Nadere regels Sociaal Medische Indicatie Kinderopvang gemeente Alkmaar

Geldend van 03-05-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-05-2024

Intitulé

Nadere regels Sociaal Medische Indicatie Kinderopvang gemeente Alkmaar

Het college van burgemeester en wethouders besluit,

gelet op artikel 3 en volgende van de Algemene Subsidieverordening Alkmaar,

vast te stellen de:

Nadere regels Sociaal Medische Indicatie Kinderopvang gemeente Alkmaar

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet Kinderopvang (Wko), de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Gemeentewet en de Algemene subsidieverordening Alkmaar.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • college: college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Alkmaar;

    • wet: Wet kinderopvang;

    • verordening: Algemene subsidieverordening Alkmaar;

    • BRP: Basisregistratie personen;

    • kinderopvang: dagopvang of buitenschoolse opvang geleverd door een geregistreerd kindcentrum of gastouderbureau zoals bedoeld in de Wet kinderopvang en op grond van een sociaal-medische indicatie;

    • verzamelinkomen: inkomen als bedoeld in artikel 2.18 Wet inkomstenbelasting 2001

    • ouder: gezaghebbende ouder(s), pleegouder(s) of een ander die een kind als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt en woonachtig is in de gemeente Alkmaar;

    • verzorger: degene die het kind opvoedt en verzorgt als zijnde behorende tot het gezin, niet zijnde pleegouder en woonachtig is in de gemeente Alkmaar;

    • partner: degene met wie belanghebbende ouder/verzorger is gehuwd of anderszins een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het gaat om een bloedverwant in de eerste graad, zijnde ouders en hun kinderen;

    • kind: een persoon in de leeftijd van 0 tot 13 jaar en die in belangrijke mate wordt onderhouden door tenminste een ouder/verzorger en die als ingezetene op hetzelfde woonadres als de ouder/verzorger is ingeschreven in de BRP;

    • tegemoetkoming: een bijdrage als bedoeld in artikel 1.13 van de wet;

    • eigen kracht: de mogelijkheid om als ouders zelf het kind of de kinderen binnen het gezin op te vangen al dan niet met hulp van het eigen sociale netwerk;

    • gesprek: een inventarisatie ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, waarbij de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen wordt besproken;

    • (integraal) onderzoeksplan: het verslag zoals genoemd in artikel 3.6 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Alkmaar;

    • sociaal-medische gronden: lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking van de ouders waardoor deze onvoldoende of niet fulltime in staat zijn voor het kind te zorgen of als de ontwikkelingskansen van het kind, al dan niet als gevolg daarvan, onder druk staan.

    • subsidie: een aanspraak op financiële middelen voor de kosten van kinderopvang op basis van een sociaal medische indicatie

    • kinderopvangtoeslag: de bijdrage in de kinderopvang op basis van artikelen 1.5 tot en met 1.6a van de wet verstrekt;

    • maximale uurtarief: het te vergoeden uurtarief voor kinderopvang zoals bedoeld in artikel 1.7 lid 2 van de wet;

    • eigen bijdrage: de inkomensafhankelijke ouderbijdrage gebaseerd op de voor dat jaar door de belastingdienst gehanteerde kinderopvangtoeslagtabel, zoals vastgelegd in het Besluit Kinderopvangtoeslag.

Artikel 2 Reikwijdte

Het doel van deze regeling is om ouders/verzorgers te ontlasten dan wel de ontwikkeling van kinderen veilig te stellen.

Artikel 3 Subsidiabele activiteit

Subsidie kan worden verstrekt voor kinderopvang.

Artikel 4 Doelgroep

Deze regeling is van toepassing op ouders/verzorgers:

  • a.

    met een aantoonbare lichamelijke, zintuigelijke verstandelijke of psychische beperking of die met andere gezinsproblematiek worden geconfronteerd waardoor kinderopvang als sociaal medisch noodzakelijk wordt geacht, dan wel met een kind van wie is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is,

  • b.

    die volgens de BRP woonachtig zijn in de gemeente Alkmaar, en

  • c.

    die geen of beperkt recht hebben op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst

Artikel 5 Voorwaarden

De ouder/verzorger die voldoet aan de vereisten als genoemd in artikel 4 van deze regels, komt in aanmerking voor subsidie als wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de ouder/verzorger beschikt over de Nederlandse nationaliteit of een rechtmatige vergunning voor verblijf in Nederland;

  • b.

    de ouder/verzorger kan aantoonbaar niet op eigen kracht of met hulp vanuit eigen netwerk de hulpvraag wegnemen en /of de problematiek vereist inzet van een professionele organisatie;

  • c.

    de kinderopvang waar het kind geplaatst wordt, moet geregistreerd staan in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK registratie), en

  • d.

    er dient sprake te zijn van:

    • 1.

      bedreiging van de ontwikkeling van het kind;

    • 2.

      (tijdelijke) overbelasting van het gezin – te denken valt aan fysieke en/of psychische aandoeningen waardoor ouders/ verzorgers onvoldoende (pedagogische) zorg kunnen verlenen aan het kind - waarvoor kinderopvang een aanvullende oplossing is;

    • 3.

      andere gezinsproblematiek - te denken valt aan pedagogische onmacht van ouders/verzorgers (bijvoorbeeld vanuit een licht verstandelijke beperking, psychiatrie) - waarbij kinderopvang een aanvullende adequate oplossing is of

    • 4.

      een crisissituatie waarbij kinderopvang een aanvullende oplossing kan bieden.

Artikel 6 Aanvraag

  • 1. De ouder/verzorger dient een aanvraag in met het formulier ‘aanvraagformulier kinderopvang op Sociaal-Medische indicatie’. Dit formulier is te vinden op de website van de gemeente Alkmaar.

  • 2. Het aanvraagformulier wordt, zo mogelijk, ondersteund met een advies van andere professional(s)/organisatie(s), die de situatie van het gezin bevestigd en een duidelijke onderbouwing geeft waarom opvang van het kind noodzakelijk is.

    Het advies bestaat dan in ieder geval uit:

    • a.

      een korte beschrijving van de problematiek van de ouder(s)/verzorger(s) gelinkt aan de taak van het opvangen van het kind/de kinderen, als de noodzaak voortkomt uit het kind, een korte beschrijving van de mogelijke risicofactoren in de ontwikkeling van het kind,

    • b.

      de redenen voor de noodzaak van kinderopvang, en

    • c.

      de duur en omvang per week of per maand van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht

  • 3. Aanvragen kunnen gedurende het gehele jaar worden ingediend.

Artikel 7 Beoordeling aanvraag

  • 1. Het aanvraagformulier met de eventuele bijlage(n) wordt beoordeeld door een Jeugd -en Gezinscoach van de gemeente Alkmaar. De Jeugd en Gezinscoach gaat met de ouder(s)/verzorger(s) in gesprek over de problematiek in het gezin en stelt de noodzakelijkheid van de kinderopvang vast.

  • 2. Bij specifieke (medische) situaties of als het advies als bedoeld in artikel 6 lid 2 niet voldoet aan het daarin gestelde, kan het college zo nodig advies opvragen bij een onafhankelijke deskundige.

  • 3. De Jeugd en Gezinscoach legt de gemaakte afspraken vast in een (integraal) onderzoeksplan en beschrijft daarbij de nodige aantal dagen/uren kinderopvang per week en de duur van de opvang. Hierbij worden alleen de nodige uren afgegeven die naar het oordeel van de Jeugd-en Gezinscoach noodzakelijk zijn om de sociale en/of medische situatie van de ouder te verlichten.

Artikel 8 Beslistermijn

  • 1. In afwijking van artikel 8 van de verordening besluit het college binnen 8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag als genoemd in artikel 6.

  • 2. Als een beschikking niet binnen bovengenoemde termijn kan worden gegeven, deelt het bestuursorgaan dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beslissing wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 9 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van een subsidie kinderopvang bevat in ieder geval:

  • a.

    de vaststelling van de gestelde indicatie;

  • b.

    de naam en de geboortedatum van het kind, of de kinderen op wie de subsidie betrekking heeft;

  • c.

    de naam en het adres van het kindercentrum, of gastouderbureau en de gastouder waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • d.

    een verwijzing naar het (integraal) onderzoeksplan waarin de doelen zijn gesteld;

  • e.

    de hoogte van de subsidie;

  • f.

    de wijze van uitbetaling.

Artikel 10 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in de verordening, weigert het college de subsidie in de volgende situaties:

  • 1.

    als er aanspraak gemaakt wordt of kan worden op een voorliggende voorziening .Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:

    • a.

      kinderopvangtoeslag als bedoeld in de wet;

    • b.

      een voorziening op grond van de Jeugdwet;

    • a.

      een medisch kinderdagverblijf;

    • b.

      een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO);

    • c.

      een voorziening op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz);

    • d.

      een bijdrage van de werkgever;

    • e.

      subsidie op grond van de Nadere regels subsidie Peuteropvang en Voor-en Vroegschoolse Educatie gemeente Alkmaar;

    • f.

      tegemoetkoming dan wel bijzondere bijstand op grond van re-integratie, inburgering of scholing;

    • g.

      een andere adequate (opvang)voorzieningen zowel in professionele als in niet-professionele zin en waarvoor een andere vergoeding mogelijk is (bijvoorbeeld vanuit de zorgverzekeraar);

  • 2.

    indien de ouders/verzorgers zich onvoldoende inzetten om hulpverlening te accepteren of hieraan mee te werken om zo het onderliggende probleem te verhelpen en/of te verminderen;

  • 3.

    als er niet voldaan wordt aan het bepaalde in deze nadere regels.

Artikel 11 Ingangsdatum, omvang en duur van de subsidie

  • 1. Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten van kinderopvang die heeft plaatsgevonden voor de datum waarop de aanvraag voor de subsidie compleet is ingediend.

  • 2. De subsidie wordt slechts verstrekt met ingang van de datum, waarop de kinderopvang op grond van de indicatie daadwerkelijk start.

  • 3. De subsidie wordt slechts verstrekt voor het aantal uren per week waarvoor de inzet van de kinderopvang naar het oordeel van het college noodzakelijk is.

  • 4. De subsidie voor de kosten van kinderopvang wordt in beginsel voor een periode van maximaal negen maanden toegekend.

  • 5. Als het college dit noodzakelijk acht, vindt verlenging van de subsidie alleen plaats onder de voorwaarde dat de ouder voldoet aan zijn of haar verplichtingen als bedoeld in artikel 14 van deze nadere regels en in voldoende mate meewerkt aan hulpverlening om de situatie te verbeteren en de noodzaak van kinderopvang weg te nemen.

  • 6. Een aanvraag tot verlenging wordt ingediend conform het bepaalde in artikel 6 van deze nadere regels.

Artikel 12 Hoogte van de subsidie

  • 1. De hoogte van de subsidie wordt bepaald aan de hand van het aantal uren dat naar oordeel van het college als noodzakelijk kan worden aangemerkt.

  • 2. De uren peuteropvang en Voor- en Vroegschoolse educatie waarvoor op grond van de Nadere regels subsidie Peuteropvang en Voor- en Vroegschoolse Educatie Alkmaar subsidie is toegekend, worden in mindering gebracht op de noodzakelijke uren opvang op grond van sociaal medische indicatie.

  • 3. Voor de bepaling van de hoogte van de subsidie, wordt aangesloten bij de geldende maximum uurprijs van de Belastingdienst zoals opgenomen in het Besluit kinderopvangtoeslag. Daarbij wordt uitgegaan van het verzamelinkomen in het kalenderjaar direct voorafgaande aan het jaar van aanvraag

  • 4. Op de hoogte van de subsidie wordt een eigen bijdrage in mindering gebracht. Deze eigen bijdrage is inkomensafhankelijk en wordt conform de belastingtabel kinderopvangtoeslag berekend. Deze eigen bijdrage van ouders wordt bij ouders in rekening gebracht door het kindercentrum/gastouderbureau.

  • 5. Indien het verzamelinkomen van het voorgaande jaar nog niet is vastgesteld door de Belastingdienst, wordt uitgegaan van het verzamelinkomen van twee jaar terug.

  • 6. In afwijking van het gestelde in lid 3 en 4, kan het verzamelinkomen worden vastgesteld op basis van het actuele maandinkomen, indien:

    • a.

      het verzamelinkomen niet bekend is; of

    • b.

      reeds bekend is dat het verzamelinkomen significant lager zal zijn dat het laatst vastgestelde verzamelinkomen.

Artikel 13 Subsidieverlening, -vaststelling en -uitbetaling

  • 1. Voor zover de subsidie niet meer bedraagt dan in totaal € 10.000,-- wordt deze bij de verlening direct vastgesteld.

  • 2. Verstrekking van subsidie vanaf € 10.001,--of meer gebeurt middels een beschikking tot het verlenen van subsidie.

  • 3. Aan de subsidieverlening kunnen nadere voorschriften worden verbonden.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in artikel 14 van de verordening dienen de ouder(s)/verzorger(s) bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een verklaring van het kindercentrum/gastouderbureau te overleggen waaruit blijkt dat de activiteit waarvoor subsidie is verleend daadwerkelijk en in die omvang heeft plaats gevonden.

  • 5. De subsidie wordt in maandelijkse termijnen rechtstreeks uitbetaald aan de houder van het kindercentrum of het gastouderbureau.

Artikel 14 Verplichtingen

  • 1. De ouder(s)/verzorger(s) sluiten ten behoeve van de kinderopvang zelf een schriftelijke overeenkomst met de houder van een kindercentrum dan wel het gastouderbureau conform artikel 1.52 van de wet. In deze overeenkomst is in ieder geval opgenomen wat het LRK-nummer is van de opvanglocatie, het aantal dagdelen/uren kinderopvang per week en het uurtarief.

  • 2. De ouder(s) /verzorger(s) verstrekt uit eigen beweging direct na het bekend worden ervan, dan wel desgevraagd binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak op en de hoogte van de subsidie van belang zijn.

  • 3. De gegevens die van belang zijn voor het gestelde in lid 2, zijn in ieder geval gegevens met betrekking tot;

    • a.

      het inkomen;

    • b.

      de gezinssituatie;

    • c.

      de aard en duur van de problematiek

    • d.

      recht op voorliggende voorzieningen;

    • e.

      wijziging in uren van de kinderopvang;

    • f.

      verhuizing.

  • 4. De ouder(s)/verzorger(s) zetten zich in om hulpverlening te accepteren of hieraan mee te werken om zo het onderliggende probleem te verhelpen en/of te verminderen.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan van deze nadere regels afwijken als de strikte toepassing van de nadere regels gevolgen zouden hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de bij de nadere regels betrokken belangen.

Artikel 16 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen

  • 1. De Nadere regels subsidie kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie gemeente Alkmaar 2019 worden ingetrokken.

  • 2. De Nadere regels subsidie kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie gemeente Alkmaar 2019 blijven van kracht voor beschikkingen afgegeven op grond van die nadere regels.

  • 3. Beschikkingen afgegeven op basis van de Nadere regels subsidie kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie gemeente Alkmaar 2019, vervallen nadat op basis van een nieuwe aanvraag na de inwerkingtreding van deze nieuwe Nadere regels kinderopvang SMI gemeente Alkmaar een besluit is genomen.

  • 4. Deze nadere regels treden in werking één dag na bekendmaking.

Artikel 17 Citeertitel

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: “de Nadere regels Sociaal Medische Indicatie Kinderopvang gemeente Alkmaar”.

Ondertekening

Alkmaar, 08-02-2022

Het college van burgemeester en Wethouders van Alkmaar,

mw. drs. A.M.C.G. (Anja) Schouten,

burgemeester

W. (Wim) van Twuijver,

secretaris

Toelichting Nadere regels Sociaal Medische Indicatie kinderopvang gemeente Alkmaar 2022

Toelichting

Artikel 1

Behoeft geen nadere toelichting

Artikel 2

Volgens dit artikel is het doel van de subsidie SMI kinderopvang, het ontlasten van ouder(s)/verzorger(s) en/of het bieden van een extra pedagogisch leefklimaat ter ondersteuning van de ontwikkeling van kinderen.

Het inzetten van kinderopvang kan het gezin ontlasten en geeft ouder(s)/verzorger(s) bovendien tijd en ruimte voor hun eigen problematiek en /of het vinden van alternatieve opvangmogelijkheden. Verder kan het inzetten van kinderopvang een positief effect hebben op eventuele (ontwikkelings)problemen bij de kinderen.

Artikel 3

In dit artikel wordt aangegeven voor welke activiteit de subsidie wordt verstrekt t.w. kinderopvang.

Artikel 4

Wanneer een ouder/verzorger of één van de ouder(s)/verzorger(s) niet werkt dan valt het gezin niet onder de Wet kinderopvang en komt dit gezin niet in aanmerking voor kinderopvangtoeslag. Toch kan het in het belang van de ouder(s)/verzorger(s) of van het kind zijn om gebruik te maken van kinderopvang. De subsidie maakt de financiering van deze kinderopvang mogelijk.

Deze regeling is gericht op ouder(s)/verzorger(s) met sociaal-medische problematiek, die daardoor niet in staat zijn om (volledig) voor hun kinderen te zorgen. Het begrip ouders is in het kader van deze regeling erg ruim. Het maakt namelijk niet uit of bijvoorbeeld sprake is van biologische of pleegouders. De problematiek dient van lichamelijke, verstandelijke of psychische aard te zijn en levert dusdanig een beperking op bij de verzorging van het kind/de kinderen dat deze problematiek kinderopvang noodzakelijk maakt, bijvoorbeeld een ziekenhuisopname van een ouder. Daarnaast kan de problematiek bestaan uit andere beperkingen bij de ouder(s)/verzorger(s), bijvoorbeeld wanneer ze moeite hebben met het goed uitvoeren van hun zorgtaken, die op termijn (ontwikkelings)problemen kunnen geven bij hun kinderen. Verder kan de subsidie worden ingezet als kinderopvang een aanwezige of dreigende beperking of belemmering in de ontwikkeling van kinderen kan opheffen of verminderen.

De ouder(s)/verzorger(s) dienen woonachtig te zijn in Alkmaar en niet of maar beperkt in aanmerking te komen voor kinderopvangtoeslag van de belastingdienst. Er is sprake van beperkt recht in de gevallen waar op het moment van de aanvraag SMI een samenloop is van ( een lopend) recht op kinderopvangtoeslag van de belastingdienst en recht op een tegemoetkoming SMI kinderopvang. Bijvoorbeeld bij het gedeeltelijk uitvallen van een ouder. De tegemoetkoming SMI kinderopvang wordt dan vastgesteld in aanvulling op de lopende kinderopvang, waarvoor een kinderopvangtoeslag wordt ontvangen.

Tot slot geldt dat ten aanzien van noodzakelijke opvang voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 13 jaar een tegemoetkoming SMI kinderopvang kan worden verstrekt. Oudere kinderen (vanaf middelbare school leeftijd) zijn in de regel namelijk voldoende zelfstandig om kortere perioden zonder opvang te kunnen.

Artikel 5

Wanneer ouder(s)/verzorger(s) passen binnen de doelgroep als geformuleerd in artikel 4 van deze regeling, dient te aanvraag nog getoetst te worden aan de vereisten in artikel 5.

Bij het eerste vereiste dient gekeken te worden of de ouders/verzorgers beschikken over een Nederlandse nationaliteit of een rechtmatig verblijf in Nederland. Onder rechtmatig verblijf wordt in dit verband verstaan de persoon die rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000.

Tevens dient het voor de ouders/verzorgers niet mogelijk te zijn om op eigen kracht in de kinderopvang te voorzien. Onder eigen kracht wordt verstaan: ‘de mogelijkheid om als ouder(s)/verzorger(s) zelf het kind of de kinderen binnen het gezin op te vangen al dan niet met hulp van het eigen sociale netwerk’.

Om zeker te zijn van verantwoorde kinderopvang kan er alleen gebruik gemaakt worden van kindercentra of gastouderopvang die vermeld staan in het Landelijk register kinderopvang. Alleen dan is er wettelijke verplichte toezicht en handhaving vanuit de gemeente op kwaliteit en veiligheid van de opvang.

Verder is de regeling een vangnetregeling met de intentie een tijdelijke oplossing te bieden waarbij toegewerkt wordt naar een situatie waarin zoveel als mogelijk gebruik gemaakt wordt van reguliere voorliggende vormen van kinderopvang ( binnen eigen netwerk, reguliere kinderopvang, vve, buurtgezinnen ed). De voorwaarden zoals genoemd in artikel 5 onder d bepalen of er voldoende gronden zijn voor een sociaal medische indicatie.

Artikel 6

Ingevolge artikel 6 dient de aanvrager van de subsidie SMI Kinderopvang verplicht gebruik te maken van een door het college beschikbaar gesteld aanvraagformulier (zie in dit verband artikel 4:4 Awb). Zowel voor de aanvrager als voor de gemeente is het efficiënt om te werken met formulieren: de aanvrager weet dan exact welke informatie moet worden aangeleverd aan de gemeente en de gemeente beschikt op overzichtelijke wijze over alle relevante gegevens. Een aanvraag die anders dan via het voorgeschreven formulier is ingediend, kan onder omstandigheden op grond van het bepaalde in artikel 4:5 Awb buiten behandeling worden gelaten. Daartoe zal aanleiding zijn, indien essentiële gegevens ontbreken of het op andere wijze indienen van de aanvraag tot administratieve problemen aanleiding geeft. Wel moet dan de aanvrager eerst de gelegenheid worden geboden om het aanvraagformulier nader in te vullen. Een verhoging van de subsidie in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang zal ook moeten worden aangevraagd. Een verlaging van de subsidie in verband met een vermindering van de omvang van de kinderopvang hoeft niet te worden aangevraagd. De ouder(s)/verzorger(s) moet hiervan wel onmiddellijk mededeling doen aan het college, zoals omschreven in artikel 14.

Om een zorgvuldig besluit te kunnen nemen is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Voor het vaststellen van de noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal medische redenen, de indicatie, kan door het college aanvullend advies gevraagd worden van een andere professional(s)/organisatie(s). Dit kan een verklaring zijn van een bij het gezin betrokken hulpverlener. In algemene zin is het bij de beoordeling van belang dat de individuele omstandigheden van de thuissituatie in aanmerking worden genomen en dat zo exact mogelijk wordt aangegeven waarom kinderopvang op grond van sociaal -medische problematiek nodig is, op welke dagen en voor hoeveel uur.

Artikel 7

Ter waarborging van voldoende deskundigheid bij het onderzoek, is de SKJ en/of BIG- geregistreerde Jeugd-en Gezinscoach de aangewezen persoon om de noodzaak te beoordelen. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak met de ouder(s)/verzorger(s) wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de situatie te krijgen. Het ligt daarom ook voor de hand dat tijdens een gesprek met de ouder(s)/verzorger(s) het een en ander wordt besproken. Samen met de ouder(s)/verzorger(s) wordt een ondersteuningsplan opgesteld, waarin de afspraken worden vastgelegd op welke wijze er gewerkt wordt aan een structurele oplossing.

Desgewenst kan een onafhankelijke instantie worden ingeschakeld om een advies te geven met betrekking tot de noodzaak, frequentie, omvang en eventuele te onderzoeken alternatieven.

De Jeugd-en Gezinscoach kan afwijken van de aangevraagde of geadviseerde periode. Elke aanvraag is maatwerk.

Artikel 8

Het college beslist binnen acht weken op de aanvraag, na ontvangst van het door het college beschikbaar gestelde aanvraagformulier. De beslistermijn vangt pas aan na ontvangst van de volledige aanvraag. Indien een aanvraag niet volledig is vangt de termijn pas aan na ontvangst van de ontbrekende gegevens. Is de aanvraag niet volledig? En niet hersteld door de indiener, nadat deze tijdig op de hoogte gesteld is om de aanvraag te completeren? Dan kan het college besluiten de aanvraag niet te behandelen.

Verder houdt het college rekening met de tijd die gemoeid is met het uitbrengen van een advies op de aanvraag.

Artikel 9

Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 Awb. Op grond van de aanvraag beoordeeld de Jeugd-en Gezinscoach of er voldoende gronden zijn voor een toekenning subsidie SMI kinderopvang en neemt vervolgens een besluit over de aanvraag. Als de noodzaak voor kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie wordt vastgesteld, wordt in de beschikking het aantal benodigde uren kinderopvang en de geldigheidsduur van de indicatie aangegeven. Het besluit over de noodzakelijke omvang van de kinderopvang vormt de grondslag voor de aanvraag voor de subsidie. Ook moet in de het ondersteuningsplan het aantal uren en de geldigheidsduur van de indicatie worden vermeld. Het college neemt het besluit op basis van het uitgebrachte indicatieadvies, welke is opgenomen in het ondersteuningsplan. De aanvrager ontvangt daarvan een schriftelijke beschikking van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 10

De weigeringsgronden onder lid 1 spreken voor zich.

Alleen de ouder(s)/verzorger(s) die onder de doelgroep zoals omschreven in artikel 4 vallen en voldoen aan de criteria genoemd in artikel 5, kunnen aanspraak maken op een subsidie voor de kosten kinderopvang o.b.v. sociaal medische indicatie. Indien de ouder(s)/verzorger(s) niet voldoen aan artikel 14 kan dit ook reden zijn tot weigering. Het beperken van de noodzaak voor opvang wordt extra benadrukt.

In het geval ouder(s)/verzorger(s) een subsidie verstrekt krijgen voor kinderopvang vanwege sociale en of medische gronden, is het een taak van de ouder(s)/verzorger(s)om de redenen voor opvang aan te pakken. Hierin ligt de noodzaak van een ondersteuningsplan. Zeker bij een verlenging van een SMI-subsidie kan het nalaten van de probleemaanpak een weigeringsgrond zijn.

Artikel 11

Uit het eerste en tweede lid van dit artikel volgt dat de subsidie SMI kinderopvang wordt verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang op grond van de indicatie daadwerkelijk start. Deze datum wordt afgeleid uit de overeenkomst die is gesloten met de kinderopvangorganisatie na vaststelling indicatie. De ingangsdatum kan nooit voor de meldingsdatum liggen. Indien de kinderopvang op basis van overeenkomst eerder is gestart dan de meldingsdatum, wordt de meldingsdatum als ingangsdatum genomen.

Voorts wordt de subsidie SMI kinderopvang slechts verleend voor het aantal uren kinderopvang per week dat redelijkerwijs naar het oordeel van het college noodzakelijk is om de ouder(s)/verzorger(s) te ontlasten en de ontwikkeling van het kind te garanderen c.q. te bevorderen. Samen met de ouder(s)/verzorger(s) wordt de persoonlijke situatie en de behoefte in kaart gebracht. De Jeugd-en Gezinscoach is bevoegd om ‘onderbouwd’ de noodzaak en de periode waarvoor de subsidie SMI kinderopvang wordt toegekend, vast te stellen. Bij twijfel kan een extern medisch advies gevraagd worden.

Soms kan er sprake zijn van samenloop van het recht op een subsidie SMI kinderopvang en een (lopend) recht op kinderopvangtoeslag van de belastingdienst op het moment van de aanvraag subsidie SMI, bijvoorbeeld als een van de werkende ouders gedeeltelijk uitvalt. Er is dan sprake van een ‘beperkt recht’. In die gevallen wordt de subsidie SMI kinderopvang vastgesteld in aanvulling op de lopende kinderopvang, waarvoor een kinderopvangtoeslag wordt ontvangen.

Uit het vierde lid blijkt de tijdelijkheid van deze voorziening. De duur van de regeling is beperkt tot in principe 9 maanden. Het is immers de bedoeling dat ouder(s)/verzorger(s) eerst zelf een passende oplossing vinden. Het gezin is namelijk zelf primair verantwoordelijk voor het functioneren van het huishouden en de opvang en verzorging van de kinderen. De subsidie SMI kinderopvang wordt daarom dan ook alleen ingezet, wanneer blijkt dat er geen eigen mogelijkheden (eigen kracht) of voorliggende voorzieningen mogelijk zijn.

Voorbeelden eigen kracht

  • -

    Bij uitval van één van de ouders wordt gestreefd naar een herverdeling van taken binnen het gezin (eigen kracht).

  • -

    Lukt dit niet, dan wordt van de ouder(s) verwacht dat zij hun eigen netwerk inschakelen (familie, vrienden, buren etc).

  • -

    Indien nodig maakt de ouder gebruik van de mogelijkheid om zorgverlof op te nemen.

  • -

    Is kinderopvang langdurig nodig, dan kan van de ouders ook worden verwacht dat zij bijvoorbeeld uitkijken naar ander werk dat beter aansluit bij de thuissituatie.

In eerste instantie zoeken de ouder(s)/verzorger(s) zelf een oplossing. Lukt dit niet, dan kan mogelijk team jeugd/team WMO hen helpen om de mogelijkheden in beeld te brengen. De Jeugd- en gezinscoach, die verantwoordelijk is voor het behandelen van de aanvraag, biedt waar nodig ondersteuning bij het organiseren van de kinderopvang en de aangrenzende problematiek.

Als gezinnen niet (tijdig) een passende oplossing kunnen regelen, kan een subsidie SMI kinderopvang worden geïndiceerd. De periode van maximaal 9 maanden geeft dan tijd en ruimte om binnen de eigen mogelijkheden de opvang in de toekomst anders te organiseren. Voorkomen moet worden dat ouders gaan ‘leunen’ op de gemeente.

Gelet op het vijfde lid van dit artikel beoordeelt de Jeugd-en Gezinscoach na afloop van de toegekende periode of verlenging noodzakelijk is op grond van een deugdelijke onderbouwing. Ook hier geldt: indien nodig wordt een (nieuw) extern medisch advies opgevraagd. Het verzoek om verlenging wordt gedaan door de ouders. Hiervoor geldt het gestelde in artikel 6 van deze regeling, namelijk de aanvrager van de subsidie SMI kinderopvang dient verplicht gebruik te maken van een door het college beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

In verband met het bovenstaande is het van belang dat de betrokken Jeugd-en Gezinscoach het gezin volgt en bewaakt dat er voortgang is in het zoeken naar alternatieven binnen het eigen netwerk van de ouders. Bij kwetsbare gezinnen of (dreigende) overbelasting van de ouder(s)/verzorger(s) zal de jeugd-en gezinscoach extra ondersteuning bieden bij het zoeken naar alternatieven.

Artikel 12

Als de noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie is vastgesteld kan de aanvraag voor een subsidie in de kosten van kinderopvang verder in behandeling worden genomen. Dit vloeit overigens ook al voort uit artikel 7 lid 3 van deze regeling.

De subsidie in de kosten kinderopvang obv sociaal medische indicatie is inkomensafhankelijk. De gemeente sluit aan bij de jaarlijks door het Rijk vastgestelde tarieven voor dagopvang en buitenschoolse opvang. In het geval het uurtarief van een kinderopvangorganisatie hoger is dan het door het Rijk vastgestelde normtarief, dan brengt de kinderopvangorganisatie het resterende bedrag zelf bij de ouder in rekening.

Een IB verklaring (inkomstenbelasting) is afdoende bewijs voor het bruto inkomen. Deze verklaring kan op aanvraag (met DIGID) digitaal worden gedownload. Voor het bepalen van het netto minimum inkomen geldt de inkomensverklaring als bewijsstuk. Wanneer een persoon niet in het bezit is van een inkomensverklaring, gaan we uit van het bruto maandinkomen (bijv. loonstroken van de laatste 3 maanden).

Bij het bepalen van de hoogte van de subsidie wordt rekening gehouden met een inkomensafhankelijke eigen bijdrage die ouder(s)/verzorger(s) geacht worden zelf te betalen. De redenen hiervoor zijn als volgt:

  • -

    het beheersbaar houden van de voorziening

  • -

    het inbouwen van een financiële prikkel die mensen stimuleert een andere oplossing te zoeken

  • -

    het benadrukken van de eigen verantwoordelijkheid, eigen kracht en inzet eigen netwerk.

De hoogte van de eigen bijdrage wordt vastgesteld aan de hand van de belastingtabel kinderopvangtoeslag en is inkomensafhankelijk.

Voor deze eigen bijdrage kunnen de ouders/verzorgers eventueel een aanvraag om bijzondere bijstand indienen.

Denk hierbij aan de gevallen waarin ouder(s)/verzorger(s) een gering inkomen hebben (onder het sociaal minimum) , lager dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm op grond van de participatiewet of waar ouder(s)/verzorger(s) gebruik maken van een aantoonbare minnelijke of wettelijke schuldregeling.

Artikel 13

De ouder(s)/verzorger(s) is rechthebbende op de subsidie. De subsidie wordt echter uitbetaald aan de kinderopvangorganisatie die de opvang verzorgt en niet aan de ouder(s)/verzorger(s). Daarmee heeft de aanvrager verder geen administratieve belasting in de vorm van het controleren en betalen van facturen en hoeft de aanvrager achteraf ook geen verantwoording af te leggen over de betalingen van de vergoeding aan de kinderopvanginstelling, en wordt de verantwoordingsplicht beperkt tot het overleggen van een verklaring van het kindercentrum/gastouderbureau dat de kinderopvang heeft plaats gevonden.

Voor zover de subsidie niet direct wordt vastgesteld, dienen de ouder(s)/verzorger(s) een aanvraag om vaststelling van de subsidie in te dienen, binnen 13 weken na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verstrekt. Zij moeten daarbij een verklaring overleggen van het kindercentrum/gastouderbureau waaruit blijkt dat de kinderopvang ook daadwerkelijk voor het aantal uren waarvoor subsidie is verleend heeft plaats gevonden. Eventueel kunnen de ouders/verzorgers de gemeente toestemming verlenen aan de gemeente om dit rechtstreeks bij het kindercentrum/gastouderbureau op te vragen. Deze mogelijkheid staat in het aanvraagformulier opgenomen.

Artikel 14

In dit artikel is voor de verlening en vaststelling van een subsidie een inlichtingenverplichting en meewerkplicht opgenomen voor de ouder(s)/verzorger(s).

Ten aanzien van de medewerkingsplicht doen ouder(s)/verzorger(s) op verzoek mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de aanspraak of de hoogte van de subsidie. Denk hierbij aan inlichtingen over:

  • -

    de aard en duur van de beperking;

  • -

    de gezinssamenstelling;

  • -

    het inkomen;

  • -

    de overeenkomst met de kinderopvanginstelling of de gastouder

  • -

    de bevestiging van de plaatsing

Deze inlichtingenplicht loopt door tijdens de periode waarover de subsidie is verleend of direct is vastgesteld. Dit betekent bijvoorbeeld dat wijzigingen in het inkomen of in de opvanguren direct bij het college gemeld moeten worden.

Ten aanzien van de medewerkingsplicht geldt dat van de ouder(s)/verzorger(s) verwacht wordt om al het mogelijke te doen om de noodzaak van de kinderopvang weg te halen. De regeling is immers bedoeld als kortdurende voorziening en uitgangspunt is dat de noodzaak tot gebruik van deze regeling zo spoedig mogelijk wordt aangepakt. Opvang van de kinderen is en blijft een primaire verantwoordelijkheid van ouder(s)/verzorger(s). Hierbij kan gedacht worden aan het meewerken aan noodzakelijke behandelingen of het gebruik maken van mogelijkheden om de eventuele werktijden aan te passen. Hierin ligt ook de reden voor het opstellen van en meewerken aan een ondersteuningsplan met de Jeugd-en Gezinscoach.

Indien ouder(s)/verzorger(s) zich niet aan deze verplichting houden, kan een aanvraag of de verlenging daarvan worden geweigerd op grond van artikel 10 van deze regeling. Er kunnen omstandigheden ontstaan die bijvoorbeeld de gronden voor de indicatie weg zouden kunnen nemen waar de aanvrager verplicht is dit te melden, zoals:

  • -

    een wijziging in de gezinssamenstelling (vertrek van een huisgenoot of juist de komst van een nieuwe huisgenoot)

  • -

    als de aanvrager besluit niet langer gebruik te maken van de kinderopvang waarvoor de vergoeding wordt verstrekt

  • -

    als het betreffende kind(eren) bijvoorbeeld minder uren opvang afneemt dan de uren waarvoor de subsidie werd toegekend

Bovenstaande situaties kunnen aanleiding vormen om te onderzoeken of de ouder(s)/verzorger(s) wel heeft voldaan aan zijn verplichtingen en inlichtingenplicht. Als blijkt dat de inlichtingenplicht is geschonden en als gevolg hiervan ten onrechte een subsidie wordt ontvangen, trekt het college de beschikking tot het verlenen/vaststelling van de subsidie in.

Artikel 15

Door gebruik te maken van deze hardheidsclausule kan het college in bijzondere gevallen ten gunste van een persoon afwijken van de bepalingen van deze beleidsregel. Het gebruik van de hardheidsclausule moet worden beschouwd als een uitzondering op de regel.

Artikel 16

Op iedere aanvraag die voor de inwerkingtreding van deze Nadere regels Sociaal Medische Indicatie kinderopvang Alkmaar zijn ontvangen, en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze Nadere regels Sociaal Medische Indicatie kinderopvang gemeente Alkmaar’, wordt op grond van deze regeling beslist.

Artikel 17

Deze nadere regels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking daarvan.