Regeling vervallen per 01-01-2024

Erfgoedverordening gemeente Peel en Maas

Geldend van 24-02-2022 t/m 31-12-2023

Intitulé

Erfgoedverordening gemeente Peel en Maas

De raad van de gemeente Peel en Maas

Gelezen het raadsvoorstel 2014-080

Zaaknummer: 1894/2014/446266

Documentnummer : 1894/2014/529215

Gelet op het bepaalde in de wet Monumentenwet 1988

Besluit

Vast te stellen de erfgoedverordening Peel en Maas

Erfgoedverordening gemeente Peel en Maas

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    gemeentelijk monument: een in overeenstemming met deze verordening door het College van burgemeester en wethouders als beschermd monument aangewezen:

    • a.

      roerende of onroerende zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • b.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

  • 2.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen als bedoeld in onderdeel a. van deze bepaling;

  • 3.

    beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 4.

    monumentencommissie: de op basis van art.15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en het monumentenbeleid;

  • 5.

    Dorpsbouwmeester: een aan de stadsbouwmeester gelijk te stellen persoon zoals bedoeld in artikel 1 van de Woningwet. De dorpsbouwmeester adviseert het college.

  • 6.

    Dorpsgezicht. Beschermde dorpsgezichten zijn gebieden met beeldbepalende gebouwen met historische karakteristieken. Voor deze gebieden gelden aparte regels. Zo is een bestemmingsplan voor een beschermd dorpsgezicht veel gedetailleerder dan een normaal bestemmingsplan. Binnen een beschermd dorpsgezicht hoeft niet elk pand een monument te zijn. Beschermde dorpsgezichten vallen onder de Monumentenwet.

  • 7.

    Gemeentelijke archeologische waardenkaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van dit grondgebied, waarop de archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;

  • 8.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 9.

    het College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas.

  • 10.

    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 11.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 12.

    Bebouwde kom: het gebied binnen of buiten de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20 a van de Wegenverkeerswet.

  • 13.

    Het programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek.

Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijke monumenten

Artikel 2. Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerende of roerende zaak, (een object, bouwwerk en /of gebouw) aanwijzen als gemeentelijk monument, gemeentelijk archeologisch monument en een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht. Het college kan een zodanige aanwijzing ook intrekken.

  • 2.

    Het college wijst geen gemeentelijk dorpsgezicht aan dat reeds is of naar verwachting wordt aangewezen ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

  • 3.

    In een door het college aangewezen beschermd dorpsgezicht is het verboden hoofdgebouwen te slopen geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een vergunning van het college. Geen vergunning is vereist voor het afbreken ingevolge een aanschrijving van het college.

  • 4.

    Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan monumentencommissie.

  • 5.

    Voordat het college een roerende of onroerende zaak met een religieuze bestemming dat uitsluitend of in overwegende mate wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.

  • 6.

    De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 (rijksmonument).

Artikel 4. Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar en/of gebruiker van een roerende en/of onroerende zaak (een object, bouwwerk en of gebouw) de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot aan het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat de betreffende roerende en/of onroerende zaak niet wordt geregistreerd als gemeentelik monument, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken met een mogelijke verlenging van maximaal 6 weken na ontvangst van het verzoek van het College. Beslist de gemeente niet binnen de termijn, dan wordt de vergunning automatisch (van rechtswege) verleend.

  • 2.

    Het college beslist binnen uiterlijk 8 weken op een volledig ingediende aanvraag en heeft de mogelijkheid om deze termijn te verlengen. Als het College gebruik maakt van deze mogelijkheid tot verlenging, zendt zij de aanvrager hiervan binnen 8 weken na indiening van de volledige aanvraag bericht.

  • 3.

    Voor complexe aanvragen geldt een beslistermijn van 26 weken. Ook deze termijn kan eenmalig met 6 weken verlengd worden. Bij deze procedure kan de vergunning echter niet van rechtswege worden verleend.

Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid van deze verordening, wordt door het College schriftelijk medegedeeld aan de eigenaar en/of gebruiker van de betreffende roerende en/of roerende zaak en degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Het College registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de eventuele kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Het College kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen of intrekken.

  • 2.

    Artikel 3, vierde en vijfde lid, alsmede de artikelen 4, 5 en 6 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigings- of intrekkingsbesluit.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, wordt dit aangetekend.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging of intrekking worden na een besluit tot wijziging op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Indien het College de aanwijzing intrekt als bedoeld in artikel 3 van deze verordening, zijn de artikelen 3 en 5 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien met betrekking tot de betreffende onroerende/en of roerende zaak toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

  • 3.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

Hoofdstuk 3. Instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken

Artikel 10. Instandhoudingbepaling

  • 1.

    Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het College:

    • a.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen, te herstellen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat deze zaak wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht.

  • 3.

    Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels heeft gesteld met betrekking tot de wijze waarop de werkzaamheden bedoeld onder a, dienen te worden uitgevoerd dan wel het gebruik als bedoeld onder b. dient plaats te vinden.

  • 4.

    Het College verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan nadat hierover met de eigenaar en/of gebruiker overeenstemming is bereikt, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 11. De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in drievoud ingediend.

Artikel 12. Termijnen advies

  • 1.

    Het College zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een aangewezen Rijksmonument aan de monumentencommissie voor advies.

  • 2.

    Het College zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een aangewezen gemeentelijke monument aan de monumentencommissie voor advies.

  • 3.

    Binnen 8 weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het College.

  • 4.

    Deze termijn kan eenmalig met 6 weken verlengd worden. Bij deze procedure kan de vergunning echter niet van rechtswege worden verleend.

Artikel 13. Weigeringgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 14. Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het College worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend of;

  • b.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

Hoofdstuk 4. Beschermde monumenten

Artikel 15. Vergunning voor beschermd monument

  • 1.

    Het College zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd monument aan de monumentencommissie.

  • 2.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift. Deze termijn kan eenmalig met 6 weken verlengd worden. Bij deze procedure kan de vergunning echter niet van rechtswege worden verleend.

Hoofdstuk 5. Instandhouding van archeologische terreinen.

Artikel 16. Instandhoudingbepaling

  • 1.

    Het is verboden om in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2 of een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder h, de bodem dieper dan 40 cm onder de oppervlakte te verstoren.

  • 2.

    Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;

    • a.

      het een verstoring betreft van een archeologisch monument waarbij ingevolge artikel 11 Monumentenwet 1988 een vergunning is verleend door de Minister van OCW en deze vergunning wordt voorgelegd aan het bevoegd gezag.

    • b.

      het een verstoring betreft van een archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, en waarbij die verstoring plaatsvindt:

    • c.

      in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

    • d.

      sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hierin voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

    • e.

      het College nadere regels heeft gesteld met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische waardenkaart of de gemeentelijke beleidsadvieskaart, dan wel bij het ontbreken daarvan,de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden;

    • f.

      een rapport (van wie?) is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het College in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

      • het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd of;

      • de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad of;

      • in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 17. Opgravingen en begeleiding

  • 1.

    Indien binnen het grondgebied van de gemeente Peel en Maas onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een programma van eisen als bedoeld ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te overleggen, waarbij het College nadere regels stelt ten aanzien van het te verrichten onderzoek en de wijze waarop het programma van eisen moet worden ingericht. In de nadere regels neemt het College bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het programma van eisen. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het College in acht te worden genomen.

  • 2.

    Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het College advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.

Artikel 18. Procedure

De artikelen 11, 12, 13 en 14 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op de bepalingen, zoals opgenomen in dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 19. Tegemoetkoming in schade

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:

  • a.

    de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

  • b.

    de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;

  • c.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid;

Artikel 20. Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met het verbod, zoals neergelegd in artikel 10 en in artikel 16 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 21. Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

    • a.

      Met betrekking tot de roerende en onroerende zaken, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1; team vth van de gemeente Peel en Maas.

    • b.

      Met betrekking tot de terreinen als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2; team vth van de gemeente Peel en Maas.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het College dan wel door de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 22. Intrekken oude regeling

Op grond van de wet Wrhi zijn de verordeningen uit de voormalige gemeenten per 1 januari 2012 reeds komen te vervallen.

Artikel 23. Overgangsrecht

Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld overeenkomstig deze verordening.

Artikel 24. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking 8 dagen na de datum waarop de vaststelling van de verordening is bekendgemaakt.

Artikel 25. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening gemeente Peel en Maas 2014.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 2 december 2014

De griffier, De voorzitter,

drs. A.G. Joosten W.J.G. Delissen-van Tongerlo