Regeling vervallen per 02-03-2023

Algemeen mandaatbesluit gemeente Best

Geldend van 02-02-2022 t/m 01-03-2023

Intitulé

Algemeen mandaatbesluit gemeente Best

Het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester, de heffings- en invorderingsambtenaar en de leerplichtambtenaar van de gemeente Best, ieder voor zover het haar of zijn bevoegdheid betreft,

Gelezen het voorstel van de afdeling Advies en Financiën 6 januari 2022;

Gelet op het advies van de Ondernemingsraad d.d. 4 januari 2022;

Gelet op titel 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht en de toepasselijke bepalingen van de Gemeentewet en het Burgerlijk Wetboek;

B E S L U I T E N :

vast te stellen het volgende ALGEMEEN MANDAATBESLUIT GEMEENTE BEST.

Artikel 1 - Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    bestuursorgaan:

    Het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester, de heffings- en invorderingsambtenaar en de leerplichtambtenaar van de gemeente Best;

  • b.

    de burgemeester: de burgemeester van de gemeente Best;

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best;

  • d.

    de directie: de secretaris van de gemeente Best;

  • e.

    leerplichtambtenaar: de leerplichtambtenaar van de gemeente Best;

  • f.

    medewerker: de werknemer in dienst van de gemeente Best, waaronder voor de toepassing van deze regeling mede worden begrepen uitzendkrachten, gedetacheerden, inhuurkrachten en ZZP’ers die op basis van een overeenkomst dan wel in opdracht van of bij de gemeente Best werkzaam zijn;

  • g.

    specifieke functionaris: de functionarissen zoals genoemd in bijlage 2;

  • h.

    de gemeente: de gemeente Best als publiekrechtelijk lichaam dan wel als privaatrechtelijke rechtspersoon;

  • i.

    de raad: de raad van de gemeente Best;

  • j.

    managementteam: ambtelijk adviesorgaan dat bestaat uit de directie en afdelingsmanagers;

  • k.

    afdelingsmanager: de leidinggevende van een afdeling;

  • l.

    teamleider: de leidinggevende van een team binnen een afdeling, werkzaam onder verantwoordelijk van de afdelingsmanager;

  • m.

    budgethouder: de medewerker die de verantwoordelijkheid over een budget heeft gekregen, met een daaraan gesteld concreet doel;

  • n.

    besluit: een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of een beslissing op grond van het privaatrecht;

  • o.

    mandaat: de bevoegdheid om namens het college of de burgemeester besluiten te nemen;

  • p.

    volmacht: de bevoegdheid om namens het college of de burgemeester privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

  • q.

    machtiging: de bevoegdheid om namens het college of de burgemeester handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

  • r.

    cao: de cao gemeenten;

  • s.

    BW: het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2 - Mandaat directie

  • 1. Aan de directie wordt, met recht van ondermandaat, mandaat verleend ten aanzien van de tot het college of de burgemeester behorende aangelegenheden met uitzondering van de aangelegenheden als vermeld in bijlage 1 in de kolom onder “B&W”.

  • 2. De directie verleent ondermandaat aan de afdelingsmanagers voor alle bevoegdheden met uitzondering van de bevoegdheden als genoemd in bijlage 1 in de kolom onder “Dir”.

  • 3. De directie is bevoegd om de bij ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen verleende bevoegdheden, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk, in te trekken. Een dergelijk besluit wordt schriftelijk vastgelegd en ter informatie aan het college gezonden.

Artikel 3 - Mandaat afdelingsmanagers en teamleiders

  • 1. De afdelingsmanager verleent ondermandaat aan de teamleiders voor de bevoegdheden als genoemd in bijlage 1 in de kolom onder “TL”. Daar waar binnen een afdeling geen sprake is van een teamleider, zijn de bevoegdheden gemandateerd aan de afdelingsmanager.

  • 2. De teamleider onderscheidenlijk de afdelingsmanager verleent ondermandaat voor alle bevoegdheden, met uitzondering van de bevoegdheden als genoemd in bijlage 1, aan medewerkers.

  • 3. De teamleider en afdelingsmanager maakt van het aan hen verleende (onder)mandaat slechts gebruik ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van zijn afdeling of team of tot het aan hem opgedragen aandachtsgebied.

  • 4. De in het tweede lid bedoelde medewerker maakt van het aan hem verleende (onder)mandaat slechts gebruik ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot zijn werkterrein.

  • 5. De afdelingsmanager onderscheidenlijk teamleider is bevoegd om de bij (onder)mandaat aan onder hem ressorterende functionarissen verleende bevoegdheden, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk, in te trekken. Een dergelijk besluit wordt schriftelijk vastgelegd en ter informatie aan de directie gezonden.

  • 6. Bij het gebruik van de bevoegdheden, die conform dit artikel zijn (onder)gemandateerd, gelden de hiërarchische lijnen onverkort.

Artikel 4 - Mandaat specifieke functionarissen

  • 1. De specifieke functionarissen als genoemd in bijlage 2 verlenen (onder)mandaat voor alle bij of krachtens de wet aan hen toekomende bevoegdheden met uitzondering van de bevoegdheden als genoemd in bijlage 2.

  • 2. De specifieke functionarissen zijn bevoegd om (onder)mandaten die bij dit besluit aan medewerkers zijn verleend, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk, in te trekken. Een dergelijk besluit wordt schriftelijk vastgelegd.

Artikel 5 - Mandaat aan derden

Verlening van mandaat aan een mandataris die niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van de mandans, heeft schriftelijke instemming van de mandataris nodig en in voorkomend geval ook van degene onder wiens verantwoordelijkheid de mandataris in kwestie werkt.

Artikel 6 - Gebruik maken mandaat binnen financiële kaders

Van een toegekend (onder)mandaat waarbij kosten worden gemaakt, wordt slechts gebruik gemaakt indien daarvoor toereikende middelen zijn opgenomen in de begroting. Daarbij geldt onverkort hetgeen is opgenomen in de Financiële verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet en het Financieringsstatuut op grond van de wet Fido.

Artikel 7 - Informatie-uitwisseling

Voor de uitoefening van alle (onder)gemandateerde bevoegdheden geldt een wederzijdse haal- en brengplicht tussen de mandans en mandataris.

Artikel 8 - Mandaat en ondertekeningmandaat

Een krachtens (onder)mandaat genomen besluit moet vermelden namens welke bestuursorgaan het besluit is genomen.

Artikel 9 - Volmacht en machtiging

Voor de toepassing van deze regeling en de daarop berustende bepalingen worden met (onder)mandaat gelijkgesteld de verlening van:

  • a.

    volmacht;

  • b.

    machtiging.

Artikel 10 - Intrekking vorige besluiten

Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit worden alle eerder genomen besluiten waarin (onder)mandaat wordt verleend aan functionarissen werkzaam bij de gemeente Best, ingetrokken.

Artikel 11 - Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2022.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als “Algemeen mandaatbesluit gemeente Best”.

  • 3. Met de inwerkingtreding van dit besluit vervalt het Algemeen mandaatbesluit gemeente Best 2017, vastgesteld op 14 november 2017.

Ondertekening

Best, 25 januari 2022

Burgemeester en wethouders van Best,

Secretaris

Burgemeester

De Burgemeester van Best

Heffingsambtenaar van Best

Invorderingsambtenaar van Best

WOZ-ambtenaar van Best

Leerplichtambtenaar van Best

Bijlage 1 – Overzicht van specifiek gemandateerde bevoegdheden

B&W

Dir

AM

TL

1.

Algemeen

1.1.

Het doen van voorstellen en verstrekken van inlichtingen aan de raad.

X

1.2.

Het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften, beleid en beleidsregels, voor zover deze niet door de raad worden vastgesteld.

X

1.3.

Afwijken van algemeen verbindende voorschriften (met uitzondering van afwijkingen van bestemmingsplannen), beleid en beleidsregels, tenzij de afwijking noodzakelijk is gelet op de geest van het algemeen verbindend voorschrift/beleidsregel en niet leidt tot aanpassing van het algemeen verbindend voorschrift/beleidsregel (maatwerkoplossingen).

X

1.4.

Het nemen van besluiten ten aanzien van alternatieve geschillenbeslechting, tenzij het arbitrage betreft of het voorleggen van geschillen aan scheidslieden en afspraken daarvoor vooraf schriftelijk zijn vastgelegd.

X

1.5.

Het vaststellen van een subsidieplafond.

X

1.6.

Het nemen van besluiten tot het aanvragen van subsidie ten behoeve van de gemeente.

X

1.7.

Het vaststellen van formulieren voor het indienen van zienswijzen en aanvragen voor besluiten.

X

1.8.

Het aanwijzen en benoemen van personen als vertegenwoordiger van de gemeente in bestuurs- en toezichthoudende organen van publiekrechtelijk en privaatrechtelijke rechtspersonen.

X

1.9.

Het aanwijzen en benoemen van personen in adviesorganen van het college.

X

1.10.

Het aanwijzen en benoemen van personen in bestuurscommissies als bedoeld in artikel 83 Gemeentewet.

X

1.11.

Het aanwijzen en benoemen van personen in commissies als bedoeld in artikel 84 Gemeentewet.

X

2.

Publiekrechtelijke geschillen

2.1.

Het beslissen op beroepschriften inzake kwijtscheldingsverzoeken.

X

2.2.

Het bij de rechtbank aanhangig maken van een vordering tot het betalen van een geldsom groter of gelijk aan € 5.000,00 en minder dan € 25.000,00.

X

2.3.

Het bij de rechtbank aanhangig maken van een vordering tot het betalen van een geldsom groter of gelijk aan € 25.000,00.

X

2.4.

Het nemen van een besluit om bezwaar of (administratief) beroep of hoger beroep aan te tekenen of een verzoek om (wijziging of opheffing van) een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen namens de gemeente of het gemeentebestuur in administratiefrechtelijke procedures, mits vooraf de portefeuillehouder is geconsulteerd.

X

2.5.

Het verlenen van een machtiging tot het vertegenwoordigen van de gemeente in een publiekrechtelijke procedure.

X

2.6.

Het beslissen op bezwaarschriften, niet zijnde bezwaarschriften waarop door de WOZ-ambtenaar, de Heffingsambtenaar, de Invorderingsambtenaar of de leerplichtambtenaar beslist moet worden, met uitzondering van bezwaarschriften waarbij sprake is van kennelijk (on)gegrond of kennelijk niet-ontvankelijk.

X

3.

Samenwerking

3.1.

Het besluit tot het oprichten van of het deelnemen in samenwerkingsverbanden.

X

3.2.

Het ondertekenen van overeenkomsten met een ander bestuursorgaan, waarbij de wederpartij wordt vertegenwoordigd door een bestuurder, met dien verstande dat in dat geval de burgemeester een machtiging kan verlenen aan een wethouder.

X

3.3.

Het aangaan van convenanten, intentieverklaringen, bestuursovereenkomsten etc.

X

4.

Ruimtelijk domein

4.1.

Het nemen van besluiten over verzoeken om planschade en nadeelcompensatie.

X

4.2.

Het nemen van principe- en definitieve besluiten op verzoeken en aanvragen omgevingsvergunning die betrekking hebben op afwijkingen van het bestemmingsplan waaraan uitsluitend medewerking kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12 lid 1, sub a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo-projectbesluit met uitgebreide procedure) dan wel die (mede) betrekking hebben op afwijkingen van het bestemmingsplan voor wat betreft strijdig gebruik waaraan medewerking kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12 lid 1, sub a onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo-reguliere procedure).

X

4.3.

Het besluit tot het aangaan van een exploitatieovereenkomst als bedoeld in de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro).

X

5.

Klachten

5.1.

Het behandelen en afdoen van klachten die gericht zijn tegen de directie (hoofdstuk 9 Algemene wet bestuursrecht).

X

5.2.

Het behandelen en afdoen van klachten die gericht zijn tegen afdelingsmanagers (hoofdstuk 9 Algemene wet bestuursrecht).

X

5.3.

Het behandelen en afdoen van klachten die gericht zijn tegen teamleiders (hoofdstuk 9 Algemene wet bestuursrecht).

X

5.4.

Het behandelen en afdoen van klachten die gericht zijn tegen medewerkers (hoofdstuk 9 Algemene wet bestuursrecht).

X

6.

Kwijtschelding en invordering

6.1.

Het kwijtschelden en buiten invordering stellen van vorderingen van meer dan € 10.000,00, niet zijnde vorderingen in het kader van belastingheffing of een schikking in een civiele of strafrechtelijke procedure.

X

6.2.

Het kwijtschelden en buiten invordering stellen van vorderingen van minder dan € 10.000,00, niet zijnde vorderingen in het kader van belastingheffing of een schikking in een civiele of strafrechtelijke procedure.

X

7.

Privaatrechtelijke geschillen

7.1.

Het besluit tot het aangaan van civiele procedures.

X

7.2.

Het besluit hoger beroep of cassatie aan te tekenen namens de gemeente of het gemeentebestuur in civiele procedures.

X

7.3.

Het treffen van een schikking in een civiele procedure, indien hiervoor financiële middelen op de vigerende begroting beschikbaar zijn.

X

7.4.

Het bij de rechtbank aanhangig maken van een vordering tot het betalen van een geldsom groter of gelijk aan € 5.000,00 en kleiner dan € 25.000,00.

X

7.5.

Het bij de rechtbank aanhangig maken van een vordering tot het betalen van een geldsom groter of gelijk aan € 25.000.

X

7.6.

Het besluit tot het voeren van verweer in civiele procedures, inclusief het hiervoor benodigde procesbesluit, mits hierover vooraf de portefeuillehouder is geïnformeerd.

X

7.7.

Het verlenen van een machtiging tot het vertegenwoordigen van de gemeente in een privaatrechtelijke procedure.

X

8.

Strafrechtelijke procedures

8.1.

De beslissing dat de gemeente zich voegt in een strafzaak.

X

8.2.

Het treffen van een schikking in een strafrechtelijke procedure, indien hiervoor financiële middelen op de vigerende begroting beschikbaar zijn.

X

8.3.

Het besluit hoger beroep of cassatie aan te tekenen namens de gemeente of het gemeentebestuur in strafrechtelijke procedures.

X

8.4.

Het besluit tot het voeren van verweer in strafrechtelijke procedures, inclusief het hiervoor benodigde procesbesluit, mits hierover vooraf de portefeuillehouder is geïnformeerd.

X

8.5.

Het verlenen van een machtiging tot het vertegenwoordigen van de gemeente in een strafrechtelijke procedure.

X

9.

Inkoop en aanbesteding

9.1.

Het besluit tot het vaststellen van een inkoopstrategie.

X

9.2.

Het opleggen van kortingen en boetes aan opdrachtnemers voor zover deze niet voortvloeien uit de bepalingen van het contract.

X

10.

Onroerend goed

10.1.

Het kopen van onroerende zaken in actieve grondcomplexen, waarvan de overeengekomen koopsom minder dan € 250.000,00 bedraagt.

X

10.2.

Het kopen van onroerende zaken in actieve grondcomplexen, waarvan de overeengekomen koopsom € 250.000,00 of meer bedraagt.

X

10.3.

Het verkopen van onroerende zaken en/of in erfpacht uitgeven van onroerende zaken in actieve grondcomplexen, voor zover de overeengekomen koopsom of waarde minder dan € 500.000,00 bedraagt.

X

10.4.

Het verkopen van onroerende zaken en/of in erfpacht uitgeven van onroerende zaken in actieve grondcomplexen, voor zover de overeengekomen koopsom of waarde € 500.000,00 of meer bedraagt.

X

10.5.

Het huren of op enige andere wijze in gebruik nemen van gronden alsmede het ontbinden van onderhavige overeenkomsten.

X

10.6.

Het verkopen van restpercelen voor zover het verkoopbedrag hoger is dan € 25.000,00.

X

11.

Schenkingen, erfstellingen en legaten

11.1.

Het besluit tot aanvaarding of afwijzing van erfstellingen en legaten.

X

11.2.

Het besluit tot aanvaarding of afwijzing van schenkingen die individueel of tezamen, een getaxeerde financiële waarde hebben van € 10.000,00 of meer en van schenkingen van geldbedragen € 10.000,00 of meer.

X

11.3.

Het besluit tot aanvaarding of afwijzing van schenkingen die individueel of tezamen, een getaxeerde financiële waarde hebben van minder dan € 10.000,00 en van schenkingen van geldbedragen van minder dan € 10.000,00.

X

11.4.

Het besluit tot het doen van een schenking.

X

12.

Financieel beheer

12.1.

Het budgethouderschap als geregeld in de Budgetregeling gemeente Best.

X

12.2.

Het aanwijzen van budgethouders algemeen, budgetbeheerders grexen en budgetbeheerders grote projecten als geregeld in de Budgetregeling gemeente Best.

X

13.

Organisatie en bedrijfsvoering

13.1.

Het vaststellen van kaders voor de ambtelijke organisatie (o.a. bij reorganisaties en strategische kaders op gebied van HR).

X

13.2.

Vaststellen van beleidsstukken of plannen op het gebied van bedrijfsvoering.

X

13.3.

Het voeren van het overleg met de vakbonden (Georganiseerd Overleg).

X

13.4.

Het voorschrijven van dienstkleding op grond van artikel 11.1. cao.

X

13.5.

Het vaststellen van de werktijden voor de organisatie, met inachtname van de Werktijdenregeling.

X

13.6.

Het aanwijzen van collectieve roostervrije dagen op grond van de Werktijdenregeling.

X

13.7.

Het vaststellen van een opleidingsplan op afdelingsniveau.

X

13.8.

Vaststellen van formatiewijzigingen.

X

13.9.

Vaststellen van functiebeschrijvingen en –waarderingen.

X

13.10.

Het openstellen van een vacature voor de directie.

X

13.11.

Het openstellen van een vacature voor afdelingsmanager, mits het geen formatiewijziging betreft en geen bijzonderheden zijn gemeld door de teams Financieel Beleid en Personeel en Organisatie.

X

13.12.

Het openstellen van een vacature voor medewerker, mits het geen formatiewijziging betreft en geen bijzonderheden zijn gemeld door de teams Financieel Beleid en Personeel en Organisatie.

X

13.13.

Het aangaan en ondertekenen van een arbeidsovereenkomst en alle rechtspositionele besluiten met betrekking tot de directie voor zover in dit besluit niet anders geregeld.

X

13.14.

Het aangaan en ondertekenen van een arbeidsovereenkomst en ontslag van en alle overige rechtspositionele besluiten met betrekking tot afdelingsmanagers voor zover in dit besluit niet anders geregeld.

X

13.15.

Het aangaan en ondertekenen van een arbeidsovereenkomst en ontslag van en alle overige rechtspositionele besluiten met betrekking tot teamleiders voor zover in dit besluit niet anders geregeld.

X

13.16.

Het aangaan en ondertekenen van een arbeidsovereenkomst en ontslag van en alle overige rechtspositionele besluiten met betrekking tot medewerkers voor zover in dit besluit niet anders geregeld.

X

13.17.

Het aangaan van een arbeidsovereenkomst met medewerkers op grond van een banenafspraak als bedoeld in artikel 2.7. cao.

X

13.18.

Het aangaan en ondertekenen van een arbeidsovereenkomst of ontslag middels een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot teamleiders en medewerkers.

X

13.19

Het aangaan en ondertekenen van een arbeidsovereenkomst of ontslag middels een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot afdelingsmanagers.

X

13.20.

Het houden van een onderzoek naar bekwaamheid en geschiktheid van een medewerker voor het aangaan van een arbeidsovereenkomst.

X

13.21.

Het plaatsen van stagiairs met bijbehorende vergoeding en het aangaan van overeenkomsten met betrekking tot werkervaringsplaatsen op grond van de artikelen 2.8. en 2.9. cao.

X

14.

Bijzondere aanwijzingen:

14.1.

Het aanwijzen van een gemeenteambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b Gemeentewet.

X

14.2.

Het aanwijzen van een gemeenteambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel c Gemeentewet.

X

14.3.

Het aanwijzen van een gemeenteambtenaar bedoeld in artikel 16, eerste lid van de Leerplichtwet (leerplichtambtenaar).

X

14.5.

Het aanwijzen van toezichthouders met opsporingsbevoegdheden (wettelijke grondslag).

X

14.6.

Het aanwijzen van toezichthouders zonder opsporingsbevoegdheden.

X

14.7.

Het benoemen van een buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand.

X

15.

Overig

15.1.

De bevoegdheid tot het nemen van beslissingen die zijn neergelegd in een document, gericht tot:

de raad;

de Koning en andere leden van het Koninklijk Huis;

de raad van ministers van het Koninkrijk, de ministerraad of een daaruit gevormde onderraad of commissie, ministers en staatssecretarissen;

de voorzitter van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal of van een uit die Kamer gevormde commissie;

de vicepresident van de Raad van State;

de president van de Algemene Rekenkamer;

de Nationale Ombudsman, voor zover het correspondentie betreft ter zake formele klachten;

enig bestuursorgaan van een provincie;

enig bestuursorgaan van een waterschap of een hoogheemraadschap.

X

15.2.

Indien de aangelegenheid een afwijking oplevert ten opzichte van de geldende beleids- en financiële kaders tenzij het om een concrete, individuele en eenmalige aangelegenheid gaat.

X

15.3.

Aangelegenheden die tot negatieve berichtgeving in de media hebben geleid dan wel in verband met de aard van de aangelegenheid redelijkerwijs moet worden aangenomen dat dit zal gebeuren.

X

15.4.

Aangelegenheden die ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor een groot aantal burgers, bedrijven, verenigingen of belangengroepen.

X

15.5.

Alle aangelegenheden waarvan door het college op instigatie van een collegelid wordt beslist, dat de aangelegenheid door het college moet worden afgedaan en indien de burgemeester beslist dat de aangelegenheid door hem moet worden afgedaan.

X

15.6.

De bevoegdheden die bij of krachtens de wet aan de secretaris of de directie zijn toegekend.

X

Bijlage 2 – Overzicht van gemandateerde bevoegdheden aan specifieke functionarissen

  • 1.

    WOZ-ambtenaar:

    • a.

      Beslissen op bezwaarschriften inzake WOZ-beschikkingen.

    • b.

      Vertegenwoordigen van de gemeente danwel het college bij de rechtbank en het gerechtshof inzake WOZ-beschikkingen.

  • 2.

    Invorderingsambtenaar:

    • a.

      Beslissen op bezwaarschriften inzake invorderingsbeschikkingen op het gebied van leges en gemeentelijke belastingen.

    • b.

      Vertegenwoordigen van de gemeente danwel het college bij de rechtbank en het gerechtshof inzake invorderingsbeschikkingen.

    • c.

      Het invorderen van vorderingen die voortkomen uit verbintenissen naar burgerlijk recht en ontstaan bij facturering van aan derden verrichte diensten of leveringen waaronder:

      • -

        tekeningsbevoegdheden met betrekking tot invorderingswerkzaamheden;

      • -

        treffen van betalingsregelingen;

      • -

        besluiten tot uitstel van betaling.

    • d.

      Het besluiten tot het opleggen van een dwangbevel bij privaatrechtelijke vorderingen.

    • e.

      Het doen leggen van conservatoir beslag met betrekking tot openstaande vorderingen.

    • f.

      Het besluiten tot het uitvaardigen van een dwangbevel op grond van artikel 5:26 en 5:33 Awb ten behoeve van het invorderen van verbeurde dwangsommen en kosten van bestuursdwang.

  • 3.

    Heffingsambtenaar:

    • a.

      Beslissen op bezwaarschriften inzake leges.

    • b.

      Vertegenwoordigen van de gemeente danwel het college bij de rechtbank en het gerechtshof inzake leges en gemeentelijke belastingen.

  • 4.

    Leerplichtambtenaar:

    • a.

      Het beslissen op bezwaarschriften inzake Leerplichtwet.

    • b.

      Het beslissen op een verzoek op grond van artikel 11g Leerplichtwet.

  • 5.

    Secretaris geschillencommissie:

    Het aanwijzen van een plaatsvervangend secretaris van de geschillencommissie Brabant-Zuidoost op grond van het reglement Regionale Geschillencommissie Brabant-Zuidoost.

  • 6.

    Griffier en voorzitter rekenkamercommissie:

    • a.

      Behoudens deze bepaling zijn de bepalingen in de verordening en de bijlagen niet van toepassing op de griffier en de voorzitter van de rekenkamercommissie.

    • b.

      Het college en de burgemeester verlenen, voor zover daarin in de begroting is voorzien, mandaat aan de griffier en de voorzitter van de rekenkamercommissie voor:

      • -

        Het besluiten tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen waaronder het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten binnen het taakveld van de griffie respectievelijk de rekenkamercommissie.

      • -

        het ondertekenen van overeenkomsten ter uitvoering van privaatrechtelijke rechtshandelingen waartoe binnen het taakveld van de griffie respectievelijk de rekenkamercommissie krachtens mandaat is besloten.