Uitwerkingsbesluit van burgemeester en wethouders van Heerlen houdende nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie Heerlen 2022 (Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie Heerlen 2022)

Geldend van 16-02-2022 t/m heden

Intitulé

Uitwerkingsbesluit van burgemeester en wethouders van Heerlen houdende nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie Heerlen 2022 (Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie Heerlen 2022)

Burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen,

gelet op:

het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2022;

de artikelen 2, 14, 15,17 en 18 van de “Verordening maatschappelijke ondersteuning Heerlen 2022”

overwegende:

dat het noodzakelijk is om burgers te ondersteunen als die dusdanige beperkingen ondervinden bij hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid dat zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;

dat het noodzakelijk is om burgers met psychische of psychosociale problemen en burgers die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico's voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, te ondersteunen bij het zich handhaven in de samenleving als zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, of met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;

besluit:

1. Het uitwerkingsbesluit “Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie Heerlen 2020” per datum publicatie in te trekken;

2. Het uitwerkingsbesluit “Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie Heerlen 2022” per datum publicatie vast te stellen.

HOOFDSTUK 1 BEGRIPPEN EN ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen gebruikelijke voorziening:

  • voorziening die regulier verkrijgbaar is en die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, niet aanzienlijk duurder is dan vergelijkbare producten met hetzelfde doel en past bij het naar geldende maatschappelijke normen gangbare gebruiks- of bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager;

  • b.

    andere voorziening:

  • voorziening anders dan in het kader van de Wet;

  • c.

    bijdrage:

  • bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • d.

    college:

  • het college van Burgemeester en Wethouders van Heerlen;

  • e.

    gebruikelijke hulp:

  • hulp die naar algemeen aanvaardbare opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van huisgenoten tot wie gerekend worden: de partner, ouders, inwonende kinderen en anderen met wie cliënt duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

  • f.

    hulpvraag:

  • behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • g.

    ingezetene:

  • cliënt die hoofdverblijf heeft in de gemeente Heerlen;

  • h.

    pgb:

  • persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

  • i.

    roerende woonvoorziening:

  • niet-bouwkundige of niet-woon technische woonvoorziening;

  • j.

    verordening:

  • Verordening maatschappelijke ondersteuning Heerlen 2020;

  • k.

    voorliggende voorziening:

  • algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

  • l.

    wet:

  • Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • m.

    woningaanpassing:

  • bouwkundige of woon technische ingreep in of aan een zelfstandige woonruimte;

  • n.

    zelfredzaamheid:

  • in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze regeling worden gebruikt en die niet nader of beknopt worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Algemene wet bestuursrecht en de verordening.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze regeling is van toepassing op maatschappelijke ondersteuning, voor zover dit betrekking heeft op de zelfredzaamheid en participatie van ingezetenen van de gemeente, zoals bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 van de wet, met uitzondering van beschermd wonen en opvang.

HOOFDSTUK 2 PROCEDUREREGELS, MELDING EN ONDERZOEK

Artikel 3 Sociale buurtteam

Het sociale buurtteam geldt, naast het regulier gemeentelijk loket, als voorziening voor het bieden van toegang in het kader van een melding van behoefte aan maatschappelijke ondersteuning zoals bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet, tenzij de melding verband houdt met de behoefte aan beschermd wonen of opvang. Het sociale buurtteam is in de bedoelde gevallen tevens namens het college belast met het onderzoek en de overige werkzaamheden zoals beschreven in de artikelen 4 tot en met 7.

Artikel 4 Melding hulpvraag

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet neemt het college na de melding onverwijld een beslissing tot verstrekking van een tijdelijke voorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 5 Onderzoek en indienen persoonlijk plan

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 3.

    Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een onderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4.

    Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om aan het college een persoonlijk plan te overhandigen, zoals bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet.

  • 5.

    Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid gebruik te maken van gratis onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 6.

    De cliënt dient binnen zeven kalenderdagen na de melding het persoonlijk plan te overhandigen aan het college.

Artikel 6 Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

    • h.

      de noodzaak om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de wens om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 5, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 4.

    Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

  • 5.

    Het college is bevoegd het gesprek dan wel een gedeelte daarvan uit te voeren zonder aanwezigheid van de (potentiële) aanbieder van de ondersteuning.

Artikel 7 Verslag

  • 1.

    Binnen 42 kalenderdagen na de melding verstrekt het college aan de cliënt een schriftelijk verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 2.

    Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.

  • 3.

    Indien het verslag niet binnen 8 weken na verzending door de cliënt is geretourneerd, start de meldingsprocedure opnieuw.

Artikel 8 Aanvraag

Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening indienen bij het college.

HOOFDSTUK 3 NADERE REGELS OMTRENT MAATWERKVOORZIENINGEN

Paragraaf 3.1 Ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie exclusief woningaanpassingen, collectief vervoer en hulpmiddelen.

Artikel 9 Toepassingsbereik

Onverminderd het bepaalde in artikel 2 is deze paragraaf van toepassing op maatschappelijke ondersteuning ter ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie, met uitzondering van een woningaanpassing, een collectieve vervoersvoorziening en een hulpmiddel.

Artikel 10 Keuzevrijheid

  • 1.

    Een maatwerkvoorziening kan worden verstrekt in natura en als pgb, onder de voorwaarden en criteria zoals genoemd deze paragraaf.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, wordt in spoedeisende gevallen zoals bedoeld in artikel 4 lid 3 alleen een voorziening in natura verstrekt.

Artikel 11 Voorwaarden maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget

  • 1.

    Verstrekking van een maatwerkvoorziening als pgb vindt enkel plaats op basis van een gemotiveerd verzoek van de belanghebbende of diens vertegenwoordiger, door middel van indiening van een persoonlijk plan.

  • In het persoonlijk plan dient opgenomen te zijn:

  • a.

    waarom de cliënt een pgb wenst, en;

  • b.

    waar door middel van het pgb de ondersteuning zal worden ingekocht, en;

  • c.

    op welke wijze de ondersteuning zal bijdragen tot de doelen, waarvoor de maatwerkvoorziening bedoeld is, en;

  • d.

    hoe de kwaliteit van de ondersteuning wordt gewaarborgd.

  • 2.

    De administratief beheerder/vertegenwoordiger dient onafhankelijk te zijn van de organisatie of persoon die de voorziening levert en dient voldoende nabij budgethouder te staan.

  • 3.

    De vertegenwoordiger overlegt een schriftelijke machtiging van cliënt, waarbij hij aangewezen is als vertegenwoordiger van cliënt.

  • 4.

    Een pgb voor hulp bij het huishouden, persoonlijke begeleiding, kortdurend verblijf, dagbesteding en vervoer wordt alleen verstrekt, indien:

  • a.

    de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • b.

    de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb wenst geleverd te krijgen;

  • c.

    naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren en die de cliënt van het budget wil betrekken, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.

  • 5.

    Bij ondersteuning geleverd door anderen dan personen uit het sociaal netwerk dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:

    • a.

      de organisatie of (zelfstandig) ondernemer dient als aanbieder van WMO-ondersteuning ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      de organisatie of ondernemer voldoet aan de eisen t.a.v. de kwaliteit, zoals gesteld in hoofdstuk 3 van de Wet alsmede in hoofdstuk 5 van de Verordening;

    • c.

      de organisatie of ondernemer voldoet aan de eisen van goed zelfstandig ondernemerschap, en:

      • heeft vervangingsplannen in geval van ziekte;

      • voert de noodzakelijke administraties;

      • werkt conform arbeidstijdenbesluit en indien deze niet van toepassing is maximaal 40 uur per week.

    • d.

      de organisatie of ondernemer voldoet aan de normen voor verantwoorde zorg, zoals die voor de branche gelden;

    • e.

      er wordt gebruik gemaakt van een zorgplan of plan van aanpak met begeleidingsdoelen en termijnen als onderdeel van verantwoorde zorg en dit plan is afgestemd op de persoonlijke situatie van de cliënt rekening houdend met zijn persoonskenmerken;

    • f.

      cliëntbetrokkenheid en continuïteit van zorg maakt onderdeel uit van de bedrijfsvoering.

    • g.

      er is systematische kwaliteitsbewaking;

    • h.

      de (door de aanbieder in het kader van de te bieden ondersteuning aangewezen) beroepskracht is vakbekwaam en heeft de diploma’s die noodzakelijk zijn voor een doeltreffende en efficiënte ondersteuning van specifieke cliënt waarbij het opleidingsniveau afhankelijk van de benodigde in te zetten ondersteuning MBO 4 of hoger dient te zijn;

    • i.

      de beroepskrachten en vrijwilligers beschikken over een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet Justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet eerder is afgegeven dan zes maanden voor het tijdstip, waarop betrokkene voor de organisatie of ondernemer ging werken;

    • j.

      de ingeschakelde “ervaringswerkers” beschikken, in afwijking van het onder i. gestelde, over een vergelijkbare verklaring.

    • k.

      de organisatie of ondernemer beschikt over een meldcode ten aanzien van huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • l.

      de organisatie of ondernemer meldt alle calamiteiten en geweldsincidenten bij de door het college aangewezen toezichthoudend ambtenaar.

    • m.

      Er zijn geen feiten of omstandigheden bekend waarbij de organisatie onprofessioneel gehandeld heeft, ondeskundige zorg heeft verleend, dan wel gehandeld heeft in strijd met relevante regelgeving.

  • 6.

    Bij ondersteuning geleverd door personen uit het sociaal netwerk dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:

  • a.

    deze persoon beschikt over een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet eerder is afgegeven dan zes maanden voor het tijdstip waarop betrokkene start met de uitvoering van de betreffende ondersteuning;

  • b.

    deze persoon is in staat om de gevraagde ondersteuning te bieden;

  • c.

    er zijn geen redenen om aan te nemen dat deze persoon overbelast is of dreigt te geraken;

  • d.

    er is een begeleidingsplan met vermelding van doelen en termijnen

  • e.

    er is een afspraak over het melden van calamiteiten en geweld.

Artikel 12 Uitsluitingscriteria verstrekking persoonsgebonden budget

  • 1.

    Verstrekking van een pgb vindt niet plaats indien niet voldaan wordt aan de voorwaarden als genoemd in artikel 11.

  • 2.

    Het is de budgethouder niet toegestaan het administratieve beheer van het pgb en de levering van de voorziening uit te besteden aan dezelfde organisatie of persoon.

  • 3.

    Het pgb mag niet besteed worden aan de bemiddeling bij het aanvragen van een voorziening of het administratieve beheer van het pgb.

Artikel 13 Controle persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit en rechtmatigheid van de geleverde zorg, steekproefsgewijs, de inzet van de pgb’s en/of de daarmee versterkte ondersteuning.

  • 2.

    De inzet van de pgb’s van budgethouders, ten aanzien waarvan door de Sociale Verzekeringsbank bijzonderheden worden gesignaleerd, worden in elk geval gecontroleerd.

  • 3.

    Het pgb ten behoeve van hulp bij het huishouden, persoonlijke begeleiding, logeerzorg/respijtzorg/kortdurend verblijf, dagbesteding en vervoer kent een vrij besteedbaar bedrag, waarover geen verantwoording noodzakelijk is. Dit bedraagt € 100,00 per jaar. Dit budget kan gebruikt worden voor bijkomende kosten, zoals telefoonkosten, kosten voor de VOG-verklaring en scholing. De inzet hiervan wordt door het college niet gecontroleerd.

Artikel 14 Uitbetaling persoonsgebonden budget

Het pgb voor hulp bij het huishouden, persoonlijke begeleiding, logeerzorg/respijtzorg/kortdurend verblijf, dagbesteding eventueel in combinatie met vervoer wordt na toekenning, op basis van declaratie, op grond van artikel 2.6.2 van de wet, uitgekeerd door de Sociale Verzekeringsbank.

Paragraaf 3.2 Ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie in de vorm van een vervoersvoorziening en hulpmiddelen

Artikel 15 Toepassingsbereik

Onverminderd het bepaalde in artikel 2 is deze paragraaf van toepassing op maatschappelijke ondersteuning ter ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie, in de vorm van een vervoersvoorziening en hulpmiddelen gericht op vervoer.

Artikel 16 Keuzevrijheid

  • 1.

    Een maatwerkvoorziening kan worden verstrekt in natura en als pgb, onder de voorwaarden en criteria zoals genoemd in deze paragraaf.

  • 2.

    Met inachtneming van het bepaalde in artikel 21, geldt bij verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van een vervoersvoorziening het primaat van ondersteuning in natura, en Collectief Vraagafhankelijk Vervoer in het bijzonder.

Artikel 17 Voorwaarden maatwerkvoorziening gericht op verplaatsen en vervoer

  • 1.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening gericht op verplaatsen en vervoer wordt uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in en rondom de woning en vervoer in de directe woon- en leefomgeving.

  • 2.

    Er is sprake van een uitzondering op het eerste lid indien:

    • a.

      het vervoer betreft naar door het college vastgestelde zogenaamde puntbestemmingen;

    • b.

      het vervoer betreft naar een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de cliënt zelf bezocht kan worden en dit bezoek voor de cliënt noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 3.

    Een ingezetene, die wegens zijn beperkingen of chronische problemen geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer of een andere voorliggende voorziening, zoals gebruik van eigen auto, kan in aanmerking komen voor Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV).

  • 4.

    Een ingezetene, zoals bedoeld in lid 3, kan, indien het CVV geen adequate oplossing biedt, in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening in de vorm van:

    • a.

      een scootmobiel in bruikleen;

    • b.

      een autoaanpassing als zorg in natura;

    • c.

      een persoonsgebonden budget (pgb)

  • 5.

    Een maatwerkvoorziening als bedoeld in het vierde lid onder b. wordt maximaal eenmaal per vijf jaar verstrekt en alleen als de auto jonger is dan zeven jaar.

  • 6.

    Indien als gevolg van het verstrekken van een maatwerkvoorziening gericht op vervoer extra verzekeringskosten en hogere kosten in verband met de motorrijtuigenbelasting ontstaan, komen deze (meer)kosten niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 18 Voorwaarden maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget

  • 1.

    Verstrekking van een maatwerkvoorziening als pgb vindt plaats op gemotiveerd verzoek van de cliënt of diens vertegenwoordiger, door middel van indiening van een persoonlijk plan.

  • 1.

    Een pgb voor een vervoersvoorziening of hulpmiddel wordt verstrekt, indien:

  • a.

    de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • b.

    de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb wenst geleverd te krijgen;

  • c.

    naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de hulpmiddelen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren en die de cliënt van het budget wil betrekken, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.

  • 2.

    Uit het persoonlijk plan voor een maatwerkvoorziening gericht op ver plaatsen of vervoer moet blijken:

  • a.

    waarom de cliënt een pgb wenst, en

  • b.

    welke maatwerkvoorziening zal worden aangeschaft;

  • c.

    op welke wijze de maatwerkvoorziening zal bijdragen aan de doelen, waarvoor deze bedoeld is, en;

  • d.

    hoe de kwaliteit van de maatwerkvoorziening wordt gewaarborgd.

  • 3.

    Het wederom verstrekken van een pgb voor een reeds eerdere verstrekte soortgelijke voorziening, kan niet eerder geschieden dan

    • a.

      na vijf jaar indien het een autoaanpassing betreft;

    • b.

      na het verstrijken van de duur van de economische afschrijvingstermijn indien het een andere voorziening (hulpmiddel) betreft.

  • 4.

    De administratief beheerder dient onafhankelijk te zijn van de organisatie of persoon die de voorziening levert en dient voldoende nabij budgethouder te staan.

  • 5.

    De vertegenwoordiger overlegt een schriftelijke machtiging van cliënt, waarin hij aangewezen is als vertegenwoordiger van cliënt.

Artikel 19 Uitsluitingscriteria verstrekking persoonsgebonden budget

  • 1.

    Verstrekking van een pgb vindt niet plaats indien niet voldaan wordt aan de voorwaarden als genoemd in artikel 18.

  • 2.

    Het is de budgethouder niet toegestaan het administratieve beheer van het pgb en de levering van de voorziening uit te besteden aan dezelfde organisatie of persoon.

  • 3.

    Het pgb mag niet besteed worden aan de bemiddeling bij het aanvragen van een voorziening of het administratieve beheer van het pgb.

Artikel 20 Uitbetaling persoonsgebonden budget

Het pgb voor een maatwerkvoorziening, gericht op verplaatsen en vervoer, wordt na overleggen van de factuur/facturen aan cliënt uitbetaald.

Paragraaf 3.3 Ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie in de vorm van een woningaanpassing

Artikel 21 Toepassingsbereik

Onverminderd het bepaalde in artikel 2 is deze paragraaf van toepassing op maatschappelijke ondersteuning ter ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie in de vorm van een woningaanpassing

Artikel 22 Keuzevrijheid

  • 1.

    Een maatwerkvoorziening kan worden verstrekt in natura en als persoonsgebonden budget, onder de voorwaarden en criteria zoals genoemd in deze paragraaf.

Artikel 23 Voorwaarden maatwerkvoorziening

Een cliënt komt voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing in aanmerking wanneer:

  • 1.

    De kosten van de in het programma van eisen opgenomen aanpassingen lager zijn dan € 6.500,--;

  • 2.

    Indien een woningaanpassing wordt verstrekt met als doel het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kan het college een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, als vermeld in bijlage I.

  • 3.

    Indien de woningaanpassing een woonwagen betreft en de technische levensduur van de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag:

    • a.

      minder dan vijf jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt, komt de vergoeding voor de aanpassingskosten overeen met de werkelijke kosten met een maximum van € 2.500, -;

    • b.

      vijf jaar of meer is, komt de vergoeding voor de aanpassingskosten overeen met de werkelijke kosten met een maximum van € 6.500,--.

  • 4.

    Onmiddellijk na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen twaalf maanden na het afgeven van de beschikking waarin een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing wordt verleend, meldt de cliënt aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 5.

    Bij de gereedmelding als bedoeld in het vierde lid dient een verklaring te worden ingediend dat bij het realiseren van de woningaanpassing is voldaan aan de voorwaarden waaronder deze is toegekend. Deze gereed melding geldt tevens als een verzoek tot vaststelling en uitbetaling.

  • 6.

    Degene aan wie een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing wordt verleend dient gedurende een periode van vijf jaar, ingaande de dag van bekendmaking van de verleningsbeschikking, alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Artikel 24 Uitsluitingscriteria verstrekking persoonsgebonden budget

  • 1.

    Verstrekking van een pgb vindt niet plaats indien niet voldaan wordt aan de voorwaarden als genoemd in artikel 18.

  • 2.

    Het is de budgethouder niet toegestaan het administratieve beheer van het pgb en de levering van de voorziening uit te besteden aan dezelfde organisatie of persoon.

  • 3.

    Het pgb mag niet besteed worden aan de bemiddeling bij het aanvragen van een voorziening of het administratieve beheer van het pgb.

Artikel 25 Maatwerkvoorziening in natura

  • 1.

    Indien de woningaanpassing bestaat uit een losse woonvoorziening of traplift en in natura wordt verstrekt is de bruikleen- of huurovereenkomst gemeente Heerlen van toepassing.

  • 2.

    Het tarief voor een woningaanpassing wordt gebaseerd op een kostenberekening, dan wel ingediende offerte.

Artikel 26 Voorwaarden maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget

  • 1.

    Verstrekking van een maatwerkvoorziening als pgb vindt plaats op gemotiveerd verzoek van de cliënt of diens vertegenwoordiger, door middel van indiening van een persoonlijk plan.

  • 2.

    Een pgb voor een maatwerkvoorziening wordt verstrekt, indien:

  • a.

    de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • b.

    de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat de maatwerkvoorziening die wordt geleverd door een aanbieder, door hem niet passend wordt geacht en dat hij de maatwerkvoorziening als pgb wenst geleverd te krijgen;

  • c.

    naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de woningaanpassingen die de cliënt van het budget wil betrekken, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden aangebracht.

    • 1.

      Uit het persoonlijk plan voor een maatwerkvoorziening voor een woningaanpassing moet blijken:

  • a.

    waarom de cliënt een pgb wenst, en

  • b.

    welke maatwerkvoorziening zal worden aangeschaft;

  • c.

    op welke wijze de maatwerkvoorziening zal bijdragen aan de doelen, waarvoor deze bedoeld is, en;

  • d.

    hoe de kwaliteit van de maatwerkvoorziening wordt gewaarborgd;

  • e.

    hoe en door wie hij de maatwerkvoorziening wil laten realiseren en hoe hij tot deze keuze is gekomen.

  • f.

    op welke wijze de ondersteuning zal bijdragen tot de doelen, waarvoor de maatwerkvoorziening bedoeld is.

  • 1.

    De administratief beheerder dient onafhankelijk te zijn van de organisatie of persoon die de voorziening levert en dient voldoende nabij budgethouder te staan.

  • 2.

    De vertegenwoordiger overlegt een schriftelijke machtiging van cliënt, waarin hij aangewezen is als vertegenwoordiger van cliënt.

Artikel 27 Uitbetaling persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het pgb voor een maatwerkvoorziening, gericht op wonen, wordt in de vorm van voorschotten op basis van de te overleggen voorschotfacturen aan cliënt uitbetaald.

Artikel 28 Controle en definitief uitbetalen persoonsgebonden budget

  • 1.

    De budgethouder legt binnen een jaar na realisatie van de maatwerkvoorziening verantwoording af over de besteding van het pgb door overlegging van een gereedmeldingsformulier en de facturen;

  • 2.

    Het college controleert of de maatwerkvoorziening daadwerkelijk is gerealiseerd, alsmede de factuurbetalingen.

  • 3.

    Het college stelt de hoogte van het pgb definitief vast, en rekent het pgb af met de cliënt, rekening houdend met de betaalde voorschotten.

Artikel 29 Afschrijvingssystematiek

  • 1.

    De afschrijvingssystematiek voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een losse woonvoorziening is gebaseerd op de terugkoopregeling met de gecontracteerde organisaties.

Artikel 30 Terugbetaling bij verkoop

  • 1.

    De eigenaar die een voorziening heeft ontvangen voor het treffen van een woningaanpassing ten bedrage van € 25.000,00 of hoger en die binnen een periode van tien jaar na de datum van gereed melding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte van overdracht het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan, dient geheel dan wel gedeeltelijk aan de gemeente te worden gerestitueerd met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid.

  • 2.

    De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt:

  • in het eerste jaar 100% van de meerwaarde van de woning na aanpassing

  • in het tweede jaar 90% van de meerwaarde van de woning na aanpassing

  • in het derde jaar 80% van de meerwaarde van de woning na aanpassing

  • in het vierde jaar 70% van de meerwaarde van de woning na aanpassing

  • in het vijfde jaar 60% van de meerwaarde van de woning na aanpassing

  • in het zesde jaar 50% van de meerwaarde van de woning na aanpassing

  • in het zevende jaar 40% van de meerwaarde van de woning na aanpassing

  • in het achtste jaar 30% van de meerwaarde van de woning na aanpassing

  • in het negende jaar 20% van de meerwaarde van de woning na aanpassing

  • in het tiende jaar 10% van de meerwaarde van de woning na subsidie.

  • 3.

    De vaststelling van de eventuele meerwaarde geschiedt door een beëdigd taxateur, aan te wijzen door het college.

  • 4.

    Het te restitueren bedrag bedraagt nooit meer dan het bedrag dat ten laste van de gemeente is gekomen in verband met de getroffen voorzieningen.

Artikel 31 Woningaanpassing van gemeenschappelijke ruimten in bestaande gebouwen

  • 1.

    Een maatwerkvoorziening kan worden verleend voor het treffen van de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte indien zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor de cliënt ontoegankelijk blijft:

  • a.

    het aanbrengen van elektrische deuropeners;

  • b.

    aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel;

  • c.

    het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders;

  • d.

    het aanbrengen van een extra trapleuning;

  • e.

    het aanleggen van een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw.

  • 2.

    Indien op het moment van de aanvraag 70% of meer van de door de aanpassingen bereikbare woningen, bewoond worden door mensen van 55 jaar of ouder, is lid 1 niet van toepassing, maar artikel 38.

Artikel 32 Huurderving

  • 1.

    Een bijdrage voor huurderving aan een woningeigenaar kan worden verleend voor het beschikbaar houden van een huurwoning met aanpassingen voor meer dan € 6.500,-- exclusief trapliften;

  • a.

    indien de gemeente een schriftelijk reserveringsverzoek heeft ingediend;

  • b.

    voor de periode van 1 maand en de einddatum van reserveren met een maximum van 6 maanden.

  • 2.

    Ten behoeve van lid 1. maakt woningeigenaar binnen 1 week na huuropzegging melding van het beschikbaar komen van de aangepaste woning met beschikbaarheidsdatum.

  • 3.

    Gemeente meldt binnen 2 weken na de onder lid 2 ontvangen melding of zij de woning daadwerkelijk wenst te reserveren.

  • 4.

    Bij het ontbreken van een schriftelijk reserveringsverzoek heeft woningeigenaar geen recht op een bijdrage voor huurderving.

  • 5.

    Een bijdrage voor huurderving kan ook verstrekt worden voor het beschikbaar houden van een huurwoning met aanpassingen voor minder dan € 6.500,- exclusief trapliften indien gemeente woningeigenaar hier concreet schriftelijk om verzoekt.

HOOFDSTUK 4 BIJDRAGE IN DE KOSTEN

Paragraaf 4.1 Maatwerkvoorzieningen

Artikel 33 Maximaal verschuldigde eigen bijdrage

  • 1.

    Voor de persoon aan wie een maatwerkvoorziening is verstrekt, is de verschuldigde bijdrage in de kosten niet hoger dan de kostprijs van de maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Voor de persoon, die jonger is dan 18 jaar en aan wie een maatwerkvoorziening is verstrekt ,wordt geen bijdrage in de kosten gehanteerd voor de maatwerkvoorziening, met uitzondering van een woningaanpassing, zoals bepaald in artikel 12 van de verordening, vierde lid en artikel 2.1.5 van de Wet.

  • 3.

    Voor de persoon aan wie een maatwerkvoorziening is verstrekt van achttien jaar of ouder geldt een bijdrage in de kosten voor de maatwerkvoorziening, zolang hij van de voorziening gebruikt maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt , tenzij het een maatwerkvoorziening in de vorm van een rolstoel of een collectief vervoersysteem betreft.

  • 4.

    Geen bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening is verschuldigd indien het college, na advies van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk, de Raad voor de Kinderbescherming of het AMHK, van oordeel is dat verschuldigdheid hiervan kan leiden tot mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor op de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige, waarvan degene aan wie die maatwerkvoorziening is verstrekt de minderjarige of de ouder, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, is.

Artikel 34 Bepaling kostprijs maatwerkvoorziening

  • 1.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura is voor hulpmiddelen en woningaanpassingen gelijk aan de aanschafprijs dan wel de huurprijs van de maatwerkvoorziening.

  • 2.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening als pgb is gelijk aan het bedrag van het pgb.

HOOFDSTUK 5 TEGEMOETKOMING IN DE MEERKOSTEN VOOR PERSONEN MET EEN BEPERKING OF CHRONISCHE PROBLEMEN

Artikel 35 Tegemoetkoming meerkosten als bedoeld in art.2.1.7 van de wet en artikel 18 van de verordening

  • 1.

    De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.1.7 van de wet en artikel 18 van de verordening wordt op aanvraag verstrekt aan degene die:

  • a.

    een inkomen heeft dat niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm,

  • b.

    geen in aanmerking te nemen vermogen heeft zoals bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet, en

  • c.

    in de twee kalenderjaren voorafgaande aan het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, het eigen risico zorgverzekering volledig heeft benut, en

  • d.

    niet meer dan 35% arbeidsongeschikt is en via het UWV een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt.

  • 2.

    De aanvraag voor een tegemoetkoming dient te worden ingediend voor 1 maart van het jaar, volgend op het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 3.

    Aanvragen die worden ingediend na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn, Worden geweigerd.

  • 4.

    De tegemoetkoming bedraagt € 125,00 per jaar.

Artikel 36 Tegemoetkoming overige meerkosten

  • 1.

    Een tegemoetkoming voor overige meerkosten wordt, op grond van artikel 2.1.7 van de wet, op aanvraag als volgt verstrekt:

  • a.

    Voor taxivervoer: € 1.200,- jaarlijks, met dien verstande dat:

    • i.

      indien aan een cliënt een combinatie van maatwerkvoorzieningen in het kader van vervoer toegekend is, de hoogte van deze tegemoetkoming maximaal € 900 bedraagt;

    • ii.

      voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, bij een maatwerkvoorziening zoals bedoeld in paragraaf 3.2, niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding wordt toegekend.

    • a.

      voor rolstoeltaxivervoer: € 1.800,- jaarlijks, met dien verstande dat:

      • i.

        indien aan een cliënt een combinatie van maatwerkvoorzieningen in het kader van vervoer is toegekend, de hoogte van deze tegemoetkoming maximaal € 1.350,00 bedraagt;

      • ii.

        voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, bij een maatwerkvoorziening zoals bedoeld in paragraaf 3.2, niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding wordt toegekend.

    • b.

      voor een autoaanpassing in plaats van Collectief Vraagafhankelijk Vervoer: maximaal € 3.000,- vijfjaarlijks, indien de aan te passen auto niet ouder is dan zeven jaar;

    • c.

      verhuis- en herinrichtingskosten: € 2.270,-, met dien verstande dat:

      • i.

        het toekenningsbesluit gedurende twee jaar, ingaande de dag van inwerkingtreding van dat besluit geldt;

      • ii.

        bij verhuizing naar een andere gemeente de kosten van verhuizing en inrichting voor rekening van de gemeente van vertrek komen;

      • iii.

        een tegemoetkoming kan worden verstrekt bij het op verzoek van het college vrijmaken van een bestaande aangepaste woning indien de gehandicapte niet meer is aangewezen op een aangepaste woning;

      • iv.

        er geen tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten wordt verstrekt voor bewoners van hotels, pensions, vakantiewoningen, kamerbewoners en andere tijdelijk ergens wonenden.

    • d.

      een woningaanpassing waarvan de kosten € 6.500,- of meer bedragen en waarbij de cliënt ervoor kiest niet te verhuizen, maar de woning met inzet van eigen middelen volledig adequaat aan te passen: € 2.270,-.

    • g.

      aanschaf, verzekering, onderhoud en reparatie van een sportrolstoel: € 3.000,- per vijf jaar.

    • h.

      het bezoekbaar maken van een woning: € 3.000,-, met dien verstande dat de tegemoetkoming kan worden toegekend voor het bezoekbaar maken van maximaal één woning.

Artikel 37 Onderhoud keuring en reparatie

  • 1.

    Een tegemoetkoming wordt, op grond van artikel 2.1.7 van de wet, op aanvraag verstrekt voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie ten behoeve van een verstrekte maatwerkvoorziening zoals bedoeld in paragraaf 3.3 indien;

  • a.

    de woonvoorziening in het kader van de Wet Voorzieningen Gehandicapten, Wet maatschappelijke Ondersteuning of de Wet is verleend of;

  • b.

    de woonvoorziening voorkomt op de in bijlage II genoemde voorzieningen;

  • c.

    cliënt ten tijde van het onderhoud, keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf heeft en bewoont.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming komt overeen met de in bijlage II genoemde bedragen.

Artikel 38 Complexgewijze aanpassing van bestaande woongebouwen op collectieve basis

  • 1.

    Het college kan, indien artikel 30 niet van toepassing is, aan een woningeigenaar op diens aanvraag een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van de volgende (collectieve) aanpassingen in bestaande wooncomplexen indien deze de toegankelijkheid en bereikbaarheid van het wooncomplex, de galerijen en de woningen ten behoeve van aldaar wonende mensen met een functiebeperking ten goede komen:

  • a.

    het aanbrengen van elektrische deuropeners;

  • b.

    aanleg hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel;

  • c.

    het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders;

  • d.

    het aanbrengen van een extra trapleuning;

  • e.

    het aanleggen van een opstelplaats voor meerdere scootmobielen met een adequate stroomvoorziening.

  • 1.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming bedraagt 50 % van de werkelijke kosten.

HOOFDSTUK 6 WAARDERING EN ONDERSTEUNING MANTELZORGERS

Artikel 39 Ondersteuning

  • 1.

    Mantelzorgers voor één of meer hulpvragers ontvangen jaarlijks op aan vraag van de hulpvrager een door het college toe te kennen ondersteuning in de vorm van:

  • verwenzorg (1 dagdeel per jaar, in groepsverband met Steunpunt Mantelzorg);

  • vervoer van en naar een locatie in Heerlen (3 maal per jaar, individueel);

  • boodschappenservice (3 maal per jaar, individueel);

  • gezelschap (3 maal per jaar individueel of 1 dagdeel in groepsverband met Steunpunt Mantelzorg);

  • lichte ondersteuning bij werkzaamheden in en om het huis (in overleg, individueel).

    • 1.

      De ondersteuning wordt toegekend aan degene die in het jaar waarop de ondersteuning betrekking heeft, mantelzorg verleent aan één of meerdere hulpvragers, die woonachtig zijn in de gemeente Heerlen, voor meer dan 8 uur per week, over een periode van minimaal 3 maanden.

Artikel 40 Jaarlijkse blijk van waardering

  • 1.

    Mantelzorgers voor één of meer hulpvragers ontvangen jaarlijks op aanvraag van de hulpvrager een blijk van waardering in de vorm van een door het college toe te kennen geldbedrag van € 200,00. Het in de vorige volzin genoemde bedrag geldt ongeacht het aantal hulpvragers waaraan mantelzorg is verleend.

  • 2.

    De blijk van waardering wordt toegekend aan de hulpvrager, die in het jaar waarop de ondersteuning betrekking heeft, hulp ontvangt van één of meerdere mantelzorgers voor meer dan 8 uur per week, over een periode van minimaal 3 maanden. De hulpvrager is in de periode van de ontvangen hulp woonachtig in gemeente Heerlen.

  • 3.

    Per huishouden kan slechts één blijk van waardering toegekend worden. Uitzondering hierop zijn hulpvragers woonachtig in een instelling.

  • 4.

    De aanvraag voor een blijk van waardering dient te worden ingediend voor 1 maart van het jaar, volgend op het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 5.

    Aanvragen die worden ingediend na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn, worden geweigerd.

  • 6.

    Mantelzorgers schrijven zich bij voorkeur in bij Steunpunt Mantelzorg Parkstad of een ander steunpunt voor mantelzorgers.

  • 7.

    De zorgvrager is 18 jaar en ouder.

HOOFDSTUK 7 MEDEZEGGENSCHAP EN INSPRAAK

Artikel 41 Inspraak en medezeggenschap

  • 1.

    Het college zal de adviesraad MO Heerlen vroegtijdig in de gelegenheid stellen voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief re kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat de adviesraad MO Heerlen deel kan nemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kan aanmelden, en dat deze wordt voorzien van de voor een deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 42 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking per datum publicatie;

  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als: “Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie Heerlen 2022”.

Ondertekening

Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Heerlen van 8 februari 2022.

de burgemeester,

drs. R. Wever

de gemeentesecretaris a.i.

L. Schouterden

TOELICHTING

ALGEMEEN

Deze nadere regels betreffen de uitvoering aan de “Wet maatschappelijke ondersteuning 2015” (hierna: Wmo 2015). De Wmo 2015 gaat ervan uit dat een cliënt zelf regelt wat redelijkerwijs verwacht mag worden van de cliënt en zijn sociaal netwerk. Vervolgens zal waar nodig de gemeente in aanvulling hierop hem in staat stellen gebruik te maken van een algemene voorziening of – als dat niet volstaat – een maatwerkvoorziening waarmee een bijdrage wordt geleverd aan zijn mogelijkheden om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig te functioneren in de maatschappij.

Er dient telkens een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen te worden om de hulpvraag van de cliënt, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen, om te achterhalen wat de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of met hulp van zijn sociaal netwerk dan wel door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten kan doen om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of verbeteren, om te bepalen

welke verdere ondersteuning nodig is. De Wmo 2015 en dit besluit leggen deze toegangsprocedure in hoofdlijnen vast.

Vanaf 2017 geldt voor de ondersteuning, gericht op zelfredzaamheid en participatie, dat deze als een algemene voorziening wordt aangeboden door de coöperatie Heerlen Stand-By!. De toegangsprocedure ligt dan ook bij die organisatie.

Is de cliënt het niet eens met de voorgestelde algemene voorziening dan kan een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb aangevraagd worden. De sociale buurtteams van Heerlen Stand-By! zijn dan ook bevoegd om het onderzoek uit te voeren.

Voor de overige voorzieningen blijft het gemeentelijk Wmo-loket de toegang verzorgen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

HOOFDSTUK 1

BEGRIPPEN EN ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Begripsbepalingen

Het aantal definities van artikel 1 is beperkt aangezien de wet (in artikel 1.1.1) al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor dit uitwerkingsbesluit. Voor de duidelijkheid is een aantal belangrijke wettelijke definities ook opgenomen in dit besluit.

Artikel 2

Toepassingsbereik

Voor beschermd wonen en opvang gelden eigen nadere regels.

HOOFDSTUK 2

PROCEDUREREGELS, MELDING EN ONDERZOEK MAATWERKVOORZIENINGEN

Artikel 4

Melding hulpvraag

Deze bepaling is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen.

In artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet wordt al bepaald dat indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, het college deze melding onderzoekt. In artikel 2.3.2, negende lid, van de wet is bepaald dat een aanvraag voor een maatwerkvoorziening niet kan worden gedaan dan nadat (naar aanleiding van de melding) onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de termijn van zes weken.

Het eerste lid bevat regels voor de verplichte meldingsprocedure. De melding is vormvrij en kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch bij het college worden gedaan. De melding kan ‘door of namens de cliënt’ worden gedaan. Dit kan ruim worden opgevat. Naast de cliënt kan bijvoorbeeld diens vertegenwoordiger, mantelzorger, partner, familielid, buurman of andere betrokkene de melding doen.

In het eerste lid is met gebruik van de in artikel 1 gedefinieerde term ‘hulpvraag’ een afbakeningsbepaling gegeven. Een persoon met een hulpvraag die op grond van een andere wet kan worden beantwoord, kan direct en gericht worden doorverwezen. Te denken valt hier bijvoorbeeld aan de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg, de Participatiewet en de Leerplichtwet. Zie ook de tekst en toelichting van artikel 8, tweede lid.

In het tweede lid is de verplichte ontvangstbevestiging verankerd (artikel 2.3.2, eerste lid, slotzin, van de wet).

Aangezien het onderzoek na een melding maximaal zes weken mag beslaan (zie artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet), is registratie en ontvangstbevestiging van de melding ook in het kader van deze termijn van belang.

In het derde lid is een herhaling van het bepaalde in artikel 2.3.3 van de wet. Ter volledigheid is dit artikel ook in dit besluit opgenomen. Aangezien het onderzoek naar aanleiding van een melding zes weken in beslag kan nemen, is in dit artikel opgenomen dat het college tijdens het onderzoek in spoedeisende situaties onverwijld een passende tijdelijke maatregel kan nemen in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van belanghebbende. De noodzaak zal slechts in bijzondere gevallen aanwezig zijn. Indien de belanghebbende in een situatie verkeert waarin uitstel van een maatregel niet mogelijk is, dient het college daarnaar te handelen en de belanghebbende in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag te tegemoet te komen. De maatregel dient te passen bij de gegeven omstandigheden, dat wil zeggen dat zoveel mogelijk moet worden aangesloten bij de behoefte van de belanghebbende, zonder dat van het college kan worden verwacht dat hij op stel en sprong een precies passende maatregel treft. Het zal situaties betreffen waarbij anders, door het niet inzetten van de tijdelijke ondersteuning, voor belanghebbende of zijn directe gezinsverband onaanvaardbare risico’s ontstaan.

Artikel 5

Onderzoek en indienen persoonlijk plan

De gemeente verzamelt de al bekende informatie over een cliënt. De cliënt moet deze aanvullen. Bij de gegevensverzameling zullen de grenzen van de Wet bescherming persoonsgegevens in acht genomen moeten worden.

Het college is op grond van de wet verplicht informatie te verschaffen over de mogelijkheid voor de cliënt om een persoonlijk plan op te stellen en dit aan het college te overhandigen. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheid om gebruik te maken van gratis onafhankelijke cliëntondersteuning. Hiervoor kan MEE Zuid-Limburg worden benaderd.

Artikel 6

Gesprek

In het eerste lid is benadrukt dat het gesprek met de cliënt wordt gevoerd door deskundigen (namens het college). Dit kunnen (zie artikel 3 van deze nadere regels) zowel medewerkers van het sociale buurtteam als van het regulier gemeentelijk loket zijn. Het gesprek vindt zo mogelijk bij de cliënt thuis plaats. Indien woningaanpassingen nodig zijn, is dat zeker essentieel om de thuissituatie goed te kunnen beoordelen en doeltreffende oplossingen te vinden.

Het gesprek is hoofdregel en hoeft uiteraard niet plaats te vinden als dit niet nodig is (zie het vierde lid). Het kan bijvoorbeeld om een cliënt gaan die al bekend is bij de gemeente en een eenvoudige ‘vervolgvraag’ heeft.

Voor het toetsen van de PGB vaardigheid en om nader in te gaan op de keuze van clíënt kan het gesprek gedeeltelijk gevoerd worden zonder aanwezigheid van de potentiële aanbieder. De (van aanbieder onafhankelijk) vertegenwoordiger danwel hulp uit zijn sociaal netwerk kunnen altijd aanwezig zijn.

Artikel 7

Verslag

In de memorie van toelichting bij de wet (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 32-33) staat dat “de gemeente aan de cliënt een weergave van de uitkomsten van het onderzoek verstrekt om hem in staat te stellen een aanvraag te doen voor een maatwerkvoorziening. Dat moet in beginsel schriftelijk. Een goede weergave maakt het voor de gemeente inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de cliënt. Uiteraard zal de weergave van de uitkomsten van het onderzoek variëren met de uitkomsten van het onderzoek. Zo zal de weergave van het onderzoek bijvoorbeeld heel beperkt kunnen zijn als de cliënt van mening is goed geholpen te zijn en de uitkomst is dat geen aanvraag van een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. Bij meer complexe onderzoeken zal uiteraard een uitgebreidere weergave noodzakelijk zijn. Desgewenst kan de gemeente de schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek ook gebruiken als een met de cliënt overeengekomen plan (arrangement) voor het bevorderen van zijn zelfredzaamheid en participatie waarin de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, zijn vastgelegd. Het is in dat geval passend dat het college en de cliënt dit plan ondertekenen. Indien een persoonlijk plan is overhandigd, wordt dit plan ook opgenomen of toegevoegd aan het verslag". Het kan overigens ook zijn dat er meerdere, al dan niet telefonische, gesprekken plaatsvinden. Na het laatste gesprek met cliënt wordt het verslag opgesteld. Ook kan het zijn dat nader onderzoek noodzakelijk is. De medewerker dient zo spoedig mogelijk, uiterlijk na 42 kalenderdagen na melding het verslag toe te sturen.

Als de cliënt aangeeft dat het verslag als aanvraag kan dienen, dient deze binnen 8 weken na verzending geretourneerd te worden. Indien dit niet gebeurt wordt de meldingsprocedure afgerond en is er geen sprake van een aanvraag.

Artikel 8

Aanvraag

Ook deze bepaling is een uitwerking van artikel 2.1.3, eerste lid, en tweede lid, onder a, van de wet, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval bepaalt op welke wijze wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt. De wet bepaalt dat het college binnen twee weken na de ontvangst van de aanvraag de beschikking moet geven (artikel 2.3.5, tweede lid). In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Deze regels wijken daarvan niet af. Op grond van artikel 4:1 van de Awb wordt een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen (hier het college). Is een aanvraag niet ondertekend, dan kan besloten worden deze niet in behandeling te nemen.

In het eerste lid is aangegeven dat naast de cliënt alleen een daartoe door hem gemachtigd persoon of een vertegenwoordiger (zie voor een definitie van vertegenwoordiger de toelichting onder artikel 1) een aanvraag kan indienen. Dit is minder ruim dan de kring van personen rond de cliënt die een melding kan doen. Aangezien het hier gaat om de formele aanvraag om een beschikking in de zin van de Awb, is hier de formele eis van machtiging of vertegenwoordiging gesteld.

HOOFDSTUK 3

REGELS OMTRENT MAATWERKVOORZIENINGEN

Paragraaf 3.1

Ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie exclusief woningaanpassingen, zelfstandig vervoer en hulpmiddelen.

Artikel 10

Keuzevrijheid

In het tweede lid is bepaald dat een uitzondering op de keuzevrijheid in de verstrekking van een voorziening in natura of als persoonsgebonden budget het bieden van spoedeisende maatschappelijke ondersteuning is. Spoedeisende zorg wordt ingezet als tijdelijke voorziening, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van belanghebbende.

Artikel 11

Voorwaarden maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget

De in artikel 2.3.6 van de wet genoemde mogelijkheid om de cliënt een persoonsgebonden budget te verstrekken indien hij dit wenst, is niet absoluut. Er kunnen overwegende bezwaren bestaan om niet over te gaan tot verstrekking van een persoonsgebonden budget.

Het persoonlijk plan dient een aantal verplichte zaken te bevatten. Hiervoor kan het door de gemeente ontwikkelde formulier gebruikt worden dan wel een eigen plan dat minimaal gelijke informatie bevat.

Bij artikel 11 lid 4 wordt aangegeven wanneer een pgb kan worden verstrekt. Bij de leden a tot en met c wordt bedoeld dat:

-De cliënt zelf dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat moet zijn de eigen situatie te overzien, zelf de zorg te kiezen, zelf zorg te regelen en aan te sturen, en de kwaliteit en voortgang van de zorg te bewaken.

-Client zelf, dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, goed op de hoogte moet zijn van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een pgb en in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. Deze taken omvatten onder andere het opstellen van een budgetplan, het afsluiten van een zorgovereenkomst, het nakomen van werkgeversverplichtingen en het afleggen van verantwoording over de besteding van het pgb.

-Bij cliënt dan wel hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger mag geen sprake is van aantoonbare schuldenproblematiek, aantoonbare verslaving, aantoonbare fraude of misleiding in het verleden, aantoonbaar analfabetisme of onvoldoende taal- of rekenvaardigheid, medisch aantoonbare sterke vergeetachtigheid/ verstandelijke beperking/ psychische of blijvende cognitieve stoornis, het leiden van een zwervend bestaan of twijfels op andere gronden over de pgb-vaardigheid. Dit levert een belemmering op voor het beheer van een pgb en kan een overweging zijn om het pgb te weigeren. Voor het toetsen van de PGB vaardigheid wordt het landelijk model als basis gebruikt.

Ten aanzien van de vertegenwoordiger als PGB beheerder stellen wij daarnaast als voorwaarde dat er geen gegronde bezwaren zijn ten aanzien van dienst integriteit en het dienen van het cliëntbelang in ruime zin des woords. Dit betekent dat hij voldoende op de hoogte is van de persoonlijke situatie van cliënt, zich onafhankelijk van zorgaanbieder opstelt en voldoende tijd heeft om de belangen van de cliënt te dienen als budgetbeheerder. Om die reden is artikel 12 lid 4 ook toegevoegd.

Op grond van artikel 2:2 van het AWB heeft een bestuursorgaan de mogelijkheid de vertegenwoordiging door een persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan te weigeren.

Belanghebbende en de vertegenwoordiger worden van deze weigering schriftelijk in kennis gesteld.

Uit het persoonlijk plan moet bovendien blijken dat de cliënt zich ook georiënteerd heeft op de ondersteuning die de gemeente heeft ingekocht.

Als ondersteuning geleverd wordt door anderen dan personen uit het sociaal netwerk (lid 3) dient dit deze aanbieder de ondersteuning veilig, doeltreffende en cliëntgericht te verstrekken.

De kwaliteit van de met het pgb ingekochte ondersteuning dient minimaal te voldoen aan de eisen die de gemeente stelt aan de gecontracteerde zorgaanbieders die vergelijkbare ondersteuning bieden.

Hiertoe zijn diverse voorwaarden opgenomen.

Zo moet de organisatie of ondernemer voldoen aan de voor branche geldende normen voor verantwoorde zorg (lid 3d.)

Wat betekent dat zorg volgens de laatste richtlijnen, (zorg)standaarden, protocollen, procedures en eventuele (regionale) samenwerkingsafspraken wordt verleend.

Hieronder valt ook:

- het uitvoeren van risico- en veiligheidsanalyses;

- aansluiting bij een klachtenfunctionaris en het hanteren van een klachtenregeling;

- beleid waaruit blijkt aan welke cliënten geen zorg kan worden verleend;

- beleid voor personeelszorg.

Clientbetrokkenheid en continuïteit van zorg moeten verder onderdeel uitmaken van bedrijfsvoering/ondersteuningsaanpak, wat betekent dat:

- de cliënt de ruimte krijgt om zoveel mogelijk eigen regie te voeren;

- de cliënt de meest effectieve ondersteuning wordt geboden waarbij een juist, actueel en volledig cliëntendossier wordt gehanteerd;

- de ondersteuning goed bereikbaar, beschikbaar en toegankelijk is en afgestemd op de behoeftes van cliënt;

- de continuïteit van zorg gewaarborgd is;

- cliënt begrijpelijke in formatie en voorlichting ontvangt;

- cliënt in geval van dagbesteding in een geschikte en veilige omgeving wordt ondersteund;

- cliënt inzicht heeft in de organisatie en de uitkomsten van de geleverde zorg;

In lid 5 staan de vereisten waaraan professionele ondersteuning door een organisatie moet voldoen. Zo moet het ingezette personeel een bepaald opleidingsniveau hebben, afhankelijk van de in te zetten ondersteuning minimaal MBO 4.

Dat kan betekenen dat in bepaalde gevallen (bij specialistische begeleiding) in het kader van de kwaliteitstoets een niveau van HBO verlangd kan worden.

Als er gegronde bezwaren zijn die de waarborging van veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid alsmede de continuïteit van de voorziening in de weg staan zal betreffende organisatie niet geaccepteerd worden als PGB aanbieder.

Hiermee wordt onder andere bedoeld dat:

- (eerder) gehandeld is in strijd met toepasselijke wet- en regelgeving of beleidsregels;

- de integriteit van de aanbieder ter discussie staat;

- eerder gebleken is van misleiding of fraude;

- eerder gebleken is dat gehandeld is in strijd met het cliëntbelang, de cliëntveiligheid of het cliëntwelzijn;

- eerder (bewust) onjuiste of onvolledige relevante informatie verstrekt is;

- (eerder) niet of onvoldoende medewerking verleend is om een goede beoordeling van de kwaliteit mogelijk te maken;

- Het niet verstrekken van juiste of volledige relevante informatie tijdens een toezichtonderzoek, dan wel het niet of onvoldoende meewerken aan een toezichtonderzoek;

- ernstige tekortkomingen ten aanzien van de kwaliteit die bij een onderzoek door toezichthouder GGD Zuid-Limburg naar voren zijn gekomen zijn.

Bij dagbesteding dient de locatie aan de van toepassing zijnde wetgeving (waaronder bestemmingsplan) en veiligheidsnormen te voldoen.

Als ondersteuning geleverd wordt door personen uit het sociaal netwerk moet duidelijk zijn dat de kwaliteit van ondersteuning voldoende is. Om dit te waarborgen is in artikel 11 lid 6 een aan aantal voorwaarden opgenomen.

Artikel 12

Uitsluitingscriteria verstrekking persoonsgebonden budget

Als niet voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 11 volgt uitsluiting van verstrekking van een persoonsgebonden budget . Zoals in de toelichting van artikel 11 al is aangegeven stellen wij voorwaarden aan het PGB beheer ter bescherming van cliënt.

In de lijn hiervan wordt ook een schriftelijke machtiging en verklaring gevraagd.

Artikel 13

Controle persoonsgebonden budget

Ter bescherming van de cliënt is onderzoek op kwaliteit en rechtmatigheid van de geleverd zorg in geval van een PGB nadrukkelijk opgenomen.

Het is mogelijk een pgb te ontvangen voor Hulp bij het Huishouden. Bij de bepaling van het tarief wordt gekeken naar wie die de hulp gaat leveren. Het college kan, conform artikel 2.3.5 lid 3 van de wet, in principe overgaan tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De aard van de beperkingen van cliënt kan ertoe leiden dat geen adequate ondersteuning geleverd kan worden door een gecontracteerde aanbieder. In dat geval kan een PGB ingezet worden om iemand uit het sociale netwerk te betalen.

Deze bepaling is een uitwerking van de verordening.

Artikel 14

Uitbetaling persoonsgebonden budget

Het pgb wordt bruto door de SVB uitgekeerd. Dat wil zeggen dat de eigen bijdrage niet direct met het pgb is verrekend. Het CAK int vervolgens de eigen bijdrages.

Paragraaf 3.2

Ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie in de vorm van een vervoersvoorziening en hulpmiddelen

Artikel 17

Voorwaarden maatwerkvoorziening gericht op vervoer

Een cliënt komt in aanmerking voor een rolstoel wanneer op grond van aantoonbare beperkingen incidenteel of dagelijks “zittend verplaatsen in en om de woning” noodzakelijk is.

Onder directe woon- en leefomgeving wordt verstaan een straal van maximaal 22 kilometer van de woning dan wel een reikwijdte van maximaal vijf OV-zones. Er geldt geen maximum voor het aantal te reizen zones per jaar (geen budgettering).

Daarnaast kunnen zogenaamde "puntbestemmingen" bereikt worden. Deze liggen buiten het gebied van vijf OV-zones, maar de gemeente vindt het belangrijk dat WMO reizigers deze toch kunnen bereiken.

Als puntbestemmingen gelden:

- het Zuyderland Ziekenhuis in Heerlen;

- het MUMC (AZM) in Maastricht;

- de Maastro Clinic in Maastricht;

- het Klinikum Aachen;

- Mondriaan voor Geestelijke gezondheid in Heerlen.

Voor verplaatsingen buiten het vervoersgebied van vijf OV zones is er een algemene voorziening in de vorm van het landelijk systeem voor bovenregionaal vervoer "Valys". Een ingezetene heeft de keuze om voor Valys te kiezen tegen een commercieel tarief per klant of door te reizen met het CVV tegen een kostendekkend tarief per zone per voertuig.

Artikel 18

Voorwaarden maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget

Er kunnen overwegende bezwaren bestaan om niet over te gaan tot verstrekking van een persoonsgebonden budget. De aanwezigheid van schulden kan een overweging zijn bij de beoordeling van de in dit artikel benoemde voorwaardes.

Uit het persoonlijk plan moet bovendien blijken dat de cliënt zich ook georiënteerd heeft op de ondersteuning die de gemeente heeft ingekocht.

Artikel 20

Uitbetaling persoonsgebonden budget

Het pgb wordt bruto door de SVB uitgekeerd. Dat wil zeggen dat de eigen bijdrage niet direct met het pgb is verrekend. Het CAK int vervolgens de eigen bijdrages.

Paragraaf 3.3

Ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie in de vorm van een woningaanpassing

Artikel 23

Voorwaarden maatwerkvoorziening

Bij het toekennen van deze voorziening wordt onderzocht of verhuizen als goedkoopst adequate voorziening mogelijk is.

Artikel 26

Voorwaarden maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget

Er kunnen overwegende bezwaren bestaan om niet over te gaan tot verstrekking van een persoonsgebonden budget. Uit het persoonlijk plan moet bovendien blijken dat de cliënt zich ook georiënteerd heeft op de ondersteuning die de gemeente heeft ingekocht.

Artikel 27

Uitbetaling persoonsgebonden budget

Het pgb wordt bruto door de SVB uitgekeerd. Dat wil zeggen dat de eigen bijdrage niet direct met het pgb is verrekend. Het CAK int vervolgens de eigen bijdrages.

Artikel 32

Huurderving

In het kader van een efficiënte inzet van aangepaste woningen kunnen bij verhuur afspraken gemaakt worden tussen woningverhuurder (met name woningcorporatie) en gemeente om de woning beschikbaar te houden voor de beoogde doelgroep.

Een schriftelijk verzoek van gemeente om betreffende aangepaste woning beschikbaar te houden is een absolute noodzaak om van dit artikel gebruik te kunnen maken.

Indien gemeente woningen met aanpassingen beneden de € 6.500, - beschikbaar wil hebben in een specifieke buurt zal zij dit specifiek verzoeken.

HOOFDSTUK 4

BIJDRAGE IN DE KOSTEN

Paragraaf 4.1

Maatwerkvoorzieningen

Artikel 33

Maximaal verschuldigde eigen bijdrage

Op de eigen bijdrage gelden uitzonderingen: er is geen bijdrage verschuldigd voor rolstoelen en er is, met uitzondering van woningaanpassingen, geen bijdrage verschuldigd voor hulpmiddelen voor personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt.

In het derde lid wordt tevens bepaald dat ook geen bijdrage in de kosten verschuldigd is ten aanzien van een maatwerkvoorziening in de vorm van een collectief vervoerssysteem. Dit omdat de cliënt reeds een vaste bijdrage per zone verschuldigd is.

Ook kan het college bepalen dat geen eigen bijdrage verschuldigd is als het van oordeel is dat verschuldigdheid hiervan kan leiden tot mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor op de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige, waarvan degene aan wie die maatwerkvoorziening is verstrekt de minderjarige of de ouder, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, is.

Artikel 34

Bepaling kostprijs maatwerkvoorziening

Vanaf 2020 geldt een abonnementstarief voor de eigen bijdrage. De in totaal te betelen eigen bijdrages zijn niet meer dan € 19,00 per maand. En kan in totaal nooit meer dan de kostprijs van de voorziening zijn. Voor hulp bij het huishouden is het tarief dat de gemeente aan de leveranciers betaalt leidend.

Voor hulpmiddelen en woningaanpassingen moet dit apart geregeld worden.

Dit is in dit artikel gedaan.

HOOFDSTUK 5

TEGEMOETKOMING IN DE MEERKOSTEN ALS BEDOELD IN ART. 2.1.7 VAN DE WET EN ARTIKEL 15 VAN DE VERORDENING

Artikel 35 t/m 37

Hierin zijn de verschillende mogelijkheden voor een tegemoetkoming in de meerkosten geregeld. Voor de tegemoetkoming chronisch zieken is aangesloten bij de norm die ook voor de bijzondere bijstand met ingang wordt gehanteerd.

HOOFDSTUK 6

WAARDERING MANTELZORGERS

Artikel 39 en 40

Deze artikelen bevatten de uitwerking van het beleid t.a.v. mantelzorg, zoals door het college vastgesteld.

Mantelzorgers schrijven zich bij voorkeur in bij Steunpunt Mantelzorg Parkstad of een ander steunpunt voor mantelzorgers. Ook als zij zich niet inschrijven komen ze in aanmerking voor de waardering en ondersteuning voor mantelzorgers.

HOOFDSTUK 7

MEDEZEGGENSCHAP EN INSPRAAK

Artikel 41

Inspraak en medezeggenschap

In dit artikel zijn de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van de MO-adviesraad vastgelegd.

HOOFDSTUK 8

SLOTBEPALINGEN

Artikel 42

Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

BIJLAGE I

KOSTENBEREKENING WOONVOORZIENINGEN

Ingevolge paragraaf 3.3 is het mogelijk om een maatwerkvoorziening te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 wat voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt is per vertrek (zie tabel) gemaximeerd.

1.a Aantal m2 waarvoor ten hoogste een maatwerkvoorziening kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning

Maatwerkvoorziening in geval van aanbouw van een vertrek

Maatwerkvoorziening in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

soort vertrek

woonkamer

30

6

keuken

10

4

eenpersoons slaapkamer

10

4

tweepersoons slaapkamer

18

4

toiletruimte

2

1

badkamer

2

1

doucheruimte

3

2

entree / gang / hal

5

2

1.b Kosten padverharding

Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m2.

BIJLAGE II

VERGOEDING VOOR KOSTEN VAN ONDERHOUD, KEURING EN REPARATIE

Alleen de werkelijk gemaakte kosten van keuring, onderhoud (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) en reparatie (niet expliciet gebonden aan een maximum) aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming:

stoelliften;

rolstoel- of sta-plateauliften;

woonhuisliften;

hefplateauliften;

balansliften;

de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

elektromechanische openings- en sluitingsmechanisme van deuren;

sanibroyeur en;

douche-föhninstallatie.

De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en/ of onderhoudscontract en keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt:

Keuringen

Onderhoud

Soorten liften

Frequentie

keuring

Kosten excl. BTW

Frequentie onderhoud

Kosten excl. BTW

Stoellift

1x per 4 jaar

€ 254,09

1x per jaar

€ 521,04

Rolstoel-plateaulift

1x per 4 jaar

€ 309,59

1x per jaar

€ 521,04

Woonhuisliften

1 x per 1,5 jaar

€ 309,59

2x per jaar

€ 1.042,06

Hefplateaulift

1x per 1,5 jaar

€ 314,03

2x per jaar

€ 1.042,06

Balanslift *

1x per 1,5 jaar

€ 89,91

1x per jaar

€ 531,16

* Balansliften worden niet meer nieuw gemaakt. Bestaande balansliften kunnen nog wel gewoon gekeurd en onderhouden worden. Het lifteninstituut berekent de kosten voor periodieke keuring van balansliften op grond van een uurtarief.

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

- 50% voor installaties geplaatst buiten de woning;

- 50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;

- 50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging resp. elektrisch wegklapbare raildelen.