Algemene subsidieverordening Dalfsen 2022

Geldend van 01-02-2022 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Dalfsen 2022

De raad van de gemeente Dalfsen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 30 november 2021 nummer 1373;

overwegende dat in het kader van juridische kwaliteitszorg behoefte is aan een nieuwe Algemene subsidieverordening;

gelet op de artikelen 149 en 156 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de “Algemene Subsidieverordening Dalfsen 2022

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Aanvrager

Een rechtspersoon met volledige of beperkte rechtsbevoegdheid of één of meer natuurlijke personen, die activiteiten zonder winstoogmerk verricht(en) in de gemeente Dalfsen of die activiteiten verricht(en) die zijn gericht op inwoners uit de gemeente Dalfsen

Begroting

Meerjarenbegroting Dalfsen

Beoordelingsverklaring

verklaring met een beperkte mate van zekerheid van een registeraccountant dan wel van een accountant administratie consulent over de financiële verantwoording;

Boekjaar

Kalenderjaar;

College

het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Dalfsen;

Controleverklaring

verklaring met een redelijke mate van zekerheid van een registeraccountant dan wel van een accountant administratie consulent over de financiële verantwoording;

de-minimissteun

steun die wordt verstrekt op basis van de verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013,L352/1), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving.

op grond van de reguliere de-minimisverordening kunnen decentrale overheden ondernemingen over een periode van drie belastingjaren tot een bepaald bedrag steunen zonder dat dit staatssteun oplevert. Deze steun is zo minimaal (de-minimis) dat het weinig tot geen impact heeft op de interne markt;

Eenmalige subsidie

Subsidie voor bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd, met een maximum van vier jaar, subsidie wil verstrekken;

Egalisatiereserve:

een reserve die wordt gevormd uit exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te vangen teneinde een gelijkmatige verdeling van lasten te realiseren;

Jaarlijkse subsidie

subsidie die per kalenderjaar of voor een bepaald aantal kalenderjaren aan een subsidieontvanger voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt;

Onderneming

iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

Raad

de raad van de gemeente Dalfsen;

Subsidieregeling

een algemeen verbindend voorschrift, houdende nadere regels in verband met het verstrekken van subsidies.

Subsidieplafond

het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

Verdrag

verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47);

Wet

de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college die passen binnen de beleidsterreinen van de programmabegroting, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen.

  • 2.

    Het college kan nadere regels (subsidieregeling of beleidsregel) stellen voor een onderverdeling in beleidsterreinen. Het college kan per beleidsterrein een subsidieplafond bepalen zoals bedoeld in artikel 5, lid 1 van deze verordening.

  • 3.

    Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is) kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

  • 4.

    Het college brengt tenminste eenmaal in de vier jaar verslag uit over de doeltreffendheid en de effecten van de verleende subsidies.

  • 5.

    Als een meerjarige subsidie wordt verleend, wordt in het besluit tot subsidieverlening de hoogte van het jaarlijks toegekende subsidiebedrag aangegeven dan wel op welke wijze het toegekende subsidiebedrag jaarlijks wordt geïndexeerd.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Het college kan in nadere regels stellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Staatsteunregels

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Het college is bevoegd subsidieplafonds en de wijze waarop deze worden verdeeld, vast te stellen. De subsidieplafonds mogen de budgetten die de raad in de begroting beschikbaar stelt, niet overschrijden.

  • 2.

    Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij het besluit tot subsidieverlening wordt daarop gewezen.

Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen

Artikel 6. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Als hiervoor een (digitaal) aanvraagformulier is vastgesteld, gebruikt de aanvrager dat formulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan voor de kosten van de activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van alle inkomsten waaronder ook bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 3.

    ls de aanvrager een onderneming dan dienen in aanvulling op de gegevens als vermeld in het tweede lid ook de volgende gegevens overgelegd te worden:

    • a.

      een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);

  • 4.

    Als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 5.

    Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, legt tevens over:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte of de statuten; en

    • b.

      het jaarverslag en de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar. Indien de rechtspersoon jonger is dan één jaar, dan wel in oprichting is, kan worden volstaan met een afschrift van de begroting bij oprichting.

  • 6.

    Het college is bevoegd meer of andere dan, of slechts enkele van de in dit artikel genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende zijn

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie die per boekjaar of meer boekjaren wordt verstrekt (jaarsubsidie), wordt ingediend uiterlijk 1 november voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft. Aanvragen die ingediend worden na 1 november worden alleen inhoudelijk behandeld als het subsidieplafond nog niet bereikt is.

  • 2.

    Andere aanvragen om subsidie worden ingediend minimaal acht weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    In de subsidieregeling of beleidsregel kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een volledige aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, binnen acht weken na de dag waarop de begroting voor het eerstvolgende kalenderjaar door de raad is vastgesteld.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een volledige aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, derde lid, binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Het college kan de termijn, genoemd in lid 1 en 2, met ten hoogste acht weken verlengen. Zij stelt de aanvrager, voor afloop van de in lid 1 en 2 bedoelde termijn, hiervan schriftelijk in kennis.

  • 4.

    Een aanvrager die de subsidieaanvraag niet volledig voor de datum genoemd in artikel 7 lid 1 en 2 heeft ingediend, wordt verzocht om de benodigde gegevens alsnog binnen vier weken toe te sturen. Is de aanvraag na deze termijn nog niet compleet, dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

  • 5.

    Bij subsidieregeling of beleidsregel kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 6.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Hoofdstuk 3 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      een subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • d.

      als de activiteiten niet verenigbaar zijn met het gemeentelijk beleid;

    • e.

      als de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende middelen – uit eigen middelen of uit middelen van derden – kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • f.

      als er in geval van regionale of landelijke initiatieven sprake is van doublures in activiteiten;

    • g.

      als activiteiten gericht zijn op het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke overtuigingen;

    • h.

      als de activiteiten zijn gericht op het maken van winst;

    • i.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • j.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • k.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen;

  • 4.

    In de subsidieregeling of beleidsregel kunnen burgemeester en wethouders, naast de weigeringsgronden als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, aanvullende weigeringsgronden opnemen.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen en betaling

Artikel 10. Meldingsplicht subsidieontvanger

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders, en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 11. Bijzondere verplichtingen subsidieontvanger

  • 1.

    Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

  • 2.

    Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 12. Verzekeringsplicht

Een subsidieontvanger is verplicht zich te verzekeren tegen aansprakelijkheid en ongevallen voor zover dit niet gemeentelijk geregeld is voor vrijwilligersorganisaties.

Artikel 13. Egalisatiereserve

  • 1.

    Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een jaarsubsidie die meer dan € 50.000 bedraagt, een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de wet vormt.

  • 2.

    De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan burgemeester en wethouders verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de wet van overeenkomstige toepassing

  • 3.

    Is een jaarsubsidie verleend voor een in de loop van een kalenderjaar uit te voeren activiteitenplan en blijkt dat daarvoor niet de gehele subsidie nodig was, dan kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve van een door hen te bepalen percentage vormt. Bedraagt het overschot meer dan de door burgemeester en wethouders bepaalde egalisatiereserve, dan wordt het meerdere door burgemeester en wethouders teruggevorderd.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de reserve slechts binnen een zekere termijn kan worden gebruikt. Is de reserve gedurende deze termijn niet geheel gebruikt, dan wordt het restant door burgemeester en wethouders teruggevorderd.

Artikel 14. Bevoorschotting

Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in de verleningsbeschikking de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

Artikel 15. Indexering subsidies

  • 1.

    Subsidies kunnen jaarlijks geïndexeerd worden met het indexcijfer voor prijscompensatie dat door de raad wordt vastgesteld bij de begroting.

  • 2.

    Bij loonkosten vindt jaarlijkse indexering plaats op basis van de laatste vastgestelde en bekende cao voor de betreffende sector op het moment van indexering. De overige kosten worden geïndexeerd met het in lid 1 genoemde indexcijfer voor prijscompensatie.

  • 3.

    Het college kan besluiten dat voor bepaalde subsidies afgeweken wordt van de wijze van indexeren zoals bepaald is in lid 2.

Hoofdstuk 5 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 16. Wijze van verstrekking en eindverantwoording subsidies tot en met € 15.000

  • 1.

    Subsidies tot en met € 15.000 worden door het college direct of verleend en – tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen 8 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de subsidieontvanger in de verleningsbeschikking worden verplicht om aan te tonen dat de activiteiten waardoor de subsidie wordt verstrekt zijn uitgevoerd en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling ambtshalve plaats binnen 8 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

Artikel 17. Wijze van verstrekking en eindverantwoording subsidies van meer dan € 15.000

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 15.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      In geval van een jaarsubsidie, uiterlijk vóór 1 november van het daaropvolgende subsidiejaar, tenzij de subsidie in de verleningsbeschikking gelijktijdig is vastgesteld.

    • b.

      In andere gevallen uiterlijk 8 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De verantwoording bevat:

    • a.

      Een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      bij een subsidiebedrag van € 50.000 tot € 350.000 per boekjaar moet de jaarrekening (bij een jaarlijkse subsidie) of de financiële verantwoording ( bij een eenmalige subsidie) voorzien zijn van een beoordelingsverklaring.

    • e.

      Bij een subsidiebedrag van € 350.000 per boekjaar of meer moet de jaarrekening (bij een jaarlijkse subsidie) of de financiële verantwoording (bij een eenmalige subsidie) voorzien zijn van een controleverklaring.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling of controle van belang zijn, worden overgelegd.

  • 4.

    In de beschikking zoals bedoeld in lid 1 kan, in afwijking van lid 1, worden vastgelegd dat een meerjarige subsidie na afloop van de gehele subsidieperiode wordt vastgesteld. De subsidieontvanger dient de financiële en inhoudelijke verantwoording van de afgelopen subsidieperiode vóór 1 oktober van het daaropvolgende boekjaar in bij het college.

Artikel 18. Vaststelling subsidie van meer dan € 15.000

  • 1.

    Het college stelt binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling de subsidie vast, tenzij bij subsidieregeling of beleidsregel anders is bepaald.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde termijn kan eenmalig met ten hoogste 6 weken worden verdaagd.

  • 3.

    Bij het niet tijdig indienen van een aanvraag tot vaststelling, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend, dan kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 19. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen bepalingen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 20. Slotbepaling

  • 1.

    De Algemene Subsidieverordening gemeente Dalfsen 2013, wordt bij inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening is van toepassing op subsidieaanvragen die betrekking hebben op 2023 en latere subsidiejaren.

  • 3.

    Deze verordening treedt in werking op 1 februari 2022.

  • 4.

    Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum zijn de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Dalfsen 2013 van toepassing.

  • 5.

    Aanvragen om subsidie die na de inwerkingtreding worden ingediend en betrekking hebben op 2022 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Dalfsen 2013.

  • 6.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Dalfsen 2022.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Dalfsen in zijn (openbare) vergadering van 24 januari 2022.

De raad voornoemd,

de voorzitter, de griffier,

drs. E. van Lente drs. J. Leegwater

Toelichting bij de algemene subsidieverordening Dalfsen 2022

Aanleiding

De Algemene subsidieverordening Dalfsen (ASV) zoals vastgesteld op 22 april 2013, was toe aan actualisatie. De laatste wijzigingen van de model-ASV van de VNG zijn waar nodig verwerkt, enkele knelpunten die zich in de praktijk voordeden zijn opgelost, kleine taalkundige aanpassingen zijn doorgevoerd en diverse overbodige regels zijn geschrapt.

Juridisch kader

In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift (artikel 4:23, eerste lid, Awb). Dat wil zeggen dat een wettelijk voorschrift regelt welke concrete activiteiten subsidiabel zijn. Ook andere onderwerpen zoals een subsidieplafond en verdeelregels, weigeringsgronden en diverse verplichtingen hebben een grondslag in een wettelijk voorschrift nodig. In geval van gemeenten worden wettelijke voorschriften opgenomen in verordeningen van de gemeenteraad of nadere regels zoals subsidieregelingen van het college van burgemeester en wethouders.

De eis van een wettelijk voorschrift komt voort uit de wens van de wetgever de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en subsidieontvanger voldoende te waarborgen. Hiermee wordt tevens een doelmatige besteding van overheidsuitgaven nagestreefd. Mogelijk onzorgvuldig of willekeurig handelen van het overheidsorgaan of nalatigheid van de subsidieontvanger is immers beter te toetsen aan de hand van een wettelijke regeling dan aan de hand van een op zichzelf staand besluit van een bestuursorgaan.

Uitzonderingen op de wettelijke grondslag

Op de hoofdregel dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijke grondslag bestaan, op grond van het derde lid van artikel 4:23 Awb, derde lid, vier uitzonderingen:

  • a.

    Subsidies rechtstreeks op grond van een Europees programma;

  • b.

    Subsidies in afwachting van een wettelijke regeling, voor maximaal een jaar;

  • c.

    Subsidies die met naam van de ontvanger en het maximale subsidiebedrag zijn opgenomen in de Programmabegroting. Deze begrotingssubsidie kan geschikt zijn als er maar één organisatie is die de gewenste activiteiten voor meerdere jaren (en op de gewenste manier) kan uitvoeren;

  • d.

    Subsidies in incidentele gevallen, voor ten hoogste vier jaar. Dit betreft subsidie aan een beperkt aantal ontvangers voor min of meer eenmalige activiteiten.

Subsidies en Europese staatssteunregels

Europese regelgeving ten aanzien van staatssteun is niet van toepassing, indien de subsidie aan burgers wordt verstrekt. Ook is geen sprake van staatssteun als de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verleend, geen ondernemingsactiviteiten zijn. Zo is een subsidie aan een amateursportvereniging geen staatssteun. Als de gesubsidieerde activiteiten wel als ondernemingsactiviteiten kunnen worden aangemerkt, is er sprake van staatssteun als de subsidie niet open staat voor alle ondernemingen, die deze activiteit uitoefenen. Er moet sprake zijn van een selectief voordeel, wil men kunnen spreken van staatssteun. Staatssteun is toegestaan als deze valt binnen een van de vrijstellingsverordeningen van de Europese staatssteunregels. Zo is er een de-minimis vrijstellingsverordening, die bijdragen aan een onderneming tot een bepaalde hoogte vrijstelt. Valt de subsidie niet binnen de reikwijdte van één van de vrijstellingsverordeningen voor staatssteun, dan is hiervoor eerst toestemming van de Europese Commissie nodig. De steunverlening moet dan vooraf door de Europese Commissie worden genotificeerd. Voor meer informatie over de staatssteunregels kan een gemeente terecht bij het kenniscentrum Europa Decentraal.

Onderscheid Algemene subsidieverordening, subsidieregelingen en beleidsregels

Algemene subsidieverordening

De ASV beschrijft het subsidieproces zoals dat in de gemeente Dalfsen wordt gevolgd en legt vast welke bevoegdheden het college heeft. De opzet van de ASV is dusdanig dat alle algemene regels omtrent subsidieverstrekking in de ASV zijn opgenomen: indieningstermijnen, over te leggen gegevens, algemene weigeringsgronden en verplichtingen die voor alle subsidieontvangers gelden. Het college is bevoegd deze subsidies te verstrekken. De ASV is een verordening door de raad vastgesteld. Zij heeft externe werking.

Subsidieregelingen

Uit artikel 2 over de reikwijdte van de verordening blijkt dat het college bevoegd is subsidies te verstrekken die vallen onder de ASV. In artikel 3 van de ASV delegeert de gemeenteraad aan het college de bevoegdheid nadere regels vast te stellen: de subsidieregelingen. In de subsidieregelingen kan het college concrete subsidiabele activiteiten omschrijven en specifieke regels opnemen die gelden voor het verstrekken van de subsidies voor de betreffende activiteiten. Denk aan de subsidieontvangers, specifieke voorwaarden en verplichtingen, het subsidieplafond en de wijze waarop het beschikbare budget wordt verdeeld. De subsidieregeling is gebonden aan de kaders die de ASV stelt. Alleen waar de ASV die mogelijkheid biedt, kan in de subsidieregelingen van de ASV worden afgeweken. Aangezien het college bevoegd is de subsidieregelingen vast te stellen, is het mogelijk sneller tot besluitvorming te komen en deze zo nodig aan te passen. Dit komt de flexibiliteit van het gemeentebestuur op het gebied van subsidieverstrekking ten goede. Een subsidieregeling is, net als een verordening, een algemeen verbindend voorschrift. Het heeft externe werking.

Beleidsregels

Op grond van artikel 1:3, derde lid Awb wordt onder een beleidsregel verstaan: ”een bij besluit vastgestelde, algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan”.

Subsidieverstrekking op basis van alleen beleidsregels is niet mogelijk, omdat een beleidsregel niet een wettelijk voorschrift is. Een beleidsregel kan dus nooit de wettelijke grondslag vormen voor het verstrekken van een subsidie. Er is altijd een verordening of subsidieregeling nodig. In die verordening of regeling dienen tenminste de activiteiten te worden omschreven, die voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Het is wel mogelijk om in beleidsregels begrippen uit te leggen of aan te geven hoe van een bestaande bevoegdheid gebruik zal worden gemaakt

Het bestuursorgaan dat over een bepaalde bevoegdheid beschikt, mag daarover ook beleidsregels vaststellen (artikel 4:81 Awb). De bevoegdheid beleidsregels vast te stellen, hoeft daarom niet in de ASV door de raad bij het college te worden neergelegd, in tegenstelling tot de bevoegdheid een subsidieregeling vast te stellen. Een subsidieregeling bevat namelijk, net als een verordening, wettelijke voorschriften (algemeen verbindende voorschriften).

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING ASV Dalfsen

Voor zover een artikel om een toelichting vraagt, is deze hieronder gegeven.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 2. Reikwijdte

De ASV Dalfsen is van toepassing op de subsidies die het college verstrekt voor activiteiten. Dit heeft betrekking op de subsidies die op grond van de ASV, op grond van een subsidieregeling als bedoeld in artikel 3 en op de subsidies die op grond van artikel 4:23, derde lid, Awb worden verstrekt (de subsidies waarvoor niet een wettelijk voorschrift vereist is waarin is vastgelegd welke activiteiten subsidiabel zijn). Naast deze subsidies kunnen er ook subsidies door het college verstrekt worden op grond van bijzondere subsidieverordeningen. Op die subsidies is de ASV niet van toepassing omdat de regels voor het verstrekken daarvan in die bijzondere verordeningen zijn vastgelegd. Op de subsidies die het college op grond van artikel 4:23, derde lid, Awb verstrekt, is de ASV wel van toepassing. Daarmee wordt geborgd dat het te volgen subsidieproces ook voor die subsidies duidelijk vastligt. Zo nodig kan het college wel bepalen dat de ASV geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft.

In de Awb staat in artikel 4:24 dat tenminste eenmaal in de vijf jaar verslag moet worden gedaan over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. Vanwege de verkiezingen om de vier jaar, is gekozen voor een verslag eens in de vier jaar. De vorm en inhoud van het verslag zijn vrij. Mogelijke vormen zijn een apart verslag of een rapportage bij de begrotingstoelichting.

Artikel 4. Staatsteunregels

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er in de subsidieregeling afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd. Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (vierde lid). Net zo goed als dat het geval is bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, kunnen ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader (vijfde lid).

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

De gemeenteraad stelt in de begroting de budgetten beschikbaar voor de uitvoering van de diverse programma’s. Specifiek op de subsidiabele activiteiten afgestemde budgetten stelt het college vast in de vorm van subsidieplafonds als bedoeld in artikel 4:22 Awb. Het college is verplicht de plafonds vast te stellen met inachtneming van de budgetten die op de begroting beschikbaar zijn gesteld door de gemeenteraad.

De bekendmaking van de subsidieplafonds vindt plaats door publicatie in het digitale gemeenteblad, ook is een publicatie in KernPunten gebruikelijk. Is het subsidieplafond opgenomen in de subsidieregeling, dan is de bekendmaking van de regeling ook de bekendmaking van het subsidieplafond. Is het bedrag van het subsidieplafond niet vastgelegd in de subsidieregeling, dan volgt een apart besluit dat apart bekend wordt gemaakt in het digitale gemeenteblad. Het college is verplicht bij de bekendmaking aan te geven wat de gevolgen zijn voor eerder ingediende aanvragen, als het plafond onverhoopt op een later moment wordt verlaagd.

Wanneer we subsidie verlenen per lid of deelnemer, zoals nu bij de jeugdsportsubsidies het geval is, is er geen rangorde op basis van kwaliteit mogelijk en wordt de subsidie naar rato verdeeld. Dat betekent dat wanneer het subsidieplafond overschreden wordt de gemeente de subsidie verdeelt over de aanvragen die voldoen aan de verordeningen de beleidsregels en die uiterlijk 1 november zijn binnengekomen. Het bedrag per deelnemer wordt dan dus lager vastgesteld. Aanvragen die na 1 november ontvangen worden, worden op volgorde van binnenkomst behandeld indien er nog budget over is. Is dat niet het geval, dan wordt subsidie geweigerd zonder inhoudelijke behandeling van de aanvraag.

In de situatie waarin het college beslist op een subsidieaanvraag voordat de gemeentebegroting is vastgesteld, verbindt het aan een verlening de voorwaarde dat de gemeenteraad voldoende financiële middelen ter beschikking stelt. Wordt er onvoldoende geld ter beschikking gesteld, dan trekt het college de verlening binnen 4 weken na vaststelling van de gemeentebegroting in (artikel 4:34 Awb).

Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen

Artikel 6. Aanvraag

Een aanvraag wordt met behulp van het door het college vastgestelde aanvraagformulier gedaan. Dat impliceert dat een aanvraag schriftelijk wordt ingediend (artikel 4:1 Awb). Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal of elektronisch worden gedaan, mits het college het daarvoor vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld dan wel de elektronische weg open staat.

De in te dienen gegevens vermeld in het tweede lid, zijn gebruikelijk en nodig om een aanvraag inhoudelijk te kunnen beoordelen. Lid 3 betreft informatie van ondernemingen om te kunnen beoordelen of een subsidie leidt tot ongeoorloofde staatssteun. Op grond van de reguliere Europese de-minimisverordening kunnen decentrale overheden op dit moment ondernemingen over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000,- steunen zonder dat dit staatssteun oplevert. Deze steun is zo minimaal (de-minimis) dat het weinig tot geen impact heeft op de interne markt. In een de-minimisverklaring geeft de gesteunde onderneming de de-minimissteun weer die in de voorgaande twee belastingjaren is ontvangen. Een voorbeeldverklaring is te vinden op de website van Europa Decentraal, www.europadecentraal.nl.

Zijn meer, andere of minder gegevens nodig dan genoemd in het tweede tot en met het vijfde lid, dan mag het college daarvan afwijken (zie het zesde en zevende lid). Dat kan ook in een subsidieregeling of beleidsregel, waar de specifieke eisen voor bepaalde subsidies zijn opgenomen.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

De ASV onderscheidt subsidies die voor een bepaald tijdvak worden aangevraagd en andere subsidies. Een tijdvak kan één- of meerjarig zijn, één of meer kalenderjaren beslaan dan wel een andere periode. De andere subsidieaanvragen (tweede lid) kunnen o.a. betrekking hebben op een andere tijdsduur, zoals één of meerdere schooljaren. Het college kan in een subsidieregeling of beleidsregel afwijken van de aanvraagtermijnen.

Artikel 8. Beslistermijn

De beslistermijn voor aanvragen om subsidie voor een tijdvak dat maximaal 4 jaar loopt, of voor jaarlijks terugkerende activiteiten is uiterlijk 8 weken na de dag waarop de begroting voor het eerstvolgende kalenderjaar door de raad is vastgesteld. De beslistermijn voor ander aanvragen, bedraagt 8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag. Ook hier geldt weer dat het college af kan wijken (lid 5).

In de situatie waarin mogelijk sprake is van staatssteun en de aanvraag aangemeld is bij de Europese Commissie voor uitsluitsel hierover, verdaagt het college de beslistermijn. Die termijn loopt af drie weken nadat de Commissie een eindbeslissing heeft genomen. Het college heeft dan nog drie weken de tijd om de beschikking op te stellen, te besluiten en het besluit bekend te maken (lid 6).

Hoofdstuk 3 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden

Artikel 9. Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden

De artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 Awb bieden gronden om een subsidie te weigeren wanneer:

  • het subsidieplafond wordt overschreden;

  • het college gegronde redenen heeft aan te nemen dat de activiteiten niet of niet geheel zullen worden uitgevoerd, verplichtingen niet zullen worden nageleefd of niet op goed wijze rekening en verantwoording zal worden afgelegd;

  • de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft overgelegd en deze gegevens tot een onjuiste beschikking hebben geleid;

  • ook in geval van verlening van surséance van betaling, faillissement of de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend, mag het college de subsidie op voorhand weigeren;

  • artikel 4:35 Awb vermeldt tenslotte nog dat geweigerd mag worden wanneer subsidieverlening zou leiden tot ongeoorloofde staatssteun.

Naast deze gronden noemt de ASV nog andere weigeringsgronden die op gemeentelijk niveau zouden kunnen spelen. Ze betreffen voor een deel het voorkomen van handelen in strijd met de Europese regels. Daarnaast borgen ze bijvoorbeeld dat geen subsidie hoeft te worden verleend wanneer de activiteiten onvoldoende gericht zijn op (de inwoners van) Dalfsen of daaraan onvoldoende ten goede komen. Ook wanneer een activiteit niet past in het beleid van Dalfsen, is dit een reden de subsidie te weigeren (derde lid, onder d).

Hoofdstuk 4 Verplichtingen en betaling

Artikel 10. Meldingsplicht subsidieontvanger

Het college heeft mogelijkheden om in te grijpen wanneer een subsidieontvanger de activiteiten niet of niet geheel uitvoert, zijn verplichtingen niet naleeft of wanneer de begrote uitgaven en inkomsten uit de pas gaan lopen met de werkelijke uitgaven en inkomsten. Om gebruik te kunnen maken van die mogelijkheden heeft het college informatie nodig. Daarom is het belangrijk dat een meldingsplicht geldt én dat die wordt nageleefd. Aan de hand van de melding kan het college beoordelen of aanleiding bestaat de subsidieverlening in te trekken of ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen (artikel 4:48 Awb). Voorafgaand aan zo’n besluit kan het college de betaling van voorschotten opschorten (4:56 Awb). Hiermee kan worden voorkomen dat na intrekking of wijziging van de subsidieverlening, meer geld moet worden teruggevorderd.

Artikel 11. Bijzondere verplichtingen subsidieontvanger

Bij subsidies vanaf € 50.000 kan het college de subsidieontvanger verplichten tussentijdse rapportages over te leggen omtrent de verrichte activiteiten, de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten en het naleven van de verplichtingen.

Artikel 13. Egalisatiereserve

Ontvangers van een subsidie voor een bepaald tijdvak van € 50.000 of meer, kunnen een egalisatiereserve vormen ten behoeve van de activiteiten die Dalfsen subsidieert. Overeenkomstig de ASV dient hiervoor een verzoek in bij het college. De egalisatiereserve is nooit minder dan € 0 en wordt gebruikt om tekorten op het uitvoeren van de activiteiten gesubsidieerd door de gemeente Dalfsen op te vangen.

Artikel 14. Bevoorschotting

Subsidies kunnen in termijnen als voorschot (voorafgaand aan de activiteiten) worden uitbetaald. Grotere subsidies worden meestal per maand uitbetaald. Wanneer de subsidie wordt uitbetaald staat in de beschikking vermeld.

Hoofdstuk 5 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 16 tot en met 18 verantwoording en vaststelling subsidies

Subsidies worden altijd vastgesteld. Wanneer een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de aanvrager na afloop van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in. Daarbij legt hij rekening en verantwoording af: hij toont aan dat de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd, dat de verplichtingen zijn nageleefd en de gelden zijn besteed aan de gesubsidieerde activiteiten. Dit is vastgelegd in de artikelen 4:44 en 4:45 Awb. Deze bepalingen zijn uitgewerkt in hoofdstuk 4 van de ASV.

Kenmerkend voor subsidies tot en met € 15.000 is dat de subsidie direct wordt vastgesteld op een vast bedrag, zonder voorafgaande verlening. De subsidieontvanger hoeft achteraf niet standaard verantwoording af te leggen aan de subsidieverstrekker. Hierdoor worden de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker beperkt. Wel kan de subsidieontvanger verplicht worden om aan te tonen dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. In de verleningsbeschikking wordt hierop gewezen. Wordt niet aangetoond dat de activiteiten overeenkomstig de vaststelling zijn uitgevoerd, dan kan het college de subsidievaststelling intrekken of wijzigen op grond van artikel 4:49 Awb.

Subsidies hoger dan € 15.000 worden altijd eerst verleend en na afloop van de activiteiten vastgesteld. Afhankelijk van de omvang van de subsidie, geldt een verantwoordingsregime dat natuurlijk zwaarder is bij de hogere subsidies.

Artikel 20. Slotbepaling

Voor subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening voor meerdere jaren zijn aangevraagd en verleend, gelden de verplichtingen zoals deze in de beschikking of uitvoeringsovereenkomst zijn vermeld. Bij het opstellen van een nieuwe overeenkomst moet wel aan de bepalingen uit deze verordening worden voldaan.