Verordening jeugdhulp gemeente Westerkwartier 2022

Geldend van 17-02-2022 t/m heden

Intitulé

Verordening jeugdhulp gemeente Westerkwartier 2022

De raad van de gemeente Westerkwartier;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2021;

gelezen het advies van de adviesraad Sociaal Domein d.d. 9 november 2021;

overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd;

overwegende dat het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

overwegende dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:

- de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen;

- de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

- de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;

- de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

- de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

- de waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

overwegende dat het wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12, en 8.1.1 derde lid van de Jeugdwet;

B E S L U I T :

vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Westerkwartier 2022.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      aanbieder: natuurlijk persoon of rechtspersoon die onder verantwoordelijkheid van het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening in natura te leveren;

    • b.

      algemene voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;

    • c.

      andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de Jeugdwet;

    • d.

      budgethouder: de persoon die een persoonsgebonden budget (PGB) op grond van de Jeugdwet;

    • e.

      budgetplan: een bij de aanvraag voor een PGB in te dienen plan, zoals bedoeld in artikel 12 eerste lid van deze verordening;

    • f.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier;

    • g.

      gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaardbare opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders;

    • h.

      hulpvraag: behoefte van een jeugdige of ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3 lid 1 van de wet;

    • i.

      individuele voorziening: een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening die na onderzoek door het college in natura of in de vorm van PGB wordt verstrekt;

    • j.

      ondersteuningsplan: een document waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of zijn ouders is vastgelegd, samen met de doelen (beoogde resultaten) en hoe deze te bereiken, evenals de bijdragen die zowel het college als de hulpvrager en zijn sociale netwerk hieraan kunnen leveren;

    • k.

      pedagogische civil society: de sociale omgeving rond de jeugdige, bestaande uit ouders, familie, buurtvrienden, school, peuterspeelzalen, vrijwilligers, sportcoaches en anderen die betrokken zijn bij de opvoeding en het opgroeien van de jeugdige met als doel om de draagkracht van het gezin van de jeugdige te vergroten en opvoedingsproblemen te voorkomen;

    • l.

      persoonsgebonden budget (PGB): het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of ouder, die hem in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • m.

      sociaal netwerk: een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de jeugdige of ouder een sociale relatie onderhoudt;

    • n.

      Veilig Thuis: het regionale advies-en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling, als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

    • o.

      wet: de Jeugdwet.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Toegang algemene voorzieningen

Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders.

Artikel 3 Beschikbare algemene voorzieningen

  • 1. De volgende algemene voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      algemene (ook digitale) informatieverstrekking omtrent ontwikkelingsbehoeften van jeugdigen en opvoedingsvragen van opvoeders;

    • b.

      activiteiten ter versterking van de pedagogische civil society zoals het stimuleren en faciliteren van initiatieven vanuit de informele netwerken en steuncontacten tussen ouders en jeugdigen en intergenerationele contacten die een bijdrage leveren aan een gezonde en veilige opgroei- en opvoedomgeving, mogelijkheden voor ouders/opvoeders om elkaar te ontmoeten;

    • c.

      laagdrempelige opvoedondersteuningsactiviteiten;

    • d.

      maatjesprojecten, vrijwilligersinzet, zelforganisaties gericht op ondersteuning bij opgroeien en opvoeden;

    • e.

      mantelzorgondersteuning voor jeugdigen en gezinnen.

  • 2. De algemene voorziening basisondersteuning omvat onder andere:

    • a.

      het bieden van informatie, advies en consultatie bij opgroei en opvoedvragen;

    • b.

      ondersteuning en lichte hulp aan jeugdigen en/of ouders, waaronder vormen van vrij toegankelijke hulp, gericht op het creëren van een stabiele opvoed- en opgroeisituatie;

    • c.

      ondersteuning en lichte hulp aansluitend bij de onderwijs/opvangsetting, waarbij ondersteuning voor opvoeders en jeugdigen geboden wordt. Het betreft activiteiten die in een onderwijs/opvang setting plaatsvinden waarbij de nadruk ligt op zorg;

    • d.

      regulier casemanagement: het systematisch coördineren, afstemmen en volgen van de benodigde hulpverlening aan jeugdigen en/of gezinnen, waarbij meerdere hulpverleners betrokken zijn;

    • e.

      kortdurende en laagdrempelige hulp en ondersteuning door een ondersteuner jeugd en gezin bij een huisarts.

Artikel 4 Beschikbare individuele voorzieningen

De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    residentieel verblijf voor jeugdigen;

  • b.

    pleegzorg;

  • c.

    crisiszorg;

  • d.

    ambulante jeugdhulp;

  • e.

    gesloten jeugdhulp en dwang en drang trajecten ;

  • f.

    langdurige “leun – en steun” contacten;

  • g.

    dag – of weekendopvang, respijtzorg;

  • h.

    intensieve en meer langdurige interventies gericht op behandeling, herstel en/of rehabilitatie.

Artikel 5 Toegang algemene voorziening

Een algemene voorziening is een rechtstreeks toegankelijk zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.

Artikel 6 Besluit weigering algemene voorziening

Op verzoek van de jeugdige en/of zijn ouders/verzorgers wordt een besluit tot weigering van een algemene voorziening tot een algemene voorziening op schrift gesteld en toegezonden.

Artikel 7 Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1. Jeugdigen en/of ouders/verzorgers kunnen met hun hulpvraag terecht bij het college. Als de jeugdige en/of zijn ouders/verzorgers daarom vragen zorgt het college voor ondersteuning bij het verkennen of verhelderen van de hulpvraag.

  • 2. Het eerste contact over de hulpvraag als bedoeld in het eerste lid wordt aangemerkt als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), indien dit contact aanleiding geeft tot een onderzoek als bedoeld in artikel 9 van deze verordening.

  • 3. Een aanvraag voor een individuele voorziening wordt in beginsel schriftelijk (brief/ e-mail) ingediend bij het college. Een telefonische aanmelding wordt schriftelijk vastgelegd.

  • 4. Het college kan een ondertekend gezinsplan aanmerken als een aanvraag als dit door de jeugdige en/of zijn ouders/verzorgers daarop is aangegeven.

  • 5. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek als bedoeld in artikel…. van deze verordening aanmerken als een aanvraag als dit daarop wordt aangegeven.

  • 6. Als een jeugdige of zijn ouders/verzorgers zelf de jeugdhulp wenst in te kopen met een persoonsgebonden budget (PGB) dient hij daartoe een budgetplan in te dienen zoals bedoeld in artikel 12 van deze verordening. Een door de jeugdige en/of zijn ouders/verzorgers ondertekend budgetplan kan worden aangemerkt als een aanvraag.

  • 7. Het college neemt het besluit op een aanvraag uiterlijk binnen acht weken, waarbij het eerste contact zoals bedoeld in het tweede lid als startdatum geldt.

  • 8. Het college legt het besluit op een aanvraag voor een individuele voorziening vast in een beschikking.

  • 9. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende individuele voorziening. Het college legt de beslissing omtrent de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk, doch in ieder geval binnen vier weken na de start van de hulp, vast in een beschikking.

  • 10. De jeugdige of zijn ouders/verzorgers moeten zich binnen drie maanden na de besluitdatum bij een jeugdhulpaanbieder melden, dan wel het PGB binnen drie maanden inzetten voor de afgegeven jeugdhulp.

  • 11. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de procedure voor de aanvraag van een individuele voorziening.

Artikel 8 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist en jeugdarts

  • 1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp noodzakelijk is. Als het gaat om jeugdhulp in de vorm van een PGB of bij een niet-gecontracteerde jeugdhulpaanbieder kan de jeugdconsulent nog nader onderzoek doen.

  • 2. Als de jeugdige of zijn ouders/verzorgers hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende individuele voorziening. Het college legt de beslissing omtrent de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk, doch in ieder geval binnen vier weken na de start van de hulp, vast in een beschikking.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen over de invulling van het in het eerste lid genoemde.

Artikel 9 (Inhoud van het) onderzoek en opstellen gezinsplan

  • 1. Voorafgaand aan het onderzoek dienen de jeugdige en/of zijn ouders zich te legitimeren. De jeugdige en/of zijn ouders geven daartoe in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 2. Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek.

  • 3. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 4. Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders zo spoedig mogelijk en voor zover nodig in het kader van de hulpvraag:

    • a.

      de hulpvraag, de behoeften persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en/of zijn ouders;

    • b.

      of er sprake is van opgroeien opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijk beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen en zo ja, welke problemen, stoornissen ne beperkingen dat zijn;

    • c.

      welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, te weten het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • d.

      of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en personen die tot het sociale netwerk behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden;

    • e.

      voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met inzet van een andere voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;

    • f.

      voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen en de mogelijkheid tot inzet van een andere voorziening ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met inzet van een algemene voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;

    • g.

      voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen, de mogelijkheid tot inzet van een andere voorziening en de mogelijkheid tot inzet van een algemene voorziening ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met inzet van een individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;

    • h.

      hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp rekening kan worden gehouden met omstandigheden zoals de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;

    • i.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor een persoonsgebonden budget (PGB), waarbij de jeugdige en/of ouder in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 5. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek.

  • 6. Het college en de jeugdige en/of zijn ouders leggen het gesprek, het onderzoek en de conclusies daaruit vast in het gezinsplan. Indien uit het gezinsplan blijkt dat een individuele voorziening is aangewezen, geldt als voorwaarde voor het compleet maken van de aanvraag dat dit gezinsplan wordt ondertekend door de jeugdige en/of zijn ouders en daarna wordt teruggestuurd.

  • 7. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken van het onderzoek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en wijst de jeugdige en zijn ouders voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis, onafhankelijke cliëntondersteuning, zoals bedoeld artikel 1.1.1. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 8. Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen en PGB’s om de recht- en doelmatigheid daarvan te beoordelen.

  • 9. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd en vastgelegd.

Artikel 10 Inhoud en geldigheidsduur besluit

  • 1. In het besluit tot verstrekking van een individuele voorziening wordt vastgelegd:

    • a.

      welke individuele voorziening verstrekt wordt, wie de jeugdhulp gaat bieden en wat beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      de termijn van drie maanden waarbinnen de jeugdige en/of zijn ouders zich moeten melden bij een jeugdhulp aanbieder dan wel het PGB moet besteden als bedoeld in artikel 12 van deze verordening;

    • c.

      of de voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt, en indien van toepassing;

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant (kunnen) zijn.

  • 2. Het gezinsplan maakt deel uit van het besluit.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een PGB vermeldt het besluit naast in lid 1 genoemde zaken bovendien:

    • a.

      de hoogte van het PGB en hoe deze is bepaald;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;

    • c.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

  • 4. Het besluit tot toekenning van een individuele voorziening wordt afgegeven:

    • a.

      als het gaat om zorg in natura met een geldigheidsduur tot het moment waarop de betrokken jeugdhulpaanbieder de jeugdhulp heeft beëindigd en het college hiervan op de hoogte heeft gesteld;

    • b.

      als het gaat om een PGB met een in het besluit vastgestelde geldigheidsduur.

Artikel 11 Criteria individuele voorzieningen

  • 1. De jeugdige en/of zijn ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening na een aanvraag en voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulp vraag:

    • a.

      binnen de eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

      • 1°.

        gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

      • 2°.

        het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten;

    • b.

      door gebruik te maken van een andere voorziening; of

    • c.

      door gebruik te maken van een algemene voorziening.

  • 2. Het college verleent geen individuele voorziening als hulpverleningstraject waarvoor de jeugdige en/of zijn ouders die voorziening vragen op het moment van de aanvraag al is afgerond.

  • 3. Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp, die de jeugdige of zijn ouders voorafgaand aan de aanvraag al heeft gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:

    • a.

      als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van een in artikel 9 lid 4 van deze verordening genoemd probleem, stoornis en/of beperking, waarvoor de hulp is ingezet; en

    • b.

      voor zover het college achteraf nog de noodzaak, of het een passende voorziening is, en de gemaakte kosten, kan beoordelen.

  • 4. De voorziening in het voorgaande lid kan slechts betrekking hebben op gemaakte kosten over een periode van maximaal drie maanden.

  • 5. Dit voorgaande geldt niet wanneer de ingezette individuele voorziening tot stand is gekomen door verwijzing van de huisarts, medisch specialist en/of jeugdarts.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in dit artikel.

Artikel 12 Aanvullende criteria PGB

  • 1. Als een jeugdige of zijn ouder in aanmerking komt voor een individuele voorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een PGB, dient hij daartoe een budgetplan in volgens een door het college ter beschikking gesteld format. In het budgetplan is in elk geval opgenomen:

    • a.

      de motivatie waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is en een PGB gewenst is;

    • b.

      de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;

    • c.

      op welke wijze de kwaliteit van de jeugdhulp is gewaarborgd;

    • d.

      de kosten van de uitvoering, uitgedrukt in eenheden en tarief.

  • 2. De volgende voorzieningen worden alleen in natura verleend en derhalve uitgesloten voor een PGB:

    • a.

      jeugdbescherming;

    • b.

      jeugdreclassering;

    • c.

      crisisjeugdhulp en spoedeisende zorg;

    • d.

      pleegzorg;

    • e.

      voortgezette diagnostiek;

    • f.

      wonen met behandeling Ggz;

    • g.

      zorgzwaartepakketten (licht) verstandelijk gehandicapten 4 en 5;

    • h.

      vervoer bij een voorziening die in natura wordt verleend;

    • i.

      landelijk gecontracteerde zorg.

  • 3. De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een PGB:

    • a.

      kosten voor bemiddeling;

    • b.

      kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • c.

      kosten voor het voeren van een PGB-administratie;

    • d.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van PGB;

    • e.

      kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.

  • 4. De persoon aan wie een PGB wordt verstrekt kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, mits:

    • a.

      vaststaat dat deze hulpverlener in staat is tot het verrichten van de zorg op een kwalitatieve, doelmatige en veilige wijze;

    • b.

      de ondersteuning aan de jeugdige of zijn ouders niet leidt tot overbelasting bij de persoon die deze jeugdhulp verleent;

    • c.

      er op geen enkele wijze druk op de ontvanger van het PGB uitgeoefend bij diens besluitvorming;

    • d.

      de geboden jeugdhulp niet leidt tot voor de jeugdige onveilige situaties;

    • e.

      het niet gaat om een ggz-behandeling.

  • 5. Het college verstrekt geen PGB als het gaat om spoedeisende jeugdhulp.

  • 6. Zonder voorafgaande goedkeuring door het college van de overeenkomst tussen de budgethouder met de door hem of haar in te schakelen jeugdhulpverlener, kan geen gebruik worden gemaakt van een PGB.

  • 7. Het college kan nadere regels vaststellen over de aan het PGB verbonden voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 13 Onderscheid formele en informele hulp

  • 1. Bij het vaststellen van de hoogte van het PGB wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp.

  • 2. Er is sprake van formele hulp in de volgende situaties:

    • a.

      de zorgaanbieder is door de gemeente Westerkwartier gecontracteerd voor de desbetreffende ondersteuning; of

    • b.

      de zorgaanbieder voldoet aan de volgende criteria:

      • 1°.

        staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK); en

      • 2°.

        richt zich, zoals blijkt uit de handelsbenaming, primair op de benodigde ondersteuning zoals blijkt uit het budgetplan; en

      • 3°.

        werkt conform de beroepscode van de beroepsgroep, waarbij werken volgens een geldende methodiek onderdeel is; en

      • 4°.

        alle medewerkers in het bezit van een relevante, geldige Verklaring omtrent gedrag (VOG) is; en

      • 5°.

        de verklaring kwaliteitseisen jeugdhulpaanbieder, wanneer de jeugdhulp in PGB wordt verstrekt, heeft ingevuld; en

      • 6°.

        biedt een dienstverband aan minimaal twee medewerkers aan; en

      • 7°.

        de medewerkers voldoen aan de kwaliteitseisen die voor desbetreffende ondersteuning worden gesteld (denk aan diploma’s), zijn in beginsel BIG- of SKJ-geregistreerd, en zij ontvangen een salaris dat daarmee overeenkomstig is; en

      • 8°.

        degene die de daadwerkelijke ondersteuning biedt aan de cliënt is geen partner of een eerste dan wel vierdegraads bloedverwant van de cliënt.

      • 9°.

        beschikt voor kortdurend verblijf over een locatie waar meerdere cliënten tijdelijk kunnen verblijven en waar permanent toezicht aanwezig is; of

      • 10°.

        beschikt voor beschermd wonen over een locatie waar meerdere cliënten kunnen verblijven en waar permanent toezicht aanwezig is; of

      • 11°.

        beschikt voor beschermd wonen over een locatie van een instelling waar meerdere cliënten kunnen verblijven en waar sprake is van permanent toezicht , een therapeutisch leefklimaat en een beschermde woonomgeving; of

      • 12°.

        is een zelfstandige zonder personeel of een freelancer die staat ingeschreven bij de KvK en uit de handelsbenaming blijkt dat hij zich primair richt op de ondersteuning zoals in het budgetplan is beschreven en werkt conform de geldende beroepscode, waarbij werken conform een geldende methodiek een onderdeel is. Hij is geen partner of een aanverwant c.q. bloedverwant in de eerste of tweede graad van de cliënt.

  • 3. Informele hulp is:

    • a.

      hulp die geboden wordt door personen, al dan niet uit het sociaal netwerk, die niet voldoen aan het gestelde in lid 2 van dit artikel;

    • b.

      hulp wordt geboden door personen die voldoen aan de criteria als gesteld in lid 2, maar partner of een aanverwant c.q. bloedverwant in de eerste of tweede graad van de cliënt is.

  • 4. Indien de hulp wordt verleend door iemand uit het sociale netwerk, niet zijnde een bloedverwant in de eerste tot en met vierde graad van de budgethouder, kan bij hoge uitzondering sprake zijn van formele hulp, indien de persoon staat ingeschreven bij de KvK en beschikt over de relevante diploma’s, en de verleende hulp leidt tot betere en effectievere en meer doelmatige ondersteuning.

Artikel 14 Hoogte PGB

  • 1. De tarieven voor een PGB zijn bepaald voor de volgende categorieën jeugdhulp:

    • a.

      begeleiding individueel/gezin;

    • b.

      specialistische begeleiding individueel/gezin;

    • c.

      persoonlijke verzorging;

    • d.

      begeleiding groep;

    • e.

      specialistische begeleiding groep;

    • f.

      verblijf/logeren;

    • g.

      vervoer.

  • 2. De hoogte van het PGB voor formele hulp bedraagt 80% van het laagste tarief waarvoor de gecontracteerde jeugdhulpaanbieder het product in zorg in natura (ZIN) heeft aangeboden bij het Regionale Inkooporganisatie Groninger Gemeenten (RIGG). Hierbij is het uitgangspunt de goedkoopst adequate voorziening.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan een lager tarief worden toegekend indien op basis van het door de jeugdige en/of zijn ouders ingediende budgetplan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht.

  • 4. Als het op basis van het tweede lid vastgestelde formele pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen jeugdhulp te kunnen inkopen, wordt het tarief zodanig aangepast dat de hulp hiermee bij tenminste één jeugdhulpaanbieder kan worden ingekocht.

  • 5. De hoogte van het pgb voor informele hulp is bij het bestaan van dienstbetrekking ten minste gelijk aan het minimum uurloon, inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 21 jaar of ouder met een 36-urige werkweek.

  • 6. Een pgb voor vormen van jeugdhulp en een pgb voor vervoer, waarvoor een tarief is vastgesteld per uur, per dagdeel of per etmaal of retour, mag uitsluitend en alleen besteed worden voor die daadwerkelijk geleverde diensten per uur, dagdeel of etmaal en voor dat vervoer en mag niet anders besteed worden

  • 7. Als uit het gesprek en het ondersteuningsplan blijkt, dat het pgb-tarief niet toereikend is, kan het college hiervan afwijken tot ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.

Artikel 15 Herziening, intrekking en terugvordering

  • 1. Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, beëindigen, wijzigen, herzien of intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende PGB zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende PGB niet meer toereikend achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet (meer) voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het PGB, of

    • e.

      de jeugdige langer dan twaalf weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, of

    • f.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het daarmee samenhangende PGB niet of voor een ander doelgebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Als het college een besluit op grond van het tweede lid sub 1 heeft herzien of ingetrokken kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten PGB, zonder invorderingskosten en boetes en met de mogelijkheid om een betalingsregeling te treffen.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen drie maanden niet is aangesproken voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden, tenzij dit de jeugdige of zijn ouders niet is aan te rekenen.

Artikel 16 Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet gebruik

  • 1. Het college informeert de jeugdige en zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening verbonden zijn en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

  • 3. Het college kan de Sociale verzekeringsbank (Svb) gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betaling uit het PGB voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van de persoon aan wie het PGB is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4 eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 4. Het college kan de Sociale verzekeringsbank (Svb) gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betaling uit het PGB voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 15 lid 2 van deze verordening.

  • 5. Het college stelt de persoon aan wie het PGB is verstrekt schriftelijk op de hoogte van een verzoek als bedoeld in het derde en vierde lid van dit artikel.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

Artikel 17 Afstemming met gezondheidszorg

  • 1. Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel g van de wet en artikel 8 van deze verordening plaatsvindt.

  • 2. Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hoe de continuïteit van de zorg te garanderen voor jeugdigen die jeugdhulp ontvangen en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip komen vallen wanneer er discussie is over het wettelijke kader.

  • 3. Het college zorgt er voor dat de jeugdige en/of zijn ouders indien nodig worden ondersteund richting het CIZ, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.

Artikel 18 Afstemming met gecertificeerde instellingen

  • 1. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid van de wet en de gecertificeerde instellingen.

  • 2. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:

    • a.

      het overleg over de in te zetten jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

    • b.

      het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

    • c.

      de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instellingen hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt;

    • d.

      wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een persoonsgebonden budget kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders;

    • e.

      hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.

  • 3. Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid van de wet.

Artikel 18a Zak- en kleedgeldregeling

  • 1. Het college stelt ten behoeve van de jeugdige op wie een kinderbeschermingsmaatregel van toepassing is, waarbij het voor de voogd waar de jeugdige onder toezicht staat, blijkt dat het duurzaam onmogelijk is om zelf van de onderhoudsplichtige ouders een bijdrage voor zak- en kleedgeldregeling te ontvangen, een vervangende bijdrage ter beschikking gelijk aan maximaal de geldende wettelijke kinderbijslag volgens de Algemene kinderbijslagwet.

  • 2. De bijdrage wordt uitbetaald aan de voogd van de jeugdige of de instelling waar de jeugdige verblijft mits de jeugdhulpinstelling aantoont dat zij zelf voldoende heeft getracht de ouders aan te spreken op hun onderhoudsplicht.

  • 3. Ter onderbouwing van de aanspraak uit het eerste lid overlegt de gecertificeerde instelling een dossier waaruit blijkt dat tenminste één schriftelijke aanschrijving is gedaan, waarop door de ouders geen bijdragen zijn voldaan en de ouders van de jeugdige zijn vertrokken onbekend waarheen, of dat het voor de opvang en hulpverlening aan de jeugdige van wezenlijk belang is om het contact over de zak- en kleedgeldregeling met de ouders te vermijden, of dat ouders op korte termijn niet kunnen voldoen aan de onderhoudsplicht en dit blijkt uit verkregen gegevens omtrent hun inkomens- en vermogenssituatie.

Artikel 19 Afstemming met het justitiedomein

  • 1. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, onderdeel b van de wet.

  • 2. Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld het eerste lid op in het protocol zoals bedoeld in artikel 18, derde lid van deze verordening en het protocol bedoeld in artikel 3.1, vijfde lid van de wet.

Artikel 20 Afstemming met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

  • 1. Het college maakt afspraken met het onderwijs en de voorschoolse voorzieningen over de toegang tot de jeugdhulp.

  • 2. Het college zorgt samen met de ketenpartners voor de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken. Op individueel niveau worden deze vastgelegd in het gezinsplan van de jeugdige en zijn ouders.

  • 3. Het college stemt de samenwerking van onderwijs en door de gemeenten gefinancierde jeugdhulp af met de samenwerkingsverbanden passend onderwijs in wettelijke OOGO’s (op overeenstemming gericht overleg).

  • 4. De Jeugdwet en de Wet op het passend onderwijs verplicht gemeentebestuurders binnen een regio om minimaal eenmaal per vier jaar OOGO te voeren.

  • 5. In het OOGO passend onderwijs bespreekt het samenwerkingsverband zijn ondersteuningsplan met de gemeente.

  • 6. In het OOGO jeugd bespreekt de gemeente haar jeugdplannen met de samenwerkingsverbanden. Deze overleggen kunnen ook worden gecombineerd.

  • 7. Het college zorgt er voor dat alle locaties voor kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs een contactpersoon hebben bij het toegangsteam van de gemeente.

  • 8. Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de in lid zeven genoemde contactpersonen en de leerplichtambtenaren.

Artikel 21 Afstemming met Veilig Thuis

Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar algemene en individuele voorzieningen.

Artikel 22 Afstemming met Wmo-voorzieningen

  • 1. Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen dan wel ouders op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2. Het college draagt zorg voor continuïteit van zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van achttien jaar bereikt.

Artikel 23 Afstemming met voorzieningen werk en inkomen

Het college draagt zorg dat het toegangsteam, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen – zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen – te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

Artikel 24 Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen

Het college houdt in belang van een goede prijs kwaliteitsverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel;

  • f.

    gemeentelijke kwaliteitsbeleid.

Artikel 25 Klachtregeling

  • 1. Het college behandelt mondelinge en schriftelijke klachten van de jeugdige of zijn ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van hulpvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening overeenkomstig de bepalingen van de klachtenregeling van de gemeente Westerkwartier.

  • 2. Het college ziet erop toe dat jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen een klachtenregeling hebben die voldoet aan de wet.

Artikel 26 Betrekken van ingezetenen bij ontwikkelen beleid

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt de jeugdige of zijn ouders en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waar zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 27 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per jaar geëvalueerd vanaf 2023.

Artikel 28 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 29 Overgangsrecht

  • 1. Een jeugdige of ouder houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Westerkwartier 2019, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 2. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening jeugdhulp gemeente Westerkwartier 2019 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 3. Bij een jeugdhulpvoorziening met een startdatum vóór 1 januari 2022 wijzigt het vastgestelde PGB-tarief niet voor de duur van de jeugdhulpvoorziening waarvoor het PGB is bedoeld.

  • 4. Wanneer bij een voorziening als bedoeld in het tweede lid in 2022 wordt bepaald dat verlenging van die voorziening noodzakelijk is, gelden voor de verlenging de tarieven op grond van deze verordening.

  • 5. Bij aanvragen die zijn ingediend in 2021, maar betrekking hebben op een startdatum vanaf 1 januari 2022 gelden de tarieven op grond van deze verordening.

Artikel 30 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2022.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening jeugdhulp gemeente Westerkwartier 2022.

  • 3. Gelijktijdig met het in werking treden van deze verordening wordt de Verordening jeugdhulp gemeente Westerkwartier 2019 ingetrokken.

Artikel 31 Bijlage

Bij deze verordening hoort de Tabel PGB-tarieven als bijlage.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Westerkwartier,

d.d. 15 december 2021

A. van der Tuuk, voorzitter

J.L. de Jong, griffier

Bijlage Tabel PGB-tarieven jeugdhulp

PGB tarieven jeugdhulp

Eenheid

Formele ondersteuning

Informele ondersteuning

Begeleiding individueel/gezin

uur

€ 39,58

€ 15,40

Specialistische begeleiding individueel/gezin

uur

€ 51,95

€ 15,40

Persoonlijke verzorging

uur

€ 37,31

€ 15,40

Begeleiding groep

dagdeel

€ 40,44

€ 15,40

Specialistische begeleiding groep

dagdeel

€ 51,72

€ 15,40

Verblijf/logeren

etmaal

€ 85,13

€ 15,40

Vervoer (retour)

stuk

€ 7,14*

€ 0,19 per km *

* Dit bedrag is slechts een tegemoetkoming en ziet niet op vergoeding van de werkelijke reiskosten, tenzij bijzondere omstandigheden vragen om een ander bedrag.