Besluit van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeente Aalsmeer en Amstelveen tot vaststelling van de Centrumregeling ambtelijke samenwerking Aalsmeer en Amstelveen

Geldend van 24-07-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2024

Intitulé

Besluit van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeente Aalsmeer en Amstelveen tot vaststelling van de Centrumregeling ambtelijke samenwerking Aalsmeer en Amstelveen

De colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Aalsmeer en Amstelveen, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;

gelet op: hoofdstuk I van de Wet gemeenschappelijke regelingen; afdeling 10.1.1 en 10.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat:

  • de colleges van burgemeester en wethouders van Aalsmeer en Amstelveen het voornemen hebben uitgesproken hun uitvoeringskracht zo veel mogelijk te bundelen in één ambtelijke organisatie, geplaatst bij de gemeente Amstelveen;

  • deze bundeling onverlet laat de bevoegdheden van het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer, waarvan slechts de voorbereiding en uitvoering wordt opgedragen aan Amstelveen;

  • deze bundeling onverlet laat dat bij de gemeente Aalsmeer enkele ambtenaren werkzaam blijven, waaronder de secretaris en de griffier;

  • de raden van Aalsmeer en Amstelveen aan hun colleges van burgemeester en wethouders en burgemeesters voor het treffen van deze gemeenschappelijke regeling toestemming hebben verleend, overeenkomstig artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

besluiten vast te stellen de:

Centrumregeling ambtelijke samenwerking Aalsmeer en Amstelveen

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • centrumgemeente: de gemeente Amstelveen;

  • college: het college van burgemeester en wethouders;

  • gastgemeente: de gemeente Aalsmeer;

  • gemeenten: de centrumgemeente en de gastgemeente;

  • ambtenaren: ambtenaren, als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet of artikel 4 van de Gemeentewet, werkzaam bij de centrumgemeente onderscheidenlijk de gastgemeente;

  • regeling: de Centrumregeling ambtelijke samenwerking Aalsmeer en Amstelveen.

  • de Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Hoofdstuk 2 Centrumconstructie

Paragraaf 1 Belang en centrumgemeente

Artikel 2 Belang

De regeling wordt getroffen ten behoeve van het vormen van een gemeenschappelijke ambtelijke organisatie die belast is met de uitvoering van de door de bestuursorganen van de gemeenten opgedragen taken.

Artikel 3 Centrumgemeente

De gemeente Amstelveen wordt aangewezen als centrumgemeente, bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Wet.

Paragraaf 2 Taken en bevoegdheden

Artikel 4 Bevoegdheden colleges

  • 1.

    Het college van de centrumgemeente wordt mandaat verleend om binnen de beleidskaders van de gastgemeente en behoudens het tweede lid van dit artikel namens het college van de gastgemeente alle besluiten te nemen ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur, ministeriële regelingen, provinciale verordeningen en gemeentelijke verordeningen, de gastgemeente betreffende, tenzij een wettelijk voorschrift of de aard van de bevoegdheid zich hiertegen verzet.

  • 2.

    Van deze regeling zijn uitgezonderd alle taken en bevoegdheden met betrekking tot de voorbereiding, uitvoering, heffing en invordering van lokale belastingen en heffingen en de Wet waardering onroerende zaken.

  • 4.

    Het college van de centrumgemeente wordt mandaat verleend om namens het college van de gastgemeente alle feitelijke en rechtshandelingen te verrichten ter voorbereiding en uitvoering van de beslissingen van het college van de gastgemeente.

  • 5.

    De bevoegdheid te beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in het eerste lid wordt niet opgedragen aan het college van de centrumgemeente. Het college van de centrumgemeente kan wel namens het college van de gastgemeente alle handelingen ter voorbereiding van de beslissing op bezwaar verrichten.

  • 6.

    Ten aanzien van de bevoegdheden die in dit artikel in mandaat worden opgedragen aan het college van de centrumgemeente, kan dit college ondermandaat verlenen aan medewerkers van de centrumgemeente.

Artikel 5 Bevoegdheden burgemeesters

  • 1.

    De burgemeester van de centrumgemeente wordt mandaat verleend om binnen de beleidskaders van de gastgemeente namens de burgemeester van de gastgemeente alle besluiten te nemen ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur, ministeriële regelingen, provinciale verordeningen en gemeentelijke verordeningen, de gastgemeente betreffende, tenzij een wettelijk voorschrift of de aard van de bevoegdheid zich hiertegen verzet.

  • 2.

    De burgemeester van de centrumgemeente wordt mandaat verleend om namens de burgemeester van de gastgemeente alle feitelijke en rechtshandelingen te verrichten ter voorbereiding en uitvoering van de beslissingen van het college van de gastgemeente.

  • 3.

    De bevoegdheid te beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in het eerste lid wordt niet opgedragen aan de burgemeester van de centrumgemeente. De burgemeester van de centrumgemeente kan wel namens de burgemeester van de gastgemeente alle handelingen ter voorbereiding van de beslissing op bezwaar verrichten.

  • 4.

    Ten aanzien van de bevoegdheden die in dit artikel in mandaat worden opgedragen aan de burgemeester van de centrumgemeente, kan deze burgemeester ondermandaat verlenen aan medewerkers van de centrumgemeente.

Artikel 6 Samenwerkingsovereenkomst

  • 1.

    De colleges leggen de kaders en inhoud van de samenwerkingsafspraken vast in een samenwerkingsovereenkomst, dat zij gezamenlijk ondertekenen.

  • 2.

    Deze samenwerkingsovereenkomst past binnen de kaders en grenzen van de Centrumregeling AA en is daarmee onlosmakelijk verbonden. Bij (kennelijk) tegenstrijdige bepalingen gaat de Centrumregeling voor op de samenwerkingovereenkomst.

  • 3.

    Opzegging van de samenwerkingsovereenkomst door een gemeente is niet mogelijk zonder uit de Centrumregeling te treden.

Paragraaf 3 Overleg

Artikel 7 Bestuurlijk overleg

  • 1.

    Het college van de centrumgemeente overlegt ten minste eenmaal per jaar met het college van de gastgemeente. De colleges van de gemeenten komen voorts bijeen wanneer één van de colleges dit, onder schriftelijke opgaaf van redenen, noodzakelijk acht.

  • 2.

    Het extra bestuurlijk overleg, bedoeld in het eerste lid, wordt uiterlijk binnen vijf werkdagen na het verzoek van één van de colleges belegd.

  • 3.

    In het bestuurlijk overleg, bedoeld in het eerste lid, wordt gesproken over de harmonisatie van beleid en uitvoering van de gemeenten en het verloop van de samenwerking.

  • 4.

    Het college van de centrumgemeente onderscheidenlijk het college van de gastgemeente kan zich in het overleg, bedoeld in het eerste lid, laten vertegenwoordigen door een of meerdere van zijn leden.

  • 5.

    De secretarissen van de gemeenten zijn tijdens het bestuurlijk overleg, bedoeld in het eerste lid, aanwezig.

Artikel 8 Ambtelijk overleg

  • 1.

    De secretaris van de centrumgemeente overlegt ten minste viermaal per jaar met de secretaris van de gastgemeente over de uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in artikel 8.

  • 2.

    Bij het secretarissenoverleg, bedoeld in het eerste lid, worden ten minste eenmaal per jaar ook de griffiers van de beide gemeenten uitgenodigd.

Paragraaf 4 Informatie en verantwoording

Artikel 9 Informatievoorziening colleges

  • 1.

    Het college van de centrumgemeente geeft het college van de gastgemeente schriftelijk de door een of meer leden van het college van de gastgemeente gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 2.

    Het college van de centrumgemeente geeft het college van de gastgemeente alle inlichtingen die het college van de gastgemeente voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    Het college van de centrumgemeente geeft het college van de gastgemeente vooraf inlichtingen over de uitoefening van bevoegdheden, indien het college van de gastgemeente daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gastgemeente. In het laatste geval neemt het college van de centrumgemeente geen besluit dan nadat het college van de gastgemeente in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college van de centrumgemeente te brengen.

Artikel 10 Informatievoorziening burgemeesters

  • 1.

    De burgemeester van de centrumgemeente geeft de burgemeester van de gastgemeente schriftelijk de door de burgemeester van de gastgemeente gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 2.

    De burgemeester van de centrumgemeente geeft de burgemeester van de gastgemeente alle inlichtingen die de burgemeester van de gastgemeente voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    De burgemeester van de centrumgemeente geeft de burgemeester van de gastgemeente vooraf inlichtingen over de uitoefening van bevoegdheden, indien de burgemeester van de gastgemeente daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gastgemeente. In het laatste geval neemt de burgemeester van de centrumgemeente geen besluit dan nadat de burgemeester van de gastgemeente in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de burgemeester van de centrumgemeente te brengen.

Artikel 11 Informatievoorziening door gastgemeente

  • 1.

    Het college van de gastgemeente geeft het college van de centrumgemeente alle inlichtingen die het college of een medewerker van de centrumgemeente voor de uitoefening van zijn taken, bedoeld in artikel 4, nodig heeft.

  • 2.

    De burgemeester van de gastgemeente geeft de burgemeester van de centrumgemeente alle inlichtingen die de burgemeester of een medewerker van de centrumgemeente voor de uitoefening van zijn taken, bedoeld in artikel 5, nodig heeft.

Artikel 12 Ambtelijke informatievoorziening

De medewerkers van de centrumgemeente geven het college, de burgemeester en de medewerkers van de gastgemeente alle door hen gevraagde inlichtingen omtrent de uitoefening van de hen opgedragen taken en bevoegdheden voor zover deze de gastgemeente betreffen en onverminderd de verantwoordelijkheden van het college onderscheidenlijk de burgemeester van de centrumgemeente krachtens de wet of deze regeling.

Artikel 13 Overige informatievoorziening

  • 1.

    De rekenkamer van de gastgemeente is bevoegd alle documenten die berusten bij het gemeentebestuur van de centrumgemeente te onderzoeken voor zover zij dat ter vervulling van haar taak als bedoeld in artikel 182, eerste lid, van de Gemeentewet nodig acht.

  • 2.

    Het gemeentebestuur van de centrumgemeente verstrekt desgevraagd alle inlichtingen die de rekenkamer van de gastgemeente ter vervulling van haar taak als bedoeld in artikel 182, eerste lid, van de Gemeentewet nodig acht.

  • 3.

    De artikelen 155a tot en met 155e zijn van overeenkomstige toepassing op ambtenaren of gewezen ambtenaren, in de zin van artikel 4 Gemeentewet, werkzaam door of vanwege het gemeentebestuur van de centrumgemeente aangesteld of daaraan ondergeschikt, wanneer de raad van de gastgemeente besluit een onderzoek in te stellen, als bedoeld in artikel 155a, eerste lid, van de Gemeentewet.

  • 4.

    Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van de rekenkamerfunctie, wanneer de raad van de gastgemeente overeenkomstig artikel 81oa van de Gemeentewet op een andere wijze heeft voorzien in de uitoefening van de rekenkamerfunctie.

Hoofdstuk 3 Geschillen

Artikel 14 Deskundigenadvies

  • 1.

    Onverminderd artikel 28 van de Wet, worden geschillen over deze regeling, in de ruimste zin, onderworpen aan een niet-bindend deskundigenadvies.

  • 2.

    Voordat wordt overgegaan tot het vragen van het deskundigenadvies, bedoeld in het eerste lid, wordt het geschil besproken tussen afvaardigingen van de colleges van de gemeenten.

  • 3.

    Indien het overleg, bedoeld in het tweede lid, niet tot een oplossing leidt, benoemen de colleges van de gemeenten elk een onafhankelijke deskundige. Beide deskundigen benoemen gezamenlijk een derde deskundige, die als voorzitter van de adviescommissie optreedt. De colleges van de gemeenten treden gezamenlijk op als opdrachtgever van de adviescommissie. De colleges van de gemeenten zetten in hun opdracht aan de adviescommissie in ieder geval het probleem uiteen, formuleren de te beantwoorden vragen en bepalen de termijn waarbinnen de adviescommissie haar advies uitbrengt.

  • 4.

    De adviescommissie, bedoeld in het derde lid, regelt de wijze waarop zij haar advies tot stand brengt. Het advies wordt toegezonden aan de colleges van de gemeenten.

  • 5.

    Na ontvangst van het advies, bedoeld in het vierde lid, treden de afvaardigingen, bedoeld in het tweede lid, nogmaals in overleg om te trachten, gelet op het advies van de adviescommissie, bedoeld in het vierde lid, tot een oplossing van het geschil te komen. Indien dat overleg niet tot een oplossing leidt, kan het college van elk van de gemeenten het geschil, overeenkomstig artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, voorleggen aan gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland.

  • 6.

    De colleges van de gemeenten dragen de kosten van de werkzaamheden van de adviescommissie, bedoeld in het derde lid, evenredig.

Hoofdstuk 4 Wijziging, opheffing en uittreding

Artikel 15 Wijziging van de regeling

  • 1.

    Deze regeling kan door de colleges en de burgemeesters van de gemeenten worden gewijzigd, nadat zij hiertoe onderling overeenstemming hebben bereikt.

  • 2.

    De colleges en de burgemeesters van de gemeenten besluiten omtrent de voorgestelde wijziging niet dan nadat zij hun raden in de gelegenheid hebben gesteld daarover zienswijze naar voren te brengen en zij daartoe toestemming hebben verkregen van hun raden, overeenkomstig artikel 1, tweede, derde en vierde lid, van de Wet

  • 3.

    Een wijziging van de centrumregeling is tot stand gekomen wanneer de colleges en de burgemeesters van de gemeenten op de wijze als vermeld in het tweede lid hiermee hebben ingestemd.

  • 4.

    De wijziging van de regeling treedt in werking op de dag nadat de wijziging is gepubliceerd overeenkomstig artikel 26 van de Wet en is opgenomen in het register als bedoeld in artikel 136 van de Wet.

Artikel 16 Opheffing

  • 1.

    Deze regeling wordt opgeheven bij gelijkluidend besluit van de colleges en de burgemeesters van de gemeenten. Een besluit tot opheffing door de colleges en de burgemeesters van de gemeenten wordt niet genomen dan nadat zij hun raden in de gelegenheid hebben gesteld daarover een zienswijze naar voren te brengen en zij daartoe toestemming hebben verkregen van hun raden, overeenkomstig artikel 1, tweede, derde en vierde lid, van de Wet.

  • 2.

    Indien een besluit tot opheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt genomen, geven de colleges van de gemeenten gezamenlijk een onafhankelijke registeraccountant opdracht om een opheffingsplan op te stellen.

  • 3.

    Het opheffingsplan, bedoeld in het tweede lid, voorziet in ieder geval in de verplichtingen van de gastgemeente tot deelneming in de financiële en in de personele gevolgen van de opheffing.

  • 4.

    Het college van de centrumgemeente is belast met de uitvoering van het opheffingsplan, bedoeld in het tweede lid.

  • 5.

    Het besluit tot opheffing treedt in werking op 1 januari van het tweede jaar volgend op het jaar waarin de besluiten tot opheffing zijn genomen, tenzij de colleges en de burgemeesters van de gemeenten daarover anders besluiten.

Artikel 17 Uittreding

  • 1.

    Van uittreding is sprake indien het college en de burgemeester van één van de gemeenten besluiten om de samenwerking op basis van de regeling te beëindigen. Een besluit tot uittreding door het college en de burgemeester van één van de gemeenten wordt niet genomen dan nadat zij hun raad in de gelegenheid hebben gesteld daarover een zienswijze naar voren te brengen en zij daartoe toestemming hebben verkregen van hun raad, overeenkomstig artikel 1, tweede, derde en vierde lid, van de Wet.

  • 2.

    Uittreding uit de regeling geschiedt door toezending van de daartoe strekkende besluiten van het college en de burgemeester van de gemeente die wenst uit te treden aan het college van de andere gemeente. Het college van de gemeente die uittreedt overlegt daarbij ook het toestemmingsbesluit van de raad.

  • 3.

    Indien een besluit tot uittreding, als bedoeld in het eerste lid, is genomen geven de colleges van de gemeenten gezamenlijk een onafhankelijke registeraccountant opdracht om een uittredingsplan op te stellen.

  • 4.

    Het uittredingsplan bevat de, juridische, personele en organisatorische consequenties die gedurende een periode van vijf jaar het directe gevolg zijn van de uittreding. Tevens bevat het uittredingsplan de uittreedsom die betaald moet worden door de uittredende gemeente. Het uittredingsplan bepaalt de systematiek voor berekening van de financiële gevolgen van de uittreding. Deze systematiek is gebaseerd op:

    a. Relevante regelgeving;

    b. Relevante jurisprudentie;

    c. Feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding. Wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.

  • 5.

    De uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten. Onder frictiekosten wordt verstaan alle te maken incidentele kosten door de niet-uittredende gemeente die het directe gevolg zijn van de beslissing tot uittreding van de andere gemeente. Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig, te maken dan wel te dragen door de centrumgemeente die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarin begrepen, ontstaan bij de centrumgemeente als direct gevolg van de uittreding. Van te compenseren desintegratiekosten is alleen sprake bij uittreding door de gastgemeente. Beide gemeenten doen bij uittreding al het redelijkerwijs mogelijke om de uittreedsom zo laag mogelijk te houden. De kosten die de uittredende gemeente maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van die gemeente.

  • 6.

    Het college van de centrumgemeente is belast met de uitvoering van het uittredingsplan als bedoeld in het derde lid.

  • 7.

    Uiterlijk zes maanden na de bekendmaking van de besluiten tot uittreding als bedoeld in het tweede lid stellen de colleges van de gemeenten het uittredingsplan vast. De daarin voor de uittredende gemeente omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

  • 8.

    De uittredende gemeente is gehouden om de in het uittredingsplan vastgestelde uittreedsom te voldoen in maximaal drie jaarlijkse gelijke termijnen, startend in het eerste jaar dat de uittreding in werking is getreden. De termijnen dienen jaarlijks uiterlijk op 31 januari te zijn voldaan. Over de termijn(en) die niet is (zijn) voldaan in het eerste jaar dat de uittreding in werking is getreden, is jaarlijks rente verschuldigd. Het uittredingsplan bepaalt het rentepercentage.

  • 9.

    De uittreding treedt in werking op 1 januari van het tweede jaar volgend op het jaar waarin de besluiten tot uittreding zijn genomen en bekendgemaakt, tenzij de colleges en de burgemeesters van de gemeenten daarover anders besluiten

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 18 Duur van de regeling

De regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.

Artikel 19 Inzending regeling

Het college van de centrumgemeente is belast met de inzending van deze regeling aan gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland.

Artikel 20 Evaluatie

Deze regeling, alsmede de samenwerkingsovereenkomst bedoeld in artikel 6, en de uitvoering van deze regelingen worden voor 1 juli 2025 geëvalueerd.

Artikel 21 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand, volgend op de dag waarop de colleges en de burgemeesters van de gemeenten deze regeling op de gebruikelijke wijze bekend hebben gemaakt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid treedt de regeling in werking op 1 januari 2013 indien de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten deze regeling eerder dan 1 december 2012 op de bekende wijze hebben bekendgemaakt.

Artikel 22 Citeerwijze

Deze regeling wordt aangehaald als Centrumregeling ambtelijke samenwerking Aalsmeer en Amstelveen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer in de vergadering van 9 december 2021.

de secretaris,

drs. Sj Vellenga

de burgemeester,

mr. G.E. Oude Kotte

de burgemeester van de gemeente Aalsmeer,

mr. G.E. Oude Kotte

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen in de vergadering van 15 december 2021.

de secretaris,

B. Winthorst

de burgemeester,

T. Poppens

de burgemeester van de gemeente Amstelveen,

T. Poppens