Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

Geldend van 19-01-2023 t/m 18-07-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2023

Intitulé

Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat Provinciale Staten op 21 september 2012 de nota “Brabant uitnodigend groen” hebben vastgesteld, waarin de doelstellingen van het beleid voor natuur en landschap zijn opgenomen;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten de daarin opgenomen doelstelling, om in 2027 het totale Natuurnetwerk Brabant gerealiseerd te hebben, wensen te stimuleren;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Verwerving, functiewijziging en inrichting NNB, niet zijnde EVZ

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Adviescommissie realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant: adviescommissie als bedoeld in artikel 82 van de Provinciewet;

ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Basisregistratie Gewaspercelen: Basisregistratie Gewaspercelen opgenomen in de Basisregistratie Percelen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

bestaande natuur: bestaande natuur als aangeduid in het Natuurbeheerplan;

complex PAS-gebied: specifiek PAS-gebied, zijnde de gebieden Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux, Groote Peel, Langstraat, Kempenland-West en Deurnsche Peel & Mariapeel;

DAEB vrijstellingsbesluit: Besluit van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (2012/21/EU) (PbEU 2012, L 7/3);

DAEB Kaderregeling: EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2011) (2012/C 8/03) (PbEU 2012, C 8);

drijfmest: mest in de vorm van mineralenconcentraat varkensmest, gier van rundvee, dunne fractie drijfmest, dikke fractie drijfmest en digestaat covergisting runderdrijfmest 50%;

EVZ: ecologische verbindingszone, zijnde een langgerekt gebied waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

enclave: bestaande nog te realiseren natuur als enclave opgenomen en begrensd in het Natuurbeheerplan;

groenblauwe landschapselementen: elementen in het landschap die zorgen voor verfraaiing van het landschap, met meer ecologie, meer behoud van cultuurhistorie en meer belevingswaarden van het agrarische en natuurlijke buitengebied als beschreven in de Index Natuur en Landschap;

grote onderneming: onderneming die niet aan de criteria, bedoeld in bijlage I van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening voldoet;

hoogwaardig natuurbeheertype: natuurbeheertype als aangeduid in bijlage 3 bij deze regeling;

Index Natuur en Landschap: index die inzicht biedt in de ontwikkeling van de natuur- en landschapskwaliteit, te raadplegen via de website; https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/index-natuur-en-landschap/;

inrichting: eenmalige investering in een natuurterrein die door middel van eenmalige inrichtingsmaatregelen rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van het desbetreffende natuurterrein wijzigt;

Kaderrichtlijn Water: Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEU 2000, L 327);

landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2.4, onder 8, van de Landbouwrichtsnoeren;

landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die, dan wel samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat, een landbouwactiviteit uitoefent;

landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de internet markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);

landbouwgrond: landbouwareaal als bedoeld in artikel 2.4, onder 50 van de Landbouwrichtsnoeren, niet zijnde gronden als bedoeld in artikel 2.10, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;

Landbouwrichtsnoeren: Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PbEU 2014, C 204/1);

landschapsbeheertype: soort landschapselement als beschreven in de Index Natuur en Landschap;

leefgebiedenbenadering: integrale aanpak van het herstel en de ontwikkeling van de bedreigde biodiversiteit van soorten opgenomen op de Rode lijst, gebaseerd op landschapsherstel, systeemherstel en ecotoopherstel binnen de zes onderscheiden leefgebieden van Noord-Brabant, te raadplegen via de website https://www.brabant.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/natuur/biodiversiteit/biodiversiteit-en-leefgebieden;

motorrijtuigen: motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994;

natte natuurparel: hydrologisch gevoelig gebied, dat vanwege specifieke omstandigheden van bodem en water hoge natuurwaarden vertegenwoordigt als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

Natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 1.2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

natuurbeheertype: soort natuur als beschreven in de Index Natuur en Landschap, te raadplegen via de website https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/index-natuur-en-landschap/;

NNB: Natuur Netwerk Brabant, zijnde een samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

NNB, niet zijnde EVZ: NNB met uitzondering van de EVZ’s;

NNB, nieuwe natuur: opgave nieuwe natuur als aangeduid in het Natuurbeheerplan als onderdeel van het NNB;

NNB provinciaal deel: NNB provinciaal deel als aangeduid in het Natuurbeheerplan;

NNB rijksdeel: NNB rijksdeel als aangeduid in het Natuurbeheerplan;

NURG-gebied: gebied dat is opgenomen in het programma Nadere Uitwerking Rivierengebied van het Ministerie van Economische Zaken, dat tot doel heeft natuurontwikkeling in het rivierengebied te realiseren als begrensd in het Natuurbeheerplan;

ONNB: Ondernemend Natuur Netwerk Brabant, zijnde grond waarvan de functie wordt gecombineerd met natuurwaarden;

PAS: Programma Aanpak Stikstof als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming;

risicogebied natuurbranden: gebied waarin een risico bestaat op onbeheersbare natuurbranden;

Rode lijst: door het Rijk vastgestelde lijst met wettelijk beschermde soorten;

verwerving: verkrijging van het recht van eigendom of recht van erfpacht;

voor PAS benodigd perceel: perceel dat nodig is om de PAS-natuurherstelmaatregelen te kunnen uitvoeren als aangeduid op de kaart in bijlage 1 bij deze regeling;

wegen: wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

wijst: geohydrologisch verschijnsel, voortvloeiend uit de aardkundige omstandigheden langs de Peelrandbreuk, met bijzondere waterhuishoudkundige omstandigheden en chemische samenstelling van het grondwater en oppervlaktewater tot gevolg als aangeduid op de kaart in bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    natuurlijke personen;

  • b.

    privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • c.

    Staatsbosbeheer;

  • d.

    overige publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de rijksoverheid.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het realiseren van het NNB, niet zijnde EVZ, door:

  • a.

    verwerving, functiewijziging of inrichting van grond aangeduid als NNB, nieuwe natuur, met uitzondering van:

    • 1°.

      een voor PAS benodigd perceel;

    • 2°.

      een natte natuurparel, gelegen in het NNB provinciaal deel, niet zijnde EVZ; of

    • 3°.

      een wijstgebied;

  • b.

    verwerving of functiewijziging van een voor PAS benodigd perceel;

  • c.

    verwerving, functiewijziging of inrichting van een natte natuurparel, gelegen in het NNB provinciaal deel, niet zijnde EVZ;

  • d.

    verwerving, functiewijziging of inrichting van een wijstgebied;

  • e.

    verwerving, functiewijziging of inrichting van een enclave;

    of

  • f.

    een combinatie van verwervingsactiviteiten als bedoeld onder a tot en met e.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    het project betrekking heeft op gronden die zijn gelegen in een NURG-gebied;

  • b.

    voor hetzelfde project reeds een financiële bijdrage door Groen Ontwikkelfonds Brabant B.V., een provinciale subsidie of een rijkssubsidie is verstrekt;

  • c.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • d.

    het project gericht is of mede gericht is op verwerving van gronden als bedoeld in artikel 1.4, in eigendom van de provincie Noord-Brabant en deze gronden door de provincie Noord-Brabant niet verkocht zullen worden aan de subsidieaanvrager;

  • e.

    het project gericht is op verwerving als bedoeld in artikel 1.4 en de gronden gelegen zijn in een complex PAS-gebied, aangeduid op de kaart opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling;

  • f.

    de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert als bedoeld in artikel 2.4, onder 15, van de Landbouwrichtsnoeren dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • g.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 2.2, onder 27, van de Landbouwrichtsnoeren dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving.

Artikel 1.6 Subsidievereisten algemeen

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a tot met e in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project is gericht op:

    • 1°.

      verwerving, functiewijziging of inrichting van grond aangeduid als NNB, nieuwe natuur, met uitzondering van een voor PAS benodigd perceel, een natte natuurparel, gelegen in het NNB provinciaal deel, niet zijnde EVZ, of een wijstgebied;

    • 2°.

      verwerving of functiewijziging van een voor PAS benodigd perceel, aangeduid op de kaart opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling;

    • 3°.

      verwerving, functiewijziging of inrichting van een natte natuurparel, gelegen in het NNB provinciaal deel, niet zijnde EVZ;

    • 4°.

      verwerving, functiewijziging of inrichting van een wijstgebied; of

    • 5°.

      verwerving, functiewijziging of inrichting van een enclave.

  • c.

    indien het project gericht is op verwerving of functiewijziging en de subsidieaanvrager een landbouwer is, zijn de gronden ten minste 5 jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag aantoonbaar landbouwkundig in gebruik, blijkend uit:

    • 1°.

      de Basisregistratie Gewaspercelen; of

    • 2°.

      andere door de subsidieaanvrager te overleggen bewijsmiddelen;

  • d.

    indien de subsidieaanvrager geen landbouwer is, is de grond aantoonbaar nog niet duurzaam als natuur geborgd;

  • e.

    de subsidieaanvrager overlegt een kadastrale omschrijving van het perceel en een kaart met topografische ondergrond, met een schaal van ten hoogste 1:10.000, met daarop de ligging van het perceel;

  • f.

    het project kan binnen drie jaar na verlening van de subsidie worden gerealiseerd, blijkend uit een realistische tijdsplanning;

  • g.

    het project is erop gericht dat op het perceel duurzaam natuur- en landschapsbeheer zal worden verricht;

  • h.

    de subsidieaanvrager beschrijft de risico’s en de te nemen beheersmaatregelen;

  • i.

    de subsidieaanvrager overlegt een verklaring van het waterschap dat de onderbouwing van de inrichtingsmaatregelen in relatie tot hydrologie is afgestemd met het waterschap, met uitzondering van aanvragen die betrekking hebben op een complex PAS-gebied of een voor PAS benodigd perceel;

  • j.

    de subsidieaanvrager beschrijft de wijze waarop over het project wordt gecommuniceerd;

  • k.

    indien het project gericht is op verwerving of functiewijzing van een perceel dat in eigendom is van een gemeente, overlegt de subsidieaanvrager een verklaring van de desbetreffende gemeente dat deze;

    • 1°.

      de inkomsten uit de verkochte grond of functiewijzing voor 50% investeert in groene doelen; of

    • 2°.

      de vergoeding voor onderbedeling bij kavelruil voor 50% investeert in groene doelen;

  • l.

    indien het project gericht is op functiewijziging overlegt de subsidieaanvrager indien op de grond een recht van hypotheek is gevestigd, een verklaring van geen bezwaar van de natuurlijke of rechtspersoon die het recht van hypotheek toekomt;

  • m.

    de subsidieaanvrager overlegt:

    • 1°.

      een inrichtingsplan, indien het project gericht is op verwerving in combinatie met inrichting, functiewijziging in combinatie met inrichting of enkel inrichting;

    • 2°.

      een inrichtingsplan, indien het project gericht is op enkel verwerving of enkel functiewijziging op percelen binnen het NNB provinciaal deel of de aanvraag betrekking heeft op een wijstgebied;

    • 3°.

      een inrichtingsplan of een verklaring dat het perceel binnen 3 jaar na subsidieverlening zal worden ingericht, indien het project gericht is op enkel verwerving of enkel functiewijziging binnen het NNB, met uitzondering van aanvragen die betrekking hebben op een wijstgebied;

  • n.

    het inrichtingsplan, bedoeld onder n, bevat ten minste:

    • 1°.

      een beschrijving van de uitgangssituatie;

    • 2°.

      een omschrijving van de te treffen inrichtingsmaatregelen;

    • 3°.

      een onderbouwing van de inrichtingsmaatregelen in relatie tot hydrologie;

    • 4°.

      een onderbouwing van de inrichtingsmaatregelen in relatie tot het voorkomen van onbeheersbare natuurbranden indien de aanvraag om subsidie betrekking heeft op een aaneengesloten gebied van meer dan 2 hectare en het gebied is aangemerkt als risicogebied natuurbranden als aangeduid op de kaart in bijlage 4 bij deze regeling;

    • 5°.

      de oppervlakte waarop de inrichtingsmaatregelen zullen worden uitgevoerd;

    • 6°.

      een beschrijving en kaart van de beoogde eindsituatie van het perceel waarbij minimaal het beoogde natuurbeheertype en de oppervlakte wordt aangegeven;

    • 7°.

      een beschrijving van de in stand te houden, te verbeteren, aan te leggen of te verwijderen wegen en paden;

    • 8°.

      een beschrijving en kaart met de in stand te houden, te verbeteren en aan te leggen landschapselementen, indien het project gericht is op realisering van kruidenrijk en faunarijk grasland;

    • 9°.

      een beweidingsplan en een bemestingsplan of een combinatie van beiden;

  • o.

    het project is gericht op het realiseren van het natuurbeheertype aangegeven op de ambitiekaart, met uitzondering van projecten waarbij:

    • 1°.

      het perceel is gelegen in een wijstgebied buiten het NNB;

    • 2°.

      de subsidieaanvrager gebruik maakt van de systematiek van het ONNB;

  • p.

    indien het project gericht is op het realiseren van het natuurbeheertype kruidenrijk en faunarijk grasland, wordt 5% van de oppervlakte ingericht met een passend landschapselement;

  • q.

    indien de subsidieaanvrager een grote onderneming is, verstrekt de subsidieaanvrager gegevens en bescheiden bij de aanvraag die het stimulerend effect van de subsidie aantonen;

  • r.

    indien het project gericht is op de inrichting van natuurbeheertype Nat schraalland, Vochtig hooiland, Kruiden- en faunarijk grasland of Kruiden- en faunarijke akker in het gebied aangeduid in bijlage 4a bij deze regeling, is op basis van een bodemonderzoek aangetoond dat geen ecologische risico’s optreden in de te realiseren natuur;

  • s.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

  • 2. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder f, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project is gericht op het realiseren van het NNB, niet zijnde EVZ, door een combinatie van verwervingsactiviteiten als bedoeld in artikel 1.4, onder a tot en met e;

    • c.

      het project heeft een omvang van ten minste 25 hectare en maximaal 50 hectare;

    • d.

      de subsidieaanvrager overlegt een kaart met topografische ondergrond, met een schaal van ten hoogste 1:10.000, met daarop de ligging van het plangebied;

    • e.

      de subsidieaanvrager benoemt het totaal aantal te realiseren hectares;

    • f.

      het project kan binnen twee jaar na verlening van de subsidie worden gerealiseerd, blijkend uit een realistische tijdsplanning;

    • g.

      de subsidieaanvrager overlegt een realisatiestrategie met betrekking tot de realisatie van de activiteiten;

    • h.

      de subsidieaanvrager overlegt een voorstel voor tussentijdse monitoring en afstemming over de voortgang;

    • i.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in het tweede lid;

      • 2°.

        een sluitende begroting.

Artikel 1.7 Aanvullende subsidievereisten zoekgebied 1 tot en met 9

Onverminderd artikel 1.6 gelden, indien het perceel is gelegen in zoekgebied 1 tot en met 9, aangeduid op de ambitiekaart, aanvullend de volgende vereisten:

  • a.

    het natuurbeheertype wordt gerealiseerd op de locatie, waar dat op grond van het hydrologische beeld het best passend is, blijkend uit een advies van het waterschap;

  • b.

    het natuurbeheertype is passend voor het desbetreffende perceel, blijkend uit een ecologische onderbouwing en een landschaps-ecologische onderbouwing;

  • c.

    de subsidieontvanger overlegt een bodem-chemische beschrijving of een bodem-chemisch onderzoek, indien in het zoekgebied de kans voor schrale natuurbeheertypen op de ambitiekaart is aangegeven;

  • d.

    de subsidieaanvrager geeft invulling aan potenties voor zeldzame natuurbeheertypen, zoals deze naar voren komen uit de bodem-chemische beschrijving of het bodem-chemisch onderzoek;

  • e.

    indien het perceel is gelegen in een natte natuurparel, een gebied met beekherstel en kreekherstel of een Natura 2000- gebied, zijn de hydrologische eisen voor het natuurbeheertype van vochtig hooiland van toepassing als beschreven in de Index Natuur en Landschap.

Artikel 1.8 Aanvullende subsidievereisten zoekgebied 10

Onverminderd artikel 1.6 gelden, indien het perceel is gelegen in zoekgebied 10, aangeduid op de ambitiekaart, de volgende aanvullende vereisten:

  • a.

    het natuurbeheertype is landschappelijk inpasbaar;

  • b.

    het natuurbeheertype is in overeenstemming met of sluit aan bij de cultuurhistorische waarden;

  • c.

    het natuurbeheertype past in de leefgebiedenbenadering.

Artikel 1.9 Aanvullende subsidievereisten buiten het NNB

[vervallen]

Artikel 1.10 Aanvullende subsidievereisten wijstgebied

Onverminderd artikel 1.6, gelden indien het perceel is gelegen in een wijstgebied, de volgende aanvullende vereisten:

  • a.

    het project richt zich op behoud of herstel van de specifiek bij wijst horende aardkundige, ecologische, landschappelijke of cultuurhistorische waarden;

  • b.

    het project is gericht op een integrale aanpak van behoud of herstel van het natuurlijke watersysteem en bevat ten minste een van de volgende maatregelen:

    • 1°.

      het nemen van waterkwaliteitsmaatregelen in het intrekgebied;

    • 2°.

      het voorkomen van vervlakking van de karakteristieke terreintrede, herstel van de oorspronkelijke terreintrede of het ongedaan maken van ophogingen;

    • 3°.

      maatregelen gericht op het behoud of herstel van de landschappelijke elementen die een relatie hebben met wijstgronden;

Artikel 1.11 Aanvullende subsidievereisten ONNB

  • 1. Indien de subsidieaanvrager gebruik maakt van de systematiek van het ONNB gelden onverminderd artikel 1.6, de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op de verbetering van de bodem door in ieder geval geen gebruik te maken van kunstmest of drijfmest, chemische bestrijdingsmiddelen en kerende grondbewerking;

  • b.

    het gebruik en de inrichting is passend bij de hydrologische doelen van het gebied;

  • c.

    het project draagt ten opzichte van het bestaand gebruik substantieel en aanwijsbaar bij aan het verbeteren van de ecologische situatie ter plekke;

  • d.

    de benutting van de ecologische potentie van de gronden wordt onderbouwd op de volgende aspecten:

    • 1°.

      de mate waarin het natuurlijk systeem wordt hersteld op het gebied van water, natuur en landschap;

    • 2°.

      de wijze waarop de bodemecologie wordt gestimuleerd;

    • 3°.

      de wijze waarop het leefgebied van aanwezige, of potentieel aanwezige, plant- en diersoorten wordt gerealiseerd en verbeterd, waarbij specifiek aandacht is voor soorten opgenomen op de Rode lijst;

    • 4°.

      de landschappelijke diversiteit en robuuste groenblauwe landschapselementen;

  • e.

    het ONNB kan aantoonbaar financieel duurzaam in stand worden gehouden;

  • 2. Indien de subsidieaanvrager een besloten vennootschap, naamloze vennootschap of coöperatie is, toont hij aan dat aan het vereiste, bedoeld in het eerste lid, onder e, wordt voldaan door middel van:

    • a.

      een recente door de accountant vastgestelde jaarrekening;

    • b.

      een organogram waaruit blijkt door welke rechtspersoon de nieuwe activiteit wordt uitgevoerd;

    • c.

      een cashflowprognose van de rechtspersoon waarin de nieuwe activiteit gaat plaatvinden.

  • 3. Indien de subsidieaanvrager een commanditaire vennootschap, vennootschap onder firma, maatschap, eenmanszaak of privépersoon is, toont hij aan dat aan het vereiste, bedoeld in het eerste lid, onder e, wordt voldaan door middel van:

    • a.

      een recente jaarrekening;

    • b.

      een aangifte inkomstenbelasting van de vennoten of de privépersoon;

    • c.

      een cashflowprognose.

Artikel 1.12 Subsidievereisten afwijken ambitiekaart

De subsidieaanvrager kan bij de inrichting afwijken van het op de ambitiekaart aangegeven natuurbeheertype, bedoeld in artikel 1.6, onder o, indien wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • 1°.

    het project draagt aantoonbaar bij aan de natuurambities van het gebied, blijkend uit een ecologische onderbouwing en een landschaps-ecologische onderbouwing;

  • 2°.

    de subsidieontvanger overlegt een bodem-chemische beschrijving of een bodem-chemisch onderzoek, indien het perceel wordt ingericht als een schraal natuurbeheertype;

  • 3°.

    de gemiddelde natuurkwaliteit van het gebied wordt geborgd, uitgaande van de vigerende ambitiekaart;

  • 4°.

    de subsidieaanvrager geeft invulling aan potenties voor zeldzame natuurbeheertypen, zoals deze naar voren komen uit de bodem-chemische beschrijving of het bodem-chemisch onderzoek;

  • 5°.

    de gronden zijn niet gelegen in een Natura 2000-gebied;

  • 6°.

    de oppervlakte waarbij wordt afgeweken van de ambitiekaart betreft maximaal 5 hectare, indien het een natte natuurparel of het NNB rijksdeel, niet zijnde EVZ, betreft.

Artikel 1.13 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen bij aanvragen om subsidie die betrekking hebben op verwerving als bedoeld in artikel 1.4, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      de kosten met betrekking tot de waardevermindering van de grond door functiewijziging, berekend op basis van:

      • 1°.

        de marktwaarde van de grond voor de functiewijziging, tot een maximum van 150% van de CBS-regioprijs per hectare, opgenomen in bijlage 5 bij deze regeling;

      • 2°.

        verminderd met de marktwaarde van de grond na functiewijziging; en

      • 3°.

        gebaseerd op de in opdracht van de provincie Noord-Brabant door twee onafhankelijke taxateurs uitgevoerde taxatie;

    • b.

      kosten van grondverwerving, bestaande uit veilingkosten, overdrachtsbelasting, kosten voor bodemonderzoek, kadasterkosten, notariskosten, taxatiekosten, en bemiddelingskosten, tot een hoogte van maximaal 2,5% van de waarde als bedoeld in onderdeel a, onder 1°.

    • c.

      de kosten, bedoeld onder a, zijn subsidiabel tot een maximum van 50% van de marktwaarde van de grond voor de functiewijziging;

    • d.

      overige schadeloosstellingscomponenten deel uitmakende van de getaxeerde volledige schadeloosstelling, indien het een voor PAS benodigd perceel betreft;

    • e.

      het maximum van 150% van de CBS-regioprijs, bedoeld onder a, geldt niet indien het een voor PAS benodigd perceel betreft.

  • 2. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen bij aanvragen om subsidie die betrekking hebben op functiewijziging als bedoeld in artikel 1.4, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      de kosten met betrekking tot de waardevermindering van de grond door functiewijziging, berekend op basis van:

      • 1°.

        de marktwaarde van de grond voor de functiewijziging, tot een maximum van 150% van de CBS-regioprijs per hectare, opgenomen in bijlage 5 bij deze regeling;

      • 2°.

        verminderd met de marktwaarde van de grond na functiewijziging; en

      • 3°.

        gebaseerd op de in opdracht van de provincie Noord-Brabant door twee onafhankelijke taxateurs uitgevoerde taxatie;

    • b.

      kosten van grondverwerving, bestaande uit veilingkosten, overdrachtsbelasting, kosten voor bodemonderzoek, kadasterkosten, notariskosten, taxatiekosten, en bemiddelingskosten, mits de verwerving plaatsvond uiterlijk drie jaar voor indiening van de subsidieaanvraag, tot een hoogte van maximaal 2,5% van de waarde als bedoeld in onderdeel a, onder 1°.

    • c.

      de kosten, bedoeld onder a zijn subsidiabel, tot een maximum van 50% van de marktwaarde van de grond voor de functiewijziging;

    • d.

      de gemaakte deskundigenkosten overeenkomstig de lumpsumbedragen en lumpsumpercentages, opgenomen in bijlage 6 bij deze regeling, indien sprake is van een voor PAS benodigd perceel;

    • e.

      het maximum van 150% van de CBS-regioprijs, bedoeld onder a, geldt niet indien het een voor PAS benodigd perceel betreft.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, onder b en c, en het tweede lid, onder b en c, bedragen de percentages respectievelijk 4,25% en 85%, indien het betreft:

    • a.

      het NNB rijksdeel, niet zijnde EVZ;

    • b.

      een voor PAS benodigd perceel;

    • c.

      wijstgebied;

    • d.

      gronden gelegen binnen het compensatiegebied N69 als weergegeven op de kaart in bijlage 7 bij deze regeling;

    • e.

      gronden gelegen binnen het gebied De Maashorst, weergegeven op de kaart in bijlage 7a bij deze regeling;

    • f.

      gronden gelegen binnen het gebied Ossekamp-De Waarden, weergegeven op de kaart in bijlage 7b bij deze regeling;

    • g.

      natte natuurparels in het NNB provinciaal deel, niet zijnde EVZ.

  • 4. Indien het betreft ONNB:

    • a.

      worden de kosten met betrekking tot de waardevermindering van de grond, in afwijking van het eerste lid, onder a en het tweede lid, onder a, berekend op basis van de marktwaarde van de grond voor de inrichting als natuur, tot een maximum van 150% van de CBS-regioprijs per hectare, opgenomen in bijlage 5 bij deze regeling; en

    • b.

      zijn de kosten, in afwijking van het eerste lid, onder c en het tweede lid, onder c, subsidiabel voor 50%.

  • 5. Indien de aanvraag om subsidie betrekking heeft op inrichting, komen voor subsidie in aanmerking de lumpsumbedragen, genoemd in bijlage 3 bij deze regeling.

Artikel 1.14 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.13 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor uitvoering van wettelijke taken, regelingen, convenanten of afspraken;

  • b.

    kosten die betrekking hebben op voor motorrijtuigen opengestelde wegen, bestaande uit baksteen, tegels, beton of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare vaste of gesloten materialen;

  • c.

    kosten die betrekking hebben op gronden die bestemd zijn als:

    • 1°.

      tuin of erf bij burgerwoningen;

    • 2°.

      agrarisch bouwblok;

    • 3°.

      bebouwingsvlak ten behoeve van een niet-agrarische functie.

Artikel 1.15 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 15 december 2022 tot en met 31 december 2026.

Artikel 1.16 Subsidieplafond

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 1.15, vast op:

  • a.

    € 1.300.000 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder a en b, gericht op inrichting van grond binnen het NNB provinciaal deel, voor welke grond reeds subsidie is verstrekt voor verwerving of functiewijziging door het Groen Ontwikkelfonds Brabant BV;

  • b.

    € 0 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder a en b, gericht op het realiseren van het NNB provinciaal deel, anders dan bedoeld onder a;

  • c.

    € 40.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder a en b, gericht op het realiseren van het NNB rijksdeel;

  • d.

    € 0 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder c;

  • e.

    € 0 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder d;

  • f.

    € 0 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder e.

  • 2. Indien het betreft een combinatie van verwervingsactiviteiten als bedoeld in artikel 1.4, onder f, gelden de desbetreffende plafonds, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met f.

Artikel 1.17 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, bedraagt:

  • a.

    100% van de subsidiabele kosten, indien het betreft verwerving of functiewijziging;

  • b.

    de desbetreffende lumpsumbedragen opgenomen in bijlage 3 bij deze regeling, indien het betreft inrichting;

  • c.

    in totaal maximaal € 5.000.000 per aanvraag.

Artikel 1.18 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 1.19 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 voor advies over de artikelen 1.6 tot en met 1.11 voor aan de Adviescommissie realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Artikel 1.20 Subsidieverlening

  • 1. De subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder a tot en met e, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de provincie Noord-Brabant en de subsidieontvanger of tussen de provincie Noord-Brabant en de grondeigenaar, indien de subsidieontvanger niet de grondeigenaar is, een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen dat degene die het terrein toebehoort, beheert of degene die het recht van erfpacht verwerft:

    • a.

      de desbetreffende grond na aanvang van de inrichting niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, tenzij subsidieaanvrager gebruik maakt van de systematiek van het ONNB;

    • b.

      op de desbetreffende grond voor onbepaalde tijd de ontwikkeling dan wel instandhouding van het in het inrichtingsplan, bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onder m, opgenomen natuurbeheertype gedoogt;

    • c.

      datgene nalaat wat de ontwikkeling dan wel instandhouding van het natuurbeheertype, bedoeld onder b, belemmert, bemoeilijkt of verhindert;

    • d.

      effecten op zijn terrein duldt die ontstaan door hydrologische maatregelen in zijn omgeving ten behoeve van natuurdoelen, Natura 2000-gebied, de Kaderrichtlijn Water of het behoud en herstel van wijst.

  • 2. De subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder f, wordt verleend onder de ontbindende voorwaarde dat binnen 2 jaar na subsidieverlening:

    • a.

      tussen de provincie Noord-Brabant en de subsidieontvanger en of tussen de provincie Noord-Brabant en de grondeigenaar, indien de subsidieontvanger niet de grondeigenaar is, een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen dat degene die het terrein toebehoort, beheert of degene die het recht van erfpacht verwerft:

      • 1°.

        de desbetreffende grond na aanvang van de inrichting niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, tenzij subsidieaanvrager gebruik maakt van de systematiek van het ONNB;

      • 2°.

        op de desbetreffende grond voor onbepaalde tijd de ontwikkeling dan wel instandhouding van de in het inrichtingsplan, bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onder m, opgenomen natuurbeheertype gedoogt;

      • 3°.

        datgene nalaat wat de ontwikkeling dan wel instandhouding van het natuurbeheertype, bedoeld onder 2°, belemmert, bemoeilijkt of verhindert;

      • 4°.

        effecten op zijn terrein duldt die ontstaan door hydrologische maatregelen in zijn omgeving ten behoeve van natuurdoelen, Natura 2000-gebied, de Kaderrichtlijn Water of het behoud en herstel van wijst;

    • b.

      de subsidieontvanger een inrichtingsplan overlegt, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de subsidievereisten, bedoeld in de artikelen 1.6, eerste lid, 1.7, 1.8,1.9,1.10, 1.11 en 1.12.

  • 3. De kwalitatieve verplichting, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt bij notariële akte opgemaakt en ingeschreven in de openbare registers.

  • 4. Indien de subsidieontvanger gebruik maakt van de verklaring, bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel m, onder 3°, wordt de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder a tot en met e, verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de subsidieontvanger binnen twee jaar na subsidieverlening een inrichtingsplan overlegt, dat voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onder n.

Artikel 1.21 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger verricht op het perceel duurzaam natuur- en landschapsbeheer;

    • b.

      de subsidieontvanger gebruikt geen kunstmest of drijfmest;

    • c.

      de subsidieontvanger gebruikt geen chemische bestrijdingsmiddelen;

    • d.

      de subsidieaanvrager gebruikt bij de inrichting geen van de volgende beplantingsoorten:

    • e.

      de kwalitatieve verplichting, bedoeld in artikel 1.20, wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie gevestigd, met een verlengingsmogelijkheid tot en met 31 december 2027;

    • f.

      de notariële akte van levering wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie gepasseerd, met een verlengingsmogelijkheid tot en met 31 december 2027, indien het verwerving als bedoeld in artikel 1.4 betreft;

    • g.

      de grond waar het project betrekking op heeft wordt ingericht conform het inrichtingsplan, bedoeld in artikel 1.6, onder m;

    • h.

      de inrichting, bedoeld onder g, wordt uitgevoerd:

      • 1°.

        binnen drie jaar na verlening van de subsidie, met een verlengingsmogelijkheid tot en met 31 december 2027, indien het betreft een subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a tot en met e;

      • 2°.

        binnen vijf jaar na verlening van de subsidie, met een verlengingsmogelijkheid tot en met 31 december 2027, indien het betreft een subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder f;

    • i.

      met de inrichting, bedoeld onder g, wordt geen aanvang gemaakt voordat in opdracht van de provincie Noord-Brabant door twee onafhankelijke taxateurs een taxatie van de marktwaarde van de grond is uitgevoerd, indien het functiewijziging als bedoeld in artikel 1.4 betreft;

    • j.

      de subsidieontvanger voert het project uit conform de voorschriften voor verwerving, opgenomen in bijlage 8 bij deze regeling, indien het de verwerving van een voor PAS benodigd perceel, bedoeld in artikel 1.4, onder b, betreft;

    • k.

      de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

    • l.

      de subsidieontvanger, bedoeld in artikel 1.2, onder b, c en d, treft in zijn administratie maatregelen om te voorkomen dat de subsidie naar economische activiteiten vloeit, indien de aanvraag betrekking heeft op wijstgebied als bedoeld in artikel 1.4, onder d;

    • m.

      de subsidieontvanger zorgt voor communicatie over de realisering van het project.

  • 2. Indien het betreft verwerving van grond aangeduid als NNB, niet zijnde ONNB, heeft de subsidieontvanger de volgende aanvullende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger overlegt en werkt samen met de beheerders van de omliggende natuurterreinen om tot een samenhangend beheer te komen;

    • b.

      de subsidieontvanger draagt er zorg voor dat het verworven terrein ten minste 358 dagen per jaar kosteloos wordt opengesteld en toegankelijk blijft, tenzij daarvan door Gedeputeerde Staten ontheffing is verleend op grond van zwaarwegende natuurwetenschappelijke belangen, bescherming van de persoonlijke levenssfeer of de aard van het terrein;

    • c.

      de subsidieontvanger besteedt eventuele opbrengsten van het verworven terrein uitsluitend ten behoeve van duurzaam natuurbeheer en landschapsbeheer.

  • 3. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder e, f en h, kan door de subsidieontvanger schriftelijk en gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de termijn.

  • 4. In afwijking van het eerste lid, onder e, f en h:

    • a.

      worden de kwalitatieve verplichting en de notariële akte van levering gevestigd voor 1 januari 2024, indien het een voor PAS benodigd perceel, als bedoeld in artikel 1.4, onder b, betreft;

    • b.

      worden de kwalitatieve verplichting en de notariële akte van levering gevestigd en de inrichting uitgevoerd voor 21 december 2023, indien het een wijstgebied als bedoeld in artikel 1.4, onder d, betreft;

  • 5. De termijnen, bedoeld in het vierde lid, worden niet verlengd.

Artikel 1.22 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 125.000 toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken, bedoeld in artikel 2.8 van de DAEB Kaderregeling, artikel 3.5, onder 85, van de Landbouwrichtsnoeren en artikel 5 van het DAEB vrijstellingsbesluit:

    • a.

      de notariële akte van levering, indien het verwerving betreft;

    • b.

      een bewijs van vestiging van de kwalitatieve verplichting, indien het functiewijziging betreft;

    • c.

      de bewijsstukken waaruit de reële bijkomende kosten van grondverwerving blijken;

    • d.

      een activiteitenverslag als het inrichting betreft;

    • e.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project als het inrichting betreft;

    • f.

      de in opdracht van de provincie Noord-Brabant door twee onafhankelijke taxateurs uitgevoerde taxatie van de marktwaarde, indien het functiewijziging betreft.

  • 2. Conform artikel 22, dertiende lid, van de Asv, toont de subsidieontvanger bij subsidies van € 125.000 en hoger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de bewijsstukken, genoemd in het eerste lid.

Artikel 1.23 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag, indien het inrichting betreft.

  • 3. Het voorschot, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt indien het betreft een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 1.4, onder a tot en met e, in een keer betaald op het moment van vestiging van de kwalitatieve verplichting.

  • 4. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt indien het betreft een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 1.4, onder f, per desbetreffend deelproject betaald, op het moment van het passeren van de notariële akte van dat deelproject, waarbij het deel van het voorschot wordt gebaseerd op het aantal hectares dat in die notariële akte is opgenomen.

Artikel 1.24 Subsidievaststelling

  • 1. Bij subsidies tot € 125.000 stellen Gedeputeerde Staten de subsidie vast op basis van reële kosten:

    • a.

      ingevolge artikel 3.5, onder 85, van de Landbouwrichtsnoeren, indien het subsidie voor functiewijziging of inrichting als bedoeld in artikel 1.4 betreft;

    • b.

      ingevolge artikel 2.8 van de DAEB Kaderregeling, indien het subsidie voor verwerving als bedoeld in artikel 1.4 betreft;

    • c.

      ingevolge artikel 5 van het DAEB vrijstellingsbesluit, indien het subsidie voor voor PAS benodigde percelen als bedoeld in artikel 1.4, onder b, of subsidie waarbij sprake is van toepassing van de systematiek van het ONNB, betreft.

  • 2. Bij subsidies van € 125.000 en hoger stellen Gedeputeerde Staten de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, overeenkomstig artikel 22, dertiende lid, van de Asv, vast op grond van het eerste lid.

  • 3. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats conform artikel 21, eerste tot en met vijfde, en negende lid, van de Asv.

§ 2 Verwerving, functiewijziging en inrichting EVZ`s en stapstenen

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Adviescommissie realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant: adviescommissie als bedoeld in artikel 82 van de Provinciewet;

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

droge EVZ: EVZ, die veelal niet gelegen is langs een waterloop;

EVZ: ecologische verbindingszone, zijnde een langgerekt gebied waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

inrichting: eenmalige investering in een natuurterrein, die door middel van eenmalige inrichtingsmaatregelen rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van het desbetreffende natuurterrein wijzigt;

Kaderrichtlijn Water: Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEU 2000, L 327);

natte EVZ: EVZ, die gelegen is langs een waterloop;

Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

Natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 1.2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

NURG-gebied: gebied opgenomen in het programma Nadere Uitwerking Rivierengebied van het Ministerie van Economische Zaken, dat tot doel heeft natuurontwikkeling in het rivierengebied te realiseren als begrensd in het Natuurbeheerplan;

prioritaire soort: soort waarvoor het voor het voortbestaan nodig is extra maatregelen te treffen om de migratie van deze soort te versterken;

stapsteen: aan te leggen natuurgebied, geschikt voor de migratie van soorten;

verwerving: verkrijging van het recht van eigendom of recht van erfpacht;

wijst: geohydrologisch verschijnsel, voortvloeiend uit de aardkundige omstandigheden langs de Peelrandbreuk, met bijzondere waterhuishoudkundige omstandigheden en chemische samenstelling van het grondwater en oppervlaktewater tot gevolg als aangeduid op de kaart in bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    natuurlijke personen;

  • b.

    privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • c.

    Staatsbosbeheer;

  • d.

    overige publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de rijksoverheid.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op verwerving, functiewijziging of inrichting van gronden voor het realiseren van:

  • a.

    droge EVZ’s;

  • b.

    natte EVZ’s;

  • c.

    stapstenen; of

  • d.

    een combinatie van meerdere EVZ’s of stapstenen als bedoeld onder a tot en met c, met een omvang van ten minste 25 hectare.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    het project betrekking heeft op gronden die zijn gelegen in een NURG-gebied;

  • b.

    voor het hetzelfde project reeds een financiële bijdrage door Groen Ontwikkelfonds Brabant B.V., een provinciale subsidie of een rijkssubsidie is verstrekt;

  • c.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder a tot en met c, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project is gericht op verwerving, functiewijziging of inrichting van gronden voor het realiseren van:

      • 1°.

        droge EVZ’s;

      • 2°.

        natte EVZ’s; of

      • 3°.

        stapstenen;

    • c.

      de EVZ’s, bedoeld in onderdeel b, onder 1° en 2°, zijn aangeduid op de kaart, opgenomen in bijlage 9 bij deze regeling;

    • d.

      de stapsteen, bedoeld in onderdeel b, onder 3°:

      • 1°.

        is gelegen aansluitend aan een EVZ die op de kaart, opgenomen in bijlage 10 bij deze regeling, is aangewezen voor prioritaire soorten;

      • 2°.

        heeft een oppervlakte van minimaal een hectare;

      • 3°.

        heeft een oppervlakte van maximaal zes hectare;

    • e.

      de subsidieaanvrager overlegt een ecologische visie met betrekking tot de migratie van de desbetreffende soorten;

    • f.

      de subsidieaanvrager overlegt bij de ecologische visie, bedoeld onder e, een onderbouwing dat de gekozen inrichting geschikt is als habitat voor de aangewezen prioritaire soort, indien het betreft:

      • 1°.

        een EVZ die op de kaart, opgenomen in bijlage 10 bij deze regeling, is aangewezen voor prioritaire soorten;

      • 2°.

        een stapsteen;

    • g.

      de subsidieaanvrager overlegt een kadastrale omschrijving van het perceel en een kaart met topografische ondergrond, met een schaal van ten hoogste 1:10.000, met daarop de ligging van het perceel;

    • h.

      het project kan binnen drie jaar na verlening van de subsidie worden gerealiseerd, blijkend uit een realistische tijdsplanning;

    • i.

      het project is erop gericht dat op het perceel duurzaam natuur- en landschapsbeheer zal worden verricht;

    • j.

      de subsidieaanvrager beschrijft de risico’s en de te nemen beheersmaatregelen;

    • k.

      de subsidieaanvrager overlegt een verklaring van het waterschap dat de onderbouwing van de inrichtingsmaatregelen in relatie tot hydrologie is afgestemd met het waterschap;

    • l.

      de subsidieaanvrager beschrijft de wijze waarop over het project wordt gecommuniceerd;

    • m.

      indien het project gericht is op functiewijziging en op de grond een recht van hypotheek is gevestigd, overlegt de subsidieaanvrager een verklaring van geen bezwaar van de natuurlijke of rechtspersoon die het recht van hypotheek toekomt;

    • n.

      de subsidieaanvrager overlegt een inrichtingsplan dat ten minste bevat:

      • 1°.

        een beschrijving van de uitgangssituatie;

      • 2°.

        een omschrijving van de te treffen inrichtingsmaatregelen;

      • 3°.

        een onderbouwing van de inrichtingsmaatregelen in relatie tot hydrologie;

      • 4°.

        de oppervlakte waarop de inrichtingsmaatregelen zullen worden uitgevoerd;

      • 5°.

        een beschrijving en kaart van de beoogde eindsituatie van het perceel;

    • m.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende en realistische begroting.

  • 2. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder d, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project is gericht op verwerving, functiewijziging of inrichting van gronden voor het realiseren van een combinatie van meerdere EVZ’s of stapstenen als bedoeld in artikel 2.4, onder a tot en met c;

    • c.

      het project heeft een omvang van ten minste 25 hectare;

    • d.

      de subsidieaanvrager overlegt een kaart met topografische ondergrond, met een schaal van ten hoogste 1:10.000, met daarop de ligging van het plangebied;

    • e.

      de subsidieaanvrager benoemt het totaal aantal te realiseren hectares EVZ of stapstenen;

    • f.

      de subsidieaanvrager overlegt een ecologische visie op hoofdlijnen met betrekking tot de migratie van soorten;

    • g.

      de subsidieaanvrager beschrijft de risico`s en de te nemen beheersmaatregelen;

    • h.

      het project kan binnen vijf jaar na verlening van de subsidie, maar uiterlijk 31 december 2027, worden gerealiseerd, blijkend uit een realistische tijdsplanning;

    • i.

      de subsidieaanvrager overlegt een realisatiestrategie met betrekking tot de realisatie van de EVZ’s en stapstenen;

    • j.

      de subsidieaanvrager overlegt een voorstel voor tussentijdse monitoring en afstemming over de voortgang;

    • k.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in het tweede lid;

      • 2°.

        een sluitende begroting.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    de kosten van verwerving voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder a tot en met d en de waardevermindering door functiewijzing voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder d, tot een maximum van de CBS-regioprijs per hectare, opgenomen in bijlage 5 bij deze regeling;

  • b.

    de bijkomende kosten van verwerving tot een maximum van 10% van de regioprijs, bedoeld onder a;

  • c.

    de waardevermindering door functiewijziging voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder a tot en met c, gebaseerd op de in opdracht van de provincie Noord-Brabant door twee onafhankelijke taxateurs uitgevoerde taxatie van de marktwaarde van het perceel, tot een maximum van 150% van de CBS-regioprijs per hectare, opgenomen in bijlage 5 bij deze regeling;

  • d.

    de bijkomende kosten van verwerving bij functiewijziging, indien de grond uiterlijk drie jaar voor indiening van de subsidieaanvraag is verworven, tot een maximum van 10% van die kosten;

  • e.

    de kosten van inrichting van een EVZ of stapsteen, tot een maximum van € 50.000 per hectare, met betrekking tot:

    • 1°.

      inrichtingsmaatregelen;

    • 2°.

      archeologisch onderzoek;

    • 3°.

      bodemonderzoek;

    • 4°.

      munitiedetectie;

    • 5°.

      onderzoek naar ligging van kabels en leidingen;

    • 6°.

      quick scan flora- en faunaonderzoek;

    • 7°.

      hydrologisch onderzoek;

    • 8°.

      fosfaatonderzoek;

    • 9°.

      leges;

    • 10°.

      planvorming tot een maximum van 10% van de kosten, bedoeld onder 1°.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor uitvoering van wettelijke taken, regelingen, convenanten of afspraken;

  • b.

    kosten gemaakt voorafgaand aan de indiening van de subsidieaanvraag, met uitzondering van de kosten genoemd in artikel 2.7, onderdeel e, onder 2° tot en met 10°.

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2026.

Artikel 2.10 Subsidieplafond

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 2.9, vast op:

    • a.

      € 18.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 2.4, onder a en b;

    • b.

      € 2.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 2.4, onder c.

  • 2. Indien het een combinatie van meerdere EVZ’s of stapstenen betreft, als bedoeld in artikel 2.4, onder d, gelden de desbetreffende plafonds, bedoeld in het eerste lid, onder a en b.

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, bedraagt:

    • a.

      75% van de subsidiabele kosten, indien het betreft de realisering van een droge EVZ als bedoeld in artikel 2.4, onder a;

    • b.

      50% van vier tiende deel en 75% van zes tiende deel van de subsidiabele kosten, indien het betreft de realisering van een natte EVZ als bedoeld in artikel 2.4, onder b;

    • c.

      85% van de subsidiabele kosten indien het betreft de verwerving of functiewijziging van een stapsteen als bedoeld in artikel 2.4, onder c;

    • d.

      50% indien het betreft de inrichting van een stapsteen als bedoeld in artikel 2.4, onder c;

    • e.

      de percentages, genoemd onder a tot en met d, indien het een combinatie van meerdere EVZ’s of stapstenen betreft als bedoeld in artikel 2.4, onder d.

  • 2. De hoogte van de subsidie bedraagt in totaal maximaal € 5.000.000 per aanvraag.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 2.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 voor advies over artikel 2.6 voor aan de Adviescommissie realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Artikel 2.14 Subsidieverlening

  • 1. De subsidie, bedoeld in artikel 2.4, onder a tot en met c, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant of tussen de provincie Noord-Brabant en de grondeigenaar, indien de subsidieontvanger niet de grondeigenaar is, een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen dat degene die het terrein toebehoort, beheert of degene die het recht van erfpacht verwerft:

    • a.

      de desbetreffende grond na aanvang van de inrichting niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond;

    • b.

      op de desbetreffende grond voor onbepaalde tijd de ontwikkeling dan wel instandhouding van de in het inrichtingsplan, bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, onder n, opgenomen inrichtingsmaatregelen gedoogt;

    • c.

      datgene nalaat wat de ontwikkeling dan wel instandhouding van de inrichtingsmaatregelen, bedoeld onder b, belemmert, bemoeilijkt of verhindert;

    • d.

      effecten op zijn terrein duldt die ontstaan door hydrologische maatregelen in zijn omgeving ten behoeve van natuurdoelen, Natura 2000-gebied, de Kaderrichtlijn Water of het behoud en herstel van wijst.

  • 2. De subsidie, bedoeld in artikel 2.4, onder d, wordt verleend onder de ontbindende voorwaarden dat voor de start van de uitvoering van het desbetreffende deelproject:

    • a.

      tussen subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant of tussen de provincie Noord-Brabant en de grondeigenaar, indien de subsidieontvanger niet de grondeigenaar is, een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen dat degene die het terrein toebehoort, beheert of degene die het recht van erfpacht verwerft:

      • 1°.

        de desbetreffende grond na aanvang van de inrichting niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond;

      • 2°.

        op de desbetreffende grond voor onbepaalde tijd de ontwikkeling dan wel instandhouding van de in het inrichtingsplan, bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, onder n, opgenomen inrichtingsmaatregelen gedoogt;

      • 3°.

        datgene nalaat wat de ontwikkeling dan wel instandhouding van de inrichtingsmaatregelen, bedoeld onder 2°, belemmert, bemoeilijkt of verhindert;

      • 4°.

        effecten op zijn terrein duldt die ontstaan door hydrologische maatregelen in zijn omgeving ten behoeve van natuurdoelen, Natura 2000-gebied, de Kaderrichtlijn Water of het behoud en herstel van wijst.

    • b.

      de subsidieontvanger een inrichtingsplan overlegt, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de subsidievereisten, bedoeld in artikel 2.6, eerste lid.

  • 3. De kwalitatieve verplichting, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt bij notariële akte opgemaakt en ingeschreven in de openbare registers.

Artikel 2.15 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de kwalitatieve verplichting, bedoeld in artikel 2.14, wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie gevestigd, met een verlengingsmogelijkheid tot uiterlijk 31 december 2027;

    • b.

      de notariële akte van levering wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie gepasseerd, met een verlengingsmogelijkheid tot uiterlijk 31 december 2027, indien het verwerving als bedoeld in artikel 2.4 betreft;

    • c.

      de grond waar het project betrekking op heeft, wordt ingericht conform het inrichtingsplan, bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, onder n, indien het verwerving en inrichting, functiewijziging en inrichting of enkel inrichting als bedoeld in artikel 2.4 betreft;

    • d.

      de inrichting, bedoeld onder c, wordt uitgevoerd binnen drie jaar na verlening van de subsidie, met een verlengingsmogelijkheid tot uiterlijk 31 december 2027;

    • e.

      met de inrichting, bedoeld onder c, mag geen aanvang worden gemaakt, voordat in opdracht van de provincie Noord-Brabant door twee onafhankelijke taxateurs een taxatie van de marktwaarde van de grond is uitgevoerd, indien het functiewijziging als bedoeld in artikel 2.4 betreft;

    • f.

      bij subsidies van € 25.000 en hoger:

      • 1°.

        houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

      • 2°.

        overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien het een project als bedoeld in artikel 2.4, onder d, betreft;

    • g.

      de subsidieontvanger, bedoeld in artikel 2.2, onder b, c en d, treft in zijn administratie maatregelen om te voorkomen dat de subsidie naar economische activiteiten vloeit;

    • h.

      de subsidieontvanger zorgt voor communicatie over de realisering van het project.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, bedraagt de termijn, bedoeld in het eerste lid, onder a, b en d, vijf jaar, maar uiterlijk 31 december 2027, met een verlengingsmogelijkheid tot uiterlijk 31 december 2027, indien het betreft een project als bedoeld in artikel 2.4, onder d.

  • 3. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder a, b en d, en het tweede lid, wordt door de subsidieontvanger schriftelijk en gemotiveerd ingediend bij Gedeputeerde Staten, uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de termijn.

Artikel 2.16 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      de notariële akte van levering indien het verwerving betreft;

    • b.

      een bewijs van vestiging van de kwalitatieve verplichting indien het functiewijziging betreft;

    • c.

      een activiteitenverslag indien het inrichting betreft;

    • d.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project indien het inrichting betreft.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      de notariële akte van levering indien het verwerving betreft;

    • b.

      een bewijs van vestiging van de kwalitatieve verplichting indien het functiewijziging betreft;

    • c.

      een activiteitenverslag indien het inrichting betreft;

    • d.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project indien het inrichting betreft;

    • e.

      overeenkomstig artikel 21, achtste lid, van de Asv, een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten als bedoeld in artikel 21, zevende lid, van de Asv, met gebruikmaking van de daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelverklaring, waarbij:

      • 1°.

        indien het betreft verwerving, de werkelijke kosten worden aangetoond door overlegging van de notariële akte, bedoeld onder a,

      • 2°.

        indien het betreft functiewijziging, de werkelijke kosten worden aangetoond door overlegging van de in opdracht van de provincie Noord-Brabant door twee onafhankelijke taxateurs uitgevoerde taxatie van de marktwaarde.

  • 3. Conform artikel 22, dertiende lid, van de Asv toont de subsidieontvanger bij subsidies van € 125.000 en hoger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de bewijsstukken, genoemd in het tweede lid.

Artikel 2.17 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Asv, op het moment van vestiging van de kwalitatieve verplichting.

  • 3. Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van:

    • a.

      100 % van het verleende subsidiebedrag, indien sprake is van subsidie voor verwerving of functiewijziging als bedoeld in artikel 2.4;

    • b.

      80% van het verleende subsidiebedrag, indien sprake is van subsidie voor inrichting als bedoeld in artikel 2.4.

  • 4. Het voorschot, bedoeld in het derde lid, wordt:

    • a.

      indien het betreft een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 2.4, onder a, b of c, in een keer betaald op het moment van vestiging van de kwalitatieve verplichting;

    • b.

      indien het betreft een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 2.4, onder d, in een keer betaald op het moment van vestiging van de kwalitatieve verplichting voor het desbetreffende deelproject, waarbij het percentage wordt gebaseerd op het aantal hectares dat in die kwalitatieve verplichting is vastgelegd.

Artikel 2.18 Subsidievaststelling

Bij subsidies van € 125.000 en hoger stellen Gedeputeerde Staten de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, conform artikel 22, dertiende lid, van de Asv vast op grond van artikel 21 van de Asv.

§ 3 Kavelruil

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant: adviescommissie als bedoeld in artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • c.

    complex PAS-gebied: specifiek PAS-gebied, zijnde de gebieden Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux, Groote Peel, Langstraat, Kempenland-West en Deurnsche Peel & Mariapeel;

  • d.

    kavelruil: ruilverkaveling bij overeenkomst als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Wet inrichting landelijk gebied;

  • e.

    NNB: Natuur Netwerk Brabant, zijnde een samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

  • f.

    NURG-gebied: gebied opgenomen in het programma Nadere Uitwerking Rivierengebied van het Ministerie van Economische Zaken, dat tot doel heeft natuurontwikkeling in het rivierengebied te realiseren als begrensd in het Natuurbeheerplan.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    natuurlijke personen;

  • b.

    privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • c.

    Staatsbosbeheer;

  • d.

    overige publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzonderling van de rijksoverheid.

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op kavelruil.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    het project betrekking heeft op gronden die zijn gelegen in een NURG-gebied;

  • b.

    voor hetzelfde project reeds een financiële bijdrage door Groen Ontwikkelfonds Brabant B.V., een provinciale subsidie of een rijkssubsidie is verstrekt;

  • c.

    het project gericht is op gronden gelegen in een complex PAS-gebied, aangeduid op de kaart in bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project is gericht op kavelruil;

  • c.

    het project is gericht op het toevoegen van minimaal 25% van de uitgeruilde grond aan het Natuur Netwerk Brabant;

  • d.

    het project heeft betrekking op kavelruil van minimaal 5 hectare grond;

  • e.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 3°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 4°.

      een sluitende begroting.

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      voorbereidingskosten;

    • b.

      uitvoeringskosten.

  • 2. Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij op grond van artikel 6, tweede lid, van die regeling een uurtarief van:

    • a.

      € 50 voor werkzaamheden op MBO-niveau;

    • b.

      € 80 voor werkzaamheden op HBO-niveau;

    • c.

      € 100 voor werkzaamheden op WO-niveau.

Artikel 3.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2026.

Artikel 3.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, voor de periode, genoemd in artikel 3.9, vast op € 0.

Artikel 3.10 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt 66,7% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 800 per beoogde te ruilen hectare als vermeld in het projectplan.

Artikel 3.11 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 3.12 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 voor advies over artikel 3.6 voor aan de Adviescommissie realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie afgerond, met op verzoek een verlengingsmogelijkheid tot uiterlijk 31 december 2027.

    • b.

      bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk 2 maanden voor de datum van het verstrijken van de termijn.

Artikel 3.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag waarin wordt aangetoond:

      • 1°.

        op hoeveel hectare de kavelruil betrekking heeft en welke grond het betreft;

      • 2°.

        hoeveel hectare en welke uitgeruilde grond is of wordt toegevoegd aan het NNB;

    • b.

      overlegging van een notariële akte.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag waarin wordt aangetoond:

      • 1°.

        op hoeveel hectare de kavelruil betrekking heeft en welke grond het betreft;

      • 2°.

        hoeveel hectare en welke uitgeruilde grond is of wordt toegevoegd aan het NNB;

    • b.

      overlegging van een notariële akte.

  • 3. Conform artikel 22, dertiende lid, van de Asv toont de subsidieontvanger bij subsidies van € 125.000 en hoger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de bewijsstukken, genoemd in het tweede lid.

Artikel 3.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Asv.

  • 3. Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 4. Het voorschot, bedoeld in het derde lid, wordt in een keer betaald.

Artikel 3.16 Subsidievaststelling

Bij subsidies van € 125.000 en hoger stellen Gedeputeerde Staten de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, overeenkomstig artikel 22, dertiende lid, van de Asv vast op grond van artikel 21 van de Asv.

§ 4 Europese subsidieaanvraag

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie realisering Natuurnetwerk Brabant: adviescommissie als bedoeld in artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • c.

    EVZ: ecologische verbindingszone, zijnde een langgerekt gebied waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

  • d.

    Natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 1.2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

  • e.

    NNB: Natuur Netwerk Brabant, zijnde een samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

  • f.

    NNB, nieuwe natuur: opgave nieuwe natuur als aangeduid in het Natuurbeheerplan als onderdeel van het NNB.

Artikel 4.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    natuurlijke personen;

  • b.

    privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • c.

    Staatsbosbeheer;

  • d.

    overige publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de rijksoverheid.

Artikel 4.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het voorbereiden, opstellen en indienen van een projectvoorstel ten behoeve van de aanvraag van subsidie van de Europese Unie op grond van een van de volgende Europese subsidieprogramma’s:

  • a.

    Europese Territoriale Samenwerking A, ook wel Interreg A genoemd;

  • b.

    Europese Territoriale Samenwerking North West Europe, ook wel Interreg NWE genoemd;

  • c.

    Europese Territoriale Samenwerking North Sea Region, ook wel Interreg NSR genoemd;

  • d.

    Europese Territoriale Samenwerking Europe, ook wel Interreg Europe genoemd;

  • e.

    de Financial Instrument for the Environment and Climate Action, ook wel LIFE-verordening 2021-2027 genoemd;

  • f.

    het Plattelandsontwikkelingsprogramma;

  • g.

    het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid – Nationaal Strategisch Plan (GLB-NSP).

Artikel 4.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    het Europese projectvoorstel voor de Europese subsidieprogramma’s, genoemd in artikel 4.4, onder a tot en met f, waar het project betrekking op heeft, reeds is ingediend;

  • b.

    voor hetzelfde project reeds een financiële bijdrage door Groen Ontwikkelfonds Brabant B.V. of een subsidie is verstrekt;

Artikel 4.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op het voorbereiden, opstellen of indienen van een projectvoorstel bij een van de volgende Europese subsidieprogramma’s:

    • 1°.

      Europese Territoriale Samenwerking A, ook wel Interreg A genoemd;

    • 2°.

      Europese Territoriale Samenwerking North West Europe, ook wel Interreg NWE genoemd;

    • 3°.

      Europese Territoriale Samenwerking North Sea Region, ook wel Interreg NSR genoemd;

    • 4°.

      Europese Territoriale Samenwerking Europe, ook wel Interreg Europe genoemd;

    • 5°.

      de Financial Instrument for the Environment and Climate Action, ook wel LIFE-verordening 2021-2027 genoemd;

    • 6°.

      het Plattelandsontwikkelingsprogramma;

    • 7°.

      het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid – Nationaal Strategisch Plan (GLB-NSP).

  • b.

    aan het project ligt een beschrijving ten grondslag van het Europese projectvoorstel;

  • c.

    het Europese projectvoorstel ziet toe op een project dat uitgevoerd wordt in de provincie Noord-Brabant;

  • d.

    het Europese projectvoorstel, draagt bij aan:

    • 1°.

      de realisatie van NNB, nieuwe natuur in de provincie Noord-Brabant; of

    • 2°.

      waterdoelen binnen het NNB die zijn opgenomen in het Provinciaal Milieu- en Waterplan Noord-Brabant 2016-2021;

  • e.

    de subsidieaanvrager kan volgens de voorwaarden van het Europese subsidieprogramma waar het Europese projectvoorstel wordt ingediend, aangemerkt worden als aanvrager of als projectpartner van de Europese subsidieaanvraag;

  • f.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 4.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 4.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    loonkosten van de aanvrager of een van de partners in het project;

  • b.

    kosten die uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd.

Artikel 4.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2026.

Artikel 4.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4. 4, voor de periode, genoemd in artikel 4.9, vast op € 300.000.

Artikel 4.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, onder a tot en met d, bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000.

  • 2. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, onder e, bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 24.999;

  • 3. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, onder f, bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 5.000;

Artikel 4.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 4.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 voor advies over artikel 4.6 voor aan de Adviescommissie realisering Natuurnetwerk Brabant.

Artikel 4.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen een jaar na verlening van de subsidie afgerond, met op verzoek eenmaal een verlengingsmogelijkheid van maximaal drie jaar;

    • b.

      de ontvangstbevestiging van de indiening van het Europese projectvoorstel bij een van de Europese programma’s, genoemd in artikel 4.4, wordt gestuurd naar Gedeputeerde Staten;

    • c.

      het subsidiebesluit naar aanleiding van de indiening van het Europese projectvoorstel bij een van de Europese programma’s, genoemd in artikel 4.4, wordt gestuurd naar Gedeputeerde Staten.

  • 2. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten, uiterlijk twee maanden voor de datum van het verstrijken van de termijn.

Artikel 4.15 Prestatieverantwoording

Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.

Artikel 4.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Asv.

§ 5 Versneld herstel N2000-gebieden

Artikel 5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

DAEB-kaderregeling: EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2011) (2012/C 8/03) (PbEU 2012, C 8);

functiewijziging: wijziging van het gebruik van de grond van landbouw naar natuur;

grote onderneming: onderneming die niet voldoet aan de criteria voor een middelgrote, kleine of micro-onderneming, bedoeld in de bijlage bij de Aanbeveling 2003/361/EG van de Europese Commissie, PB 2003 L124/36;

inrichting: eenmalige investering in een natuurterrein die door middel van eenmalige inrichtingsmaatregelen rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van het desbetreffende natuurterrein wijzigt;

Kaderrichtlijn Water: Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEU 2000, L 327);

kosten derden: kosten verschuldigd aan derden die op factuur aantoonbaar zijn en direct voor de subsidiabele activiteiten worden gemaakt;

landbouwgrond: landbouwareaal als bedoeld in artikel 2.4, onder 50 van de Landbouwrichtsnoeren, niet zijnde gronden als bedoeld in artikel 2.10, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;

Landbouwrichtsnoeren: Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PbEU 2014, C 204/1);

medeoverheid: overheid als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Regeling informatieverstrekking sisa of waterschap;

Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

Natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 1.2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

natuurbeheertype: soort natuur als beschreven in de Index Natuur en Landschap, te raadplegen via website https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/index-natuur-en-landschap/;

NNB: Natuurnetwerk Brabant, zijnde een samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

NNB, enclave: enclave als onderdeel van het NNB aangeduid in het Natuurbeheerplan;

NNB, nieuwe natuur: nieuwe natuur als onderdeel van het NNB aangeduid in het Natuurbeheerplan;

pacht: overeenkomst als bedoeld in artikel 7:311 Burgerlijk Wetboek;

pachtkamer: meervoudige kamer als bedoeld in artikel 48 van de Wet op de rechterlijke organisatie;

provinciaal uitvoeringsprogramma: programma van de provincie Noord-Brabant ter uitvoering van het landelijk Programma Natuur, waarin staat aangegeven hoe gebiedsgericht invulling wordt gegeven aan het realiseren van de condities, die nodig zijn voor een landelijk gunstige staat van instandhouding op de locaties, waar bij aanvang van het programma sprake is van een te hoge stikstofdepositie voor stikstofgevoelige soorten en habitats, zoals opgenomen in bijlage 11 bij deze regeling;

Spuk versneld natuurherstel: specifieke uitkering van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, gebaseerd op de Regeling specifieke uitkering Programma Natuur;

verwerving: verkrijging van het recht van eigendom of het recht van erfpacht;

Artikel 5.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    natuurlijke personen;

  • b.

    privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • c.

    publiekrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 5.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 5.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    inrichting van grond aangeduid als NNB, nieuwe natuur;

  • b.

    inrichting van grond aangeduid als NNB, enclave;

  • c.

    functiewijziging in combinatie met inrichting als bedoeld onder b;

  • d.

    grondverwerving in combinatie met inrichting als bedoeld onder b; of

  • e.

    pachtafkoop in combinatie met inrichting als bedoeld onder a of b, dan wel met functiewijziging en inrichting als bedoeld onder c.

Artikel 5.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor dezelfde activiteiten binnen het project reeds eerder een subsidie of bijdrage is verleend;

  • b.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • c.

    de aanvrager het project reeds moet uitvoeren op grond van wettelijke taken, regelingen of verplichtingen die uit convenanten voortvloeien;

  • d.

    het project gericht is of mede gericht is op verwerving van gronden in eigendom van de provincie Noord-Brabant en deze gronden door de provincie Noord-Brabant niet verkocht zullen worden aan de subsidieaanvrager;

  • e.

    het project gericht is op pachtafkoop van grond waarvoor tevens een subsidie voor grondverwerving wordt of is aangevraagd;

  • f.

    de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert als bedoeld in artikel 2.4, onder 15, van de Landbouwrichtsnoeren dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • g.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 2.2, onder 27, van de Landbouwrichtsnoeren dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving.

Artikel 5.6 Subsidievereisten algemeen

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op:

    • 1°.

      inrichting van grond aangeduid als NNB, nieuwe natuur;

    • 2°.

      inrichting van grond aangeduid als NNB, enclave;

    • 3°.

      functiewijziging, in combinatie met inrichting als bedoeld onder 2°;

    • 4°.

      grondverwerving in combinatie met inrichting als bedoeld onder 2°; of

    • 5°.

      pachtafkoop in combinatie met inrichting als bedoeld onder 1° of 2°, dan wel met functiewijziging en inrichting als bedoeld onder 3°.

  • b.

    het project wordt uitgevoerd binnen het NNB en is gelegen:

    • 1°.

      binnen een Natura 2000-gebied met stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden als bedoeld in bijlage 11 bij deze regeling; of

    • 2°.

      gedeeltelijk binnen een Natura 2000-gebied als bedoeld onder 1°, en gedeeltelijk aansluitend aan dat gebied;

  • c.

    het project is gericht op het realiseren van een natuurbeheertype dat is opgenomen in bijlage 12 bij deze regeling;

  • d.

    het project is gericht op versnelling en intensivering van natuurherstel van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden dan wel van stikstofgevoelige habitattypen of soorten, blijkend uit:

    • 1°.

      een beschrijving van het type maatregelen dat wordt genomen in de projectperiode en de doelen die daarbij worden nagestreefd;

    • 2°.

      de oppervlakte in hectare per natuurgebied;

  • e.

    indien het project gedeeltelijk buiten een Natura 2000-gebied wordt uitgevoerd, als bedoeld in onderdeel b, onder 2°, overlegt de subsidieaanvrager een ecologische en hydrologische onderbouwing waaruit aard en omvang van het verwachte effect van het project op de betreffende stikstofgevoelige habitattypen of soorten blijkt;

  • f.

    de onderbouwing van het project in relatie tot hydrologie is afgestemd met het waterschap, blijkend uit een verklaring van het waterschap;

  • g.

    het project is erop gericht duurzaam natuur- en landschapsbeheer te verrichten op de in te richten grond;

  • h.

    het project is niet strijdig met een of meer provinciale natuur- en waterdoelstellingen;

  • i.

    de subsidieaanvrager beschrijft de risico`s en de te nemen beheersmaatregelen;

  • j.

    de subsidieaanvrager overlegt een kadastrale omschrijving van de in te richten grond en een kaart met topografische ondergrond, met een schaal van ten hoogste 1:10.000, met daarop de ligging van het perceel;

  • k.

    indien het project gericht is op de inrichting van natuurbeheertype Nat schraalland of Vochtig hooiland in het gebied aangeduid in bijlage 4a bij deze regeling, is op basis van een bodemonderzoek aangetoond dat geen ecologische risico’s optreden in de te realiseren natuur;

  • l.

    de subsidieaanvrager overlegt een inrichtingsplan, dat tenminste bevat:

    • 1°.

      een beschrijving van de uitgangssituatie;

    • 2°.

      een omschrijving van de te treffen inrichtingsmaatregelen;

    • 3°.

      een onderbouwing van de inrichtingsmaatregelen in relatie tot hydrologie;

    • 4°.

      een onderbouwing van de inrichtingsmaatregelen in relatie tot het voorkomen van onbeheersbare natuurbranden indien de aanvraag om subsidie betrekking heeft op een aaneengesloten gebied van meer dan 2 hectare en het gebied is aangemerkt als risicogebied natuurbranden als aangeduid op de kaart in bijlage 4 bij deze regeling;

    • 5°.

      de oppervlakte waarop de inrichtingsmaatregelen zullen worden uitgevoerd;

    • 6°.

      een beschrijving en kaart van de beoogde eindsituatie van het perceel waarbij minimaal het beoogde natuurbeheertype en de oppervlakte wordt aangegeven;

    • 7°.

      een beschrijving van de in stand te houden, te verbeteren, aan te leggen of te verwijderen wegen en paden;

  • m.

    de subsidieaanvrager beschrijft de wijze waarop over het project wordt gecommuniceerd;

  • n.

    het project kan worden afgerond voor 31 december 2025, blijkend uit een realistische planning;

  • o.

    indien de subsidieaanvrager een grote onderneming is, verstrekt de subsidieaanvrager gegevens en bescheiden bij de aanvraag die het stimulerend effect van de subsidie aantonen;

  • p.

    aan de aanvraag ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 5.7 Aanvullende vereisten grondverwerving of functiewijziging

Onverminderd artikel 5.6, wordt om voor subsidie voor grondverwerving of functiewijziging in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    indien het project gericht is op verwerving of functiewijziging en de subsidieaanvrager een landbouwer is, is de subsidieaanvrager eigenaar van de grond en is de grond tenminste vijf jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag aantoonbaar landbouwkundig in gebruik, blijkend uit:

    • 1°.

      de Basisregistratie Gewaspercelen; of

    • 2°.

      andere door de subsidieaanvrager overgelegde bewijsmiddelen;

  • b.

    indien de subsidieaanvrager geen landbouwer is, is de in te richten grond aantoonbaar nog niet duurzaam als natuur geborgd;

  • c.

    indien het project gericht is op verwerving of functiewijzing van grond die in eigendom is van een gemeente, overlegt de subsidieaanvrager een verklaring van de desbetreffende gemeente dat deze;

    • 1°.

      de inkomsten uit de verkochte grond of functiewijzing voor 50% investeert in groene doelen; of

    • 2°.

      de vergoeding voor onderbedeling bij kavelruil voor 50% investeert in groene doelen;

  • d.

    indien het project gericht is op functiewijziging en op de grond een recht van hypotheek is gevestigd, overlegt subsidieaanvrager een verklaring van geen bezwaar van de hypotheeknemer.

Artikel 5.8 Aanvullende vereisten pachtafkoop

Onverminderd artikel 5.6, wordt om voor subsidie voor pachtafkoop in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op de afkoop van pacht;

  • b.

    de subsidieaanvrager toont aan dat de pachtafkoop van de betreffende grond noodzakelijk is voor het realiseren van NNB, nieuwe natuur dan wel van NNB, enclave;

  • c.

    de subsidieaanvrager is eigenaar van de grond waarop de pachtafkoop plaatsvindt;

  • d.

    de pacht was reeds tot stand gekomen op het moment dat de subsidieaanvrager het recht op eigendom van de grond verkreeg, dan wel was reeds tot stand gekomen vóór 1990, blijkend uit:

    • 1°.

      een kopie van de pachtovereenkomst; of

    • 2°.

      een bewijs dat de pacht tot stand is gekomen door grondgebruik en daarvoor betaalde vergoedingen.

Artikel 5.9 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor projecten die verwerving of functiewijziging betreffen, voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      de kosten bestaande uit de waardedaling van de grond, gebaseerd op een door twee onafhankelijke taxateurs in opdracht van de provincie uitgevoerde taxatie, berekend op basis van:

      • 1°.

        de marktwaarde vóór functiewijziging, tot maximaal 150% van de regioprijs, opgenomen in bijlage 5 bij deze regeling,

      • 2°.

        verminderd met de marktwaarde na functiewijziging;

    • b.

      kosten van grondverwerving, tot een hoogte van maximaal 4,25% van de waarde als bedoeld in onderdeel a, onder 1°, bestaande uit veilingkosten, overdrachtsbelasting, kosten voor bodemonderzoek, kadasterkosten, notariskosten, taxatiekosten, en bemiddelingskosten, mits de verwerving plaatsvond:

      • 1°.

        na indiening van de subsidieaanvraag; of

      • 2°.

        uiterlijk drie jaar voor indiening van de subsidieaanvraag.

  • 2. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen voor projecten die pachtafkoop betreffen, voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      de kosten voor het vrijmaken van pacht op cultuurgronden tegen een reële vergoeding, gebaseerd op de werkelijke pachtschade, blijkend uit een taxatie door twee onafhankelijke taxateurs in opdracht van de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      kosten voor bodemonderzoek, kadasterkosten, notariskosten, taxatiekosten, bemiddelingskosten, tot een hoogte van maximaal € 4.000 per project.

  • 3. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen voor projecten die inrichting betreffen, voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten derden gemaakt voor adviesdiensten en andere diensten, tot een maximum van € 99 per uur, vermeerderd met niet verrekenbare en niet compensabele btw;

    • b.

      overige kosten.

  • 4. Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren, past de subsidieontvanger de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij op grond van artikel 6, tweede lid, van die regeling een uurtarief van:

    • a.

      € 70 voor werkzaamheden op MBO-niveau;

    • b.

      € 100 voor werkzaamheden op HBO-niveau;

    • c.

      € 120 voor werkzaamheden op WO-niveau.

Artikel 5.10 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 5.9 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten waarvoor reeds een subsidie of bijdrage is verleend;

  • b.

    kosten voor de uitvoering van wettelijke taken of regelingen;

  • c.

    voorbereidingskosten gemaakt vóór 1 januari 2021;

  • d.

    kosten die betrekking hebben op voor motorrijtuigen opengestelde wegen, bestaande uit baksteen, tegels, beton of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare vaste of gesloten materialen;

  • e.

    kosten die betrekking hebben op gronden die bestemd zijn als:

    • 1°.

      tuin of erf bij burgerwoningen;

    • 2°.

      agrarisch bouwblok;

    • 3°.

      bebouwingsvlak ten behoeve van een niet-agrarische functie;

  • f.

    kosten voor de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

  • g.

    kosten voor de bouw of sloop van opstallen;

  • h.

    kosten voor de aanschaf van machines;

  • i.

    kosten voor de aanschaf of plaatsing van recreatieve voorzieningen;

  • j.

    kosten voor de aanleg van parkeergelegenheid;

  • k.

    kosten voor het wegwerken van achterstallig onderhoud.

Artikel 5.11 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van 15 december 2022 tot en met 30 juni 2023.

Artikel 5.12 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 5.11, vast op € 5.000.000.

Artikel 5.13 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt tot een maximum van € 2.500.000 per aanvraag:

  • a.

    100% van de subsidiabele kosten voor verwerving of functiewijziging;

  • b.

    100% van de subsidiabele kosten voor pachtafkoop;

  • c.

    100% van de subsidiabele kosten voor inrichting tot maximaal de bedragen, genoemd in bijlage 12 bij deze regeling.

Artikel 5.14 Verdelingswijze

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld overeenkomstig de rangschikking over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 5.15 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4 voor advies over de artikelen 5.6 tot en met 5.8 voor aan de Adviescommissie realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Artikel 5.16 Subsidieverlening

  • 1. De subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de provincie Noord-Brabant en de subsidieontvanger of tussen de provincie Noord-Brabant en de grondeigenaar, indien de subsidieontvanger niet de grondeigenaar is, een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek is gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen dat degene die het terrein toebehoort, beheert of degene die het recht van erfpacht verwerft:

    • a.

      de desbetreffende grond na aanvang van de inrichting niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond;

    • b.

      op de desbetreffende grond voor onbepaalde tijd de ontwikkeling dan wel instandhouding van het natuurbeheertype zoals opgenomen in het projectplan, gedoogt;

    • c.

      datgene nalaat wat de ontwikkeling dan wel instandhouding van het natuurbeheertype, bedoeld onder b, belemmert, bemoeilijkt of verhindert;

    • d.

      effecten op de grond duldt die ontstaan door hydrologische maatregelen in de omgeving van de betreffende grond ten behoeve van natuurdoelen, een Natura 2000-gebied, de Kaderrichtlijn Water of het behoud en herstel van wijst.

  • 2. De kwalitatieve verplichting, bedoeld in het eerste lid, wordt bij notariële akte opgemaakt en ingeschreven in de openbare registers.

  • 3. De subsidie voor projecten die pachtafkoop inhouden, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat de pachtkamer instemt met de ontbinding van de pachtovereenkomst.

Artikel 5.17 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger:

  • 2. Indien het project verwerving van grond betreft, heeft de subsidieontvanger de volgende aanvullende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger overlegt en werkt samen met de beheerders van de omliggende natuurterreinen om tot een samenhangend beheer te komen;

    • b.

      de subsidieontvanger draagt er zorg voor dat het verworven terrein ten minste 358 dagen per jaar kosteloos wordt opengesteld en toegankelijk blijft, tenzij daarvan door Gedeputeerde Staten ontheffing is verleend op grond van zwaarwegende natuurwetenschappelijke belangen, bescherming van de persoonlijke levenssfeer of de aard van het terrein;

    • c.

      de subsidieontvanger besteedt eventuele opbrengsten van het verworven terrein uitsluitend aan duurzaam natuurbeheer en landschapsbeheer.

Artikel 5.18 Verantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project als het inrichting betreft;

    • c.

      de notariële akte van levering indien het project grondverwerving betreft;

    • d.

      een bewijs van vestiging van de kwalitatieve verplichting;

    • e.

      bewijsstukken als bedoeld in artikel 2.8 van de DAEB-kaderregeling en artikel 3.5, onder 85, van de Landbouwrichtsnoeren, waaruit de reële kosten blijken;

    • f.

      het taxatieverslag van de marktwaarde van de grond, indien het project grondverwerving of functiewijziging betreft;

    • g.

      een bewijs van de goedkeuring van de beëindiging van de pachtovereenkomst door de pachtkamer, indien het project pachtafkoop betreft.

  • 2. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger overeenkomstig artikel 22, dertiende lid, van de Asv, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de bewijsstukken, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. In afwijking van de voorgaande leden, legt een subsidieontvanger die een medeoverheid is, verantwoording af conform de vereisten van de Regeling informatieverstrekking sisa.

Artikel 5.19 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken:

    • a.

      een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag indien het inrichting betreft;

    • b.

      een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag indien het grondverwerving, functiewijziging of pachtafkoop betreft.

  • 2. Het voorschot wordt in een keer betaald op het moment van vestiging van de kwalitatieve verplichting.

Artikel 5.20 Subsidievaststelling

  • 1. Bij subsidies tot € 125.000 stellen Gedeputeerde Staten de subsidie, overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vijfde en negende lid, van de Asv, vast op basis van reële kosten.

  • 2. Bij subsidies van € 125.000 en hoger stellen Gedeputeerde Staten de subsidie, op grond van artikel 22, dertiende lid, van de Asv, overeenkomstig het eerste lid vast.

Artikel 5.21 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2024 aan Provinciale Staten een verslag over de effecten en de doeltreffendheid van deze paragraaf in de praktijk.

§ 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Overgangsbepaling besluiten Investeringsreglement Groen Ontwikkelfonds Brabant BV

  • 1. De volgende op grond van het Investeringsreglement Groen Ontwikkelfonds Brabant BV genomen besluiten worden beschouwd als door Gedeputeerde Staten genomen besluiten op grond van deze regeling:

    • a.

      besluiten tot subsidieverlening, indien nog geen besluit tot subsidievaststelling is genomen;

    • b.

      besluiten die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Eerste wijzigingsregeling Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant nog niet onherroepelijk zijn.

  • 2. Voor zover toepassing van het eerste lid leidt tot een nadeliger positie van de subsidieaanvrager of subsidieontvanger ten opzichte van diens positie op grond van het Investeringsreglement Groen Ontwikkelfonds Brabant BV, wordt aan die toepassing geen gevolg gegeven.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 6.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 10 december 2019

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Bijlage 1 behorende bij artikel 1.5, onder e, artikel 1.6, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, en artikel 3.5, onder c, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Complexe PAS-gebieden en voor PAS benodigde percelen

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 behorende bij artikel 1.6, eerste lid, onderdeel b, onder 4 ° van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3 behorende bij artikel 1.13, vijfde lid, en artikel 1.17, onder b, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

Inrichtingskosten en lumpsumbedragen, per ha, per natuurbeheertype en ONNB, met aanduiding hoogwaardige natuurbeheertypen

Natuurbeheertype

Hoogwaardig

Inrichtingskosten

Lumpsum/ha

Beek en bron

x

€ 44.008

€ 22.004

Kranswierwater

x

€ 41.225

€ 20.613

Zoete plas

x

€ 41.225

€ 20.613

Moeras

x

€ 38.194

€ 19.097

Gemaaid rietland

x

€ 38.194

€ 19.097

Veenmosrietland en moerasheide

x

€ 17.931

€ 8.965

Trilveen

x

€ 52.500

€ 26.250

Hoogveen

x

€ 30.257

€ 15.128

Vochtige heide

x

€ 30.137

€ 15.068

Zwakgebufferd ven

x

€ 41.007

€ 20.503

Zuur ven of hoogveenven

x

€ 41.007

€ 20.503

Droge heide

x

€ 30.158

€ 15.079

Nat schraalland

x

€ 35.641

€ 17.822

Vochtig hooiland

x

€ 35.643

€ 17.822

Droog schraalgrasland

x

€ 26.034

€ 13.017

Bloemdijk

x

€ 11.229

€ 5.614

Kruiden- en faunarijk grasland

 

€ 6.419

€ 3.210

Glanshaverhooiland

x

€ 15.366

€ 7.683

Zilt- en overstromingsgrasland

x

€ 15.695

€ 7.848

Kruiden- en faunarijke akker

 

€ 8.149

€ 4.074

Ruigteveld

 

€ 5.021

€ 2.510

Vochtig weidevogelgrasland

x

€ 4.867

€ 2.433

Rivier- en beekbegeleidend bos

x

€ 8.938

€ 4.469

Hoog- en laagveenbos

x

€ 19.902

€ 9.951

Haagbeuken- en essenbos

x

€ 19.465

€ 9.732

Dennen-, eiken- en beukenbos

x

€ 19.465

€ 9.732

Droog bos met productie

 

€ 19.465

€ 9.732

Vochtig bos met productie

 

€ 19.095

€ 9.547

Aanvullende hydrologische inrichting tbv wijst

 

€ 5.750

€ 2.875

ONNB

 

Aansluitend bij het meest gelijkende natuurbeheertype

Aansluitend bij het meest gelijkende natuurbeheertype

Bijlage 4 behorende bij artikel 1.6, eerste lid, onderdeel o, onder 4° van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Risicogebied natuurbranden

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 4a behorende bij artikel 1.6, eerste lid, onder g, en artikel 5.6, onder k, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

Gebied Verwachtingenkaart bodemverontreiniging Dommeldal

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 5 behorende bij artikel 1.13, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, en tweede lid, onderdeel a, onder 1°, artikel 2.7, onder a, en artikel 5.9, onderdeel a, onder 1°, van de Subsidieregeling Natuurnetwerk Noord-Brabant

Regioprijs per hectare

De regioprijs per hectare bedraagt voor geheel Noord-Brabant: € 82.508.

De regioprijs is gebaseerd op door het Kadaster berekende kengetallen betreffende de agrarische grondmarkt in Noord-Brabant.

De regioprijs is als volgt berekend:

  • 1.

    Per landbouwgebied zijn door het Kadaster de bruikbare agrarische transacties uit de twee voorafgaande gehele kalenderjaren gegroepeerd. De berekende kengetallen beslaan de periode 01-01-2020 t/m 31-12-2021. Verder is door het Kadaster per landbouwgebied voor deze agrarische transacties een statistische spreiding uitgevoerd voor de grondprijs op basis van het totaal verhandelde oppervlak.

  • 2.

    Op basis van de gegevens van het Kadaster wordt geadviseerd om de waarde aan te houden die gelijk staat aan 75% grens van deze statistische spreiding per landbouwgebied.

Bijlage 6 behorende bij artikel 1.13, tweede lid, onder d, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Deskundigenkosten

De deskundigenkosten kunnen betrekking hebben op:

  • -

    Kosten inschakelen deskundige bijstand in verband met advies bij omschakeling van landbouw naar natuur.

  • -

    Kosten voor het inschakelen van deskundige bijstand bij maatwerkomstandigheden bijv. het omschakelen naar een geheel extensief/biologisch bedrijf.

De vergoeding voor deskundige bijstand bedraagt (exclusief BTW) :

Marktwaarde perceel

Hoogte vergoeding

tot € 60.000

2% met een minimum van € 1.000

van € 60.000 tot € 125.000

1,85% met een minimum van € 1.200

van € 125.000 tot € 450.000

€ 2.313 + 1,65% over het meerdere boven € 125.000

van € 450.000 en hoger

€ 7.676

Bijlage 7 behorende bij artikel 1.13, derde lid, onder d, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Compensatiegebied N69

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 7a behorende bij artikel 1.13, derde lid, onder e, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 7b behorende bij artikel 1.13, derde lid, onder f, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 7c behorende bij artikel 1.21, eerste lid, onder d, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

[vervallen]

Bijlage 8 behorende bij artikel 1.21, eerste lid, onder j, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Voorschriften voor verwerving

  • 1.

    Subsidieontvanger biedt bij het eerste gesprek aan rechthebbende een door de provincie Noord-Brabant opgestelde informatiebrief aan. (Hierin is o.a. opgenomen dat het betreffende perceel nodig is voor de uitvoering van PAS herstelmaatregelen waarvoor het voornemen bestaat dit perceel, mocht minnelijke verwerving niet slagen, te onteigenen.)

  • 2.

    Subsidieontvanger brengt in zijn mondelinge en schriftelijke uitingen richting de rechthebbende tot uitdrukking, dat hij mede namens de provincie Noord-Brabant optreedt.

  • 3.

    Subsidieontvanger houdt, overeenkomstig het format dat door GOB BV bij subsidieverlening wordt verstrekt, per rechthebbende, een logboek bij van alle activiteiten die verricht zijn in het kader van de verwerving van het daarbij kadastraal aangeduide perceel c.q. percelen .

  • 4.

    In het logboek wordt opgenomen:

    • a.

      dat de informatiebrief, bedoeld onder 1, aan rechthebbende is aangeboden, is besproken en is achtergelaten;

    • b.

      in chronologische volgorde alle contactmomenten, waaronder ook is begrepen mail en telefoon, waarbij relevante inhoud wordt beschreven;

    • c.

      alle besprekingen, met een samenvatting van het besprokene;

    • d.

      dat de eigenaar een beroep heeft gedaan op zelfrealisatie indien daarvan sprake is;

    • e.

      feiten die aan het bereiken van overeenstemming in de weg staan;

    • f.

      met betrekking tot zakelijk gerechtigden, de stand van zaken van het gevoerde overleg, alsmede opgave of het object/betreffende recht wel of niet door de onteigening wordt geraakt;

    • g.

      de aanbiedingsbrieven.

  • 5.

    Subsidieontvanger overlegt het logboek om de drie maanden aan GOB BV.

  • 6.

    Indien door de rechthebbende een beroep op zelfrealisatie wordt gedaan treedt subsidieontvanger in contact met GOB BV, ter beoordeling of het verzoek op zelfrealisatie voldoende is onderbouwd.

  • 7.

    Indien de rechthebbende subsidieontvanger verzoekt om compensatie in de vorm van vervangende grond dan bespreekt subsidieontvanger dit met GOB BV. GOB BV onderzoekt de haalbaarheid van dit verzoek en legt de uitkomst terug bij subsidieontvanger. Het overleg over compensatie in een andere vorm dan in geld ontslaat subsidieontvanger niet van de plicht om rechthebbende een concreet schriftelijk aanbod in geld te doen voor hetgeen voor het te verwerven perceel c.q. percelen. Dit voor het geval men er minnelijk alsnog niet uitkomt.

  • 8.

    Subsidieontvanger voert in beginsel gesprekken met de eigenaar van het te verwerven perceel/percelen. Het belang van een derde gerechtigde op het te verwerven perceel kan met zich meebrengen dat het in de rede ligt ook met deze derde in onderhandeling te treden. Daartoe is aanleiding indien subsidieontvanger met de eigenaar van de onroerende zaak geen afspraak heeft kunnen maken over het vrij van huur en gebruik opleveren van de onroerende zaak. In dat geval moet subsidieontvanger ook de huurder een schriftelijk aanbod doen. Alleen in die gevallen waarin met de eigenaar van de onroerende zaak wordt afgesproken dat deze het eigendom vrij van huur aan subsidieontvanger zal overdragen en waarbij de eigenaar dan dus zelf de beëindiging van het gebruik met deze huurder regelt, hoeft subsidieontvanger de huurder geen aanbod te doen. Het bovenstaande geldt in gelijke mate voor pachters en overige (zakelijk)gerechtigden.

  • 9.

    Indien subsidieontvanger aan rechthebbende een voortgezet gebruik aanbiedt, is de einddatum van dit voortgezet gebruik niet later dan 31 december 2020.

  • 10.

    De door subsidieontvanger aan rechthebbende aangeboden schadeloosstelling bedraagt maximaal 105% van de getaxeerde volledige schadeloosstelling.

  • 11.

    De door subsidieontvanger uitgebrachte eerste (formele) bieding geschiedt schriftelijk, of wordt schriftelijk bevestigd waarbij in ieder geval wordt vermeld:

    • a.

      de kadastrale aanduiding van het te verwerven perceel c.q. de percelen ;

    • b.

      de oppervlakte van het betreffende perceel c.q. de percelen;

    • c.

      dat de bieding betrekking heeft op grond, die noodzakelijk is voor het uitvoeren van PAS herstelmaatregelen;

    • d.

      dat de bieding wordt gedaan onder voorbehoud van instemming van de provincie Noord-Brabant.

  • 12.

    Indien subsidieontvanger niet tijdig, derhalve voor 31 december 2020, in minnelijke verwerving slaagt draagt hij het logboek en alle correspondentie met de rechthebbende over aan GOB BV.

Bijlage 9 behorende bij artikel 2.6, eerste lid, onder c, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 10 behorende bij artikel 2.6, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

afbeelding binnen de regeling

EVZ

Prioritaire soort

1

zeggekorfslak

2

hermelijn

3

hermelijn, waterspitsmuis

4

roodrandzandbij

5

hermelijn, roodrandzandbij

6

gladde slang

7

bruine eikenpage, gladde slang

8

boomkikker

9

kamsalamander

10

boomkikker, kamsalamander

11

bruine eikenpage, kamsalamander

12

bruine eikenpage

13

boomkikker, kamsalamander, kleine ijsvogelvlinder

14

hermelijn, kamsalamander

15

boomkikker, kleine ijsvogelvlinder

16

hermelijn, kamsalamander, kleine ijsvogelvlinder

17

kamsalamander, waterspitsmuis

18

waterspitsmuis

19

kamsalamander, knoflookpad

20

kleine ijsvogelvlinder

21

gentiaanblauwtje

22

gentiaanblauwtje, ingekorven vleermuis

23

sleedoornpage

24

kamsalamander, sleedoornpage

25

kleine ijsvogelvlinder, grootoorvleermuis

26

spiegeldikkopje

27

zompsprinkhaan

28

zompsprinkhaan, spiegeldikkopje, gladde slang

Bijlage 11 behorende bij artikel 5.1 en artikel 5.6, onderdeel b, onder 1°, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 12 behorende bij artikel 5.6, onder c en artikel 5.13, onder c, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

Maximale subsidiebedragen, per ha, per subsidiabel natuurbeheertype

Natuurbeheertype

Maximale subsidiehoogte/ha

Beek en bron

€ 44.008

Kranswierwater

€ 41.225

Zoete plas

€ 41.225

Moeras

€ 38.194

Gemaaid rietland

€ 38.194

Veenmosrietland en moerasheide

€ 17.931

Trilveen

€ 52.500

Hoogveen

€ 30.257

Vochtige heide

€ 30.137

Zwakgebufferd ven

€ 41.007

Zuur ven of hoogveenven

€ 41.007

Droge heide

€ 30.158

Nat schraalland

€ 35.641

Vochtig hooiland

€ 35.643

Droog schraalgrasland

€ 26.034

Bloemdijk

€ 11.229

Glanshaverhooiland

€ 15.366

Zilt- en overstromingsgrasland

€ 15.695

Vochtig weidevogelgrasland

€ 4.867

Rivier- en beekbegeleidend bos

€ 8.938

Hoog- en laagveenbos

€ 19.902

Haagbeuken- en essenbos

€ 19.465

Dennen-, eiken- en beukenbos

€ 19.465