal zes en maximaal twee keer zes maanden, als aan de subsidievoorwaarden is voldaan. De periodes van twee maal zes maanden dienen op elkaar aan te sluiten.

  • 2.

    De tijdelijke loonkostensubsidie bedraagt maximaal € 5.000 per jaar voor een voltijd dienstverband. De loonkostensubsidie wordt voor 6 maanden verstrekt voor maximaal € 3.000 subsidie. Indien er vervolgens wederom een arbeidsovereenkomst van zes maanden wordt gesloten, kan subsidie voor het tweede half jaar worden toegekend voor maximaal € 2.000,-.

afbeelding binnen de regeling

  • 3.

    Indien de werknemer niet gedurende de hele subsidieperiode en/of niet voltijds aan het werk is geweest, stelt het college de subsidie naar rato vast. Bij een verhoging van de contracturen tijdens de subsidieperiode kan het college de subsidie naar rato aanpassen.

Artikel 26 Vaststelling en betaling van de subsidie

  • 1.

    Nadat de werkgever de benodigde bewijsstukken heeft verstrekt, stelt het college het recht op loonkostensubsidie binnen een maand vast.

  • 2.

    Het college betaalt de subsidie binnen een maand na de vaststelling van de subsidie, onder aftrek van een eventueel betaald voorschot (zie lid 3).

  • 3.

    Het college kan een maand na aanvang van het dienstverband een voorschot betalen op de subsidie mits voldoende aannemelijk is dat de werkgever aan de subsidievoorwaarden voldoet en zal blijven voldoen.

Artikel 27 Handhaving

  • 1.

    Bij onvoldoende naleving van subsidievoorwaarden door de werkgever waaronder begrepen het onvoldoende meewerken aan onderzoek naar de vervulling van de subsidievoorwaarden, kan het college de subsidie lager vaststellen of intrekken en latere subsidieaanvragen door de betrokken werkgever weigeren.

  • 2.

    Subsidies of voorschotten waarop de werkgever ten tijde van de verlening of naderhand geen recht had, kan het college terugvorderen, dan wel verrekenen met nog te betalen subsidies.

Hoofdstuk 4 Specifieke doelgroepen

Artikel 28 Individuele studietoeslag

  • 1.

    De individuele studietoeslag wordt niet eerder toegekend dan vanaf de eerste dag van de maand waarop de aanvraag is ingediend voor de (resterende) duur van het school- of studiejaar.

  • 2.

    Bij de bepaling van het recht op of de hoogte van de individuele studietoeslag is de woon- of leefsituatie van de rechthebbende niet van belang.

  • 3.

    De individuele studietoeslag wordt tussentijds beëindigd zodra de studie wordt gestaakt of betrokkene niet langer voldoet aan het gestelde in artikel 36b, eerste lid, onder b, van de wet.

  • 4.

    De individuele studietoeslag wordt verminderd met het inkomen uit arbeid dat de rechthebbende zelf verwerft voor zover het inkomen een grens van 150 euro per maand te boven gaat.

Artikel 29 Niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers

  • 1.

    Het college biedt niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers alleen ondersteuning onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      het inkomen van de Anw-er en niet-uitkeringsgerechtigde en, indien deze is gehuwd van hem en diens partner samen, mag niet hoger liggen dan 150 % van het wettelijk minimumloon (WML);

    • b.

      het vermogen van de Anw-er en niet-uitkeringsgerechtigde en, indien deze is gehuwd van hem en diens partner samen, mag de van toepassing zijnde vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, derde lid, van de wet niet overschrijden;

    • c.

      het opleidingstraject moet binnen maximaal 1 jaar uitzicht bieden op werk;

    • d.

      het re-integratietraject is niet bestemd voor positieverbetering;

    • e.

      hij moet per direct beschikbaar zijn voor werk voor ten minste 24 uur per week.

  • 2.

    Het college beperkt haar ondersteuning bij de Niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers met een inkomen boven 150 % van het Wettelijk Minimumloon tot een adviesgesprek met een medewerker van de gemeente Amstelveen.

  • 3.

    Niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers, van wie het re-integratietraject vanwege verwijtbaar gedrag vroegtijdig is beëindigd, kunnen voor de duur van vijf jaar na genoemde gedraging geen aanspraak meer maken op ondersteuning bij arbeidsinschakeling door het college.

Artikel 30 Mantelzorgers

  • 1.

    Uitkeringsgerechtigden die mantelzorgtaken verrichten kunnen, op basis van advies van Mantelzorg & Meer, gedurende 12 maanden (gedeeltelijk) worden ontheven van de actieve sollicitatieplicht, de re-integratieplicht en de passieve sollicitatieplicht voor het aantal uren per week die nodig zijn voor het verrichten van de noodzakelijke zorgtaken.

  • 2.

    Na de periode van ontheffing van 12 maanden wordt de actuele situatie beoordeeld, waarbij opnieuw Mantelzorg & Meer wordt betrokken, om de afweging te kunnen maken of de vrijstelling moet worden gecontinueerd.

  • 3.

    De plicht tot inschrijving bij het UWV en de verplichting na te laten datgene te doen wat de arbeidsinschakeling belemmerd blijven bestaan.

  • 4.

    De mantelzorgtaken moeten worden verricht voor een familielid of een familielid van de echtgenoot/geregistreerde partner tot en met de 2e graad of voor het pleegkind. Er is maatwerk mogelijk in bijzondere omstandigheden, voor familie/bloedverwanten in de 3e en 4e graad (als zij geen naasten in de 1e of 2e graad hebben die voor hen kunnen zorgen).

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 31 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.

Artikel 32 Onvoorziene situaties

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.

Artikel 33 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 maart 2022 en kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels re-integratie Participatiewet gemeente Amstelveen.

  • 2.

    Op het tijdstip genoemd in het eerste lid worden de “Beleidsregels re-integratie Participatiewet gemeente Amstelveen”, zoals vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 1 oktober 2017, ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 8 februari 2022.

De secretaris,

Bert Winthorst

De burgemeester,

Tjapko Poppens