Regeling vervallen per 01-01-2024

Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Dijk en Waard

Geldend van 21-01-2022 t/m 22-09-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022

Intitulé

Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Dijk en Waard
  • 1.

    De Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie Dijk en Waard, zoals opgenomen in bijlage 1. Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Dijk en Waard, met terugwerkende kracht vast te stellen per 1 januari 2022.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dijk en Waard;

gelet op:

de Wet Kinderopvang

de Algemene subsidieverordening Heerhugowaard 2014

de Algemene subsidieverordening Langedijk 2015

besluit vast te stellen de Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Dijk en Waard.

Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Dijk en Waard

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Peuter: in de gemeente Dijk en Waard woonachtig kind van 2 tot de leeftijd waarop het kind uitstroomt naar het basisonderwijs.

Doelgroeppeuter: in de gemeente Dijk en Waard woonachtig kind, van 2 tot de leeftijd waarop het kind uitstroomt naar het basisonderwijs, dat op indicatie van de Jeugdgezondheidszorg (GGD) en op grond van door het College vastgestelde criteria in aanmerking komt voor voorschoolse educatie (VE).

Niet-toeslagouder(s): ouder(s) die geen recht heeft/hebben op Kinderopvangtoeslag van de Rijksoverheid.

Inkomensafhankelijke ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders aan de houder moeten betalen voor de afname van een (VE)peuteropvangplaats voor hun kind, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden. De inkomensafhankelijke ouderbijdrage wordt berekend over de maximale uurprijs of over de lagere, door de organisatie in rekening gebrachte, uurprijs. Voor de berekening wordt de landelijk adviestabel ouderbijdrage peuterwerk van de VNG gehanteerd. Deze tabel is gebaseerd op de Rijksregeling Kinderopvangtoeslag en wordt jaarlijks geactualiseerd.

Maximum uurprijs: de jaarlijks landelijk vastgestelde maximum uurprijs voor de dagopvang in een kindercentrum waarover ouders Kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen.

Niet-groepsgebonden werkzaamheden: taken die behoren bij de functie van pedagogisch medewerker en passen binnen de functieomschrijving van pedagogisch medewerker, maar dienen te worden uitgevoerd buiten de groep dan wel worden uitgevoerd binnen een groep, maar niet meetellen voor de wettelijk vastgestelde beroepskracht-kind ratio.

Pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie: een pedagogisch beleidsmedewerker / coach op hbo werk- en denkniveau specifiek voor de VE. Het doel, het profiel en de urennorm van de pedagogisch beleidsmedewerker / coach VE is wettelijk vastgelegd in het Wijzigingsbesluit Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. De inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker / coach voldoet aan alle relevante wetgeving.

Peuteropvang: voorschoolse opvang van maximaal 8 uur per week, gedurende meerdere dagdelen per week. Voor kinderen vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar het basisonderwijs, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool. De opvang voldoet aan alle relevante wetgeving.

VE: voorschoolse educatieve opvang van tenminste 16 uur per week, maximaal 6 uur per dagdeel, verspreid over meerdere dagdelen per week. Voor doelgroeppeuters vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar het basisonderwijs. Waarin via een erkend voor- en vroegschools educatief programma (VVE-programma) en gecertificeerde leidsters op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden, gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van peuters op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. De VE voldoet aan alle relevante wetgeving.

VE-gerelateerde scholingskosten: scholingskosten ter bevordering van het verhogen van de kwaliteit van de voorschoolse educatie op een VE-locatie. Dit is inclusief VE-gerelateerde scholing voor pedagogisch (beleids)medewerkers. De scholing voldoet aan de wettelijke eisen.

VVE-programma: een erkend voor- en vroegschools educatief programma, waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van peuters wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal emotionele ontwikkeling, met als doel het bevorderen van de positieve ontwikkeling. Het programma dient opgenomen te zijn in de database Effectieve jeugdinterventies; erkende interventies van het Nederlands Jeugdinstituut.

Voorbereidingskosten voor het uitvoeren van VE: voorbereidingskosten om te starten met VE, waaronder de aanschaf van een VVE-programma, VE-scholing, en de aanschaf van een kindvolgsysteem.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten.

Artikel 3 Te subsidiëren activiteiten

Subsidie kan verstrekt worden voor:

  • 1.

    Peuteropvangplaatsen in Dijk en Waard voor peuters van niet-toeslagouders voor maximaal 8 uur opvang per week

  • 2.

    VE-peuteropvangplaatsen in Dijk en Waard voor doelgroeppeuters voor 16 uur in de week

  • 3.

    VE-gerelateerde scholingskosten

  • 4.

    Voorbereidingskosten voor het uitvoeren van VE

  • 5.

    Inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie

Artikel 4 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een houder.

Artikel 5 Hoogte van de subsidie

Voor de in artikel 3 genoemde activiteiten gelden de volgende maximale subsidiebedragen:

  • 1.

    Voor peuteropvangplaatsen voor peuters van niet-toeslagouders, zoals bedoeld in artikel 3 lid 1, bedraagt de subsidie per jaar (40 weken), per bezette peuteropvangplaats door een individuele peuter: maximaal 320 uren maal de uurprijs van de houder, tot de maximum uurprijs, minus de geldende inkomensafhankelijke ouderbijdrage;

  • 2.

    Ten behoeve van niet-groepsgebonden werkzaamheden bedraagt de subsidie per jaar (40 weken), per bezette peuteropvangplaats door een individuele peuter, zoals bedoeld in artikel 3 lid 1: maximaal 40 uur maal de uurprijs van de houder, tot de maximum uurprijs;

  • 3.

    Voor VE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters, zoals bedoeld in artikel 3 lid 2 bedraagt de subsidie per jaar (40 weken), per bezette VE-peuteropvangplaats door een individuele peuter maximaal: 640 uur maal de uurprijs van de houder, tot de maximum uurprijs, waarvan:

    • a.

      maximaal 320 uren maal de uurprijs van de houder, tot de maximum uurprijs, minus de geldende inkomensafhankelijke ouderbijdrage; en

    • b.

      maximaal 320 uren maal de uurprijs van de houder, tot de maximum uurprijs;

  • 4.

    Ten behoeve van niet-groepsgebonden werkzaamheden bedraagt de subsidie per jaar (40 weken), per bezette VE-peuteropvangplaats door een individuele peuter, zoals bedoeld in artikel 3 lid 2: maximaal 40 uur maal de uurprijs van de houder, tot de maximum uurprijs;

  • 5.

    Ten behoeve van ondersteuning en begeleiding van doelgroeppeuters bedraagt de subsidie per jaar (40 weken), per bezette VE-peuteropvangplaats door een individuele peuter, zoals bedoeld in artikel 3 lid 2: maximaal EUR 1.250;

  • 6.

    Ten behoeve van VE-gerelateerde scholingskosten, zoals bedoeld in artikel 3 lid 3, bedraagt de subsidie per jaar (40 weken), per VE-peutergroep: maximaal EUR 4.250;

  • 7.

    Ten behoeve van het voorbereiden op het uitvoeren van VE, zoals bedoeld in artikel 3 lid 4, bedraagt de eenmalige subsidie, voor houders die in het voorgaande subsidiejaar geen VE-peuteropvangplaatsen hebben aangeboden: maximaal EUR 7.500;

  • 8.

    Ten behoeve van de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie, zoals bedoeld in artikel 3 lid 5, bedraagt de subsidie per jaar (40 weken), per doelgroeppeuter in een VE-groep: EUR 400.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

  • 1. Op grond van artikel 7, vierde lid van de Algemene subsidieverordening Heerhugowaard 2014 en artikel 7, vierde lid van de Algemene subsidieverordening Langedijk 2015 dient een aanvraag voor subsidie bij voorkeur voor 1 november voorafgaand aan het jaar van uitvoering te worden ingediend.

  • 2. Aanvragen voor 2022 dienen bij voorkeur te worden ingediend vanaf 1 januari tot 1 februari 2022. Aanvragen die worden ingediend voor aanvang van de indieningstermijn worden gedateerd op 1 januari 2022.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1. Aanvragen kunnen jaarlijks voor maximaal 1 jaar worden ingediend.

  • 2. Artikel 6 lid 3 van de Algemene subsidieverordening Heerhugowaard 2014 en artikel 6 lid 4 van de Algemene subsidieverordening Langedijk 2015 zijn niet van toepassing.

  • 3. Op grond van artikel 6 lid 4 van de Algemene subsidieverordening Heerhugowaard 2014 en artikel 6 lid 5 van de Algemene subsidieverordening Langedijk 2015 dient de aanvrager ook de volgende gegevens te overleggen:

    • a.

      naam en adresgegevens van de houder en de locatie, inclusief registratienummer LRKP;

    • b.

      voor peuteropvangplaatsen voor peuters van niet-toeslagouders:

      • -

        het aantal peuteropvangplaatsen voor peuters van niet toeslagouders;

      • -

        het gehanteerde uurtarief;

    • c.

      voor VE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters:

      • -

        het aantal VE-peuteropvangplaatsen;

      • -

        de ouderbijdrage, indien er een ouderbijdrage wordt gevraagd over de maximaal 320 uren, zoals genoemd in artikel 5, lid 3b;

    • d.

      voor VE-gerelateerde scholingskosten:

      • -

        het aantal VE-groepen;

    • e.

      voor de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie:

      • -

        het aantal doelgroepkinderen in VE-groepen.

Artikel 8. Aanvullende weigeringsgronden

Overeenkomstig artikel 9 lid 3, aanhef en onder f, van de Algemene subsidieverordening Heerhugowaard 2014 en artikel 9 lid 2, aanhef en onder g, van de Algemene subsidieverordening Langedijk 2015 kan subsidieverlening worden geweigerd als:

  • 1.

    Niet voldaan wordt aan de wettelijk eisen, welke gesteld worden aan de opvang van peuters in de leeftijd van 2 tot 4 jaar.

  • 2.

    Voor activiteiten VE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters zoals genoemd in artikel 3 lid 2, niet wordt voldaan aan de wettelijke eisen, welke gesteld worden aan VVE-programma’s in voorschoolse opvang.

  • 3.

    De activiteiten zijn gericht op het promoten van een religieuze, levensbeschouwelijk of politieke overtuiging, hetgeen onder andere kan blijken uit de doelstelling, inhoud, doelgroep of toegankelijkheid.

  • 4.

    De subsidie kan worden geweigerd als er voor tenminste één van de vestigingen van de houder vanaf het moment van subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt.

Artikel 9. Verplichtingen

  • 1. De ontvanger van subsidie:

    • a.

      werkt samen en stemt af met partners binnen de lokale zorgstructuur 0-4 jaar, waaronder het Sociaalplein, de Jeugdgezondheidszorg en het opvoedspreekuur;

    • b.

      voor activiteiten VE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters, zoals genoemd in artikel 3 lid 2, tevens:

      • -

        werkt samen en stemt af met de basisscho(o)l(en) voor wat betreft een doorlopende leerlijn. Dit betreft de basisscho(o)l(en) waar de doelgroeppeuters naar doorstromen;

      • -

        zorgt voor een (warme) overdracht van gegevens over de ontwikkeling van de doelgroeppeuter, middels een volledig (digitaal) ingevuld overdrachts- en observatieformulier, bij de doorstroom naar de basisschool;

      • -

        volgt en brengt de ontwikkeling c.q. resultaten van doelgroeppeuters, op zowel groeps- en individueel niveau, op een gestructureerde wijze in beeld middels een kind- of ontwikkelvolgsysteem, welke zoveel mogelijk aansluit bij het gehanteerde VVE-programma;

      • -

        voert gericht ouderbeleid (op basis van een ouderpopulatie analyse);

      • -

        evalueert de kwaliteit van VVE om de 6 maanden.

  • 2. De ontvanger van subsidie beschikt over onderliggende gegevens en stelt deze op verzoek van het college beschikbaar. Het betreft:

    • a.

      bewijs van de indicatiestelling per (doelgroep)peuter voor voorschoolse educatie;

    • b.

      gegevens waaruit blijkt dat de ouder(s)/verzorger(s) geen recht heeft/hebben op kinderopvangtoeslag;

    • c.

      gegevens waaruit blijkt dat de inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor niet-toeslagouders correct is toegepast.

  • 3. De ontvanger van subsidie dient mee te werken aan het verstrekken van (evaluatie)gegevens voor het beleid van het Rijk en/of de gemeente.

  • 4. De aanvrager kan voor peuteropvangplaatsen alleen subsidie ontvangen voor de deelname van peuters van niet-toeslagouders. Ouders dienen aantoonbaar geen recht te hebben op kinderopvangtoeslag. De aanvrager is verantwoordelijk voor het verzamelen van gegevens waaruit blijkt dat de ouder(s) geen recht heeft/hebben op kinderopvangtoeslag.

  • 5. Voor VE-gerelateerde scholingskosten, zoals genoemd in artikel 3 lid 3, geldt:

    • a.

      de houder ontvangt subsidie voor VE-peuteropvangplaatsen;

    • b.

      alleen kosten voor scholing die gemaakt zijn in het subsidiejaar komen voor subsidie in aanmerking;

    • c.

      de scholing mag doorlopen in het volgende subsidiejaar;

    • d.

      bij het niet behalen van een scholing zijn de kosten voor een herkansing voor rekening van de houder.

  • 6. Voor de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie, zoals genoemd in artikel 3 lid 5, geldt:

    • a.

      de houder ontvangt subsidie voor VE-peuteropvangplaatsen.

  • 7. Het college kan bij de verlening ook andere verplichtingen opleggen.

Artikel 10 Verantwoording

  • 1. De subsidieontvanger dient uiterlijk binnen 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. De aanvraag bevat:

    • a.

      Een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten per locatie zijn verricht;

    • b.

      Voor activiteiten VE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters, zoals genoemd in artikel 3 lid 2 bevat de aanvraag tot vaststelling tevens per locatie:

      • -

        de resultaten van VE op groeps- en individueel niveau op basis van het kind- of ontwikkelvolgsysteem;

      • -

        de wachtlijst(en) en signalen van oneigenlijk gebruik;

      • -

        de mate van ouderbetrokkenheid en welke verbeteracties vanuit het ouderbeleid zullen worden ingezet;

      • -

        hoe de kwaliteit van VE is geëvalueerd, hoe de kwaliteit wordt geborgd en welke verbeteracties zullen worden ingezet. Het betreft minimaal een evaluatie van:

        • de zorg en begeleiding

        • gebruik van het programma

        • gebruik van het kindvolgsysteem

        • de ouderparticipatie

        • de leidstervaardigheden

      • -

        de wijze waarop de samenwerking en afstemming met de basisscho(o)l(en) is vormgegeven. Het betreft minimaal de beschrijving van:

        • het pedagogisch klimaat

        • het educatief handelen

        • scholing

        • de warme en koude overdracht

        • de doorlopende leerlijn

        • het zorgbeleid

  • 3. De aanvraag bevat een financieel verslag van de gesubsidieerde activiteiten, waaruit de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten blijken. In het verslag is tevens opgenomen:

    • a.

      het aantal peuteropvangplaatsen bezet door individuele peuters van niet-toeslagouders en de daarvoor ontvangen ouderbijdragen in het subsidiejaar;

    • b.

      het gehanteerde uurtarief;

  • 4. Voor activiteiten VE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters, zoals genoemd in artikel 3 lid 2 dient tevens te worden opgenomen:

    • a.

      het aantal VE-peuteropvangplaatsen bezet door individuele doelgroeppeuters, uitgesplitst naar niet-toeslagouders en toeslagouders;

    • b.

      de ouderbijdrage VE, indien er over de maximaal 320 uren, zoals genoemd in artikel 5, lid 3b een ouderbijdrage is gevraagd;

  • 5. Voor VE-gerelateerde scholingskosten, zoals genoemd in artikel 3 lid 3, geldt:

    • a.

      een overzicht waaruit blijkt aan welke scholing, door welke locaties en door hoeveel medewerkers is deelgenomen;

  • 6. Voor de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie, zoals genoemd in artikel 3 lid 5, geldt:

    • a.

      het werkelijk aantal doelgroepkinderen in VE-groepen;

    • b.

      een overzicht waaruit blijkt dat het wettelijk vereiste aantal uren is ingezet door de pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie;

    • c.

      een beschrijving van hoe de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker heeft geleid tot een verhoging van de kwaliteit van de pedagogisch medewerkers en van het pedagogisch beleid, en daarmee van de voorschoolse educatie.

Artikel 11 Wijze van verdeling

Indien het subsidiebedrag voor de in beginsel voor honorering in aanmerking komende aanvragen in het kader van respectievelijk artikel 3 lid 1 en artikel 3 lid 2 - 5 het deelsubsidieplafond voor de desbetreffende activiteiten overtreft, gelden de onderstaande verdeelregels:

  • 1.

    Instellingen die in de periode genoemd in artikel 6 hun aanvraag hebben ingediend (groep A) gaan voor instellingen die na die periode hun aanvraag hebben ingediend (groep B).

  • 2.

    Indien het subsidiebedrag voor de in beginsel voor honorering in aanmerking komende aanvragen van groep A het subsidieplafond overtreft, wordt het subsidiebudget naar rato van de in beginsel te verlenen subsidie verdeeld over de subsidieaanvragen van groep A. In dat geval ontvangt groep B geen subsidie.

  • 3.

    Indien het resterende subsidiebedrag voor de in beginsel voor honorering in aanmerking komende aanvragen van groep B ontoereikend is om alle aanvragen uit groep B te honoreren, wordt het subsidiebudget in volgorde van ontvangst van de subsidieaanvragen verdeeld.

  • 4.

    Indien bij toepassing van voorgaande lid blijkt dat het resterende budget dient te worden verdeeld tussen twee of meer instellingen van wie de aanvraag die op dezelfde datum zijn ontvangen, waarbij het budget ontoereikend is om deze aanvragen volledig te honoreren, dan wordt het budget naar rato van de in beginsel te verlenen subsidie verdeeld over de betreffende subsidieaanvragen.

  • 5.

    Wanneer de aanvrager krachtens art 4:5 van de Algemene Wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de onvolledige aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aanvulling is ontvangen.

Artikel 12 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen een artikel of artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover aanpassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 13 Slotbepalingen

  • 1. Deze subsidieregeling treedt in werking op 1 januari 2022.

  • 2. Deze subsidieregeling vervalt op 1 januari 2024, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn verleend.

  • 3. Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Dijk en Waard.

Ondertekening