Uitvoerings- en Handhavingsstrategie 2022–2025 Vergunningen, Toezicht en Handhaving (VTH)

Geldend van 08-02-2022 t/m heden

Intitulé

Uitvoerings- en Handhavingsstrategie 2022–2025 Vergunningen, Toezicht en Handhaving (VTH)

1. Inleiding

1.1 Introductie

Voor u ligt onze Uitvoerings- en Handhavingsstrategie (verder U&H-strategie) voor de komende jaren. Deze U&H-strategie bevat de weergave van hoe de gemeente Westland haar uitvoerings- (Vergunningen) en handhavingstaken (Toezicht en Handhaving) uitvoert en hoe we de interpretatieruimte die de wetgeving biedt willen invullen. Voorheen werd dit ook wel het VTH-beleid genoemd. Echter met de aankomende inwerkingtreding van de Omgevingswet (verder Ow) en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (verder Wkb) is er in dit beleidsplan gekozen om alvast aan te sluiten bij de nieuwe terminologie en begrippen uit deze wetten. We gaan zelfs een stapje verder: voor deze U&H-strategie nemen we de Ow en de Wkb als norm, met daarbij een verwijzing (een terugblik) naar de huidige wetgeving. Hierdoor spelen we maximaal in op de aankomende inwerkingtreding en hoeft deze U&H-strategie tussentijds niet aangepast te worden.

In dit eerste hoofdstuk wordt achtereenvolgend een aantal algemene kaders toegelicht. Het betreft de reikwijdte van deze strategie, de wettelijke- en beleidsmatige kaders en de beleidscyclus. Daarna worden, aan de hand van een doelenboom, het hoofddoel en de subdoelen van onze U&H-strategie inzichtelijk gemaakt. Onze doelen vormen vervolgens de rode draad door deze notitie.

1.2 Reikwijdte

Deze U&H-strategie geldt voor de taken die voortvloeien uit de:

  • Ow en Wkb (voorheen/opvolger Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo); en

  • Algemene plaatselijke verordening (Apv) en bijzondere wetten zoals de Alcoholwet, de Wet op de kansspelen en de Wet basisregistratie personen.

Voor zover het de Ow/Wabo betreft is het vaststellen van uitvoerings- en handhavingsbeleid wettelijk verplicht (artikel 18.19 van de Omgevingswet in samenhang met artikelen 13.5 en 13.6 van het Omgevingsbesluit). Onder de Wabo betreft/betrof het artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Voor de Apv en de bijzondere wetten is het niet wettelijk verplicht om dergelijk beleid vast te stellen, maar is het niet ongebruikelijk omdat wel te doen. Het betreft een Westlandse keuze om dit mee te nemen in de op basis van de Ow/Wabo verplichte U&H-strategie. Op deze manier zijn alle U&H-taken die een relatie hebben met de fysieke leefomgeving verenigd in één beleidsdocument. Het betreft taken waaraan een Vergunningen-, Toezicht- en/of Handhavingscomponent vastzit.

Daarnaast draagt deze samenvoeging van de U&H-taken bij aan het realiseren van meer samenhang op bestuurlijke speerpunten zoals bijvoorbeeld de aanpak van ondermijning en een veilige huisvesting van arbeidsmigranten in de gemeente. Deze onderwerpen zijn in essentie gerelateerd aan het taakveld openbare orde en veiligheid maar hebben, om goed te kunnen slagen, een nauwe relatie met vergunningverlening, toezicht en handhaving van de Ow/Wabo, de Apv én de bijzondere wetten.

De U&H-strategie vormt ook de basis van/geeft richting aan het jaarlijkse Uitvoeringsprogramma (zie bijlage A). Ook hiervoor geldt dat deze voor Ow/Wabo wettelijk verplicht is (artikel 13.8 van het Omgevingsbesluit/artikel 7.3 Bor) en voor de Apv en bijzondere wetten niet. Een jaarlijks uitvoeringsprogramma waar de verschillende beleidsvelden samenkomen versterkt eveneens de gewenste samenhang (meer integraal werken).

Artikelen 13.5 en 13.6 van het Omgevingsbesluit

De wettelijke verplichting tot het opstellen van uitvoerings- en handhavingsbeleid wordt in genoemde artikelen aangevuld met onderdelen waar het beleid minimaal in moet voorzien. De uitvoerings- en handhavingsstrategie biedt in ieder geval inzicht in:

  • de prioriteitenstelling voor het verrichten van de werkzaamheden;

  • de methode die wordt gebruikt om te bepalen of de doelen, uit het beleid worden bereikt;

  • de criteria die worden gebruikt bij het beoordelen van en beslissen op aanvragen om omgevingsvergunningen en het beoordelen van meldingen;

  • de werkwijze bij het verlenen van omgevingsvergunningen en het beoordelen van meldingen.

De handhavingsstrategie biedt ook inzicht in:

  • de afspraken die door bestuursorganen onderling en met de instanties die zijn belast met de strafrechtelijke handhaving zijn gemaakt over samenwerking bij en afstemming van werkzaamheden;

  • de wijze waarop toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet wordt gehouden;

  • de wijze waarop wordt gerapporteerd over bevindingen over de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet en eventueel daaraan verbonden consequenties;

  • de wijze waarop bestuurlijke sancties en termijnen die bij het opleggen en ten uitvoer leggen daarvan worden gehanteerd en de strafrechtelijke handhaving onderling worden afgestemd;

  • de wijze waarop wordt gehandeld na geconstateerde overtredingen die zijn begaan door of in naam van een bestuursorgaan of een andere tot de overheid behorende instantie.

Artikel 13.8 van het Omgevingsbesluit

U&H-strategie wordt jaarlijks uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma, waarin wordt aangegeven welke werkzaamheden het komende jaar zullen worden verricht. Waarbij rekening gehouden moet worden met de in de U&H-strategie opgenomen doelen en prioriteiten.

1.3 Wettelijke- en beleidsmatig kaders

Bij het afhandelen van vergunningaanvragen (Ow/Wabo en Apv), het houden van toezicht en ons handhavend optreden vormen onder meer (niet uitputtend) de volgende wetten en (beleids)documenten belangrijke (beleids)kaders: 1

Landelijk/Rijk:

  • Omgevingswet 2

    • Besluit kwaliteit leefomgeving

    • Besluit activiteiten leefomgeving

    • Besluit bouwwerken leefomgeving (Bouwbesluit 2012)

    • Omgevingsregeling (Mor)

    • Omgevingsbesluit

  • Algemene wet bestuursrecht (Awb)

  • Asbestverwijderingsbesluit 2005

  • Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen

  • Erfgoedwet

  • Gemeentewet

Apv & Bijzondere wetten

  • Huisvestingswet 2014

  • Alcoholwet (Aw)

  • Wet Bibob

  • Opiumwet

  • Vuurwerkbesluit

  • Wet basisregistratie personen (BRP)

  • Wegenverkeerswet 1994

  • Wet op de kansspelen (WOK)

Provinciaal:

  • Omgevingsvisie Zuid-Holland

  • Omgevingsprogramma Provincie Zuid-Holland

  • Omgevingsverordening Zuid-Holland

  • Provinciewet

Gemeentelijk:

  • Beleidsregel aanwijzing participatie

  • Beleidsregel Bibob Westland 2019

  • Beleidsregel Strijdig gebruik agrarische bedrijfswoning Westland 2020

  • Beleidsregel Strijdig gebruik duurzame glastuinbouwgronden Westland 2020

  • Beleid participatieverplichting initiatiefnemers

  • Beleid verzwaard adviesrecht

  • Brandbeveiligingsverordening Westland 2012

  • Gemeenschappelijke regeling ODH en Gemeenschappelijke regeling VRH

  • Omgevingsvisie Westland 2030

  • Omgevingsplan (voorheen bestemmingsplannen)

  • Participatiebeleid Omgevingswet

  • Handhavingsbeleid Glastuinbouw

  • Vergunningen Toetsmatix Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)*

  • Toezichtmatrix Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)*

  • Uitvoeringsbeleid basistaak asbest Haaglanden gemeenten

  • Verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht gemeente Westland

  • Handhaving sanctiestrategie Westland 2021 incl. protocol hoogte dwangsommen*

Apv & Bijzondere wetten

  • Apv

  • Damoclesbeleid

  • Evenementennota Westland

  • Handhavingsarrangement Horeca

* Deze beleidsdocumenten worden samen met deze U&H-strategie vastgesteld.

1.4 Beleidscyslus (Big 8)

Om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de uitvoering van de U&H-taken procesmatig geborgd is, wordt in deze strategie gebruik gemaakt van de landelijke beleidscyclus, de zogenaamde ‘BIG 8’ (zie figuur hiernaast). Door toepassing van deze beleidscyclus wordt beleid en uitvoering met elkaar verbonden. Daarnaast zorgt het evaluatieonderdeel van deze cyclus ervoor dat het beleid steeds blijft aansluiten op de uitvoeringspraktijk.

De BIG-8 systematiek maakt onderscheid tussen een jaarlijkse- (onderste cirkel) en een meerjaarlijkse cyclus (bovenste cirkel). De meerjaarlijkse cyclus bevat de langeretermijndoelen en is meer beleidsmatig en strategisch van aard. Het collegewerkprogramma, de omgevingsvisie en deze U&H-strategie maken hier deel vanuit.

De jaarlijkse cyclus is een uitvoeringscyclus van planning, uitvoering en verslaglegging waarbinnen sneller geschakeld en aangepast kan worden. Onderdeel van deze uitvoeringscyclus is het jaarlijkse uitvoeringsprogramma en jaarverslag.

afbeelding binnen de regeling

1.5 Doelen & resultaten

Met de uitvoering van onze U&H-taken wordt bijgedragen aan een veilige leefomgeving door erop toe te zien dat bestaande regels en voorschriften worden nageleefd. De taken richten zich vooral op de fysieke leefomgeving waarbij de nadruk ligt op: veiligheid (constructie en brandveiligheid), gezondheid, duurzaamheid en onze culturele, historische elementen. In de figuur hieronder worden de (sub)doelen en de gewenste resultaten voor de komende beleidsperiode weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

Met het behalen van bovenstaande doelstellingen worden de volgende resultaten beoogd:

  • °

    de beschikbare capaciteit wordt ingezet daar waar onze kennis en kunde (het meest) nodig is (1b, 3c);

  • °

    eigen verantwoordelijkheid en naleefgedrag van inwoners en bedrijven wordt gestimuleerd (1c, 2a en b);

  • °

    inzet van handhaving op basis van vastgestelde prioriteiten (1b, 2b, 3a);

  • °

    (preventieve) handhaving op basis van (bestuurlijke) thema’s (2b, 3b);

  • °

    een organisatie die voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen (4a);

  • °

    nader uitgewerkte beleidskeuzes over de inzet van capaciteit voor vooroverleg, participatie onder de Omgevingswet en de inzet van toezicht en handhaving op open en/of gesloten normen (1a);

  • °

    nader uitgewerkte beleidskeuzes over de handhavende rol van de gemeente onder de Wkb (1a).

1.6 Samenwerkingspartners

Westland werkt niet alleen aan het behalen van deze doelen. Een deel van onze werkzaamheden op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving, namelijk die op het gebied van milieu, worden uitgevoerd door de Omgevingsdienst Haaglanden (verder de ODH). De ODH voert voort Westland een uitgebreid pakket aan milieu U&H-taken uit. Westland heeft namelijk naast de milieubasistaken die krachtens de wet door de ODH worden verricht ook de zogeheten milieuplustaken aan de ODH overgedragen.3 Daarnaast heeft Westland enkele additionele taken op het gebied van opdrachtverlening en uitvoeringscoördinatie voor inhoudelijke(onderzoeks-)opdrachten die door derden worden uitgevoerd onder andere op het gebied van bodem en geluid (Pakket 2+). De relatie met de ODH is gebaseerd op een opdrachtgever-opdrachtnemerrelatie.

In 2020 is gezamenlijk met alle Haaglanden gemeenten een uniforme uitvoerings- en handhavingsstrategie milieu (Nota VTH) opgesteld. Westland heeft de U&H-strategie milieu op 2 maart 2021 vastgesteld.4 Net als voorliggende U&H-strategie, wordt met de U&H-strategie milieu ook meer samenhang en transparantie beoogt. Het opgestelde uniforme uitvoeringsbeleid is een raamwerk van strategieën en vormt het kader voor het jaarlijkse uitvoeringsprogramma van de negen gemeentelijke participanten. Ter uitwerking van de nota is tevens met alle Haaglanden-gemeenten in 2020 een nieuwe probleemanalyse uitgevoerd. In de probleemanalyse worden de effecten van het niet-naleven van de milieuregel in kaart gebracht. De probleemanalyse en de hieruit voortgekomen prioriteitenstelling heeft geresulteerd in een regionaal uitvoeringskader waarbij ruimte is voor lokale en landelijke prioriteiten. Westland heeft de nieuwe probleemanalyse en prioriteitenstelling in oktober 2021 vastgesteld. Met het vaststellen van de probleemanalyse wordt een risicogestuurde inzet van de beschikbare capaciteit gerealiseerd, waarbij het de bedoeling is dat dezelfde soort bedrijven in de hele regio onderworpen worden aan hetzelfde toezichtregime. De risicoanalyse vindt haar uitwerking in de jaarwerkplannen die per gemeente worden opgesteld.

Door regelmatig overleg en afstemming, zowel op bestuurlijk als op ambtelijk niveau, bouwen wij voortdurend aan de relatie en de onderlinge verbanden met onze uitvoeringspartner.

Daarnaast kent Westland nog een aantal andere samenwerkingspartners die van belang zijn bij de uitvoering van de gemeentelijke U&H-taken, te weten:

  • °

    de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH):

    De VRH beoordeeld de risico’s van branden, rampen en crises en gaat in op de mogelijkheden deze incidenten te voorkomen, te beperken, de zelfredzaamheid te versterken en de maatregelen om het brandweeroptreden zo goed en veilig mogelijk te kunnen laten plaatsvinden. Hiervoor adviseert de VRH de gemeente Westland risicogericht in het kader van de vergunningverlening op het gebied van omgevings- en brandveiligheid. Ook voert de VRH op dit gebied het toezicht uit en adviseert het de gemeente Westland in het kader van handhaving. De VRH rapporteert jaarlijks over de uitgevoerde werkzaamheden en stelt jaarlijks in overleg met de gemeente een jaarplan op.

  • °

    de provincie Zuid-Holland:

    De provincie Zuid-Holland maakt in de uitvoering, bij haar provinciale taken, ook gebruik van de instrumenten vergunningverlening, toezicht en handhaving. De provincie is het bevoegde gezag voor de uitvoering van de U&H-taken bij een groot aantal bedrijven en activiteiten in Zuid-Holland. Het gaat hierbij gaat het met name om vergunningverlening en handhaving met het oog op zwaardere milieuactiviteiten en natuurbescherming (onder andere tegen stikstof). De lichtere milieuactiviteiten werden voorheen (onder de Wabo ) ook door de provincie behandeld maar met de Omgevingswet verschuiven deze taken naar de gemeenten. Onder de oude wetgeving (Wet ruimtelijke ordening) hadden provincies de mogelijkheid om inpassingsplannen vast te stellen. Dit zijn bestemmingsplannen maar dan op provinciaal niveau. Ook dit is veranderd onder de Omgevingswet. Rijk, provincies en waterschappen kunnen dan een projectbesluit vaststellen. Het projectbesluit biedt een uniforme procedure voor ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. Het desbetreffende bestuursorgaan heeft de regie over de besluitvorming. Het projectbesluit wijzigt het omgevingsplan zodanig dat het project kan worden gerealiseerd. Ook uitvoeringsbesluiten als omgevingsvergunningen kunnen van het projectbesluit deel uitmaken. Daarnaast ziet de provincie erop toe dat gemeenten voldoen aan de wettelijk gestelde kwaliteitseisen voor de organisatie en de medewerkers (interbestuurlijk toezicht).

  • °

    het Hoogheemraadschap van Delfland:

    Veel werkzaamheden in de buurt van een dijk, water of een weg in het beheer van het waterschap, zijn niet zonder meer toegestaan. Hiervoor is dan een (omgevings-)vergunning wateractiviteit nodig. Indien zowel een omgevingsvergunning als een omgevingsvergunning wateractiviteit nodig zijn en deze tegelijk worden aangevraagd, is de coördinatieregeling Ow van toepassing. Bij de coördinatieregeling voert de gemeente de regie. De aanvragen worden in samenhang behandelt door de beide bevoegd gezagen. Ieder bevoegd gezag neemt wel een eigen besluit. De coördinatieregeling bepaald dat de gemeente beide besluiten en de eventuele tussentijdse brieven tezamen toezend aan de aanvrager en zorgt ook voor de bekendmaking. Voor de omgevingsvergunning wateractiviteit is het Hoogheemraadschap het bevoegd gezag voor het toezicht op de voorschriften. Hierbij kan ook handhavend worden opgetreden, al dan niet in samenwerking met de gemeente en/of andere samenwerkingspartners. Daarnaast moet voor omgevingsvergunningen (regulier en uitgebreid) voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten advies aan het Hoogheemraadschap gevraagd worden.

  • °

    de politie en Openbaar Ministerie (OM):

    In het geval strafrechtelijk optreden is vereist, bijvoorbeeld bij de vervolging van milieuovertredingen en/of situaties waarbij sprake is van economische delicten, vindt afstemming met de politie en het OM plaats. De vervolging van overtredingen openbare ruimte worden ook afgehandeld door het OM. Daarnaast vindt er op dossierniveau ook afstemming plaats met de politie en het OM, bijvoorbeeld bij de aanpak van ondermijning, een constatering van een hennepkwekerij in een woning of het sluiten van een horeca-inrichting.

2. Omgevingswet (Ow)

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staan de Uitvoerings- (vergunningverlening) en Handhavingstaken (Toezicht en handhaving) op grond van de Ow/Wabo centraal. Het gaat bij vergunningverlening o.a. om vergunningen voor de (ver)bouw van een bouwwerk, vergunningen voor het afwijken van het bestemmingsplan (straks: omgevingsplan), vergunningen voor het kappen van bomen (houtopstanden), sloop en brandveilig gebruik panden. Bij toezicht gaat het onder meer om controle op de uitvoering van verleende vergunningen, zonder vergunning gerealiseerde bouwwerken of strijdig gebruik met bestemmingsplannen/het omgevingsplan. Handhaving is het sluitstuk van het proces. Indien een overtreding van de regels wordt ontdekt, wordt een handhavingstraject gestart met als doel de betreffende overtreding ongedaan te maken. In de hierop volgende paragrafen wordt aangegeven hoe de gemeente Westland uitvoering geeft aan deze wettelijke taken en welke uitgangspunten hierbij leidend zijn.

2.2 Vergunningen

In de afgelopen jaren is een stijgende lijn te zien in het aantal aanvragen die bij de gemeente Westland worden ingediend, van 845 in 2018 naar 1100 in 2021. Naast het stijgende aantal aanvragen neemt ook de complexiteit van de wensen van inwoners en bedrijven toe. Inwoners en bedrijven zoeken de grenzen van de wet op om hun wensen te realiseren. Het realiseren van (passende) wensen volgt ook uit de Ow. Het gedachtegoed van de Ow is om te kijken naar wat wél kan. Een van ‘nee, tenzij’, naar ‘ja, mits’ omslag. De geformuleerde doelen voor vergunningen sluiten hierbij aan (zie ook paragraaf 1.5).

afbeelding binnen de regeling

2.2.1 Omgevingswet en Wkb-proof werken

In de praktijk betekent de stijging en de toename in de complexiteit van de wensen dat de doorlooptijden van aanvragen langer duren, waarbij het de uitdaging is en blijft om binnen de wettelijke beslistermijn een besluit te nemen. Bij de afhandeling van aanvragen zijn de door de wetgever vastgestelde afhandelingstermijnen bepalend. Zo valt het merendeel van de ingediende aanvragen op grond van de Ow (nog vaker dan onder de Wabo) onder de zogenoemde reguliere procedure waarvoor in beginsel een beslistermijn van acht weken geldt. Deze termijn kan eenmalig met zes weken worden verdaagd. Indien niet binnen de door de wetgever gestelde termijn wordt beslist ontstaat onder de Ow geen vergunning van rechtswege meer. Als de beslistermijn verstreken is, maar er is nog geen besluit genomen kan een gevolg zijn dat de gemeente op grond van Algemene wet bestuursrecht een dwangsom moet betalen aan de aanvrager. 5

Voor activiteiten betekent deze vereenvoudiging (ten opzichte van de Wabo) dat veel sneller duidelijk wordt of een vergunning al dan niet wordt verleend (van zes maanden naar acht weken). De bedoeling van de wetgever is dat onder de Ow de voorbereiding van de omgevingsvergunning zoveel mogelijk in de informele voorfase (dus voor het indienen van de officiële aanvraag) plaatsvindt. Op die manier kan met een kortere beslistermijn worden volstaan. Wel bepaalt de Ow dat de uitgebreide procedure van toepassing is, op verzoek of met instemming van de aanvrager.6 Daarnaast kan het college bij activiteiten die aanzienlijke gevolgen voor de omgeving kunnen hebben en waarvan de verwachting is dat verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben, na het horen van de aanvrager, eenzijdig besluiten dat de uitgebreide procedure van toepassing is.

Vooroverleg

De Omgevingswet vraagt om een integrale afweging, met als uitgangspunt: ‘Hoe kunnen we dit initiatief mogelijk maken?’ Dit vraagt om een zorgvuldig proces. Een proces van overleg over het initiatief met bestuurlijke partners, ketenpartners en belanghebbenden. Een proces dat (ruimschoots) start voordat een aanvraag om omgevingsvergunning formeel ingediend wordt bij de gemeente. Dit alles krijgt vorm in het vooroverleg. Echter in het geval van een zeer complex plan, is een regulier vooroverleg mogelijk niet afdoende om vervolgens de behandeltermijn van acht werken te halen. Voor deze complexe zaken heeft Westland de Initiatieven Tafel Westland (ITW) in het leven geroepen. Tijdens de ITW wordt een plan beoordeeld op haalbaarheid en wenselijkheid. 7

Participatie

Ook is onder de Ow een nieuw aanvraagvereiste geïntroduceerd. Het betreft participatie bij een vergunningaanvraag. Dit nieuwe vereiste stimuleert initiatiefnemers om informatie te verschaffen over de wijze waarop de belangen van belanghebbenden zijn gehoord en hoe het resultaat daarvan is verwerkt in het plan. Een initiatiefnemer is namelijk niet (altijd) verplicht om daadwerkelijk aan participatie te doen.8 Het niet betrekken van de omgeving en/of daarover geen gegevens overleggen, is geen grond voor het buiten behandeling laten of het weigeren van een vergunningsaanvraag.

Deze vrijblijvendheid werd bezwaarlijk gevonden in de gevallen waarin wordt afgeweken van het omgevingsplan, een zogeheten ‘buitenplanse omgevingsplanactiviteit’. Dit heeft geresulteerd in het amendement van het lid Van Eijs c.s. waarmee een bepaling aan de Ow is toegevoegd.9 In deze bepaling is aan de gemeenteraad de bevoegdheid gegeven om gevallen van buitenplanse activiteiten aan te wijzen, waarbij het wel verplicht is te participeren met de omgeving vóórdat een aanvraag om een omgevingsvergunning kan worden ingediend. Voor die gevallen moet de aanvrager aantonen dat hij aan participatie heeft gedaan. Als hij dit niet doet, kan de aanvraag buiten behandeling worden gelaten. In welke gevallen het verplicht is te participeren en hoe de gemeente de aangeleverde participatiegegevens beoordeeld, is vastgelegd in het participatiebeleid Omgevingswet en het beleid participatieverplichting initiatiefnemers.

Voor de beoordeling van de aangeleverde participatiegegevens in de niet aangewezen gevallen worden de gegevens op uitgangspunten getoetst. Dat wil zeggen: zijn er gegevens aangeleverd? En geven de overlegde gegevens een voldoende beeld van de meningen van de omgeving? Op basis van de overlegde gegevens kan het bevoegd gezag (college van burgemeester en wethouders) ervoor kiezen om nader onderzoek te doen. Het is in die niet aangewezen gevallen echter niet mogelijk om de aanvraag buiten behandeling te laten als de participatiegegevens niet aanwezig of volledig zijn. 10

Gesloten- of open normen omgevingsplan

Ook de wijze waarop vergunningaanvragen getoetst worden verandert. Onder de Ow is de mogelijkheid gecreëerd om in het omgevingsplan minder vergunningplichten te hebben en meer zorgplichten of meer algemene regels. Dit kan ertoe leiden dat waar voorheen vooraf werd getoetst, toetsingen in het nieuwe stelsel meer achteraf kunnen gaan plaatsvinden. De mate waarin de gemeente in het omgevingsplan met gesloten- of open normen gaat werken wordt de komende jaren meer (en verder) vormgegeven.

Wkb

Met de komst van de Wkb verandert de rol van de gemeente tijdens het bouwproces. Inwerkingtreding van de Wkb heeft aan de voorkant tot gevolg dat er in het kader van vergunningverlening geen bouwtechnische toets meer plaatsvindt voor gevolgklasse 1 bouwwerken. 11 Deze preventieve toets wordt vervangen door een toets door private kwaliteitsborgers. Voor het bouwen van een bouwwerk onder gevolgklasse 1 moet minstens 4 weken voor het begin van de bouwwerkzaamheden een melding worden gedaan aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kijkt of de melding compleet is. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan de naam- en adresgegevens, een beschrijving van het bouwwerk, een beschrijving van de kwaliteitsborger, het gebruikte toetsinstrument, de risicobeoordeling (welke risico’s zijn er die ertoe zouden kunnen leiden dat er niet aan de bouwtechnische voorschriften wordt voldaan) en het borgingsplan (welke maatregelen worden genomen om die risico’s te voorkomen of te beperken). In de risicobeoordeling moet rekening worden gehouden met (bijzondere) locatie specifieke omstandigheden (bijvoorbeeld als de grond een afwijkende draagkracht heeft en de fundering op grond hiervan moet worden aangepast). Hier is straks een rol weggelegd voor het bevoegd gezag. De kwaliteitsborger (die niet per definitie uit de omgeving hoeft te komen) treedt hierover in overleg met het bevoegd gezag.

Daarnaast zal vanuit (bouw)toezicht geen controle meer plaatsvinden op de feitelijke uitvoering van de bouwwerkzaamheden van deze type bouwwerken. Naast de preventieve toets van het bouwplan aan de bouwregelgeving vooraf wordt ook het toezicht tijdens en na realisatie van de bouw vervangen door toezicht door private kwaliteitsborgers. Hierdoor verschuift het toezicht van de voorkant van het proces naar handhaving achteraf. Bij het vervullen van deze nieuwe rol, biedt de Wkb ruimte aan gemeenten om in beleid specifieke keuzes te maken. Het betreft keuzes over:

  • °

    Bij welk type bouwwerk of onderwerp wil de gemeente (wanneer) wel/niet betrokken worden? Artikel 2.20 van het Bbl biedt de gemeente de mogelijkheid om voor specifieke bouwwerkzaamheden en de momenten waarop deze worden uitgevoerd gegevens en bescheiden op te vragen met het oog op het voorkomen en of beperken van risico’s die van invloed kunnen zijn op het voldoen van het te bouwen bouwwerk aan de regels.

  • °

    Indien er sprake is van een strijdigheid met de bouwregelgeving moet de kwaliteitsborger de gemeente hierover informeren. Een gemeente kan zelf bepalen hoe zij vanuit haar handhavende rol met de verstrekte informatie omgaat. Dat kan bijvoorbeeld door middel van het aanschrijven van de indiener waarin een verbod op gebruik wordt opgelegd totdat er informatie wordt overlegd waaruit blijkt dat het probleem is opgelost. Of inhoudelijk door middel van een fysieke controle door de toezichthouder.

  • °

    De gemeente kan kiezen hoe zij met de gereedmelding bouwen omgaat. Bij de gereedmelding wordt een ‘As build’ dossier aan het bevoegd gezag verstrekt. Een gemeente kan vervolgens - net als bij de bouwmelding - kiezen om het dossier inhoudelijk te beoordelen met als doel eventueel nog zelf een controle uit te voeren. Het is ook mogelijk om deze stukken – zonder verdere inhoudelijke beoordeling – te archiveren voor toekomstig gebruik.

Bij het maken van deze keuzes stelt Westland zich op als ‘efficiënte dienstverlener’. Dit wil (onder andere) zeggen dat we de service aanpassen aan de vraag/aanvraag. Onder de Wkb ziet een onafhankelijke (gecertificeerde) kwaliteitsborger erop toe dat het bouwwerk daadwerkelijk aan de eisen uit het Bbl (Bouwbesluit 2012) voldoet. Het is ook de kwaliteitsborger die aan de vergunninghouder een verklaring afgeeft op het moment dat er een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat het bouwwerk voldoet aan het Bbl (Bouwbesluit 2012). Het bevoegd gezag, de gemeente, vertrouwd (en mag in beginsel vertrouwen) op de deskundigheid van de kwaliteitsborger en laat de verantwoordelijkheid voor het voldoen van het bouwwerk aan wet- en regelgeving daar waar deze hoort. Westland toetst slechts op uitgangspunten (administratief) en laat een inhoudelijke beoordeling van de strijdigheid en het ‘As build’ dossier in beginsel achterwege. Om de algehele kwaliteit van de verstrekte gegevens/dossiers te bepalen (controleren) wordt ieder jaar steekproefsgewijs een tiental dossiers beoordeeld.

2.2.2 Risicogestuurd vergunnen

Een veelvoorkomende misvatting is de stelling dat een aanvraag die onder de reguliere termijn valt, een eenvoudige aanvraag betreft. Deze conclusie is niet terecht. Een aanvraag die als regulier aangemerkt moet worden, kan zeer complex zijn. De complexiteit hangt af van het aantal en de soort activiteiten die gaan plaatsvinden maar ook van het effect en het risico op calamiteiten van de te ontplooien activiteiten t.o.v. de omgeving. Ieder bouwplan is anders en niet ieder gebouw/bouwwerk vraagt om dezelfde mate van toetsing en controle door de gemeente. Het is ook praktisch niet mogelijk om alle bouwwerken op alle voorschriften uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bouwbesluit 2012) even uitputtend te toetsen. We vergunnen onze aanvragen, voor wat betreft de toets aan het Besluit bouwwerken leefomgeving, daarom risicogestuurd.

In navolging van maatschappelijke ontwikkelingen is de bedoeling van de Ow dat initiatiefnemers meer ruimte krijgen voor initiatieven maar ook zelf meer verantwoordelijkheid hebben voor deze initiatieven. Overheden, bedrijven én burgers zijn verantwoordelijk voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. En dus niet alleen de overheid. Het risicogestuurd werken volgt deze gedachtenlijn. Door risicogestuurd te werken zet Westland de beschikbare capaciteit in daar waar de risico’s het grootst zijn en waarvoor onze deskundigheid en kennis (het meest) nodig is. Deze verdeling in inzet is gelegitimeerd omdat bij de behandeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning bepaalde normen moet worden bepaald of het aannemelijk is dat aan deze normen wordt voldaan. Deze aannemelijkheidstoets biedt enige ruimte om te kunnen variëren in toetsintensiteit. Door risicogestuurd te werken kunnen activiteiten met een verlaagd risico minder streng worden getoetst dan activiteiten met een verhoogd risico.

Om het risico van een bouwwerk/gebouw te bepalen worden drie bouwwerkcategorieën onderscheiden, te weten A tot en met C. Waarbij bouwwerkcategorie A de meest risicovolle is en bouwwerkcategorie C de minste. Met welke intensiteit (diepte niveau) de gemeente een bouwplan (een bouwwerkcategorie) toetst aan wet- en regelgeving is vastgelegd in de “Toetsmatrix Bbl” (zie bijlage B). De Toetsmatrix heeft betrekking op de voorschriften uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bouwbesluit 2012). Met het vaststellen van een Toetsmatrix worden bouwplannen eenduidig, consequent, transparant en adequaat getoetst. Hierdoor wordt de veiligheid van bouwwerken op een aanvaardbaar niveau gebracht en gewaarborgd, alsmede het gezond en veilig gebruik ervan. Naast de vaste risicobepaling en de daarbij behorende toetsniveau’s zoals vastgelegd in de Toetsmatrix is er, te allen tijde ruimte om op basis van kennis en kunde per aanvraag om omgevingsvergunning een inschatting te maken of het bepaalde toetsniveau in dat specifieke geval adequaat is. In de praktijk betekent dit dat er in specifieke gevallen gemotiveerd afgeweken kan worden van het vastgelegde niveau.

2.2.3 Vaste toetsingskaders en uitgangspunten

Voor het behandelen en beoordelen van aanvragen hanteren wij onder meer de volgende vaste toetsingskaders en uitgangspunten. De toetsingskaders komen voort uit de wet en/of ons vastgestelde beleid.

Omgevingswet, Omgevingsbesluit en Omgevingsregeling

(Wabo/Bor 12 /Mor);

Besluit bouwwerken leefomgeving (Bouwbesluit 2012);

Omgevingsplan (Bestemmingsplannen, Welstand, Bouwverordening 2018)

Meldingen sloop en asbestverwijdering.

Initiatieven worden beoordeeld vanuit mogelijkheden en oplossingen.

(“Ja, mits en opgave gericht..” i.p.v. “Nee, tenzij..”)

Initiatiefnemers krijgen in beginsel 1 keer de mogelijkheid om een

onvolledige aanvraag aan te vullen.

(daarna wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld)

Gelijksoortige gevallen worden procesmatig gelijk behandeld. 

(consequent toepassen vaste procedures en processtappen)

Duidelijke en transparante communicatie.

(over het gevoerde beleid en over de rol van de initiatiefnemer/aanvrager)

Aanvragen worden zo snel mogelijk afgehandeld en in ieder geval binnen de beslistermijn.

2.3 Toezicht en handhaving

Zodra een vergunning of ontheffing is verleend of als er een melding is gedaan houden de gemeentelijke bouwtoezichthouders toezicht op de naleving van de vergunnings- of ontheffingsvoorwaarden. Daarnaast houden de gemeentelijke bouwtoezichthouders continue toezicht op de naleving van wet- en regelgeving als het omgevingsplan (bestemmingsplannen). De gemeente houdt toezicht en treedt handhavend op om ervoor te zorgen dat activiteiten die worden gerealiseerd in orde zijn in het kader van o.a. (omgevings)veiligheid en gezondheid. Daarnaast vindt toezicht en handhaving plaats om het naleefgedrag van regels door inwoners en bedrijven te bevorderen en daarmee de eigen verantwoordelijkheid te stimuleren. De (hoofd- en sub-) doelen van dit beleidsplan ten aanzien van toezicht en handhaving sluiten hierop aan.

afbeelding binnen de regeling

2.3.1 Risicogestuurd toezicht

Ook voor het bouwtoezicht en de handhaving geldt dat er risicogestuurd wordt gewerkt. Onze capaciteit wordt ingezet op die aspecten die wij het meest risicovol achten en dus prioriteit willen geven. Belangrijke zaken, zoals constructie, brand- en (omgevings)veiligheid krijgen veel (en sneller) aandacht en minder belangrijke krijgen minder (snel) aandacht. Voor het bevorderen van het naleefgedrag wordt ingezet op actieve en transparante communicatie over de geldende wet- en regelgeving en het gemeentelijke beleid. Ook wordt, voor zover mogelijk, in gesprek met inwoners en bedrijven gezocht naar mogelijkheden om problemen op te lossen zonder het zetten van formele stappen.

Risicogestuurd toezicht ziet op de manier waarop Westland de beschikbare capaciteit inzet voor wat zij noemt het ‘Reguliere toezicht’. Het betreft toezicht op omgevingsvergunningen, controles van de bestaande bouwvoorraad of de controle van Apv vergunningen voor bouwgerelateerde onderdelen zoals een tent op een evenemententerrein of de inrichtingseisen van een horeca inrichting. De mate van toezicht hierbij is afhankelijk van de complexiteit en risico’s van het betreffende bouwwerk. Op activiteiten met een hoger risico wordt intensiever toezicht gehouden dan op activiteiten waarbij het risico laag c.q. acceptabel wordt geacht. Om de complexiteit en het risico van een bouwwerk/gebouw te bepalen worden vier bouwwerkcategorieën onderscheiden, te weten A tot en met D. Waarbij bouwwerkcategorie A de meest complexe en meest risicovolle is en bouwwerkcategorie D de minste.

Met welke intensiteit er toezicht wordt gehouden is vastgelegd in de ‘Toezichtmatrix Bbl’ (zie bijlage C). 13 De Toezichtmatrix heeft betrekking op de voorschriften uit het Bbl (Bouwbesluit 2012) en is een praktisch werkinstrument voor het toezicht tijdens de verschillende fase van de bouw. In de Toezichtmatrix is per categorie de diepgang per toetsmoment vastgelegd en is aangegeven op welk moment een toezichtcontrole dient plaats te vinden. Ook voor het toezicht geldt dat er te allen tijde ruimte is om op basis van kennis en kunde een inschatting te maken of in een specifiek geval het vastgelegde diepteniveau adequaat is. In de praktijk betekent dit dat er in specifieke gevallen gemotiveerd afgeweken kan worden.

2.3.2 Risicogestuurd handhaven

De bouwtoezichthouders hebben naast het controleren van verleende vergunningen ook een belangrijke taak bij het opsporen van illegale bouwwerken en activiteiten. Vaak wordt daarbij geacteerd naar aanleiding van klachten, meldingen of een formeel verzoek om handhaving. Daarnaast worden ook constateringen gedaan door de toezichthouder zelf. Dit kan bijvoorbeeld illegaal gebruik of strijdigheid met de regels voor bestaande bouw of vergunningsvrij bouwen betreffen. Bij geconstateerde overtredingen hebben gemeenten een beginselplicht tot handhaven. Omdat capaciteit om overtredingen aan te pakken niet oneindig is, is het belangrijk en geoorloofd om het werk te prioriteren. Mits de prioritering gebaseerd is op een afweging van het risico dat een negatief effect optreedt indien de overtreding plaatsvindt. Bijvoorbeeld: bij het bouwen in afwijking van de vergunning met betrekking tot constructie/brandveiligheid is het grootste risico dat het gebouw instort of zal afbranden. In dat geval zijn er dodelijke slachtoffers te verwachten. Eerst zijn alle mogelijke overtredingen geïnventariseerd. Vervolgens is, aan de hand van een risicoafweging (criteria ‘gezondheid’, ‘veiligheid’, ‘leefbaarheid’, ’duurzaamheid’, ’financieel’ en ‘bestuurlijk’ bekeken of een overtreding een ‘laag’, ‘gemiddeld’ of ‘hoog’ risico met zich meebrengt. In Bijlage D is de volledige lijst met handhavingsprioriteiten voor bouwovertredingen opgenomen.

Overtredingen met een:

  • ‘hoog’ risico worden direct opgepakt, bij voorkeur tijdens de uitvoering.

  • ‘gemiddeld’ risico vindt er steekproefgewijs toezicht plaats.

  • ‘laag’ risico worden alleen opgepakt indien er een formeel verzoek om handhaving is ingediend.

De volgende uitgangpunten worden hierbij in acht genomen:

Bij constateringen van overtredingen met acuut gevaar wordt direct

opgetreden.

Overtredingen die tijdens de uitvoering of bij oplevering worden geconstateerd worden in principe altijd opgepakt, ongeacht het risico.

(Dit is het moment bij uitstek om nog aanpassingen te doen)

Er wordt altijd eerst overwogen of problemen kunnen worden opgelost zonder dat er formele stappen worden gezet. (Actieve en transparante informatieverstrekking over het beleid en wet- en regelgeving, voorlichting, eerst waarschuwen)

Indien het interveniëren van de toezichthouder niet leidt tot beëindiging van de overtreding worden er handhavingsinstrumenten ingezet. Het inzetten van handhavingsinstrumenten heeft als doel de (illegaal) ontstane situatie terug te brengen naar een situatie die wel voldoet aan de (wettelijke) regels en (vergunning) voorschriften. Door de inzet van bestuursrechtelijke maatregelen, strafrechtelijke maatregelen of een combinatie van beide wordt normconform gedrag afgedwongen. Hierbij kunnen de volgende drie sanctie instrumenten worden ingezet:

  • °

    last onder dwangsom (maatregel om ervoor te zorgen dat een overtreding ongedaan wordt gemaakt, wordt ook wel ‘herstelsanctie’ genoemd);

  • °

    last onder bestuursdwang (ongedaan maken van de overtreding door overheid en waarschijnlijk verhaal van de kosten op de overtreder, wordt ook wel ‘herstelsanctie’ genoemd);

  • °

    bestuurlijke boete, wordt ook wel ‘bestraffende sanctie’ genoemd.

Om de strategie van sanctie-instrumenten te bepalen wordt gewerkt volgens de ‘Handhaving sanctiestrategie Westland 2021 en bijhorend protocol overtredingen’(zie bijlage E).14 De sanctiestrategie is een afwegingsinstrument dat gevolgd wordt om van bevinding (constatering van een overtreding) naar interventie (wijze/mate van handhavend optreden) te komen. Vanzelfsprekend wordt er geen onderscheid gemaakt tussen optreden tegen externe partijen en (eigen) overheidsinstanties. Bij de inzet van maatregelen worden de volgende uitgangspunten in acht genomen:

Bij het bepalen van de beste aanpak is ruimte voor de menselijke maat; maatwerk waar mogelijk en/of acceptabel is.

(de concrete feiten en omstandigheden zijn daarvoor bepalend)

Gelijke gevallen worden gelijk behandeld. 

(consequent toepassen vaste procedures en processtappen)

Een passende reactie op overtredingen wordt gebaseerd op de ernst van de overtreding en het gedrag van de overtreder. (goed (naleef-)gedrag wordt beloond)

In de basis innen we altijd verbeurde dwangsommen.

2.3.3 Themagericht handhaven

Naast het reguliere toezicht op omgevingsvergunningen en de handhavingsprioriteiten zijn er ook landelijke en bestuurlijke speerpunten die de inzet van bouwtoezicht en handhaving vragen. Het was de wens naar meer samenhang op de bestuurlijke speerpunten, die ertoe heeft geleid dat alle U&H-taken (Wabo, Apv en bijzondere wetten) verenigd zijn in deze beleidsnotitie. Deze speerpunten worden themagericht/projectmatig opgepakt. Dit wil zeggen dat bepaalde activiteiten of een bepaald gebied in een kort tijdsbestek systematisch en uniform gecontroleerd wordt. Hieronder een korte opsomming van de huidige bestuurlijke speerpunten:

  • Ondermijning: De aanpak van Ondermijning valt onder de regie van het taakveld openbare orde en veiligheid maar heeft, om goed te kunnen slagen, een nauwe relatie met vergunningverlening, toezicht en handhaving. Binnen de aanpak van ondermijning hebben de bouwtoezichthouders voornamelijk een signaalfunctie en beschikken zij over veel informatie inzake de verleende vergunningen en de geldende wet- en regelgeving.

  • Huisvesting arbeidsmigranten en overlast: Tijdens een integrale controle wordt naast controle op het aantal bewoners, huur, (il)legaal gebruik en BRP- inschrijving, ook gelet op de algemene (bouwgerelateerde) woonomstandigheden en brandveiligheid. Bij het aantreffen van illegale huisvesting van arbeidsmigranten wordt handhavend opgetreden in de strijdige situaties die voor overlast zorgen voor de directe woonomgeving of onveilig dan wel ongezond worden geacht voor de bewoners. Controles worden uitgevoerd in samenwerking met de boa’s en de BRP-toezichthouders (hierover meer in hoofdstuk 3).

  • Glastuinbouw: het betreft handhaving op strijdigheden die zich voordoen op glastuinbouwgrond. De strijdigheden belemmeren de modernisering van èn reconstructies binnen de glastuinbouw. 15

  • Strijdig gebruik bedrijventerreinen: het betreft het gebruik van panden in strijd met het omgevingsplan (bestemmingsplan). Het accent voor de toezichthouder ligt tijdens de controle op de illegale huisvesting en de bouw- en gebruiksveiligheid.

  • Illegale bewoning recreatiewoningen: recreatiewoningen zijn niet bestemd en geschikt voor permanente bewoning. Zodra bewoners zich in de BRP inschrijven in een recreatiewoning(park) wordt er handhavend opgetreden.

  • Bijeenkomst gebouwen: het betreft het gebruiken van panden in strijd met het omgevingsplan (bestemmingsplan) en/of gebreken op het gebied van brandveiligheid, dan wel constructieve veiligheid. Op basis van een inventarisatie worden er jaarlijks een aantal panden geselecteerd waar een integrale controle plaats zal vinden. Bij de controle worden zowel bouw-, gebruiksactiviteiten en strijdigheden met de Alcoholwet (voorheen de Drank- en Horecawet) onderzocht.

Daarnaast wordt bekeken of het mogelijk is om themagericht te handhaven op meldingen, klachten of handhavingsverzoeken. Het betreft het inventariseren of er meerdere meldingen, klachten en/of handhavingsverzoeken zijn over hetzelfde onderwerp. Indien dit het geval is en de situatie leent zich voor een projectmatige aanpak, wordt hierop een aparte actie gestart. Dit in tegenstelling tot het per melding, klacht of handhavingsverzoek optreden. Dit scheelt tijd, capaciteit en kan tevens een preventief effect sorteren.

3. Algemeen plaatselijke verordening (Apv) & bijzondere wetten

3.1 Inleiding

De gemeente heeft een scala aan mogelijke instrumenten om te kunnen beïnvloeden welke bedrijvigheid zich waar en onder welke voorwaarden in de gemeente vestigt. Eén van deze instrumenten is de in de Apv neergelegde regelgeving. In de Apv worden activiteiten in de leefomgeving aan regels gebonden. Het gaat dan om activiteiten die sterk plaatsgebonden zijn en niet op een andere wijze zijn gereguleerd, zoals bijvoorbeeld evenementen en het voorkomen van overlast. Naast de Apv is er ook een categorie wetten die de bijzondere wetten wordt genoemd en op grond waarvan de burgemeester of het college bevoegd is om vergunningen en ontheffingen te verlenen en toezicht op te houden. Deze wetten zien toe op één specifiek onderwerp zoals de Alcoholwet (voorheen de Drank- en Horecawet) en de Wet op de kansspelen.

In de hierop volgende paragrafen worden enkele activiteiten en wetten weergegeven die bij het verlenen van vergunningen/ontheffingen op grond van de Apv en de bijzondere wetten gehanteerd worden. Daarna wordt inzichtelijk gemaakt hoe het toezicht op en de handhaving van de Apv en de bijzondere wetten door Westland wordt uitgevoerd. De U&H-taken op grond van de Apv en de bijzondere wetten dragen, net als de Ow/Wabo-taken, bij aan de in hoofdstuk 1 geformuleerde doelen (hoofd- en subdoelen) en de te behalen resultaten. Voor uitvoeringstaken (vergunningen en ontheffingen) betreft het de inzet op tijdige en volledige aanvragen. Voor toezicht en handhaving betreft het, het inzetten van capaciteit daar waar het, op basis van verzamelde data, het meest nodig is. We gaan niet minder doen, maar richten ons werk wel anders in. Ons toezicht en ons handhavend optreden kan zo meer preventief en themagericht ingezet worden.

3.2 Vergunningen en ontheffingen

Voor sommige activiteiten, zoals bijvoorbeeld het organiseren van een evenement of het exploiteren van een horecaonderneming, is een vergunning of ontheffing (of melding) nodig op grond van de Apv. Het doel van deze vergunningplicht is gelegen in de bescherming van: de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en/of de bescherming van het milieu. Om de toetsing van de vergunningsaanvragen zorgvuldig te kunnen verrichten en de risico’s op het gebied van veiligheid te kunnen beoordelen, is het van belang dat aanvragen tijdig en volledig worden aangeleverd. Het aandacht vragen voor tijdige en volledige indiening van een vergunningsaanvraag betreft daarom een van de speerpunten van ons Apv-vergunningenbeleid.

afbeelding binnen de regeling

Hieronder volgen enkele activiteiten alsmede wetten en beleidsregels die bij het verlenen van vergunningen en/of ontheffingen op basis van de Apv en de bijzondere wetten in acht worden genomen:

Evenementen

Evenementen zijn belangrijk in Westland. Deze dragen bij aan de saamhorigheid en vergroten de maatschappelijke cohesie. In de evenementennota Westland zijn kaders vastgelegd die duidelijkheid verschaffen voor welke activiteiten en op welke wijze een evenementenvergunning aangevraagd dient te worden. Daarnaast bevat de nota ook kaders die aangeven op welke wijze evenementen prettig, beheersbaar en vooral veilig moeten verlopen. Het vergunningen traject is een belangrijke schakel in het gehele proces. Het is daarbij van belang dat organisatoren een vergunningaanvraag tijdig indienen. Bij een niet tijdige indiening spreken we de organisatoren daarop aan en wijzen hen op het belang van tijdig indienen en hun eigen verantwoordelijkheid hierin. Afhankelijk van het soort evenement en de complexiteit maken we een afweging of de vergunningaanvraag alsnog kan worden behandeld. Indien een aanvraag buiten behandeling wordt gesteld of als er om moverende redenen een voornemen tot weigeren is, wordt altijd vooraf de burgemeester geïnformeerd.

Alcoholvergunning

Een Alcoholvergunning is vereist voor ieder bedrijf dat, of andere organisatie die, alcoholhoudende dranken schenkt en/of verkoopt. Deze vergunning wordt verleend op grond van de Alcoholwet, maar ook de Apv bevat bepalingen rondom horecagelegenheden en paracommerciële inrichtingen, zoals buurthuizen en sportkantines.

Ontheffing alcoholvergunning

Naast een vergunning kent de Alcoholwet ook een ontheffing (artikel 35 Alcoholwet). Het betreft een tijdelijke ontheffing voor de verstrekking van zwak-alcoholische dranken tijdens evenementen.

Exploitatievergunning

De exploitatievergunning is primair een overlastvergunning: zij biedt de mogelijkheid preventief te toetsen, of de exploitatie van een horecabedrijf zich verdraagt met het woon- en leefmilieu ter plaatse. Daarbij is van belang in welke mate van het bedrijf zelf overlast is te verwachten, maar ook in welke mate de komst van het bedrijf de leefbaarheid en het karakter van de buurt aantasten. Bij de vergunningverlening let de burgemeester op de aard van de inrichting, de mate van de te constateren overlast, het karakter van de omgeving (de straat en de wijk) en de (justitiële) achtergrond van de beheerder. Bij de “aard van de inrichting” wordt gekeken naar het soort horeca (bijvoorbeeld discotheek of lunchroom) in relatie tot overlast en het bestemmingsplan. Bij de mate van overlast valt te denken aan de overschrijding van de sluitingstijden die de exploitant hanteert en overlast van bezoekers (door parkeren en verkeerslawaai). Bij het karakter van de omgeving moet worden gedacht aan de verkeersituatie, aantal beschikbare parkeerplaatsen voor bezoekers, afstand tot woningen, breedte van de straat, etc. De gemeente heeft hiermee een middel in handen om overlastgevende horeca aan te pakken. Deze vorm van vergunning biedt voordelen in het kader van het waarborgen van de leefomgeving. Tevens kan een dergelijke vergunning preventief werken.

Wet Bibob

De Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (verder: wet Bibob) is in het leven geroepen om te voorkomen dat de gemeente onbedoeld criminele activiteiten faciliteert. De gemeente zal de wet Bibob gebruiken als het (ernstige) vermoeden bestaat dat met de (aangevraagde) vergunning strafbare feiten worden gepleegd of dat uit gepleegde strafbare feiten verkregen op geld waardeerbare voordelen worden genut (‘zwart’ geld witwassen). Op grond van de wet Bibob is het daarnaast mogelijk een reeds verstrekte vergunning in te trekken. Mits het vermoeden bestaat dat de gemeente door het verstrekken van een vergunning onbedoeld criminele activiteiten faciliteert. Westland maakt gebruik van de mogelijkheden die wet Bibob biedt en heeft daarvoor de ‘Beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2019’ opgesteld. Deze beleidsregel heeft o.a. betrekking op de Alcoholvergunning, evenementenvergunning voor zover betrekking hebbend op een vechtsportwedstrijd of –gala en de exploitatievergunning. Voor hier volstaat een verwijzing naar de Beleidsregel waarin de volledige reikwijdte van de Beleidsregel toegelicht wordt.

Uitgangspunten

Westland hanteert de volgende uitgangspunten bij een aanvraag voor een vergunning/ontheffing of als er een melding op grond van de Apv wordt gedaan wordt gedaan:

We werken met vaste (digitale) procedures en vaste sjablonen.

Binnen 7 dagen na ontvangst van een aanvraag wordt een eerste ontvank-

 elijkheidstoets uitgevoerd.

Initiatiefnemers krijgen in beginsel 1 keer de mogelijkheid om een

onvolledige aanvraag aan te vullen.

(daarna wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld).

Niet tijdig indienen van een (evenementen)vergunning kan leiden tot het niet in behandeling nemen of weigeren van de aanvraag. (Indien een aanvraag buiten behandeling wordt gesteld of als er om moverende redenen een voornemen tot weigeren is, wordt altijd vooraf de burgemeester geïnformeerd)

Grote evenementen worden altijd geëvalueerd (met de partners).

(Reguliere evenementen worden geëvalueerd indien daar aanleiding voor is)

Een (wekelijks bijgehouden) evenementenlijst is beschikbaar voor alle

partners. (Op de lijst staat welke evenementen in behandeling zijn, vergund

zijn en wanneer ze plaatsvinden).

Alle voor het toezicht op en de handhaving van relevante vergunningen/ontheffingen worden altijd toegestuurd aan de toezichthouders. (Ter voorbereiding van een controle bijv. bij evenementen of een horecaonderneming). 

Voor Apv-vergunningen en ontheffingen geldt de beslistermijn zoals opgenomen in de Apv of andere van toepassing zijnde wetgeving zoals de Alcoholwet. Indien geen wettelijke beslistermijnen zijn opgenomen gelden de beslistermijnen zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht.

3.3 Toezicht en Handhaving

Om toe te zien dat de regels afdoende worden nageleefd is toezicht op en handhaving van de regels nodig. Handhaving is elke (re)actie die erop gericht is om de naleving van het bij of krachtens wet- of regelgeving geldende recht te bevorderen en te bewerkstellingen, zo nodig door het opleggen van sancties. Toezicht heeft in het kader van handhaving juist een preventieve werking die er uit bestaat dat wettelijke voorschriften worden nageleefd zonder enige sanctionering. Overtredingen kunnen zo al in een vroeg stadium worden voorkomen. In de praktijk blijkt dat toezichthouders met aansporingen en waarschuwingen er voor (kunnen) zorgen dat de daadwerkelijke bestuursrechtelijke maatregelen en sancties niet behoeven te worden ingezet.

Het toezicht op en de handhaving van de Apv en de bijzondere wetten wordt uitgevoerd door twee verschillende toezichthouders. Voor zover het bouwgerelateerde zaken betreft zoals bijvoorbeeld de constructie van een tent die gebruikt wordt tijdens een evenement of de inrichtingseisen van een horecagelegenheid, wordt het toezicht uitgevoerd door de bouwtoezichthouders/de Ow/Wabo-toezichthouders. Het bouwtoezicht is een onderdeel van de U&H-taken op grond van de Ow/Wabo (hoofdstuk 2). Voor het toezicht op en de handhaving van de bouwregelgeving wordt aangesloten bij de werkwijze zoals beschreven in hoofdstuk 2 (zie blz.14/15 en bijlage C).

Het overige toezicht op de Apv en bijzondere wetten wordt uitgevoerd door de toezichthouders openbare ruimte en de boa’s. 16 Boa’s zijn toezichthouders met extra (zwaardere) bevoegdheden. Onderstaande paragrafen betreft de inzet en de werkwijze van de toezichthouders openbare ruimte/boa’s. De inzet van de toezichthouders openbare ruimte/boa’s draagt bij aan de volgende (hoofd- en sub) doelen (zie paragraaf 1.5).

afbeelding binnen de regeling

3.3.1 Toezichthouders openbare ruimte (boa’s)

De toezichthouders openbare ruimte, in Westland zijn dit boa’s, vervullen een belangrijke rol in de leefbaarheid en de kwaliteit van de Westlandse woon- en leefomgeving. Om de kernen leefbaar te maken én te houden zijn de boa’s zichtbaar en herkenbaar aanwezig op straat en spreken zij mensen aan op hun verantwoordelijkheid. Zij stimuleren mensen om zich aan de regels te houden en treden zo nodig handhavend op. Zij kunnen hierbij gebruik maken van een breed instrumentarium van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten, variërend van een waarschuwend gesprek tot een boete. Het leefbaar maken en houden van onze woonomgeving doen zij niet alleen. De boa’s werken, ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, nauw samen met diverse interne en externe partners zoals de politie, het OM, jongerenwerk en buurtpreventie. Voor deze partners hebben zij (ook) een belangrijke signaalfunctie, een extra paar ogen en oren.

Het takenpakket van onze boa’s is veelzijdig. De gronden op basis waarvan zij toezicht houden en handhavend optreden zijn divers en zelfs breder dan alleen de Apv en de bijzondere wetten. Het takenpakket is in de afgelopen jaren ook (flink) uitgebreid. Hierdoor doen de boa’s tegenwoordig al veel meer dan alleen het aanpakken van zaken als een fout aangeboden vuilniszak of overlast van honden. Het werk van de boa’s richt zich onder meer op de naleving van:

  • de Apv;

  • de Wegenverkeerswet;

  • de Alcoholwet (voorheen de Drank- en Horecawet);

  • de Wet op de kansspelen;

  • de Winkettijdenwet;

  • de Afvalstoffenverordening;

  • de Marktverordening.

Daarnaast worden de boa’s ingezet tijdens evenementen voor het toezien op de naleving van de verleende evenementenvergunning en/of ontheffing en vervullen zij een rol bij de aanpak van ondermijning en jeugdoverlast. Zij leveren daarmee (net als de bouwtoezichthouders) een bijdrage aan de veiligheidsaanpak zoals verwoord in het Westlands Veiligheidsbeleid. 17

3.3.2 Soorten toezicht

Het werk van de boa’s kenmerkt zich momenteel door melding- en wijkgericht toezicht. Melding gericht toezicht ziet op het oppakken en afhandelen van binnengekomen meldingen, klachten en/of signalen. Het toezicht is reactief. Wijkgericht toezicht ziet op het surveilleren en zichtbaar zijn in de wijken (kernen) en heeft een preventief karakter. Voor iedere kern zijn vaste boa’s het aanspreekpunt.

Vanwege het uitgebreide takenpakket en het toenemende aantal meldingen is de druk op de inzet van de boa’s groot. Hierdoor worden de dagelijkse werkzaamheden van de boa’s voor een groot deel bepaald door de ‘waan van de dag’. Dit heeft effect op (de frequentie van) de preventieve surveillance in de wijken. Om hier een betere balans in aan te brengen gaan we, naast melding- en wijkgericht toezicht, bewegen naar themagericht toezicht. Met themagericht toezicht wordt bedoeld dat de boa’s op basis van diverse thema’s, zoals bijvoorbeeld parkeeroverlast bij scholen of fietsen in een voetgangersgebied, proactief handelen op dergelijke overlastgevende en soms zelfs gevaarlijke situaties. In plaats van te acteren op iedere losse melding of klacht, wordt er door middel van (frequente) acties capaciteit ingezet op een bepaald thema in een specifiek(e) wijk, kern of gebied. Dit betekent niet dat bepaalde werkzaamheden niet meer worden gedaan, het betekent dat het werk ‘anders’ wordt gedaan. Door het preventieve karakter wordt ook het naleefgedrag bevorderd.

Om te bepalen waarvoor en wanneer de boa’s in een specifiek(e) wijk, dorp of gebied moeten zijn, werken zij:

  • I.

    Informatiegestuurd. Dit houdt in dat de boa’s (preventief) ingezet worden daar waar het, op basis van verzamelde data, nodig is. Als wij in staat zijn om de verzamelde data goed te interpreteren kunnen wij de klant (de inwoners, bedrijven, organisaties) volledig centraal stellen en de boa’s effectiever op straat inzetten. De informatie is afkomstig van (1) in het verleden afgedane en (2) nieuw ingediende meldingen en klachten, (3) signalen van interne en externe partners en (4) eigen constateringen.

  • II.

    Risicogestuurd. Naast de beleving van de inwoner en de signalen uit het veld wordt de inzet van de boa’s ook gebaseerd op bestuurlijke speerpunten en het (omgevings)risico als er niet handhavend wordt opgetreden.

Door het uitgebreide takenpakket, het uitgestrekte werkterrein en het gegeven dat Westland niet beschikt over oneindige handhavings- en toezichtscapaciteit, is het maken van keuzes over de inzet van de boa’s onvermijdelijk. Het is daarom belangrijk en geoorloofd om het werk te prioriteren. Door middel van beschikbare data en een risicoafweging worden gekozen prioriteiten verantwoord en transparant gemaakt. Daarbij speelt ook dat iedere wijk een eigen karakter heeft en daarom zijn eigen aanpak verdient (wijkgerichte aanpak). In Bijlage F is de volledige lijst met handhavingsprioriteiten opgenomen.

Het gedrag van mensen laat zich echter niet sturen. Hierdoor ontkomen we er niet aan dat een deel van de werkzaamheden altijd op basis van acute/spoed situaties plaatsvindt.

3.4 Ontwikkelingen

De Westlandse wens om meer samenhang te creëren bij de aanpak van bestuurlijke speerpunten reikt verder dan de hierboven beschreven vereniging van de Ow/Wabo/Apv U&H-taken. Bij de inzet op de Aanpak ondermijning en de veilige huisvesting van arbeidsmigranten heeft het toezicht op en de handhaving van de Wet Basisregistratie Personen (BRP) ook een niet te onderschatten waarde. De gemeente Westland vindt de juistheid van de adresgegevens van haar (tijdelijke) inwoners belangrijk. Om de adreskwaliteit te verbeteren heeft Westland sinds april 2021 twee toezichthouders BRP (1,8 fte). Zij hebben de taak om erop toe te zien dat de registratie in de BRP overeenstemt met de feitelijke situatie. Door het (vaak) ontbreken van een actueel verblijfadres is van een aanzienlijk deel van de circa 12.000 in Westland werkzame arbeidsmigranten onbekend waar zij daadwerkelijk verblijven. Dit vindt de gemeente zorgelijk.

Gelet op de recente start van de toezichthouders BRP moet de invulling van de functie nog een meer definitieve vorm krijgen. In beginsel wordt aangesloten bij reeds lopende interventies zoals de Aanpak ondermijning, de huisvesting van arbeidsmigranten en de LIP meldingen aangaande leegstand van woningen. Zij werken, ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, hierbij nauw samen met de bouwtoezichthouders en boa’s. Naarmate de invulling van de functie steeds meer vorm krijgt, is de verwachting dat zich nieuwe inzichten en nieuwe dossiers zullen aandienen waarin de toezichthouders BRP ook een belangrijke rol kunnen vervullen.

Vanwege de gedeelde inzet op de huidige bestuurlijke speerpunten vinden we het belangrijk dat de toezichthouders BRP ook een vermelding krijgen in deze beleidsnotitie. Dit komt de integraliteit van het werk en de daaruit vloeiende verantwoording erover ten goede. De volgende paragrafen geven aan hoe de toezichthouders BRP uitvoering geven aan hun taken.

3.4.1 Inzet toezichthouders BRP

De BRP valt uiteen in twee verschillende onderdelen. Het eerste deel bevat persoonsgegevens van inwoners van Nederland (ingezetenen) die langer dan vier maanden in Nederland verblijven. Het tweede deel, de Registratie Niet ingezetenen (RNI), bevat een beperkte set van persoonsgegevens van personen die (1) korter dan vier maanden in Nederland verblijven, (2) personen die Nederland inmiddels hebben verlaten of zijn overleden en (3) van personen die nimmer in Nederland hebben verbleven maar wel een relatie hebben met een Nederlandse (semi) overheidsinstantie.

Gebruikers/afnemers van in de BRP opgenomen persoonsgegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de opgenomen gegevens juist zijn. Zij maken, voor de uitvoering van andere wet- en regelgeving, gebruik van de registraties in de BRP. Denk bijvoorbeeld aan het vaststellen van het recht op uitkering, het toekennen van een toeslag of aan het opleggen van (gemeentelijke) heffingen. Ook is een juiste en op orde zijnde BRP onontbeerlijk om burgers in crisissituaties te kunnen opsporen en/of bereiken.

Het uitoefenen van adequaat toezicht op de juistheid van de adresgegevens beoogt fraude en misbruik van voorzieningen te voorkomen en de correctheid van geregistreerde (adres)gegevens te verbeteren. Wanneer er twijfel bestaat over de juistheid van het adres wordt een adresonderzoek opgestart. Dit kan zowel een administratieve controle als een fysieke adrescontrole zijn. Het doel van het adresonderzoek is om de feitelijke bewoningssituatie op een adres vast te stellen en deze, voor zover de aangetroffen personen langer dan 4 maanden in Nederland (gaan) verblijven, in de BRP te registreren. Veelal is een schriftelijk uitgevoerd adresonderzoek toereikend om te komen tot een juiste BRP- registratie. Indien dit niet het geval is volgt een fysieke adrescontrole. Naar verwachting is bij circa 10% van de ontvangen meldingen aanleiding tot een fysiek huisbezoek. Bij het uitvoeren van een fysiek adresonderzoek heeft het veiligheidsaspect van bewoners op een adres de prioriteit.

Een adresonderzoek wordt opgestart naar aanleiding van een melding van mogelijk onjuiste (adres)registratie. De gemeente ontvangt deze meldingen van:

  • inwoners;

  • collega(‘s) toezichthouders zoals leerplichtambtenaren, boa’s, bouwinspecteurs of de sociale dienst;

  • externe partners zoals de Belastingdienst, DUO, RDW, CJIB, politie, deurwaarders en de woningbouwcorporaties;

  • het Lokaal Informatie Punt (LIP) of via de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA).

Deze Uitvoerings-en Handhavingsstrategie 2022-2025 met bijhorende bijlagen A tot en met F vervangt het Handhavingsbeleid Integrale handhaving Wabo taken Gemeente Westland. Indien u vragen heeft over de inhoud van het beleid kunt u contact opnemen met het Cluster Ruimte, Team Omgevingsvergunningen & Toezicht via telefoonnummer 14 0174.

BIJLAGE A: Uitvoeringsprogramma U&H-taken 2022

Voor u ligt het Uitvoeringsprogramma 2022 behorend bij de op 14 december 2021 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde Uitvoerings- en Handhavingsstrategie 2022 – 2025 (hierna U&H-strategie). Net als de U&H-strategie richt ook het Uitvoeringsprogramma zich op alle U&H-activiteiten die vallen onder de Omgevingswet (voorheen de Wabo), de Apv en bijzondere wetten en de Wet BRP. Met het opstellen van een jaarprogramma voor de Omgevingswet (Wabo) U&H-taken wordt voldaan aan de wettelijke verlichting zoals opgenomen in artikel 13.8 van het Omgevingsbesluit (artikel 7.3 Besluit omgevingsrecht).

Normaliter geeft het Uitvoeringsprogramma (1) een terugblik op de U&H-activiteiten die het afgelopen jaar zijn uitgevoerd en (2) een vooruitblik op de U&H-activiteiten die het komende jaar worden uitgevoerd. Omdat er met de U&H-strategie 2022-2025 een nieuwe beleidscyclus wordt gestart geven we in dit Uitvoeringsprogramma alleen een vooruitblik.

In de U&H-strategie staan de doelen en resultaten voor de komende beleidscyclus beschreven (zie ook onderstaand figuur).

afbeelding binnen de regeling

DOEL

PLANNING

VOORTGANG

1. Bevorderen eigen verantwoordelijkheid van inwoners en bedrijven

 
 

a. Risicogestuurd werken

2022-2025

In 2022 starten we met het verlagen van het toetsniveau voor Categorie C bouwwerken (o.a. dakkapel, dakopbouw, nokverhoging, aanbouw, uitbouw). Deze worden niet (meer) getoetst aan de voorschriften uit het Bbl (opvolger Bouwbesluit 2012). Wel nog aan de overige toetsingskaders zoals bijv. het omgevingsplan (bestemmingsplan) en welstand. De invloed en gevolgen van deze keuze voor toezicht en handhaving worden in 2022 in kaart gebracht. De uitkomst van dit onderzoek is bepalend voor het verdere verloop.

Vanaf de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) worden ( ook ) de bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1 (waaronder seriematige woningbouw, eenlaagse bedrijfspanden) ( ook ) niet meer door het bevoegd gezag getoetst aan het Bbl (opvolger Bouwbesluit 2012). Deze toets wordt vervangen door een toets door een private kwaliteitsborger.

b. Omgevingswet- en Wkb-proof werken

2022/2023

 
  • °

    (door)ontwikkeling vooroverleggen

 

Binnen het Project structurele effecten Omgevingswet en Wkb worden diverse mogelijkheden tot het efficiënt organiseren van vooroverleg vormgegeven.

  • °

    Nadee uitwerken van het faciliteren bij participatie onder de Omgevingswet;

 

Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat participatiegegeven bij niet aangewezen gevallen getoetst worden op uitgangspunten (zijn er gegevens aangeleverd? Bieden de gegevens aanleiding tot nader onderzoek door de gemeente voordat een besluit wordt genomen?)

  • °

    Bepalen open- en/of gesloten normen in het omgevingsplan;

 
 
  • °

    Nader uitwerken wel/niet betrokkenheid gemeente bij artikel 2.20 Bbl gevallen;

 

Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat de verantwoordelijkheid van het voldoen van het

  • °

    Nader uitwerken handhavende rol van de gemeente onder de Wkb;

 

bouwwerk aan het Bbl bij de kwaliteitsborger (en daarmee bij de vergunninghouder) ligt.

  • °

    Nader uitwerken werkwijze bij het ontvangen van het ‘As build’ dossier.

 

De gemeente toetst wat gevolgklasse 1 betreft alleen op uitgangspunten (niet inhoudelijk). Om de algehele kwaliteit van de verstrekte gegevens/dossiers te bepalen (controleren) wordt ieder jaar steekproefsgewijs een tiental dossiers beoordeeld.

c. Inzet op tijdige en volledige aanvragen

2022-2025

Monitoren doorlooptijden, monitoring aantal onvolledige aanvragen die buiten behandeling zijn gesteld en % volledige aanvragen.

2. Borgen en verbeteren naleefgedrag van inwoners en bedrijven

 
 

a. Actieve en transparante communicatie

2022-2025

 
  • °

    de gemeentelijke website wordt goed gevuld en onderhouden

 

Jaarlijkse monitoring

  • °

    we streven er naar om ten minste 75% van de evenementenvergunningen minimaal 6 weken voorafgaand aan het evenement te verstrekken;

 
 
  • °

    we voeren uiterlijk binnen 7 dagen een eerste ontvankelijkheidstoets uit. Daarbij houden we de initiatiefnemer actief op de hoogte over het verloop van het vergunningproces;

 
 
  • °

    we streven naar maximaal 5% gegronde bezwaren ten opzichte van het totaal aantal ingediende bezwaren;

 
 
  • °

    we streven naar maximaal 2% gegronde beroepen ten opzichte van het totaal aantal ingediende beroepen.

 
 

b. Preventief handhaven op (bestuurlijke) speerpunten en/of thema’s

2022-2025

 
  • °

    Integrale aanpak van ondermijning, arbeidsmigranten, glastuinbouw;

 

Aantal controles door de toezichthouders bouw, openbare ruimte (Boa’s) en BRP en aantal gestarte handhavingstrajecten.

  • °

    Preventieve acties op basis van thema’s (zie ook 3b.);

 

Aantal preventieve acties door de toezichthouders openbare ruimte (Boa’s).

  • °

    Meldingen vanuit het LAA worden zoveel mogelijk opgepakt.

 

Aantal meldingen uit het LAA dat is opgepakt.

DOEL

PLANNING

VOORTGANG

3. Doeltreffend en efficiënt handhaven

 
 

a. Vaststellen van handhavingsprioriteiten (bouw en openbare ruimte)

Jaarlijks

2022

Jaarlijks worden de handhavingsprioriteiten geëvalueerd en aangepast indien hiertoe aanleiding is). Op basis van de prioritering wordt capaciteit ingezet.

Onderzoek naar de juridische (on)mogelijkheden voor meer stroomlijnen en prioriteren van de behandeling van handhavingsverzoeken.

b. Themagerichte handhaving:

 
 
  • °

    Vanuit bouwtoezicht: inventariseren of er meerdere meldingen, klachten of handhavingsverzoeken gezamenlijk opgepakt kunnen worden (projectmatig) i.p.v. optreden per geval.

Jaarlijks

Voorwaarde hierbij is dat de situatie zich moet lenen voor een projectmatige aanpak.

  • °

    Vanuit toezicht openbare ruimte (boa’s): door middel van (frequente) acties capaciteit inzetten op een bepaald thema in een specifiek(e) wijk, kern of gebied (zie ook 2b.).

Jaarlijks

De boa’s gaan op basis van verzamelde data uit (1) afgedane en nieuwe meldingen en klachten, (2) signalen van partners en (3) uit eigen constateringen, zoveel mogelijk projectmatig werken. Dit houdt in dat de Boa’s (preventief) ingezet worden daar waar het, op basis van verzamelde data, (het meest) nodig is. Voorbeelden van (preventieve) actie-controles zijn verkeersoverlast bij scholen, fietsoverlast in centra en horecacontroles.

c. Informatiegestuurd handhaven

2022-2025

Monitoren de mate waarin het gelukt is om de nodige informatie uit de systemen te halen en zo ja, wat het opgeleverd heeft.

4. Voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen voor de uitvoering van de U&H-taken

 
 

a. Borgen kwaliteit van de organisatie en de medewerkers.

 
 
  • °

    Het actualiseren van de Zelfevaluatie naar de kwaliteit van de organisatie en de medewerkers;

  • °

    Vaststellen nieuwe verordening Kwaliteit;

2022

Actualiseren 0-meting voor het voldoen dan wel gemotiveerd afwijken van de Kwaliteitscriteria.

Met de inwerkingtreding van de Ow wijzigt de grondslag van de huidige Verordening Kwaliteit (van de Wabo naar de Ow). De VNG heeft hiervoor een nieuwe modelverordening beschikbaar gesteld.

  • °

    Rapporten over de gemeentelijk zorgplicht (voldoen we aan de kwaliteitscriteria en/of waar wordt gemotiveerd afgeweken).

Jaarlijks

(vanaf 2023)

In het Uitvoeringsprogramma wordt aangegeven op welke onderdelen van de Kwaliteitscriteria wordt voldaan of waar gemotiveerd wordt afgeweken.

BIJLAGE B: Vergunningen Toetsmatrix Bbl

Inleiding

Voor u ligt de ‘Toetsmatrix Bbl’ (hierna: Toetsmatrix). Deze Toetsmatrix maakt deel uit van de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie 2022-2025 van de gemeente Westland. In de Toetsmatrix is vastgelegd met welke intensiteit een bouwplan, dat ingediend is bij de gemeente Westland, getoetst wordt aan wet- en regelgeving. Hierdoor wordt weloverwogen en herleidbaar aangegeven welke toets-aspecten aandacht verdienen en hoeveel aandacht de verschillende toets-aspecten krijgen.

Aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen worden getoetst aan de voorschriften uit het omgevingsplan (voorheen bestemmingsplan), de redelijke eisen van welstand en het Bbl (voorheen Bouwbesluit 2012). De Toetsmatrix heeft betrekking op de voorschriften uit het Bbl (Bouwbesluit 2012). De wetgever heeft de technische voorschriften uit het Bbl (Bouwbesluit 2012) niet gedifferentieerd naar zwaarte. Bij de behandeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning moet voor bepaalde normen worden bepaald of het aannemelijk is dat aan de normen uit het Bbl (Bouwbesluit) wordt voldaan. Deze aannemelijkheidstoets biedt enige ruimte om te kunnen variëren in toetsintensiteit. Door de Toetsmatrix wordt hier invulling aan gegeven. Net als voor alle andere gemeenten is het ook voor Westland praktisch niet mogelijk om alle voorschriften even uitputtend te toetsen. Ook vraagt niet elk gebouw/bouwwerk om dezelfde mate van toetsing en controle. Bouwplannen lopen immers zeer uiteen.

Met het vaststellen van een Toetsmatrix

  • °

    worden bouwplannen eenduidig, consequent, transparant en adequaat getoetst. Hierdoor wordt de veiligheid van bouwwerken verhoogd en gewaarborgd, alsmede het gezond en veilig gebruik ervan;

  • °

    worden keuzes en prioriteiten gemotiveerd en bestuurlijk vastgelegd;

  • °

    kan naar inwoners en ondernemers herleidbaar worden aangegeven aan welke voorschriften uit het Bbl (Bouwbesluit 2012) hun aanvraag getoetst is en met welke intensiteit.

De bouwwerkcategorieën

Om het risico van een bouwwerk/gebouw te bepalen worden drie bouwwerkcategorieën onder-scheiden, te weten A tot en met C. Waarbij bouwwerkcategorie A de meest complexe en meest risicovolle is en bouwwerkcategorie C de minste. Hieronder volgt een verkorte weergave van de verschillende bouwwerkcategorieën. In bijlage 1 bij de Toetsmatrix is de volledige lijst opgenomen.

Bouwwerkcategorie A: Verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuis, kinderdagverblijf/peuterspeelzaal, school, hotel, theater/bioscoop, discotheek, winkelcentrum, galerijflat, kantoor- of sportcomplex

Bouwwerkcategorie B: Seriematige woningbouw, recreatiewoningen, woonwagen, winkel, restaurant/café, strandpaviljoen, parkeergarage, sportschool, verenigingsgebouw/clubhuis.

Bouwwerkcategorie C: uitbouw/aanbouw, dakkapel, nokverhoging, garage, balkon-/galerijafscheiding, erfafscheiding, geluidswand, reclame-uitingen.

De toetsniveaus

Hieronder volgt een definitie van de verschillende toetsniveaus. Deze definities komen overeen met de landelijke definities. De diepgang van de toets kan variëren van geen toets tot volledig toetsen. Elk volgend toetsniveau is een aanvulling op het vorige.

Niveau 0: niet beoordelen of aan een voorschrift wordt voldaan

Niveau 0 is het niet beoordelen of aan de voorschriften van het Bbl (Bouwbesluit 2012) wordt voldaan. Voor wat betreft de toets beperkt de controle zich tot de aangeleverde stukken (‘ontvankelijkheidstoets’). Uiteraard vindt er wel nog een controle plaats op de andere toetsingskaders (omgevingsplan, welstand). Niveau 0 komt in de matrix terug bij een aantal bouwwerken uit categorie C. het betreft de in principe minder complexe en niet/minder risicovolle activiteiten zoals een dakkapel, dakopbouw e.d.

Niveau 1: Globale uitgangspuntentoets (betrouwbaarheidstoets)

Bevatten de aangeleverde stukken voldoende samenhangende informatie om het betreffende aspect te kunnen toetsen.

Bij toetsniveau 1 wordt gecontroleerd of de globale uitgangspunten op de stukken, die zijn aangeleverd om het desbetreffende aspect te kunnen toetsen, in voldoende mate en in samenhang zijn weergeven. De toetser bladert diagonaal door de stukken en bepaalt op ervaring zijn oordeel aangaande het betreffende aspect. Als het van toepassing is kijken we ook naar de uitkomst van bijvoorbeeld een berekening, want er mogen geen strijdigheden met het Bbl (Bouwbesluit) in de vergunning staan. Niveau 1 passen we toe op voorschriften waarvan de kans dat niet wordt voldaan gering is en de gevolgen indien niet wordt voldaan eveneens gering zijn, met andere woorden: als het risico gering wordt geacht.

Op basis van een door het college van burgemeester en wethouders genomen besluit van 8 april 2020 worden bepaalde bouwwerken op een lager toetsniveau getoetst. In aanloop naar de inwerkingtreding van de geprivatiseerde bouwbesluittoetsing, zijn de toetsniveaus van bouwwerken binnen een lage gevolgklasse (1) al voor alle onderdelen, met uitzondering van de constructie - en brandveiligheid, teruggebracht naar toetsniveau 1. Deze werkwijze wordt doorgezet. (In de matrix te herkennen aan de lichtgrijs gemaakte bouwwerken).

Niveau 2: visueel toetsen (hoofdlijnentoets)

Van een te toetsen aspect wordt bezien of de uitgangspunten kloppen en de uitkomsten plausibel zijn (zonder de onderbouwing ervan inhoudelijk te toetsen).

Bij toetsniveau 2 worden van de aspecten de uitgangspunten gecontroleerd en bekeken wordt of de uitkomsten realistisch zijn voor het gekozen ontwerp. Ook de tekeningen worden opengeslagen en op basis van ervaring wordt gekeken of het ontwerp voldoet aan de gestelde uitgangspunten. Is een uitkomst niet aannemelijk, dan zal de berekening altijd nagerekend moeten worden of moet verzocht worden om aanvullende gegevens.

Niveau 2 is inhoudelijk het basisniveau binnen de matrix. Het is mogelijk om op basis van een aannemelijke uitkomst een vergunning te verlenen, nadere gegevens te vragen of een aanvullende buitencontrole voor te schrijven. Een vergunning weigeren op basis van een niet aannemelijke uitkomst zal vrijwel altijd in strijd zijn met het zorgvuldigheidsbeginsel. Indien een

uitkomst niet aannemelijk is, dan zal deze altijd gecontroleerd/nagerekend moeten worden of kan door middel van een verzoek om aanvullingen meer duidelijkheid verschaft worden.

Bovenop wat bij niveau 1 wordt getoetst, wordt van ieder te toetsen aspect nagegaan of de uitgangspunten en de uitkomsten juist zijn.

Voorbeeld toetsvraag: voldoen de uitkomsten van de ventilatiegegevens aan de eisen uit het Bbl (Bouwbesluit) en zijn er aannemelijke gegevens ingevoerd? Een voorbeeld van aannemelijke gegevens is bijvoorbeeld de ingevoerde vloeroppervlakken. Komen deze overeen met wat op tekening staat?

Niveau 3: representatief toetsen

Het toetsen van een aspect op niveau 2 aangevuld met een inhoudelijke toets van de belangrijkste representatieve onderdelen door middel van een controle van de berekeningen of het zelfstandig narekenen ervan

Aanvullend op wat er getoetst is bij niveau 2, worden nu de belangrijkste berekeningen gecontroleerd dan wel nagerekend. Vanuit deze toets wordt vanuit vakmanschap in combinatie met de visuele toets bepaald welk onderdeel representatief is voor het gehele aspect en dit onderdeel wordt inhoudelijk getoetst.

Niveau 3 is het niveau van toetsen voor voorschriften met betrekking tot veiligheid en gezondheid, met name van kwetsbare groepen, zoals niet zelfredzame mensen en kinderen jonger dan 4 jaar. Niveau 3 is eveneens geadviseerd voor voorschriften die gesteld zijn in het algemeen belang. Het bepalen van wat de belangrijkste berekeningen zijn blijft een taak van de bouwplantoetser. Hiervoor is geen eenduidige instructie te geven. Welke aspecten moeten worden nagerekend wordt bepaald op basis van de resultaten van de visuele toets.

Voorbeeld toetsvraag : Kloppen en voldoen de ventilatiegegevens op de belangrijkste onderdelen?

Niveau 4: integraal toetsen (volledige toets)

Het toetsen van een aspect op niveau 2 aangevuld met een inhoudelijke toets van alle representatieve onderdelen door middel van een controle van uitgangspunten en resultaten van de berekening of het zelfstandig narekenen ervan.

Dit is een totale toets. Alle berekeningen worden nagerekend en van alle gegevens wordt gecontroleerd of er voldaan wordt aan de eisen.

Niveau 4 komt in de matrix alleen voor met betrekking tot toepassing van gelijkwaardige oplossingen (art. 1.3 van Bouwbesluit 2012). In de praktijk zal toetsen op niveau 4 voorkomen wanneer de kwaliteit van de aanvraag dan wel de veronderstelde weigeringsgrond aanleiding geeft tot het zwaarder toetsen dan volgt uit de matrix. Niveau 4 is geschikt om bepaalde speerpunten binnen het gemeentelijk beleid extra invulling te geven.

Let op. Naast de vaste prioritering en de daarbij horende toetsniveaus is er te allen tijde ruimte om op basis van kennis en kunde per aanvraag om omgevingsvergunning een inschatting te maken of de vaste prioritering in dat specifieke geval adequaat is. In de praktijk betekent dit dat er in specifieke gevallen gemotiveerd afgeweken kan worden van de vastgelegde prioritering. Dit betekent niet dat als er niet gemotiveerd afgeweken is, en er iets misgaat, er gezegd kan worden dat er geen goede prioritering gehanteerd is.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 1: Bouwwerkcategorieën

Er zijn drie bouwwerkcategorieën gedefinieerd. Van in principe complex en risicovol (A) naar in principe gemiddeld (B) en in principe (zeer) eenvoudig en minst risicovol (C).

Bouwwerkcategorie A

  • -

    Verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuis;

  • -

    Kinderdagverblijf/peuterspeelzaal;

  • -

    School;

  • -

    Hotel;

  • -

    Theater, bioscoop;

  • -

    Discotheek;

  • -

    Winkelcentrum;

  • -

    Kantoorcomplex;

  • -

    Sportcomplex;

  • -

    Galerijflat, portiekflat, appartementengebouw, overige gestapelde woningen;

  • -

    Veiling- en cellencomplex;

Bouwwerkcategorie B

  • -

    Seriematige woningbouw (bijv. meerdere reguliere –eventueel verschillende– eengezinswoningen in rij, geschakeld, twee-onder-één-kap, voor permanente bewoning);

  • -

    Grondgebonden woning (enkele vrijstaande eengezins- of meergezinswoning voor permanente bewoning);

  • -

    Recreatiewoningen (in rij, geschakeld, twee-onder-één-kap of vrijstaand, niet voor permanente bewoning);

  • -

    Woonwagen;

  • -

    Bedrijfsverzamelgebouw;

  • -

    Afzonderlijk, zelfstandig bedrijfsgebouw in één of meerdere bouwlagen;

  • -

    Kantoorruimte tuinbouwsector;

  • -

    Winkel;

  • -

    Restaurant/café;

  • -

    Strandpaviljoen;

  • -

    Parkeergarage;

  • -

    Sportschool;

  • -

    Verenigingsgebouw/clubhuis;

  • -

    Tijdelijke units (bijv. noodlokaal, kantoorunits, tijdelijke kinderopvang, etc.);

  • -

    Bedrijfsruimte (als onderdeel van tuinbouwcomplex);

  • -

    Ketelhuis/koelcel;

  • -

    Verkeersbrug / tunnel.

Bouwwerkcategorie C

  • -

    Uitbouw/aanbouw;

  • -

    Erker;

  • -

    Serre;

  • -

    Bijgebouw;

  • -

    Garage;

  • -

    schuur;

  • -

    Dierenverblijf (niet bedrijfsmatig);

  • -

    Dakopbouw;

  • -

    Nokverhoging;

  • -

    Dakkapellen;

  • -

    Voetgangers/wielrijdersbrug;

  • -

    Balkon-/galerijafscheiding;

  • -

    Tribune;

  • -

    Regionale nutsvoorziening (Boezemgemaal, Schakel- en transformatorstation, RWZI);

  • -

    Reclame-uitingen;

  • -

    Uithangborden;

  • -

    Lichtmast;

  • -

    Lichtbak (aan de gevel of op het dak);

  • -

    Windmolen;

  • -

    Zuil;

  • -

    Bouwbord;

  • -

    Geldautomaat;

  • -

    Watersilo (stalen ronde, gesegmenteerde constructie t.b.v. toepassing in tuinbouw);

  • -

    Warmte- of Koudeopslagtank (WOT, KOT);

  • -

    Warmtekrachtkoppeling (WKK);

  • -

    Erfafscheiding;

  • -

    Schutting;

  • -

    Zendmast;

  • -

    C2000/GSM antenne;

  • -

    Tuinbouwkas;

  • -

    Damwand- of duikerconstructie;

  • -

    Geluidsscherm;

  • -

    Buitenzwembad bij woning;

  • -

    Lichte industriegebouw (opslag, container, romneyloods);

  • -

    Vakwerkmast;

  • -

    Lokale nutsvoor ziening (Trafohuis, Rioolgemaal).

BIJLAGE C: Toezichtmatrix Bbl

Inleiding

Voor u ligt de ‘Toezichtmatrix Bbl )’ (hierna: Toezichtmatrix). Deze Toezichtmatrix maakt deel uit van Uitvoerings- en Handhavingsstrategie 2022 - 2025 (hierna: U&H-strategie). De Toezichtmatrix heeft betrekking op de voorschriften uit het Bbl (Bouwbesluit 2012) en is een hulpmiddel om te komen tot en het uitvoeren van integraal, kwalitatief, meetbaar en efficiënt toezicht op naleving van de Omgevingswet (Wabo). In de Toezichtmatrix is de intensiteit van het bouwtoezicht vastgelegd. Bouwtoezicht heeft betrekking op het behouden van de bouwkwaliteit en het naleven van de bouwregelgeving op de bouwplaats en bebouwde omgeving (bouwhandhaving).

De Toezichtmatrix is een praktisch werkinstrument voor het toezicht tijdens de (ver)bouwfase, de gebruiksfase en de sloopfase van een gebouw. Kenmerkend voor de Toezichtmatrix is een keuze voor prioriteiten: belangrijke zaken krijgen veel aandacht en minder belangrijke minder (risicogestuurd werken).

Met het vaststellen van een Toezichtmatrix:

  • wordt er eenduidig, consequent en transparant toezicht gehouden. Hierdoor wordt de veiligheid van bouwwerken en bebouwde omgeving verhoogd en gewaarborgd, alsmede het gezond en veilig gebruik ervan;

  • worden keuzes en prioriteiten gemotiveerd en bestuurlijk vastgelegd;

  • kan naar inwoners en ondernemers herleidbaar worden aangegeven hoe er toezicht wordt gehouden op hun bouwplannen.

Zoals toegelicht in de U&H-strategie 2022-2025 is, om de complexiteit en het risico van een bouwwerk/gebouw te bepalen, een onderscheid gemaakt in vier bouwwerk-categorieën, te weten A tot en met D. Waarbij bouwwerkcategorie A de meest complexe en meest risicovolle is en bouwwerkcategorie D de minste. In de Toezichtmatrix is per bouwwerkcategorie de diepgang per toezichtsmoment vastgelegd en is aangegeven op welk moment een toezichtcontrole dient plaats te vinden.

Wkb

Met de komst van de Wkb verandert de rol van de gemeente tijdens het bouwproces. Naast het vervallen van de bouwtechnische toets voor (in eerste instantie) gevolgklasse 1 bouwwerken tijdens het vergunningenproces zal vanuit (bouw)toezicht ook geen controle meer plaatsvinden op de feitelijke uitvoering van de bouwwerkzaamheden van deze type bouwwerken. De preventieve toets van het bouwplan aan de bouwregelgeving vooraf en het toezicht tijdens en na realisatie van de bouw wordt vervangen door toetsing en toezicht door private kwaliteitsborgers. Ten aanzien van de toezichtmatrix heeft dit (in eerste instantie) gevolgen voor de toezichtmomenten op bouwwerk categorieën D en C.

Toelichting op de bouwwerk categorieën: (Zie ook bijlage D Handhavingsprioriteiten bouwregelgeving)

Categorie A: Kantoorgebouw/school/verzorgingsgebouw/appartementsgebouw/etc.

Categorie B: woning(bouwcomplexen)/bedrijfsgebouw/renovatie/inpandigeverbouwing/etc.

Categorie C: uitbouw/bijgebouw/dakopbouw/dakkapel/bedrijfsruimte tuinbouw/etc.

Categorie D: reclame/WOT/WKK/ketelhuis/hekwerken/watersilo/warenhuis/overig groot/overig klein/etc.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

BIJLAGE D: Prioriteitenlijst handhaving bouwregelgeving

Inleiding

Niet iedere activiteit die wordt ontplooid of overtreding die wordt begaan kent dezelfde risico’s als er iets misgaat. Om inzicht te krijgen in de effecten bij een calamiteit is voor verschillende typen overtredingen aan de hand van zes, landelijk vastgestelde criteria, gekeken naar de impact en de omvang wanneer er onverhoopt iets misloopt. Bij elke of overtreding is gekeken welke maximale geloofwaardige calamiteit kan optreden wanneer een deze plaatsvindt. Aan de hand van de zes criteria zijn de effecten van de calamiteit beoordeeld. Dit zijn:

  • Veiligheid (fysiek letsel (gewonden/ doden) dat direct ontstaat)

  • Gezondheid (schade aan de gezondheid van de mens)

  • Natuur/milieuwaarden (schade aan het milieu, los van schade aan de mens)

  • Leefomgeving: (gevoel van onveiligheid/ beleving van bewoners)

  • Financieel/economisch

  • Bestuurlijk imago

Per overtreding is, aan de hand van bovenstaande criteria het risico ingeschat dat een negatief effect optreedt bij de betreffende overtreding. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een risicomodel, waarbij geldt: Effect x kans = risicoscore. Naar de ernst van de situatie wordt aan deze effecten een cijfer toegekend, dat aangeeft wat het negatieve effect is, bij het plaatsvinden van de overtreding. Voor elke overtreding is een score toegekend, met daarbij het grootst mogelijke reële negatieve effect voor ogen. Bijvoorbeeld: bij het bouwen in afwijking van de vergunning met betrekking tot constructie/brandveiligheid is het grootste risico dat het gebouw instort of afbrand. In dat geval zijn er dodelijke slachtoffers te verwachten.

In het risicomodel zijn alle overtredingen tegenover de negatieve effecten en de kans op het optreden van het negatieve effect, gezet. Alle negatieve effecten wegen even zwaar behalve “veiligheid” en “gezondheid”. Gezien de acute veiligheid voor de inwoners en de gezondheidseffecten op de langere termijn, met doden als gevolg, worden deze belangen driemaal zwaarder meegewogen. Van de zes negatieve effecten wordt een gemiddelde berekend en dit wordt vermenigvuldigd met de kans. De kans heeft een waarde van 1 tot en met 5 en geeft aan hoe groot de kans is dat de gebeurtenis optreedt. Hieruit volgt een risicoscore. Het risico kan Laag, Gemiddeld, en Hoog zijn.

Score lager < 3 = Laag risico

Score tussen 3 en 7 = Gemiddeld risico

Score > 7 = Hoog risico

Op basis van de risicoscore (risico’s) zijn de prioriteiten bepaald. In onderstaand overzicht zijn de prioriteiten weergegeven.

Overtredingen met een:

  • ‘hoog’ risico worden direct opgepakt, bij voorkeur tijdens de uitvoering.

  • ‘gemiddeld’ risico vindt er steekproefsgewijs toezicht plaats.

  • ‘laag’ risico worden alleen opgepakt indien er een formeel verzoek om handhaving is ingediend.

Toezicht en Handhaving (activiteiten/overtredingen

Prioriteit

Bestaande bouw(werken), open erven en terreinen (brand-, constructieve veiligheid en gezondheid)

 

Strijdig gebruik Bbl (Bouwbesluit): overige bepalingen veiligheid en gezondheid

Gemiddeld

Strijdig gebruik Bbl (Bouwbesluit): constructie en brandveiligheid

Hoog

Het gebruik in strijd met brandveiligheidsvoorschriften i.h.k.v. brandveilig gebruik

Hoog

Uiterlijk bouw in strijd met redelijke eisen welstand

Gemiddeld

(Ver)bouwen van gebouwen/bouwwerken

 

Bouwen in afwijking van de vergunning

 

Bouwwerkcategorie A

Hoog

Bouwwerkcategorie B

Hoog

Bouwwerkcategorie C

Gemiddeld

Bouwwerkcategorie D

Laag

Bouwen zonder vergunning

Hoog

Slopen

 

Niet tijdig verwijderen van bouwwerk met een tijdelijke vergunning

Gemiddeld

Slopen zonder of in afwijking van de vergunning/melding

Hoog

Slopen met asbest (niet bedrijfsmatig)

Hoog

Slopen zonder asbest (niet bedrijfsmatig)

Hoog

Gebruik (bestemmingsplan)

 

Gebruik in strijd met het bestemmingsplan, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit

Hoog*

Het zonder of in strijd met de vergunning uitvoeren van een werk

Laag

Gebruik in strijd met brandveiligheidseisen

Hoog

Illegale bewoning

 

Woning

Hoog

Bedrijfspand

Hoog

Overig

Hoog

Energie (label verplichtingen of periodieke keuringen installatie (EPBDIII)

P.M.**

Monumenten

 

Illegaal slopen van een monument

Gemiddeld

Illegaal wijzigen van een monument

Gemiddeld

Onderhoud aan monumenten zonder vergunning

Hoog

Verwaarlozing monumenten

Gemiddeld

Aanleggen

 

Het aanleggen van een inrit, oprichten van een waterbassin, het verharden van een erf e.d. zonder of in afwijking van de vergunning

Gemiddeld

Vellen van houtopstanden

 

Kappen zonder of in afwijking van de vergunning

Gemiddeld

Projecten

 

Ondermijning

Hoog

Huisvesting arbeidsmigranten

Hoog

Strijdig gebruik bedrijventerreinen

Hoog

Duurzaamheid in de bouw

Gemiddeld

Glastuinbouw

Hoog

Bijeenkomstgebouwen

Hoog

Recreatiewoningen

Hoog

* Overtredingen op dit gebied kunnen verschillen t.a.v. gebiedssoort, impact overtreding etc. Deze aspecten worden tijdens de belangenafweging meegewogen

** de uitvoering hiervan moet nog nader vorm krijgen.

Toelichting op de bouwwerk categorieën: (Zie ook bijlage C Toezichtprotocol)

Categorie A: Kantoorgebouw/school/verzorgingsgebouw/appartementsgebouw/etc.

Categorie B: woning(bouwcomplexen)/bedrijfsgebouw/renovatie/inpandigeverbouwing/etc.

Categorie C: uitbouw/bijgebouw/dakopbouw/dakkapel/bedrijfsruimte tuinbouw/etc.

Categorie D: reclame/WOT/WKK/ketelhuis/hekwerken/watersilo/warenhuis/overig groot/overig klein/etc.

BIJLAGE E: Handhaving Sanctiestrategie Westland 2021 en bijhorend Protocol overtredingen

Handhaving sanctiestrategie Westland 2021

en bijhorend Protocol overtredingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling

Organisatie

Westland

Organisatietype

Gemeente

Officiële naam regeling

Handhaving Sanctiestrategie Westland 2021 en bijhorend Protocol overtredingen

Citeertitel

Handhaving Sanctiestrategie Westland 2021 en bijhorend Protocol overtredingen

Vastgesteld door

College van burgemeester en wethouders

Onderwerp

Ruimte, openbare orde en veiligheid

Wettelijke grondslag(en) en of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  • 1.

    Artikel 125 van de Gemeentewet

  • 2.

    Artikel 5:21 van de Algemene wet Bestuursrecht

  • 3.

    Artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht

Tekst van de regeling

Intitulé

Handhaving sanctiestrategie Westland 2021 en bijhorend Protocol overtredingen.

Inleiding

De gemeente Westland wil zich actief, open en integer tonen in haar optreden en dat geldt ook voor het handhavingsbeleid. Bedrijven en burgers zijn primair zelf verantwoordelijk voor het naleven van voorschriften. De gemeente heeft de rol naleving van voorschriften te bevorderen. Dat doet de gemeente door daarover te communiceren en daarnaast ziet de gemeente toe op het in acht nemen van regels en handhaaft waar nodig op basis van openbaar en vastgelegd beleid. De gemeente Westland kiest hierbij voor een pragmatische aanpak, waarbij het doelgericht zoeken naar oplossingen niet uit het oog wordt verloren.

Toezicht op- en handhaving van regels is een proces, dat continue in beweging is. Nieuwe wetgeving, veranderende wijze van op- en overtreden en overige omstandigheden ‘dwingen’ handhavende instanties er toe om de wijze waarop er wordt gehandhaafd te actualiseren.

De gemeente Westland heeft in 2011 omschreven en vastgelegd hoe er dient te worden gehandhaafd. Dit beleid was vooral toegespitst op de milieuhandhaving en is derhalve aan actualisatie toe. Het toezicht en de handhaving van overtredingen van milieu en bodem taken zijn immers ondergebracht bij de Omgevingsdienst Haaglanden. Daarnaast ging het voorgaande beleid uit van zeer detailleerde overtredingen van kernbepalingen, waarop een vaste reactie van het bestuur volgde. Hierdoor was dit document weinig flexibel en ontstond minder ruimte voor maatwerk. Het vernieuwde beleid gaat uit van een passende reactie op overtredingen gebaseerd op enerzijds de ernst van de overtreding en anderzijds het gedrag van de overtreder. Binnen de grenzen van de wet worden die sancties opgelegd, die zo effectief mogelijk zijn om de overtreding te beëindigen of herhaling daarvan te voorkomen.

Het effectief bevorderen van naleving van wet- en regelgeving begint dan ook bij een bewuste keuze van het instrument om deze naleving te beïnvloeden. Voor een uniforme, effectieve en efficiënte uitvoering van het handhavingsbeleid zijn algemene uitganspunten van belang, een uniform gebruik van begrippen over de vorm van toezicht en een aantal minimum criteria, waaraan dient te worden voldaan.

1. Bestuursrechtelijke handhaving

Binnen de bestuursrechtelijke handhaving kan onderscheid worden gemaakt tussen verschillende instrumenten. Deze instrumenten oftewel de bestuurlijke sancties worden in twee groepen onderscheiden: herstelsancties en bestraffende sancties. Herstelsancties hebben een reparatoir karakter en beogen een rechtsconforme situatie te bereiken. Herstelsancties zijn aldus gericht op herstel van een illegale in een legale toestand en strekken dientengevolge tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding of tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. De belangrijkste herstelsancties zijn de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom.

Naast de reparatoire sanctiemiddelen kent het bestuursrecht ook bestraffende ofwel punitieve sancties, zoals de bestuurlijke boete en de bestuurlijke strafbeschikking. Deze sancties zijn gericht op het toevoegen van leed aan de dader.

Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid om overtreders enkel aan te spreken en te informeren of mondeling dan wel schriftelijk te waarschuwen. Dit is doorgaans alleen aan de orde bij kleine overtredingen en goedwillende overtreders, die onbedoeld regelgeving niet naleven en gemotiveerd zijn om de overtreding zo snel mogelijk te beëindigen. Het is aan de toezichthouder dan wel de jurist om te beoordelen of een waarschuwing al dan niet op zijn plaats is.

Binnen de gemeente Westland is het uitgangspunt dat in beginsel het instrument van de last onder dwangsom wordt ingezet, tenzij, gezien de aard van de overtreding, een last onder bestuursdwang meer in de rede ligt. In artikel 5:32 van de Awb is bepaald dat een bestuursorgaan, dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan ook een last onder dwangsom kan opleggen. De wet laat aan het bestuursorgaan een discretionaire vrijheid om te kiezen voor één van beide alternatieven. Uit de bestuurspraktijk volgt echter dat de last onder dwangsom vaker wordt toegepast dan de last onder bestuursdwang.

Deze beleidsregel heeft betrekking op het bepalen van de termijnen en de hoogte van de dwangsom bij veelvoorkomende overtredingen op het gebied van het omgevingsrecht en de bijzondere wetten: de Omgevingswet en het Besluit bouwwerken leefomgeving (op het moment van vaststelling van deze beleidsregel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Bouwbesluit 2012).

2. Handhavingsmiddelen

Voor de aanpak van overtredingen staan een aantal instrumenten ter beschikking. Deze worden hieronder weergegeven en er wordt toegelicht wanneer deze instrumenten worden ingezet.

Last onder dwangsom:

In beginsel zal gekozen worden voor een last onder dwangsom. Een last onder dwangsom is een herstelsanctie, die strekt tot het geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding en die de verplichting inhoudt tot betaling van een geldsom, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

Last onder bestuursdwang:

Een last onder bestuursdwang is een herstelsanctie, die strekt tot het geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding en de verplichting om te dulden dat het bestuursorgaan de last zelf door feitelijk handelen ten uitvoer legt, als de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. De kosten van de feitelijke tenuitvoerlegging van de last worden door het bestuursorgaan op de overtreder verhaald. Tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.

Spoedeisende bestuursdwang:

Bij het opleggen van spoedeisende bestuursdwang wordt zoveel mogelijk de normale bestuursdwangprocedure gevolgd met een aangepaste (zeer) korte begunstigingstermijn. In voorkomende acute gevallen of onomkeerbare situaties kan bestuursdwang mondeling worden aangezegd en meteen worden geëffectueerd. Naderhand dient de bestuursdwang alsnog op schrift te worden gesteld en bekend te worden gemaakt. Hieronder staan enkele voorbeelden:

  • -

    levensbedreigende situaties (bijvoorbeeld bij instortingsgevaar);

  • -

    brandgevaarlijke situaties, die acuut levensbedreigend kunnen zijn;

  • -

    het stilleggen van de bouw in het geval van illegale bouw of onvoorziene veiligheid- of gezondheidssituaties tijdens vergunde bouwwerkzaamheden;

  • -

    illegale sloop (bijvoorbeeld met asbest) of onvoorziene veiligheid- of gezondheidssituaties tijdens vergunde sloopwerkzaamheden;

  • -

    aantasting van monumentale waarden;

  • -

    illegale grondbewerking;

  • -

    bedreiging van de openbare orde.

Preventieve last onder bestuursdwang of dwangsom:

Als er sprake is van een klaarblijkelijk gevaar van een op zeer korte termijn te verwachten overtreding van een concreet bij- of krachtens wet- en regelgeving gesteld voorschrift kan een preventieve last onder bestuursdwang of dwangsom worden opgelegd. Daarbij is van belang dat de overtreding in de beschikking kan worden omschreven met die mate van duidelijkheid, die uit een oogpunt van rechtszekerheid ten aanzien van handhavingsbeschikkingen is vereist.

Intrekken vergunning:

Een eerder verleende vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken als sanctie op onrechtmatig gedrag van een houder van een beschikking. Intrekking is slechts mogelijk op grond van wet- en regelgeving, waarvoor het college of de burgemeester bevoegd gezag is. Te denken valt hierbij aan het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens of het niet nakomen van de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen. In sommige gevallen zijn nog aanvullende handhavingsmaatregelen nodig in de vorm van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang. De situatie, waarin van de intrekkingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt, is dermate casuïstisch dat deze per situatie wordt beoordeeld.

Op grond van artikel 5.40, tweede lid, van de Omgevingswet kan een vergunning voor de activiteit bouwen worden ingetrokken, wanneer een jaar (of een in de vergunning bepaalde langere termijn) geen gebruik wordt gemaakt van de vergunning (onder de Wabo is dit 26 weken, zie artikel 2.33, tweede lid, jo. artikel 5.19 van de Wabo).

Sluiten van een inrichting:

De burgemeester heeft de mogelijkheid een inrichting (tijdelijk) te sluiten vanwege verstoring van de openbare orde. Voor het sluiten van panden wegens drugs gerelateerde overtredingen is apart handhavingsbeleid vastgesteld.

Bestuurlijke boete:

De wettelijke grondslag van een bestuurlijke boete is gelegen in afdeling 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De bestuurlijke boete moet expliciet in de wet zijn geregeld om opgelegd te kunnen worden. Het betreft een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom. De bestuurlijke boete wordt ingezet om een zogenaamd ‘lik op stuk’ beleid te kunnen uitvoeren bij overtredingen, die zo ernstig zijn dat daar meteen tegen opgetreden dient te worden. Door een directe consequentie (financiële prikkel) te verbinden aan een overtreding wordt het naleefgedrag vergroot. De bestuurlijke boete kan naast bijvoorbeeld een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

3. Dwangsom

Op grond van artikel 125 van de Gemeentewet jo. artikel 5:21 en 5:32 van de Awb heeft een bestuursorgaan de bevoegdheid om onder meer handhavend op te treden middels de oplegging van een last onder dwangsom. Een last onder dwangsom is een herstelsanctie. In artikel 5:2 van de Awb is een herstelsanctie gedefinieerd en wordt deze gesteld als: een bestuurlijke sanctie, die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding.

De inhoud van een last onder dwangsom bestaat uit een aantal elementen (artikel 5:32a en 5:32b van de Awb) en moet voldoen aan een aantal eisen, namelijk:

  • -

    de te nemen herstelmaatregelen;

  • -

    de gestelde termijn gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd. (bij een last tot het voorkomen van een verdere overtreding of tot het ongedaan maken van een overtreding);

  • -

    de dwangsom (de dwangsom is of een bedrag ineens, of een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd dan wel een bedrag per overtreding van de last);

  • -

    vaststellen van een maximumbedrag, waarboven geen dwangsommen meer worden verbeurd;

  • -

    de dwangsom dient in redelijke verhouding (naar evenredigheid) te zijn tot enerzijds de zwaarte van het door de overtreding van het wettelijk voorschrift geschonden belang en anderzijds de beoogde effectieve werking van de dwangsomoplegging.

4. Hoogte dwangsommen

De gemeente Westland kent bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom en het maximum van het te verbeuren bedrag een ruime mate van beleidsvrijheid aan het bestuursorgaan toe. In ieder geval moet het dwangsombedrag zodanig hoog zijn, dat er voor de overtreder een prikkel vanuit gaat om de overtreding te beëindigen of te voorkomen. Het moet aantrekkelijker zijn om de overtreding ongedaan te maken dan om de dwangsom te betalen. De hoogte van een dwangsom is afhankelijk van de ernst van de overtreding en het gedrag van de overtreder en heeft tot doel het ongedaan maken of voorkomen van de overtreding. Het is een herstellende en geen bestraffende sanctie.

Bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom wordt rekening gehouden met onder andere de onderstaande uitgangspunten:

  • a)

    voordeel/opbrengst voor de overtreder;

  • b)

    de omvang van de schade voor de veiligheid, volksgezondheid, openbare orde, ruimtelijke ordening, water, woon- en leefklimaat, natuur en landschap etc.;

  • c)

    de aard en ernst van de overtreding;

  • d)

    het gedrag van de overtreder en de handhaving historie.

Vormen van dwangsommen

Een dwangsom kan in drie vormen worden opgelegd:

  • 1.

    Bedrag ‘ineens’;

  • 2.

    Bedrag per tijdseenheid, waarin de last niet is uitgevoerd;

  • 3.

    Bedrag per overtreding van de last.

Bij een bedrag ‘ineens’ moet de overtreder betalen voor een handeling, die voor een bepaalde datum niet is uitgevoerd. Bij een bedrag per tijdseenheid moet de overtreder per dag/week, dat hij de overtreding begaat/in stand laat en/of herhaald een bedrag betalen. Als de dwangsom per tijdseenheid of per overtreding wordt opgelegd is het bestuursorgaan verplicht om een maximum bedrag vast te leggen waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd.

De gemeente Westland kiest ervoor om zoveel mogelijk de dwangsom in de vorm van een bedrag ‘ineens’, oftewel een eenmalige dwangsom vast te stellen. Een eenmalige dwangsom is duidelijk. Daarnaast vormt de veelal afschrikkende hoogte van de eenmalige dwangsom een reden om te overtreding te beëindigen.

Cumulatie dwangsom

Als er cumulatie is van dezelfde soort overtredingen (de overtreding wordt daardoor groter), dan dient ook de dwangsomhoogte proportioneel groter te worden.

Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er:

  • meerdere gebouwen zijn gebouwd zonder een benodigde vergunning of

  • meerdere overtredingen zijn, die ieder apart in strijd zijn met het bestemmingsplan.

Als er sprake is van gecombineerde overtredingen dan worden de in de tabellen genoemde dwangsombedragen (zie bijlage) cumulatief opgenomen in de last onder dwangsom. Dit gebeurt niet als er aanleiding is om hiervan af te zien vanwege bijzondere omstandigheden.

Overtreding is niet beëindigd

Het kan voorkomen dat na het verstrijken van de begunstigingstermijn van een last onder dwangsom blijkt, dat de overtreder geen gehoor heeft gegeven en de overtreding nog steeds voortduurt. Dan zal de gemeente Westland opnieuw een afweging maken over het in te zetten handhavingsinstrument. De gemeente zou ervoor kunnen kiezen om na het bereiken van het maximale dwangsombedrag een eventueel nieuwe (hogere) last onder dwangsom, dan wel een last onder bestuursdwang op te leggen.

Herhaalde overtreding/recidive

Indien sprake is van een herhaling van een overtreding (door dezelfde overtreder op een bepaald perceel)

waarvoor in het verleden al een dwangsombeschikking is afgegeven, kan ervoor worden gekozen om af te zien van de in de tabellen genoemde dwangsombedragen (zie bijlage) en kan een extra toeslag worden opgelegd bij een volgende last onder dwangsom. Recidive geldt als dezelfde overtreder binnen vijf jaar na de opgelegde last onder dwangsom dezelfde overtreding opnieuw begaat. Deze bedraagt 50% bij de eerste herhaling. De dwangsom wordt met 100% verhoogd bij meerdere herhalingen. Als deze herstelsanctie geen effect sorteert of indien op voorhand duidelijk is dat deze maatregel niet tot een beëindiging van de overtreding zal leiden, wordt gekozen voor een last onder bestuursdwang.

5. Lengte begunstigingstermijn

Een begunstigingstermijn is de termijn, die de overtreder krijgt om de overtreding te beëindigen. De begunstigingstermijn komt op een zorgvuldige wijze tot stand. Dit houdt in, dat de termijn voldoende lang is om als overtreder de opgelegde verplichtingen uit te kunnen voeren en dat de termijn, gezien de omstandigheden van de situatie, redelijk is.

Een begunstigingstermijn mag niet langer zijn dan noodzakelijk. Hiermee wordt een open einde van het handhavingstraject voorkomen of dat de lengte van de begunstigingstermijn zodanig lang is, dat sprake is van het gedogen van de overtreding. Voorts behoeft er geen rekening te worden gehouden met de termijnen van bezwaar en beroep.

De begunstigingstermijn gaat lopen op de dag na dagtekening van de handhavingsbeschikking. Bij gevaarlijke situaties zoals (brand)veiligheid of gevaar voor de volksgezondheid kan de termijn korter zijn. Voor de meest voorkomende overtredingen zijn in de tabellen (zie bijlage) de gemiddelde begunstigingstermijnen vastgelegd.

6. Zakelijke werking

Artikel 5.18 van de Wabo verschaft de gemeente Westland de bevoegdheid om aan een bestuursdwang- of dwangsombesluit zakelijke werking toe te kennen. Onder de Omgevingswet verschaffen de artikelen 5:7a en

5:33a van de Awb (nieuw) deze bevoegdheid. Zakelijke werking houdt in dat het sanctiebesluit ook voor eventuele rechtsopvolgers geldt en dus ook jegens hen kan worden geëffectueerd. Een rechtsopvolger is een natuurlijk- of een rechtspersoon, die in de rechten van de oorspronkelijke overtreder treedt. Doorgaans zal het gaan om eigendomsoverdracht, niet ondenkbaar is dat rechtsopvolging plaatsvindt door overgang van een ander zakelijk recht, zoals pacht.

Als het bevoegd gezag zakelijke werking heeft toegekend, geldt het sanctiebesluit niet alleen voor de directe rechtsopvolgers van degene aan wie het besluit is opgelegd, maar ook voor alle rechtsopvolgers die nadien nog volgen. Met het oog op de rechtszekerheid moet voor een eventuele rechtsopvolger wel kenbaar zijn, dat er een sanctiebesluit geldt. Om die kenbaarheid te waarborgen moet het sanctiebesluit binnen vier dagen na de bekendmaking ervan worden ingeschreven in het gemeentelijke beperkingenregister.

Meer concreet betekent het toekennen van zakelijke werking aan een sanctiebesluit dat ook na rechtsopvolging bijvoorbeeld bestuursdwang mag worden toegepast, de kosten van bestuursdwangtoepassing op de rechtsopvolger(s) mogen worden verhaald en verbeurde dwangsommen mogen worden ingevorderd.

7. De in de tabellen opgenomen dwangsomhoogten en begunstigingstermijnen

In de hieronder bijgevoegde tabellen zijn de hoogte van dwangsommen en termijnen voor overtredingen van de Wabo en het Bouwbesluit 2012 opgenomen. De tabellen vermelden de meest voorkomende overtredingen, de indicatieve dwangsomhoogten, de daaraan verbonden maximale bedragen en de herstel / begunstigingstermijnen. Deze bedragen en termijnen moeten worden gezien als een richtlijn. In concrete gevallen moet altijd worden beoordeeld of deze van toepassing zijn.

De tabellen zijn niet volledig uitputtend. Indien een overtreding niet voorkomt in de tabel, dan zal voor het bepalen van de hoogte van de dwangsom aansluiting dienen te worden gezocht bij de in de tabellen genoemde overtreding, die het meeste op die overtreding lijkt. Afhankelijk van de specifieke feiten en omstandigheden van het individuele geval kan gemotiveerd worden afgeweken van de in de tabel genoemde bedragen.

In voorkomende gevallen kan het noodzakelijk zijn om een dwangsom vast te stellen in afwijking van de genoemde bedragen, of om over te gaan tot het intrekken van een vergunning of het opleggen van een last onder bestuursdwang. Ook dan kan, gelet op de specifieke feiten en omstandigheden van het individuele geval, gemotiveerd worden afgeweken.

De dwangsommen en begunstigingstermijnen dienen altijd proportioneel en op maat te zijn. Daarom is gekozen voor een zeer ruime bandbreedte met hoge maximale dwangsombedragen. Nu binnen de gemeente Westland, zowel burgers als grote (glastuinbouw)bedrijven met een miljoenen omzet per jaar zijn gevestigd, dient het dwangsombedrag voldoende afschrikwekkend te zijn om de overtreder te stimuleren de overtreding uit eigen beweging te beëindigen binnen de begunstigingstermijn, zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.

De in de tabellen genoemde dwangsommen zijn indicatief en hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken. Oftewel de gemeente Westland kan in een concreet geval niet rechtens worden gehouden om gebonden te zijn aan de in de tabellen vermelde dwangsomhoogte. Anders zou dit kunnen leiden tot berekend gedrag bij eventuele overtreders, waarbij afhankelijk van de hoogte van de dwangsommen zij welbewust risico’s zouden kunnen nemen door genoemde bedragen in te calculeren bij hun handelen.

Overig uitvoeringsbeleid

Voor de overtreding van milieu en bodem taken, die zijn ondergebracht bij de Omgevingsdienst Haaglanden verwijst de gemeente Westland naar de geldende richtlijnen: “Protocol dwangsombedragen en termijnen milieu” uit 2015, het “Addendum Protocol dwangsombedragen en termijnen” uit 2016 en de “Nota VTH (uitvoerings)beleid gemeentelijke taken Omgevingsdienst Haaglanden”, vastgesteld op 2 maart 2021.

Bijlage: Tabellen

Bijlage 1: Dwangsom hoogte en lengte begunstigingstermijn: Bouwen, slopen en gebruiken:

Nr.

Overtreding

Termijn in weken

Modaliteit: Ineens / Overtreding / Week

Bedrag dwangsom (indicatie)

Maximum

1

Bouwen

 
 
 
 

1.1

Bouwen / aanleggen / slopen zonder vergunning (waarschuwing)

1-12

Ineens

10.000

20.000

1.2

Bouwen / aanleggen / slopen zonder vergunning na stillegging bouw

Direct

Ineens

20.000

120.000

1.3

Bouwen zonder, in afwijking, of handelen in strijd met voorschrift vergunning

1-12

Ineens

30.000

200.000

1.4

Bouwen van kleine bouwwerken zonder, in afwijking, of handelen in strijd met voorschrift vergunning

1-12

Ineens

10.000

50.000

1.5

Bouwen van grotere bouwwerken zonder, in afwijking, of handelen in strijd met voorschrift vergunning

1-12

Ineens

20.000

100.000

1.6

In stand laten bouwwerken zonder vergunning of in afwijking regelgeving gerealiseerd

1-12

Ineens

20.000

200.000

1.7

Bouwen in strijd met voorschriften Bouwbesluit 2012

1-12

Ineens

15.000

200.000

1.8

Bouwen in strijd met voorschriften Bouwbesluit 2012 m.b.t. gezondheid en veiligheid

1-8

Ineens

20.000

200.000

1.9

Overige strijdigheden met voorschriften Bouwbesluit 2012 en /of bouwverordening

1-12

Ineens

15.000

200.000

1.10

Vergunningsvrij bouwen en /of uiterlijk bouwwerk ernstig in strijd met redelijke eisen van welstand

1-12

Ineens

15.000

200.000

1.11

Constructief herstel aan een gebouw

1-26

Ineens

15.000

100.000

 
 
 
 
 
 

2

Aanleggen

 
 
 
 

2.1

Aanleggen zonder, in afwijking, of handelen in strijd met vergunning

1-12

Ineens

15.000

200.000

 
 
 
 
 
 

3

Slopen

 
 
 
 

3.1

Slopen zonder of in afwijking van melding

1-12

Ineens

5.000

100.000

3.2

Slopen zonder, in afwijking, of handelen in strijd met voorschriften vergunning

1-12

Ineens

15.000

200.000

 
 
 
 
 
 

4

Monumenten

 
 
 
 

4.1

Verandering aan, op, in of bij een monument zonder, in afwijking, of handelen in strijd met voorschrift vergunning

1-16

Ineens

5.000

100.000

4.2

Verandering in beschermd stads- en dorpsgezicht zonder, in afwijking, of handelen in strijd met voorschrift vergunning

1-16

Ineens

20.000

100.000

 
 
 
 
 
 

5

Gebruiken

 
 
 
 

5.1

Bewoning (bij)gebouwen

1-26

Ineens

15.000

400.000

5.2

Bewoning bedrijfspanden

1-26

Ineens

25.000

400.000

5.3

Bedrijfsmatig strijdig gebruik

1-26

Ineens

25.000

400.000

5.4

Strijdig gebruik overig

1-26

Ineens

15.000

400.000

 
 
 
 
 
 

Bijlage 2: Toezicht en handhaving brandveiligheid

Nr.

Overtreding

Termijn in weken¹

Per week / overtreding

Bedrag dwangsom²

Maximum

1

Opname rapport omgevingsvergunning / gebruiksmelding

 
 
 
 

1.1

De gebruiksfunctie van het gebouw is niet overeenkomstig de omgevingsvergunning / gebruiksmelding

4

Week

750,00

3.000,00

1.2

De gebruiker van het bouwwerk staat niet geregistreerd op de omgevingsvergunning / gebruiksmelding

4

Week

750,00

3.000,00

1.3

Het aantal personen (in het bouwwerk) is niet conform de omgevingsvergunning / gebruiksmelding

4

Week

750,00

3.000,00

1.4

De situatie van het bouwwerk is niet conform de bescheiden behorende bij de omgevingsvergunning / gebruiksmelding

4

Week

750,00

3.000,00

1.5

De gebruiksfunctie van het gebouw is zonder of in afwijking van een melding brandveilig gebruik

8

Week

750,00

50.000,00

 
 
 
 
 
 

2

Opname rapport bouwkundige voorzieningen

 
 
 
 

2.1

De brand- en rookwerende scheidingen voldoen niet aan de gestelde eisen (wanden, deuren, constructies)

6

Week

750,00

100.000,00

2.2

De vereiste brandwerende vloeren / plafonds zijn niet in orde

6

Week

750,00

100.000,00

2.3

Er wordt niet voldaan aan de vereiste brandwerendheden t.o.v. belendingen

6

Week

750,00

100.000,00

2.4

De doorvoeringen (incl. brandkleppen) in brand- en rookwerende scheidingen voldoen niet aan de gestelde eisen

6

Week

750,00

100.000,00

2.5

De beweegbare constructieonderdelen in een inwendige scheidingsconstructie, waarvoor een WBDBO/WTRD-eis geldt, zijn niet zelfsluitend uitgevoerd

4

Overtreding

750,00

100.000,00

 
 
 
 
 
 

3

Opname rapport ontvluchting

 
 
 
 

3.1

Er kan niet op elk punt van een voor personen bestemd gedeelte van een vloer worden gevlucht naar openbaar terrein en vandaar naar de openbare weg

2

Week

1.500,00

50.000,00

3.2

De vluchtdeuren zijn niet onmiddellijk op de voorgeschreven wijze te openen (zonder sleutels of andere losse voorwerpen)

1

Overtreding

1.500,00

50.000,00

3.3

De vluchtroutes worden niet te allen tijde over de vereiste breedte voldoende vrijgehouden van obstakels

1

Overtreding

1.500,00

50.000,00

3.4

De deuren, in een ruimte voor meer dan 100 personen en deuren waarop meer dan 100 personen zijn aangewezen bij het vluchten, zijn niet te openen met lichte druk of panieksluiting

1

Overtreding

1.500,00

50.000,00

3.5

De tekst “NOODDEUR VRIJHOUDEN” of “NOODUITGANG” (conform NEN 3011) is niet aangebracht op een aan de buitenlucht grenzende zijde van een nooddeur of nooduitgang

2

Week

250,00

50.000,00

3.6

De vereiste (bouwkundige en /of elektrische) vluchtrouteaanduiding is niet aanwezig dan wel onvoldoende zichtbaar

4

Overtreding

250,00

50.000,00

3.7

Er is geen orientatieverlichting aanwezig in een verduisterde ruimte waar meer dan 50 personen aanwezig zijn

4

Week

1.500,00

50.000,00

3.8

Automatisch werkende deuren en /of de voorziening voor toegangs- en uitgangscontrole belemmeren de ontvluchting

1

Week

1.500,00

50.000,00

3.9

De deuren in vluchtroutes zijn niet over de minimaal vereiste breedte te openen

1

Week

1.500,00

50.000,00

3.10

Naar binnen draaiende deuren, indien meer dan 60 personen op deze uitgang zijn aangewezen, zijn niet in geopende stand vastgezet

1

Week

1.500,00

50.000,00

3.11

De stoelen in een ruimte voor meer dan 100 personen zijn niet gekoppeld of aan de vloer bevestigd

1

Week

500,00

50.000,00

3.12

Er is onvoldoende vrije ruimte tussen de zitplaatsen en /of het aantal zitplaatsen op een rij voldoet niet

1

Week

500,00

50.000,00

3.13

Aanwezige kabelsnoeren zijn onvoldoende vastgeplakt

1

Week

500,00

50.000,00

3.14

De vloeren in vluchtroutes zijn onvoldoende begaanbaar (stroef)

2

Week

500,00

50.000,00

 
 
 
 
 
 

4

Opname rapport brandmeldinstallatie

 
 
 
 

4.1

De vereiste brandmeldinstallatie is niet aanwezig (indienen PvA →4 weken)

12

Week

1.500,00

6.000,00

4.2

De vereiste brandmeldinstallatie met ruimtebewaking is niet aanwezig (indienen PvA →4 weken)

12

Week

1.500,00

6.000,00

4.3

De brandmeldinstallatie is niet in bedrijf en /of functioneert niet conform de voorschriften

4

Week

1.500,00

6.000,00

4.4

De brandmeldinstallatie is niet volledig uitgevoerd conform NEN 2535

6

Week

1.500,00

6.000,00

4.5

Het brandweerpaneel / brandmeldpaneel komt niet overeen met het bouwwerk

6

Week

750,00

3.000,00

4.6

Er is geen geldig inspectiecertificaat (afgegeven o.g.v. het CCV-inspectieschema) aanwezig

6

Week

750,00

3.000,00

4.7

De goede werking kan niet worden aangetoond d.m.v. een recent opleveringsrapport dan wel onderhoudsrapport

6

Week

750,00

3.000,00

4.8

Er kan middels documentatie niet worden aangetoond dat het beheer, controle en onderhoud plaatsvinden conform NEN 2654-1

6

Week

750,00

3.000,00

4.9

Er is geen beheerder brandmeldinstallatie in het bouwwerk aanwezig

6

Week

250,00

1.000,00

4.10

De brandmeldinstallatie is niet aanwezig en niet voorzien van rookmelders conform NEN 2555

6

Week

250,00

1.000,00

 
 
 
 
 
 

5

Opname rapport ontruimingsalarminstallatie

 
 
 
 

5.1

De vereiste ontruimingsalarminstallatie is niet aanwezig (indienen PvA →4 weken)

12

Week

1.500,00

6.000,00

5.2

De ontruimingsalarminstallatie is niet in bedrijf en / of functioneert niet conform de voorschriften

4

Week

1.500,00

6.000,00

5.3

De ontruimingsalarminstallatie is niet volledig uitgevoerd conform NEN 2575

6

Week

1.500,00

6.000,00

5.4

Er is geen geldig inspectiecertificaat (afgegeven o.g.v. het CCV-inspectieschema) aanwezig

6

Week

750,00

3.000,00

5.5

Er kan middels documentatie niet worden aangetoond dat het beheer, controle en onderhoud plaatsvinden conform NEN 2654-2

6

Week

750,00

3.000,00

5.6

Er is geen ontruimingsplan aanwezig

6

Week

250,00

1.000,00

 
 
 
 
 
 

6

Opname rapport noodverlichting

 
 
 
 

6.1

De vereiste noodverlichtinginstallatie is niet aanwezig

6

Week

1.500,00

6.000,00

6.2

De noodverlichting wordt niet op adequate wijze beheerd, onderhouden en gecontroleerd

6

Week

750,00

3.000,00

6.3

De noodverlichting is niet volledig uitgevoerd conform NEN 1010

6

Week

750,00

3.000,00

6.4

De elektrische installatie voldoet bij lage spanning niet aan NEN 1010

1

Week

750,00

3.000,00

6.5

Toegangen, waar blussen met water gevaar oplevert, zijn niet voorzien van een pictogram (zwart / geel diagonaal gestreept)

2

Week

250,00

1.000,00

 
 
 
 
 
 

7

Opname rapport blusmiddelen

 
 
 
 

7.1

De vereiste brandslanghaspels zijn niet aanwezig

6

Week

1.500,00

6.000,00

7.2

De vereiste draagbare- of verrijdbare blustoestellen zijn niet aanwezig

6

Week

1.500,00

6.000,00

7.3

‘Verborgen’ blusmiddelen worden niet met de juiste pictogrammen (NEN 3011) duidelijk weergegeven

2

Week

250,00

1.000,00

7.4

Er kan middels documentatie niet worden aangetoond dat de vereiste brandslanghaspels conform NEN-EN 671-3 op adequate wijze worden onderhouden en gecontroleerd

6

Week

750,00

3.000,00

7.5

Er kan middels documentatie niet worden aangetoond dat blustoestellen eenmaal per 2 jaar conform NEN 2559 op adequate wijze worden onderhouden en gecontroleerd

6

Week

750,00

3.000,00

 
 
 
 
 
 

8

Opname rapport droge blusleiding(en)

 
 
 
 

8.1

De vereiste droge blusleiding is niet aanwezig

6

Week

1.500,00

6.000,00

8.2

De droge blusleiding en de pompinstallatie zijn niet bij oplevering dan wel één maal per vijf jaar getest volgens NEN 1594

6

Week

750,00

3.000,00

8.3

Er kan middels documentatie niet worden aangetoond dat de droge blusleiding op adequate wijze wordt beheerd, onderhouden en gecontroleerd

6

Week

750,00

3.000,00

 
 
 
 
 
 

9

Opname rapport rookbeheersinginstallatie

 
 
 
 

9.1

De vereiste rookbeheersinginstallatie is niet volledig in bedrijf en / of is niet geheel vrij van storingen

6

Week

1.500,00

6.000,00

9.2

Op deuren, die leiden naar een overdruk trappenhuis, ontbreekt tekst conform NEN 6092 (“Hard duwen, trappenhuis kan op overdruk staan”)

2

Week

250,00

1.000,00

9.3

Er is geen geldig inspectiecertificaat (afgegeven o.g.v. het CCV-inspectieschema) aanwezig

6

Week

750,00

3.000,00

9.4

Er kan middels documentatie niet worden aangetoond dat de rookbeheersinginstallatie op adequate wijze wordt beheerd, onderhouden en gecontroleerd

6

Week

750,00

3.000,00

 
 
 
 
 
 

10

Opname rapport brandweerlift

 
 
 
 

10.1

De vereiste brandweerlift is niet aanwezig

6

Week

1.500,00

6.000,00

10.2

De brandweerlift is niet in bedrijf

2

Week

1.500,00

6.000,00

10.3

Liften, welke niet worden aangestuurd door de brandmeldinstallatie, zijn niet voorzien van een aanduiding met de tekst: “Bij brand lift niet gebruiken”

2

Week

250,00

1.000,00

10.4

Er kan middels documentatie niet worden aangetoond dat de brandweerlift op adequate wijze wordt beheerd, onderhouden en gecontroleerd

6

Week

750,00

3.000,00

 
 
 
 
 
 

11

Opname rapport automatische brandblusinstallatie

 
 
 
 

11.1

De vereiste automatische brandblusinstallatie is niet aanwezig

6

Week

1.500,00

6.000,00

11.2

De automatische brandblusinstallatie is niet in bedrijf en / of functioneert niet conform de voorschriften

2

Week

1.500,00

6.000,00

11.3

Er is geen geldig inspectiecertificaat (afgegeven o.g.v. het CCV-inspectieschema) aanwezig

6

Week

750,00

3.000,00

11.4

Er kan middels documentatie niet worden aangetoond dat de brandblusinstallatie op adequate wijze wordt beheerd, onderhouden en gecontroleerd

6

Week

750,00

3.000,00

 
 
 
 
 
 

12

Opname rapport bluswatervoorziening

 
 
 
 

12.1

De vereiste bluswatervoorzieningen zijn niet aanwezig

6

Week

1.500,00

6.000,00

12.2

De bluswatervoorzieningen nabij het bouwwerk verkeren in slechte staat

2

Week

1.500,00

6.000,00

12.3

De bluswatervoorzieningen zijn onvoldoende toegankelijk voor bluswerkzaamheden

1

Week

1.500,00

6.000,00

12.4

Er kan middels documentatie niet worden aangetoond dat de bluswatervoorzieningen op adequate wijze worden beheerd, onderhouden en gecontroleerd

6

Week

750,00

3.000,00

 
 
 
 
 
 

13

Opname rapport stoffering en versiering

 
 
 
 

13.1

De materialen en aankledingsproducten in besloten ruimtes voldoen niet aan de gestelde eisen

1

Week

750,00

3.000,00

13.2

Aangebrachte plafondversiering in besloten ruimten voor verblijven of vluchten ≥50 personen hangt niet minimaal 2,5 meter boven de vloer

1

Week

750,00

3.000,00

13.3

Tegen of onder het plafond aagebracht glas is geen veiligheidsglas of ingegoten met kruisbewapening met een maximale maaswijdte van 0,016 m

1

Week

750,00

3.000,00

13.4

Textiel, folie of papier aangebracht in horizontale toepassing is niet onderspannen met metaaldraad

4

Week

750,00

3.000,00

13.5

Er vindt druppelvorming plaats boven een gedeelte van een vloer bestemd voor gebruik van personen

1

Week

750,00

3.000,00

 
 
 
 
 
 

14

Opname rapport brandgevaarlijke stoffen

 
 
 
 

14.1

In het gebouw is een te grote hoeveelheid brandgevaarlijke stoffen aanwezig, die vallen binnen de reikwijdte van het Bouwbesluit 2012, welke onveilig worden opgeslagen

4

Week

750,00

3.000,00

14.2

Er is een onveilige situatie bij de bedrijfsmatige opslag van brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen

4

Week

750,00

3.000,00

14.3

Er wordt gerookt en / of open vuur gebruikt bij opslag van brandgevaarlijke stoffen

4

Week

750,00

3.000,00

 
 
 
 
 
 

15

Opname rapport stookruimte

 
 
 
 

15.1

Er worden brandgevaarlijke goederen opgeslagen in de stookruimte

4

Week

750,00

3.000,00

 
 
 
 
 
 

16

Opname rapport bereikbaarheid

 
 
 
 

16.1

De verbindingswegen op het eigen terrein zijn onvoldoende vrij

1

Week

750,00

3.000,00

16.2

De vereiste voorgeschreven opstelplaatsen zijn niet over de voorgeschreven hoogte en breedte vrij

1

Week

750,00

3.000,00

16.3

Hekwerken, die een verbindingsweg of opstelplaats afsluiten, zijn niet snel en gemakkelijk te openen

1

Week

750,00

3.000,00

16.4

De brandweeringangen zijn niet conform de gemaakte afspraken te openen

1

Week

750,00

3.000,00

 
 
 
 
 
 

17

Opname rapport radiocommunicatie hulpverleningsdiensten

 
 
 
 

17.1

Er kan middels documentatie niet worden aangetoond dat de voorzieningen voor mobiele radiocommunicatie op adequate wijze worden beheerd, onderhouden en gecontroleerd

6

Week

750,00

3.000,00

 
 
 
 
 
 

18

Opname rapport overig

 
 
 
 

18.1

Er is een restrisico m.b.t. brandgevaar en ontwikkeling van brand

Maatwerk

Maatwerk

Maatwerk

Maatwerk

18.2

Er is een restrisico m.b.t. veilig vluchten bij brand

Maatwerk

Maatwerk

Maatwerk

Maatwerk

18.3

Het bouwwerk voldoet niet aan de uitgangspunten van de rapportage “Beheersbaarheid van brand”

Maatwerk

Maatwerk

Maatwerk

Maatwerk

Opmerkingen:

¹

Indien een overtreding of een combinatie van meerdere overtredingen de brandveiligheid in het geding brengen kan er voor worden gekozen om (spoedeisende) bestuursdwang toe te passen.

 
 
 
 

²

Bij meerdere of ernstige overtredingen kan ervoor worden gekozen om het dwangsombedrag per week in redelijkheid te verhogen. Of bij meerdere overtredingen kan ervoor worden gekozen om de dwangsom niet per week, maar per overtreding op te leggen.

 
 
 
 

BIJLAGE F: Prioriteitenlijst handhaving openbare ruimte (Boa’s)

In deze bijlage treft u de Prioriteitenlijst Handhaving openbare ruimte (Boa’s) behorend bij de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie 2022-2025 van de gemeente Westland. Het is voor het eerst dat Westland zo expliciet prioriteiten in het werk van de Boa’s uitspreekt. Door het uitgebreide takenpakket, het uitgestrekte werkterrein en het gegeven dat Westland niet beschikt over oneindige handhavings- en toezichtcapaciteit, is het echter onvermijdelijk om keuzes te maken over de inzet van de Boa’s. Dit betekent uiteraard niet dat de gemeente de ‘laag’ geprioriteerde taken niet meer uitvoert/controleert. De prioriteitenlijst geeft inzicht in waar onze kennis, kunde en inzet (het meest) nodig en/of gewenst is. Het daagt ons ook uit om het werk anders te doen dan voorheen.

Zoals in de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie aangegeven gaan we naast (het reguliere) melding- en wijkgericht toezicht, bewegen naar themagericht toezicht. Met themagericht toezicht wordt bedoeld dat de Boa’s op basis van diverse thema’s, zoals bijvoorbeeld parkeeroverlast bij scholen of fietsen in een voetgangersgebied, proactief handelen op dergelijke overlastgevende en soms zelfs gevaarlijke situaties. In plaats van te acteren op iedere losse melding of klacht, wordt er door middel van (frequente) acties capaciteit ingezet op een bepaald thema in een specifiek(e) wijk, dorp of gebied. We willen hiermee het naleefgedrag van de inwoners en bedrijven bevorderen. Daarnaast geeft het ons de mogelijkheid de beschikbare capaciteit efficiënt en effectief in te zetten.

Door middel van beschikbare data en een risicoafweging worden gekozen prioriteiten verantwoord en transparant gemaakt. Bij het bepalen van de prioritering is gekeken naar de volgende vier aspecten:

  • °

    Beleidsafspraken: Zijn er binnen de gemeente reeds bestaande beleidsafspraken over het betreffende onderwerp gemaakt/vastgelegd in beleid?

  • °

    (omgevings)veiligheid: Is de (omgevings)veiligheid in het geding als de gemeente er geen (weinig) toezicht op houdt en/of handhavend tegen optreed?

  • °

    Aantal meldingen: komen er over het betreffende onderwerp veel meldingen of klachten binnen bij de gemeente?

  • °

    Bestuurlijk speerpunt: betreft het onderwerp een landelijk en/of bestuurlijk speerpunt?

Een afweging van deze vier heeft geleid tot de volgende prioritering:

Taak:

Toelichting:

Beleidsafspraken

(Omgevings)

veiligheid

Meldingen

Bestuurlijk

speerpunt

Prioriteit

Ondermijning

Integrale controle bedrijventerreinen, integrale controle recreatieparken, DOR/DOL en m.b.v. de toezichthouders BRP: adressencontrole arbeidsmigranten en deelname LIP.

X

Veiligheidsbeleid

X

 

X

Hoog

Parkeeroverlast

Verkeerd en hinderlijk/gevaarlijk parkeren, blauwe zone, overlast recreatievoertuigen en aanhangers, autowrakken en weesfietsen

 

X

X

X

Hoog

Jeugdoverlast

Jeugdoverlast (herrie, drugs, alcohol), Leefbaarheidskringen, toezicht hotspots

X

Veiligheidsbeleid

X

X

X

Hoog

Evenementen

Schouw evenemententerrein, nalevingstoezicht evenementen, niet vergunde evenementen, evaluatie evenementen

X

Evenementenbeleid

X

X

X

Hoog

Horecatoezicht

Naleving Alcohol-, exploitatie- en WOK vergunningen, ontheffingen, naleving leeftijdsgrenzen, wederverstrekking, openings- en sluitingstijden, terrassen, controle drugpanden

X

Gezondheidsbeleid

Handhavingsarrangement Horeca

X

 

X

Hoog

Markt

Marktverordening

X

Marktverordening

 

X

X

Hoog

Strandtoezicht

(1/5 – 1/10)

Algemeen toezicht strand, parkeren, strandhoreca

 

X

X

 

Gemiddeld

Afval

Verkeerd aangeboden of gedumpt afval, fietswrakken

 
 

X

 

Laag

Overige overlast

Loslopende honden, hondenpoep, visserijwet, fietsen in voetgangersgebied, vaaroverlast, nuttigen alcohol openbaar gebied, wildplassen, incidentele en seizoensgebonden standplaatsen

 
 

X

 

Laag

Legenda

Aantal X

0 – 1

2 -3

4

Bestuurlijk

 

Prioriteit

Laag

Gemiddeld

Hoog

Hoog


Noot
1

Bij eventuele wijzigingen in de regelingen en beleidskaders zijn ook de gewijzigde regelingen en kaders van belang voor vergunningverlening, toezicht en handhaving.

Noot
2

Onder de Wabo zijn de RO-wetten nog sectoraal geregeld: o.a. Wet geluidhinder, Wet milieubeheer, Wet bodembescherming, Wet ruimtelijke ordening, Crisis- en herstelwet, Besluit geluidhinder, Besluit gevoelige bestemmingen, Besluit externe veiligheid inrichtingen, Activiteitenbesluit, Besluit bodembescherming, Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

Noot
3

Hiermee is ook de vakinhoudelijke kennis t.a.v. bodem, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid/omgevingsveiligheid overgegaan naar de ODH

Noot
4

De Nota VTH is van toepassing op de werkzaamheden die de ODH namens de gemeente uitvoert in het kader van de milieuregelgeving. Op asbesttaken is de nota niet van toepassing, daarvoor is een separaat uitvoeringsbeleidsdocument opgesteld. De Nota VTH geldt voor onbepaalde tijd.

Noot
5

Doch niet eerder dan nadat een belanghebbende tijdig een ingebrekestelling heeft ingediend en minstens een laatste, wettelijke termijn van veertien dagen heeft vergund aan het bestuursorgaan (artikel 4:17 Awb).

Noot
6

Voor een aantal besluiten geldt standaard de uitgebreide procedure, waaronder artikelen 16.25, 16.25a, 16.27, 16.30, 16.32 t/m 16.33i e.a. van de Omgevingswet.

Noot
7

Het ITW is een vorm van vooroverleg maar dan voor complexe zaken. Tijdens de ITW wordt bepaald of geadviseerd moet worden aan de initiatiefnemer dat het gewenst is het betreffende initiatief projectmatig conform Aanpak Ruimtelijke Projecten (ARP) uit te werken en te realiseren.

Noot
8

Zie hiervoor Beleidsregel aanwijzing participatie en Beleid participatieverplichting initiatiefnemers

Noot
9

Artikel 16.55 van de Omgevingswet

Noot
10

Wanneer het gecoördineerde aanvragen betreft ligt afstemming over participatie door beide bevoegde gezagen voor de hand.

Noot
11

De te toetsen voorschriften staan nu in de hoofdstukken 2 t/m 6 van het Bouwbesluit 2012 en onder de Omgevingswet in de hoofstukken 4 en 5 van het Bbl.

Noot
12

Het Bor als zodanig komt niet terug in één (specifieke) regeling maar in verschillende regelingen: Bbl, Bruidsschat etc.

Noot
13

De toezichtmatrix is gebaseerd op het landelijke model van de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland, Platvorm milieuhandhaving grote gemeenten en Brandweer NL. Deze integrale toezichtmatrix wordt door de Rijkoverheid ondersteund en geaccepteerd als landelijk standaard hulpmiddel bij de uitvoering van het omgevingstoezicht.

Noot
14

De ODH werkt ook met een vast protocol dwangsomhoogtes en termijnen en met het protocol invordering dwangsommen.

Noot
15

In de Uitvoeringsnotitie Handhaving (thema Glas tuinbouw) d.d. 20 augustus 2018 is de thematische handhaving verder uitgewerkt. Tevens van belang is de Handhavingsstrategie thema glastuinbouw d.d. 27 oktober 2020 en de beleidsregels Strijdig gebruik agrarische bedrijfswoning Westland 2020 en Strijdig gebruik duurzame glastuinbouwgronden Westland 2020

Noot
16

De politie handhaaft ook op de Apv. De inzet van de politie ligt echter buiten de scope van dit beleidsplan.

Noot
17

Westlands veiligheidsbeleid 2019 – 2022, Veiligheid begint bij jezelf. Bij een eventueel opvolgend veiligheidsbeleid wordt de rol van de boa’s wederom meegenomen en meegewogen.