Peilbesluit Zegveld 2021

1. Voor de bepaling van de maaiveldhoogte is uitgegaan van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN3). Het gebied is voor het AHN3 ingemeten in 2014.

2. Voor de bepaling van de gemiddelde drooglegging per peilgebied in 2020 is de maaiveldhoogte van het AHN3 gecorrigeerd voor maaivelddaling. Voor veen is een gemiddelde maaivelddaling van 3 cm in de periode 2014 – 2020 aangehouden.

3. In de peilgebieden genoemd in tabel 1 wordt een vast waterpeil gehanteerd. De na te streven waterpeilen zijn:

Tabel 1 Overzicht peilgebieden met een vast peilbeheer

4. In de peilgebieden genoemd in tabel 2 wordt een zomer- en winterpeil gehanteerd. De na te streven waterpeilen zijn:

Tabel 2 Overzicht peilgebied met een zomer- en winter peilbeheer

* Het waterbergingsgebied Grechtkade West, onderdeel van peilgebied ZEG_017 Hoofdweg noord, kan ingezet worden bij grote piekafvoeren door hevige regenbuien. Het waterpeil in het waterbergingsgebied Grechtkade West kan dan tijdelijk oplopen tot maximaal -0,90 m tov NAP.

5. In de peilgebieden genoemd in tabel 3 wordt een flexibel waterpeil gehanteerd met een boven- en onderpeil. De na te streven boven- en onderpeilen zijn:

Tabel 3 Overzicht peilgebieden met een flexibel peilbeheer

1. In de peilgebieden uit tabel 1 wordt een vast peilbeheer gevoerd. Er wordt het hele jaar door gestuurd op een vast streefpeil.

2. In de peilgebieden uit tabel 2 wordt een zomer- en winterpeil gevoerd. Dit betreft een vast peilbeheer, waarbij er in de zomer een hoger vast peil en in de winter een lager vast streefpeil wordt gehanteerd.

3. De overgang van zomer- naar winterpeil en van winter- naar zomerpeil voor de peilgebieden uit tabel 2 zal, al naar gelang de weersomstandigheden en het verloop van de grondwaterstanden, in het algemeen en naar het oordeel van het waterschap plaatsvinden in de periode:

• •

  Zomer- naar winterpeil: september tot en met november

• •

  Winter- naar zomerpeil: april tot en met juni

4. In de peilgebieden uit tabel 3 wordt een flexibel peilbeheer gevoerd met een boven- en een onderpeil waarbinnen het waterpeil natuurlijk kan fluctueren. Water zal worden afgevoerd indien het waterpeil hoger is dan het bovenpeil en water zal worden ingelaten wanneer het waterpeil onder het onderpeil zakt.

5. Het peil in peilgebied ZEG_002, ZEG_003, ZEG_004, ZEG_005 en ZEG_010 gaat in op het moment dat alle benodigde waterhuishoudkundige aanpassingen gereed zijn gekomen. Het moment waarop het nieuwe waterpeil wordt ingesteld zal vooraf bekend worden gemaakt. Tot die tijd blijft in het peilgebied het huidige peil gehandhaafd.

6. Het handhaven het peil gaat onder normale omstandigheden gepaard met peilfluctuaties door de aan- en afvoer van water en weersomstandigheden. De beheermarge is de toegestane afwijking ten opzichte van de in het peilbesluit vastgestelde peilen. De beheermarge bedraagt 5 cm boven en 5 cm onder het vastgestelde peil.

7. Om te reageren of anticiperen op weersomstandigheden zoals neerslag, droogte en wind kan het waterschap tijdelijk een sturingsmarge inzetten. Indien de weersomstandigheden dit naar het oordeel van het waterschap noodzakelijk maken, kunnen de peilen tijdelijk:

• •

  in droge en zeer droge perioden met maximaal 10 centimeter worden verhoogd; en

• •

  in natte en zeer natte perioden met maximaal 10 centimeter worden verlaagd.

8. Bij calamiteiten en/of extreme weersomstandigheden is het college van dijkgraaf en hoogheemraden bevoegd om onder afweging van de betrokken belangen af te wijken van de in dit peilbesluit vastgestelde peilen, beheer- en sturingsmarges.