Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR671812
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR671812/1
Regeling vervallen per 01-01-2024
Beleidsregels handhaving wet kinderopvang gemeente Lopik
Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2023
Intitulé
Beleidsregels handhaving wet kinderopvang gemeente LopikVastgesteld door het college op: 20 november 2018
Publicatiedatum: 11 december 2018
Inwerkingtreding: 1 januari 2019
1. INLEIDING
Kinderopvang is de benaming voor het verzorgen van kinderen door anderen dan de ouders zelf. Kinderopvang is een georganiseerd verband om kinderen op het gebied van ontwikkeling verder te helpen als de ouders op dat moment werken of studeren of als de kinderen een taal- of ontwikkelingsachterstand hebben. Er zijn verschillende soorten kinderopvang. Vanaf 1 januari 2018 vallen kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en gastouderopvang (bemiddeld door geregistreerde gastouderbureaus) in Nederland onder de formele opvang.
Goede kinderopvang is van groot belang. Kinderen moeten zich veilig voelen en de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen. Het legt een basis voor de rest van hun leven. Kinderopvang moet daarom bijdragen aan een goede ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. De Rijksoverheid heeft hiervoor kwaliteitseisen opgesteld waaraan
kinderopvangorganisaties/-locaties zich moeten houden. Deze kwaliteitseisen zijn vastgelegd in de Wet kinderopvang (Wko) en onderliggende wet- en regelgeving (algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen). Zo zijn er voorschriften voor het pedagogisch klimaat, personeel, de veiligheid en gezondheid, accommodatie en het ouderrecht.
De Wko bepaalt dat gemeenten in dit kader een toezicht- en handhavingstaak hebben en de Inspectie van het Onderwijs controleert jaarlijks of gemeenten hun wettelijke taken op het gebied van kinderopvang goed uitvoeren. Het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) van de gemeente Lopik is op grond van de Wko bevoegd gezag voor het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang. De GGD is bij wet de aangewezen toezichthouder. Het college heeft de GGD Regio Utrecht aangewezen om de kwaliteit van alle kinderopvanglocaties in de gemeente te inspecteren. De GGD controleert in opdracht van het college of kinderopvangorganisaties voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen. De toezichthouder van de GGD legt haar bevindingen vast in een rapport en adviseert het college naar aanleiding van deze onderzoeken en brengt een (handhavings)advies uit. Op deze wijze werken de gemeente Lopik en GGD Regio Utrecht samen aan kwalitatief goede kinderopvang.
In het kader van de beginselplicht tot handhaven moeten gemeenten in beginsel handhavend optreden als een kinderopvangorganisatie/-locatie niet voldoet aan de eisen. Het advies van de GGD is hierin van cruciaal belang. Afhankelijk van de geconstateerde overtreding(en) en het advies van de GGD is het aan het college om wel of niet handhavend op te treden. De beleidsregels handhaving Wet Kinderopvang gemeente Lopik moeten duidelijkheid verschaffen in de wijze van handhaven en de handhavingsinstrumenten welke tot beschikking staan van het college.
Kinderen in de kinderopvang zijn kwetsbaar. Zeker als zij zo jong zijn dat ze zich nog niet verbaal kunnen uiten. De Rijksoverheid zet zich daarom in om de veiligheid in de kinderopvang te verbeteren. De kinderopvang(branche) is en blijft daarom volop in beweging. Gezien de vele ontwikkelingen van de afgelopen periode [zie hoofdstuk (landelijke) ontwikkelingen] en de aanzienlijke wijzigingen in de wet- en regelgeving is het noodzakelijk deze nieuwe beleidsregels op te stellen.
Als uitgangspunt voor deze beleidsregels handhaving Wet Kinderopvang gemeente Lopik is het afwegingsmodel van de VNG gebruikt. Dit model is aangepast aan de lokale wensen en werkwijzen en vertaald in dit beleid. In het beleid zijn de algemene stappen opgenomen die het college hanteert bij het overtreden van de kwaliteitseisen. De handhavingsstrategie van het college is en blijft milder waar mogelijk, strenger waar nodig. Het college kiest hiermee niet voor de bestraffende lijn (van het VNG model). Het college gaat uit van de relatie met de houders waarbij in beginsel herstellende sancties worden opgelegd. Hierbij wordt uitgegaan van vertrouwen in de kennis en kunde van de kinderopvangorganisaties en de goede wil van houders om overtredingen te voorkomen en/of snel ongedaan te maken. Alleen wanneer noodzakelijk, kan en zal het college gebruik maken van de mogelijkheid om strenger te handhaven en/of een bestuurlijke boete op te leggen.
Handhaving is maatwerk en wordt daarom in elke situatie apart afgewogen. Proportionaliteit is daarbij van belang. Daardoor zijn niet automatisch alle genoemde stappen onverkort van toepassing op een geconstateerde overtreding, maar zal telkens afgewogen worden of toepassing onder meer proportioneel is.
Intrekken oude beleid
De vastgestelde Beleidssregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Lopik maken het mogelijk te handhaven bij alle voorzieningen voor kinderopvang. Het handhavingsbeleid vastgesteld op 16 oktober 2012 komt hiermee te vervallen.
2. LEESWIJZER
In hoofdstuk 3 gaan we in op de (landelijke) ontwikkelingen:
- •
Wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang (Wet IKK)
- •
Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk
- •
Streng aan de poort
- •
Herstelaanbod
- •
Personenregister kinderopvang
- •
Publicatie handhavingsbesluiten
In hoofdstuk 4 staan de Beleidsregels handhaving Wet Kinderopvang.
- •
Hoofdstuk 1 Algemeen
- •
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
- •
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
In hoofdstuk 5 staat de Algemene toelichting
- •
Hoofdstuk 2: Herstellend trjaject
- •
Hoofdstuk 3: Bestraffend traject
In hoofdstuk 6 staat een artikelsgewijze toelichting.
Bijlage 1 bevat het Afwegingsmodel.
3. (LANDELIJKE) ONTWIKKELINGEN
Op 1 januari 2018 is de Wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang (Wet IKK) en (de laatste fase van) de Wet harmonisatie kinderopvang peuterspeelzaalwerk in werking getreden. Hierdoor en door andere ontwikkelingen waar wij hieronder op ingaan was het noodzakelijk deze nieuwe beleidsregels voor de handhaving van de Wet kinderopvang vast te stellen. Het is onmogelijk om alle ontwikkelingen binnen de kinderopvang van de afgelopen jaren in deze beleidsregels op te nemen. Daarom bij deze een weergave van de belangrijkste en/of degene welke de meeste invloed hebben (gehad) op de houders en de gemeente Lopik:
Wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang (Wet IKK)
De Wet IKK is een wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de herijking en harmonisatie van enkele kwaliteitseisen voor kindercentra en peuterspeelzalen, de innovatie van die kwaliteitseisen en het aanpassen van enkele eisen aan de kwaliteit van voorschoolse educatie.
De Wet IKK verbetert de kwaliteit en de toegankelijkheid van de kinderopvang. De nieuwe kwaliteitseisen zijn opgedeeld in vier thema’s:
- 1.
de ontwikkeling van het kind centraal
- 2.
veiligheid en gezondheid
- 3.
stabiliteit
- 4.
pedagogisch maatwerk en kinderopvang is een vak
De wijzigingen komen voort uit het akkoord Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang dat minister
Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Brancheorganisatie Kinderopvang, Sociaal Werk Nederland, BOinK, de FNV Zorg en Welzijn en het CNV Zorg en Welzijn in 2016 sloten. Op een later moment heeft ook de Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang zich achter het akkoord geschaard.
Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk
De regelgeving van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk was al op een groot deel geharmoniseerd met behulp van eerdere wetten en regelingen. Met de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is het laatste deel van de harmonisatie verder vormgegeven. De tot dan toe nog bestaande verschillen tussen de kwaliteitskaders zijn opgeheven bij de totale herijking van de kwaliteitskaders in 2018. Dit heeft tot gevolg dat er vanaf 2018 één nieuw kwaliteitskader geldt voor zowel het peuterspeelzaalwerk als de kinderopvang. In de gemeente Lopik zijn al per 1 januari 2017 de peuterspeelzalen opgeheven en de (gesubsidieerde) peuterplekken ondergebracht bij de kinderopvang.
De Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk heeft gevolgen voor de rol van de gemeenten in het voorschoolse stelsel en de subsidierelatie met voorschoolse voorzieningen. Een groot deel van de ouders met kinderen op peuterspeelzalen welke omgevormd zijn tot kinderdagverblijf komen nu in aanmerking voor kinderopvangtoeslag via de belastingdienst, waardoor de gemeente voor deze groep geen financieel toegankelijk voorschools aanbod meer hoeft te verzorgen. De gemeente blijft wel verantwoordelijk voor de voor- en vroegschoolse educatie voor doelgroepkinderen en voor het aanbod voor peuters waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.
Streng aan de poort
Per 1 januari 2018 zijn de gemeenten en GGD gestart met de werkwijze Streng aan de Poort.
Voor de houder van een kindercentrum of gastouderbureau betekent dit dat er wat is veranderd. Het gaat om situaties waarin er een aanvraag gedaan wordt voor een houderwisseling, een nieuw gastouderbureau, een nieuw kindercentrum of een verhuizing van een kindercentrum.
Streng aan de poort houdt in dat een houder vanaf het moment dat het kindercentrum of gastouderbureau geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang, meteen moet voldoen aan alle kwaliteitseisen. Het college vraagt daarom de GGD om intensief onderzoek te doen, waarbij ook gekeken wordt naar (eventuele) eerdere of andere locaties die de houder heeft en hoe daar aan de kwaliteitseisen wordt voldaan. Als uit het GGD-onderzoek blijkt dat te verwachten is dat een houder, dan wel de locatie zelfs met hersteltermijnen niet direct vanaf de start redelijkerwijs aan alle kwaliteitseisen kan voldoen, dan geeft de GGD een negatief advies. Het college zal dan besluiten de locatie niet te registreren en dus kan de locatie niet starten.
Naast de registratie in het Landelijk Register Kinderopvang is de houder er verantwoordelijk voor dat alle noodzakelijke vergunningen in orde zijn. Bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor brandveiligheid. Deze stappen moet de houder nemen vóórdat er een aanvraag tot registratie in het Landelijk Register Kinderopvang gedaan wordt. Zodra bekend is dat een houder een nieuwe locatie wil starten, informeert het college de houder over de benodigde vergunningen. Het aanvragen van de diverse vergunningen blijft de verantwoordelijkheid van de houder.
Met de invoering van deze werkwijze verandert er niets aan de beslistermijn en/of de procedure voor het beslissen op een aanvraag.
Herstelaanbod
Het instrument Herstelaanbod is vanaf 1 januari 2018 de standaardwerkwijze in onze toezicht- en handhavingspraktijk.
Met het herstelaanbod wordt op een informele wijze en zonder gebruikmaking van handhaving een overtreding hersteld of beëindigd. In de praktijk komt het erop neer dat wanneer de toezichthouder bij onderzoeken voor registratie en jaarlijkse onderzoeken de houder tijdens de inspectie een aanbod doet om een overtreding te herstellen. De hersteltermijn bedraagt maximaal 4 weken (afhankelijk van de overtreding). Bij sommige overtredingen, zoals een herhaalde overtreding of bij een te lange hersteltermijn wordt geen herstelaanbod aangeboden. De toezichthouder maakt de afweging om wel of geen herstelaanbod aan te bieden. De houder is niet verplicht om gebruik te maken van het herstelaanbod, dit blijft een vrije keuze.
Maakt de houder gebruik van het herstelaanbod dan wordt door de toezichthouder schriftelijk vastgelegd wat er van de houder verwacht wordt om de overtreding op te lossen en op welke termijn. Voordat het inspectierapport wordt opgemaakt beoordeelt de toezichthouder of de geconstateerde overtreding is opgeheven.
De geconstateerde overtreding, het herstelaanbod, de maatregel en het resultaat worden in het inspectierapport beschreven. Als de overtreding naar aanleiding van het herstelaanbod is hersteld, dan zal het college niet handhavend optreden. Indien de overtreding niet of niet volledig is beëindigd na het herstelaanbod, dan zal het college dit – in beginsel – als een verzwarende omstandigheid beschouwen.
Het college gaat uit van vertrouwen. Het herstelaanbod is daar op gericht. Met deze vorm van toezicht kunnen houders overtredingen sneller en efficiënter ongedaan maken en voorkomen dat handhaving nodig is, hetgeen in ieders belang is. Tevens komt dit ten goede van de kinderen in de opvang. Want uiteindelijk hebben wij allemaal hetzelfde doel: een gezonde en veilige omgeving voor onze kinderen. Deze werkwijze kan hieraan meewerken.
Personenregister kinderopvang
De periode waarin kinderen worden opgevangen in een kindercentrum of door een gastouder, is een cruciale periode in de ontwikkelingsfase van kinderen. De opvang moet bijdragen aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind, in een gezonde en veilige omgeving. De kinderen zijn in deze fase immers kwetsbaar, zeker als zij zo jong zijn dat de opvang nog vooral gericht is op de fysieke verzorging en zij zich nog niet zo goed verbaal kunnen uiten. Ten behoeve van een veilige kinderopvang moeten mensen die in de kinderopvang werken in bezit zijn van een verklaring omtrent het gedrag (VOG). De VOG toont aan dat een persoon geen strafbare feiten op zijn/haar naam heeft staan die een belemmering vormen bij het werken in de kinderopvang. Een VOG is een momentopname. Mensen kunnen zich na afgifte van de VOG schuldig maken aan een strafbaar feit en daardoor een bedreiging vormen voor de veiligheid van kinderen. Zolang dit niet bekend is bij de eigenaar van de kinderopvang of de toezichthouder, kunnen zij in de kinderopvang blijven werken. Dit is ongewenst. Daarom bestaat sinds 1 maart 2013 de continue screening in de kinderopvangbranche, wat betekent dat alle vaste medewerkers die in de kinderopvang werken, continu worden gescreend op strafbare feiten.
Om de kinderopvangbranche veiliger te maken is vanaf 1 maart 2018 de opvolger van de continue screening – het personenregister kinderopvang – van start gegaan. Met het personenregister moet voorkomen worden dat professionals met een strafblad of een verleden met kindermishandeling of –misbruik opnieuw in de kinderopvang aan de slag kunnen. Voor gastouders geldt dit bovendien voor alle volwassen huisgenoten die op het opvangadres woonachtig zijn. Niet alleen pedagogisch medewerkers, gastouders en bestuurders moeten zich inschrijven, maar ook zelfstandigen, stagiaires, vrijwilligers en uitzendkrachten. Kortom: iedereen die werkt of woont op een locatie waar kinderen worden opgevangen, moet zich inschrijven in het personenregister. Zonder inschrijving in het personenregister mag je niet in de kinderopvang werken. Met het personenregister worden medewerkers continu gescreend op strafbare feiten die belemmerend of bezwaarlijk zijn bij het werken met kinderen. Het personenregister kinderopvang draagt in combinatie met maatregelen als het vierogenprincipe voor kinderdagverblijven bij aan meer veiligheid in de kinderopvang.
Naast een toename van de veiligheid in de kinderopvang levert het personenregister administratieve voordelen op voor de professionals. Zo is er geen nieuwe Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) nodig bij wisseling van werkgever. Medewerkers hebben alleen bij inschrijving in het personenregister een geldige VOG nodig, daarna niet meer. De werkgever hoeft de VOG niet meer zelf te controleren omdat het register hierin voorziet.
Publicatie handhavingsbesluiten
De gemeente is vanaf 1 januari 2016 wettelijk verplicht om opgelegde sanctie(s) te publiceren. Dit gebeurt in het Landelijk Register Kinderopvang op het moment dat dit besluit onherroepelijk is en blijft tot drie jaar na datum van publicatie voor een ieder zichtbaar.
4. BELEIDSREGELS HANDHAVING WET KINDEROPVANG
Burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik
Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;
Besluiten:
de ‘Beleidsregels handhaving Wet Kinderopvang van de gemeente Lopik’ vast te stellen.
Hoofdstuk 1 Algemeen
Artikel 1 Toepassing
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van een overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.
Artikel 2 Vormen van handhaving
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
- 1.
Informeel middel zoals een waarschuwing;
- 2.
Een herstelsanctie;
- 3.
Bestraffende sanctie.
Artikel 3 Kwaliteitseisen
-
1. De kwaliteitseisen, waar aan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving.
-
2. De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van deze kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.
-
3. In de ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Lopik’ wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.
-
4. In het afwegingsoverzicht worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een prioritering en bepaling van de hoogte van de last onder dwangsom en de bestuurlijke boete in geval van een overtreding. Het afwegingsoverzicht is als bijlage aan deze beleidsregels toegevoegd.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
Artikel 4 Herstelmaatregel
-
1. Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en onderliggende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend handhavingstraject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en op voorkoming van herhaling van de overtreding(-en)
-
2. Bij het uitvoeren van een herstellend handhavingstraject hanteert het college van de gemeente Putten de volgende stappen:
- a.
stap 1: schriftelijke aanwijzing;
- b.
stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang;
- c.
stap 3: exploitatieverbod;
- d.
stap 4: intrekken van de toestemming tot exploitatie en verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang.
- a.
-
3. Indien de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen in het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.
-
4. Wanneer een herstelaanbod (vanaf 1 januari 2019), gegeven door de toezichthouder van de GGD, niet (voldoende) opgevolgd wordt, dan wordt dit door het college aangemerkt als een verzwarende omstandigheid en kan in beginsel stap 1 (aanwijzing) worden overgeslagen. Tenzij het niet opvolgen van het herstelaanbod niet verwijtbaar is aan de houder, vanwege bijvoorbeeld overmacht.
-
5. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht (bijlage 1).
-
6. Bij het geven van een aanwijzing gelden in beginsel de volgende hersteltermijnen:
- a.
prioriteit hoog: maximaal 2 weken;
- b.
prioriteit gemiddeld: maximaal 2 maanden;
- c.
prioriteit laag: maximaal 6 maanden.
Deze termijnen worden eveneens gehanteerd als begunstigingstermijn indien ervoor gekozen is om een last onder dwangsom / last onder bestuursdwang in te zetten.
- a.
Artikel 5
Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang voor wat betreft de geregistreerde voorziening (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang) wordt de gegeven toestemming tot exploitatie ingetrokken met een beschikking overeenkomstig artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang. Aansluitend wordt de registratie verwijderd uit het landelijk register kinderopvang.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
-
1. Het college kan een bestuurlijke boete opleggen bij:
- a.
overtredingen met de prioriteit ‘laag’, ‘gemiddeld’ of ‘hoog’ zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage;
- b.
exploitatie zonder toestemming van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik;
- c.
niet onverwijld melden van een wijziging aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik van de in het landelijk register kinderopvang opgenomen gegevens;
- d.
overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder ‘overige overtredingen’.
- a.
Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete
-
1. Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72 lid 1 van de Wet kinderopvang wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht als uitgangspunt gehanteerd.
-
2. In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt dat het boetebedrag zoals neergelegd in het afwegingsoverzicht met 0,5 kan worden gehalveerd.
Artikel 8 Herhaalde overtredingen (recidive)
Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:
- a.
1,5 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd;
- b.
2 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd.
Artikel 9 Matiging
-
1. Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van a. de ernst van de overtreding;
- a.
de mate van verwijtbaarheid;
- b.
de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of;
- c.
de omstandigheden waarin de overtreder verkeert, boeteoplegging volgens deze beleidsregels handhaving Wet kinderopvang onevenredig is.
- a.
-
2. Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze beleidsregels niet is voorzien.
Artikel 10 Samenloop
De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. De "Beleidsregels handhaving Wet Kinderopvang gemeente Lopik 2012” van 16 oktober 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van ingang van de beleidsregels, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
-
2. Deze beleidsregels gaan in met ingang van 1 januari 2019.
-
3. Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels handhaving Wet Kinderopvang gemeente Lopik’.
Ondertekening
Bijlage 1: Afwegingsoverzicht dagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang / gastouderbureau
In dit afwegingsoverzicht worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een prioritering en bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete in geval van een overtreding.
Het college van de gemeente Lopik hanteert in beginsel dit afwegingsmodel als uitgangspunt bij de bepaling van de hoogte van de last onder dwangsom. Bij de bepaling van de hoogte van de last onder dwangsom laat onverlet dat het college ook gehouden is de hoogte van de dwangsom af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Er kan sprake zijn van verzachtende en verzwarende omstandigheden; dit is maatwerk.
Domein Kinderopvang, Gastouderopvang, Gastouderbureau Registratie – wijziging - naleving |
Prioriteit |
Boetebedrag |
Exploitatie zonder toestemming college van B en W |
|
|
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
|
|
Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. bso, kdv artikel 1.1 lid 1 jo 1.49 Wko |
Hoog |
€ 20.500,- (boete 4e categorie 1 ) |
GASTOUDERBUREAU |
||
Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt. artikel 1.1 lid 1 jo 1.49 Wko |
||
GASTOUDEROPVANG |
||
Kinderopvang door tussenkomst geregistreerd gastouderbureau; in gezinssituatie; op woonadres gastouder of vraagouder. artikel 1.1 lid 1 jo 1.49 Wko |
||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||
Een buitenschoolse opvang, een kinderdagverblijf, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang wordt niet in exploitatie genomen voordat een onderzoek door de GGD heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek blijkt dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bij of krachtens de artikelen 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels uit de Wet kinderopvang. artikel 1.45 lid 3 Wko |
Onverwijld melden wijziging aan het college |
|
|
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
|
|
De houder van een buitenschoolse opvang, kinderdagverblijf of gastouderbureau meldt een wijziging in de gegevens aan het college met het verzoek de gegevens te wijzigen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de te melden gegevens aangewezen. artikel 1.47 lid 1 en 6 Wko; artikel 7 lid 2, 3 en 4 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang |
Hoog |
€ 2.000,- |
|
|
|
Inrichting administratie |
|
|
BUITENSCHOOLSE OPVANG, KINDERDAGVERBLIJF en GASTOUDERBUREAU |
|
|
Eisen gesteld aan de inrichting van de administratie van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of gastouderbureau opdat de toezichthouder een onderzoek kan uitvoeren op de naleving van de bij of krachtens wet gegeven voorschriften. bso, kdv artikel 1.53 Wko, artikel 11 lid 1 en 2 Regeling wet kinderopvang bso, gob, kdv artikel 11 lid 1 Regeling Wet kinderopvang bso, kdv artikel 11 lid 2 Regeling Wet kinderopvang gob artikel 1.56 lid 6 Wet kinderopvang, , artikel 11 lid 1 en 3 Regeling Wet kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.500,- per ontbrekend stuk |
Een schriftelijke overeenkomst per (vraag)ouder kdv en bso artikel 1.52 lid 1, gob artikel 1.52 lid 1 en 1.56 lid 4 Wko |
||
GASTOUDERBUREAU |
|
|
Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouderbureau en doorbetaling van gastouderbureau aan gastouders artikel 1.49 lid 4b en 1.56 Wko; artikel 11 lid 1 en 3 Regeling Wet kinderopvang |
Hoog |
€ 1.500,- |
Een ondertekend origineel van de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid. artikel 1.56 Wko ; artikel 7 lid 4 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.000,- per voorziening voor gastouderopvang |
Naleving kadervoorschriften |
|
|
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
|
|
Houder biedt verantwoorde kinderopvang, waaronder wordt verstaan het in een veilige en gezonde omgeving bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie van kinderen en de socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen. artikelen 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko; dagopvang: artikel 2 besluit kwaliteit kinderopvang of BSO artikel 11 Besluit kwaliteit kinderopvang |
|
Prioritering en boetebedrag zijn aangegeven bij de inhoudelijke overtredingen, die de overtre- ding van verantwoorde |
|
GASTOUDERBUREAU |
|
kinderopvang veroorzaken. |
Houder draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan:
artikelen 1.49 lid 4 en 1.56 lid 1 Wko |
||
GASTOUDEROPVANG |
||
Houder biedt verantwoorde gastouderopvang aan waaronder wordt verstaan opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 Wko |
||
Domein Pedagogisch Klimaat |
Prioriteit |
Boetebedrag |
Pedagogisch beleidsplan |
|
|
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
|
|
Elke buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf beschikt over een pedagogisch beleidsplan.2 bso en kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 3 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang |
Hoog |
€ 8.000,- |
GASTOUDERBUREAU |
||
Houder stelt een pedagogisch beleidsplan vast, waarin de voor dat gastouderbureau kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. artikelen 1.49 lid 4, en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; artikel 12a lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang |
||
Inhoud pedagogisch beleidsplan |
|
|
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
|
|
Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan aspecten van verantwoorde dagopvang, bedoeld in artikel 2 van het Besluit kwaliteit kinderopvang.. bso en kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikelen 11 en 12 lid 2a Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikelen 2 en 3 lid 2a Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld € 3.000,- |
|
Het pedagogisch beleidsplan bevat een concrete beschrijving van de overige daaraan gestelde kwaliteitseisen. bso en kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 12 lid 2, 3 Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 3 lid 2, 3 Besluit kwaliteit kinderopvang |
||
|
|
GASTOUDERBUREAU |
|
|
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen om en sociale competenties te ontwikkelen en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt. artikelen 1.49 lid 4, en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang artikel 12a lid 1 onder a Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang |
Gemiddeld |
€ 3.000,- |
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van het aantal kinderen dat door de gastouder wordt opgevangen en de leeftijden van die kinderen. En het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van de eisen die aan de voorzieningen voor gastouderopvang worden gesteld. artikelen 1.49 lid 4, en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang artikel 12a lid 1 onder b en c Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang |
||
Pedagogische praktijk |
|
|
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
|
|
Houder draagt er zorg voor dat er conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld. bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 3 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 3.000,- |
GASTOUDERBUREAU |
|
|
Houder voert een zodanig beleid dat de gastouder de kwaliteitseisen kan naleven en stelt hiertoe het pedagogisch beleidsplan ter beschikking aan de gastouder. De houder draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders het pedagogisch beleid uitvoeren. Het pedagogisch beleid is door het gastouderbureau aan de gastouders verstrekt. artikelen 1.49 lid 4 sub a en 1.56 lid 1, artikel 11 en 16 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang |
Gemiddeld |
€ 3.000,- |
GASTOUDEROPVANG |
|
|
De gastouder handelt overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan dat door het gastouderbureau is opgesteld en ter beschikking is gesteld. artikel 1.56b lid 1 en 2 Wko; artikel 16 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Kinderdagverblijf / Voorschoolse educatie3 |
|
|
Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten |
Hoog |
€ 2.000 |
gericht op het stimuleren van ontwikkelingsdomeinen. artikel 1.50b Wko; artikelen 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie |
|
|
Per acht feitelijk aanwezige kinderen in de groep is ten minste één beroepskracht aanwezig. artikel 1.50b Wko ; artikel 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie |
||
De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen. artikel 1.50b Wko ; artikel 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie |
||
De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van: een getuigschrift of een erkende beroepskwalificatie. artikel 1.50b Wko ; artikel 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie; artikel 10c Regeling Wet kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.500,- |
De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op. artikel 1.50b Wko ; artikel 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie |
Gemiddeld |
€ 3.000,- niet aanwezig € 1.000,- niet actueel |
Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. artikel 1.50b Wko ; artikel 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Inrichting administratie voorschoolse educatie |
||
Een overzicht van alle bij het kinderdagverblijf werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften. Artikel 1.53 Wko; artikel 11 lid 2a Regeling Wet kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Domein Personeel en Groepen |
Prioriteit |
Boetebedrag |
Verklaring omtrent het gedrag / personenregister |
||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||
1. Verklaring omtrent het gedrag en Personenregister
kdv en bso artikel 1.48d en 1.50 lid 3 tot en met 8Wko gob artikel 1.48d en 1.56 lid 3 Wko gastouder artikel 1.48d en 1.56b lid 3 Wko |
Hoog |
€ 4.000,- per ontbrekende inschrijving € 2.000,- per ontbrekende koppeling |
2. Verklaring omtrent het gedrag en Personenregister Werkzaamheden van personen worden pas aangevangen |
Hoog |
€ 4.000,- |
nadat de koppeling tussen de persoon en de houder tot stand is gebracht. Kdv en bso artikel 1.50 lid 4 Wko Gob artikel 1.56 lid 3 Wko |
|
|
3. Verklaring omtrent het gedrag (ouderparticipatie crèche) De in artikel 1.57 lid 2 genoemde ouders, zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die niet ouder is van twee maanden bij aanvang van de werkzaamheden, is voor aanvang overlegd. Voor de verklaring omtrent het gedrag ouder is dan twee jaar, wordt aan de houder een nieuwe (recente) verklaring overlegd. artikel 1.57 lid 1 tot en met 6 Wko |
|
|
Passende beroepskwalificatie of deskundigheidseisen / Algemeen |
||
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
||
bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2; 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 13 lid 4; 15 lid 1 en 2 en 16 lid 1,2, 7 en 8 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 9a lid 1 en 2; artikel 9b en 9c Regeling Wet kinderopvang kdv artikel 4 lid 5; 6 lid 1 en 2; 7 lid 1,2,7,8 en 9 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 7 lid 1, artikel 8 en 9 Regeling Wet kinderopvang |
Hoog |
€ 4.000,- geen (juiste) beroepskwalifica- tie of verkeerd ingezette be- roepskracht in opleiding € 2.000,- Geen (juiste) EHBO kwalificatie |
GASTOUDEROPVANG |
||
artikel 1.56b 1 en 2 Wko artikel 13 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang artikelen 10, 10a, 10b en 10d Regeling Wet kinderopvang |
Hoog |
€ 3.000,- Ad 1 € 2.000,- Ad 2 |
Passende beroepskwalificatie / Meertalige opvang |
||
BUITENSCHOOLSE OPVANG |
||
Beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passende certificaat of diploma art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; artikel 15 Besluit kwaliteit kinderopvang |
Hoog |
€ 4.000,- geen juiste kwalificatie |
Personeelsformatie per gastouder / door gastouderbureau |
||
Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling. artikel 1.56 lid 7 Wko; artikel 11b lid 2 Regeling kwaliteit gastouder- |
Gemiddeld |
€ 2.000,- |
bureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
|
|
Beroepskracht-kindratio |
|
|
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
|
|
Het aantal minimaal in te zetten beroepskrachten is afgestemd op het aantal aanwezige kinderen in een
bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 16 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 7 lid 1, 2 en 7 Besluit kwaliteit kinderopvang |
Hoog |
€ 5.000,- |
Indien kinderen bij een activiteit hun stamgroep (dagopvang) of hun basisgroep (buitenschoolse opvang) verlaten leidt dit niet tot een verlaging van de minimaal in te zetten beroepskrachten. bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 16 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 7 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang |
Hoog |
€ 2.500,- |
Minder beroepskrachten inzetten
bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 13 lid 3f; 16 lid 4, 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 4 lid 3f; 7 lid 4, 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang |
Hoog |
€ 2.500,- Per minder ingezette beroepskracht of ontbreken achterwacht |
Opvang in groepen / Stabiliteitseisen |
|
|
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
|
|
De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (buitenschoolse opvang). bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso; artikel18 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 9 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang |
Hoog |
€ 4.000,- |
Eisen aan de maximale omvang van de stamgroep (dagopvang) of van de basisgroep (buitenschoolse opvang). |
€ 2.000,- per kind teveel |
Eisen aan de maximale omvang van een gecombineerde groep, indien een stamgroep (dagopvang) en een basisgroep (buitenschoolse opvang) gecombineerd worden.4 bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 18 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 9 lid 2 en 10 Besluit kwaliteit kinderopvang |
|
|
Met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders kan een kind gedurende een vooraf schriftelijk met de ouders overeengekomen periode worden opgevangen in één andere stamgroep (dagopvang) of basisgroep (buitenschoolse opvang). bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 18 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 9 lid 9 Besluit kwaliteit kinderopvang |
€ 2.000,- per ontbrekende toestemming |
|
Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen.
bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 18 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 9 lid 11 Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.500,- |
KINDERDAGVERBLIJF |
||
Houder deelt ouders en kind mee tot welke stamgroep het kind behoort en welke beroepskracht(en) op welke dag aan de desbetreffende stamgroep zijn toegewezen artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 en 1.54 lid 1 Wko; artikel 9 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang |
Hoog |
€ 2.000,- |
|
|
|
artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 lid 4 en 5 Besluit kwaliteit kinderopvang |
|
€ 1.500,- |
Een kind maakt gedurende de week gebruik van ten hoogste twee verschillende stamgroepruimtes artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 lid 6 Besluit kwaliteit kinderopvang |
€ 1.500,- |
|
GASTOUDEROPVANG |
||
De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijd van de op te vangen kinderen (0 tot 13 jaar). |
Hoog |
€ 2.000,- |
De eigen kinderen in de leeftijd tot 10 jaar worden meegerekend. artikel 1.49 lid 3, 1.56 b lid 1 en 2 Wko; artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 13 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
|
|
Gebruik voorgeschreven voertaal |
||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||
De Nederlandse voertaal wordt gebruikt of er wordt meertalige buitenschoolse opvang verzorgd. Waar naast de Nederlandse taal de Friese taal of spreektaal in levend gebruik is mag ook die taal als voertaal worden gebruikt OF Er wordt naast de Nederlandse voertaal mede een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in specifieke omstandigheden daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder vastgestelde gedragscode Kdv, bso en go artikel 1.55 Wko |
Gemiddeld |
€ 3.000,- |
Domein Veiligheid en gezondheid |
Prioriteit |
Boetebedrag |
Veiligheids- en gezondheidsbeleid |
||
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
||
bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wko; bso artikel 13 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 4 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang |
Hoog |
€ 8.000,- ontbreken beleid € 4.000,- niet ernaar handelen |
bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 13 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 4 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang |
€ 4.000,- |
|
Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat in ieder geval de volgende elementen:
bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 13 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 4 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang |
€ 2.000,- |
|
|
|
|
De houder beschrijft bij de maatregelen die gericht zijn op het inperken van het risico op grensoverschrijdend gedrag, in ieder geval de wijze waarop hij de dagopvang zodanig organiseert dat een beroepskracht, beroepskracht in opleiding of stagiair de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene. Kdv artikel 1.49 lid 1 en 2; 1.50 lid 1 en 2 Wko, artikel 4 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang |
Hoog |
€4.000 |
Gedurende de opvang is er tenminste één volwassene aanwezig die gekwalificeerd is voor eerste hulp aan kinderen. bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 13 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 9b Regeling Wet kinderopvang kdv artikel 4 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 8 Regeling Wet kinderopvang |
Hoog |
€ 2.000,- |
Inventarisatie veiligheids- en gezondheidsrisico’s |
|
|
GASTOUDERBUREAU |
|
|
artikel 1.49 lid 4 sub a, 1.56 lid 1 en 2 en 1.56b lid 1 en 2 Wko; artikel 7 lid 1, 2, 3 en 5 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11 lid 3 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Hoog |
€ 8.000,- geen inventarisatie € 4.000,- >1 jaar, niet actueel € 2.000,- per niet beschreven thema |
GASTOUDEROPVANG |
|
|
artikel 1.49 lid 3; 1.56b lid 1 en 2 Wko, artikel 12 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, artikel 11 lid 1, 2 en 4 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Hoog |
€ 2.000,- |
Bereikbaarheid en achterwacht |
|||||
artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko artikel 12 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, artikel 12 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Hoog |
€ 1.000,- |
|||
Meldcode kindermishandeling |
|||||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
|||||
De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld die ten minste de volgende elementen bevat: stappenplan; toebedeling van verantwoordelijkheden; aandacht voor bijzondere vormen van geweld; omgaan met vertrouwelijke gegevens. kdv artikel 1.49 lid 1 en 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wko; 5 besluit kwaliteit kinderopvang bso 1.49 lid 1 en 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wko; artikel 14 Besluit kwaliteit kinderopvang gob artikel 1.49 lid 4a; 1.51a lid 1,2,3 en 5 Wko; artikel 8 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Hoog |
€ 8.000,- |
|||
bso, kdv artikelen1.49 lid 1; 1.51a lid 4, 1.51b en 1.51c Wko gob artikelen 14.49 lid 4a; 1.51a lid 4, 1.51b en 1.51c Wko |
€ 2.000,- |
||||
Domein Accommodatie en inrichting |
Prioriteit |
Boetebedrag |
|||
Binnen- en buitenruimte |
|||||
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
|||||
De binnen- en buitenruimtes waar kinderen verblijven gedurende de tijd dat zij worden opgevangen, zijn
bso, kdv artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; bso artikel 19 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 10 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 2.000,- |
|||
BUITENSCHOOLSE OPVANG |
|||||
Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar. artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 19 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 2.000,- 3-3.5m² € 3.000,- < 3m² |
artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 19 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang |
|
€ 1.000,- 2-2.5m² en overige eisen € 2.000,- < 2m² |
KINDERDAGVERBLIJF |
||
artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 10 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 2.000,- 3-3.5 m² € 3.000,- < 3 m² € 2.000,- per ontbrekende ruimte; |
Voor aanwezige kinderen tot de leeftijd van anderhalf jaar is in ieder geval een afzonderlijke slaapruimte aanwezig. artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 10 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang |
€ 2.500,- |
|
artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 10 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.000,- 2-2.5m² en overige eisen € 2.000,- < 2m² |
Woning |
||
GASTOUDEROPVANG |
||
artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko; artikel 15 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 14 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij. De woning waar gastouderopvang plaats vindt is voorzien van voldoende en goed functionerende rookmelders artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko; ; artikel 15Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang artikel 14 lid 1 onder c en d Regeling kwaliteit gastouderbureaus, |
Hoog |
€ 1.500,- |
gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
|
|
Domein Ouderrecht |
Prioriteit |
Boetebedrag |
Informatie |
|
|
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
|
|
De houder informeert de ouders nadrukkelijk over de tijden dat er minder beroepskrachten ingezet worden dan vereist. bso artikel 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 12 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang Kdv artikel 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 3 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
De houder informeert (vraag)ouders en een ieder die daarom verzoekt over het te voeren beleid. bso, kdv artikel 1.54 lid 1 Wko gob artikel 1.54a |
||
bso, kdv artikel 1.54 lid 2 en 3 Wko gob artikel 1.54a lid 2, 3 Wko |
||
GASTOUDERBUREAU |
|
|
artikelen, 1.49 lid 4 sub a, 1.56 lid 1, 2, 4 en 6 en 1.56b lid 1 en 2 Wko; artikel 7 lid 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 12a lid 2 Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; artikel 11b Regeling Wet kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Oudercommissie |
|
|
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
|
|
bso, gob, kdv artikel 1.58 lid 1 en 2 Wko |
Gemiddeld |
€ 2.500,- |
Binnen 6 maanden na de registratie in het LRK heeft de houder het reglement oudercommissie vastgesteld, tenzij er op grond van |
||
artikel 1.58 lid 2 geen oudercommissie is ingesteld. bso, gob, kdv artikelen 1.58 lid 3 en 1.59 lid 1 Wko |
|
|
Samenstelling oudercommissie bso, gob, kdv artikel 1.58 lid 4, 5 en 6 Wko |
Laag |
€ 500,- |
Inhoud van reglement oudercommissie bso, gob, kdv artikel 1.59 Wko |
Klachten en geschillen |
|
|
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
|
|
bso, kdv, gob artikel 1.57c lid 1 en 2 Wko; artikel 5 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang |
Laag |
€ 1.500,- |
Schriftelijk vastgelegde klachtenregeling ouders voldoet aan de gestelde eisen. bso, kdv, gob artikel 1.57b lid 1 en 2 Wko |
€ 1.500,- geen informatie € 1.000,- informatie niet volledig |
|
Openbaar Jaarverslag klachten bso, kdv, gob artikel 1.57b lid 4, 5, 6, 7, 8 en 9 Wko; artikel 11h Regeling Wet kinderopvang |
€ 1.500,- geen jaarverslag of te laat |
|
Houder handelt overeenkomstig de klachtenregeling. De klachtenregeling wordt op passende wijze onder de aandacht van ouders gebracht bso, kdv, gob artikel 1.57b lid 3 Wko |
Laag |
€ 500,- |
Domein Kwaliteit gastouderbureau |
Prioriteit |
Boetebedrag |
Kwaliteit gastouderbureau |
|
|
De houder draagt er zorg voor dat per voorziening voor gastouderopvang beoordeeld wordt hoeveel kinderen en van welke leeftijd opgevangen kunnen worden. artikelen 1.49 lid 4aen 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11b lid 1 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Hoog |
€ 2.000,- per niet beoor- deelde voorziening |
Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau, de houder draagt er zorg |
Gemiddeld |
€ 1.250,- |
voor:
artikelen 1.49 lid 4a; 1.55; en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11a Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
|
per voorschrift |
Zorgplicht gastouderbureau |
|
|
Gastouderbureau is goed bereikbaar voor vraagouder en gastouder. artikelen 1.49 lid 4 onder a en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; Artikel 11b lid 3 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Hoog |
€ 1.250,- |
Overige voorschriften welke niet nageleefd worden |
|
|
Schenden medewerkingsplicht artikel 5:20 Awb; artikel 1.72 Wko |
Hoog |
€ 4.100,- (boete tweede categorie) |
Niet opvolgen aanwijzing / bevel artikel 1.72 lid 1 Wko |
€ 4.000,- |
|
Niet opvolgen exploitatieverbod / exploiteren zonder toestemming |
|
|
(art. 1.45 lid 3 Wko) artikel 1.72 lid 1 Wko |
|
€ 20.500,- (boete vierde categorie) |
Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs artikel 1.72 lid 1 Wko |
€ 4.000,- |
5. ALGEMENE TOELICHTING
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden. Indien de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen in het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.
Stap 1: schriftelijke aanwijzing, artikel 1.65 lid 1 Wet kinderopvang
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47 lid 1 en 1.48d tot en met 1.59 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
- 1.
In een schriftelijke aanwijzing wordt aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd met daarbij de redenen. Ook wordt aangegeven welke maatregelen de houder binnen de gestelde termijn dient te nemen. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
- 2.
In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, bedraagt de hersteltermijn maximaal 14 dagen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden.
- 3.
Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding duurzaam beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan het college schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel aan de GGD opdracht geven voor een nader onderzoek (herinspectie). Is de overtreding niet beëindigd, dan wordt een volgende stap ingezet.
Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang, artikel 125 lid 2 Gemeentewet en artikel 5:32 Awb
De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.
- 1.
Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.
- 2.
Het college kan de stap last onder dwangsom meerdere keren nemen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan het college overwegen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen of besluiten tot een volgende stap in het herstellend handhavingstraject. Beiden vereisen een nieuw besluit.
- 3.
Wanneer het gevaar van een overtreding klaarblijkelijk dreigt (de overtreding zal zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid voordoen), kan het college besluiten de last onder dwangsom preventief op te leggen. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden.
- 4.
Bij de bepaling van de hoogte van de last onder dwangsom wordt in beginsel het afwegingmodel (bijlage 1) als uitgangspunt gehanteerd. Bij de bepaling van de hoogte van de last onder dwangsom laat het onverlet dat het college gehouden is de hoogte van de dwangsom af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Stap 3: exploitatieverbod, artikel 1.66 Wet kinderopvang
Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor
gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college onder andere in de volgende gevallen:
- 1.
Zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is (lid 1).
- 2.
Als een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet (lid 2).
Stap 4: het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie en de verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang, artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang, artikel 1.47a lid 2 Wet kinderopvang en artikel 8 lid 1 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang.
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan intrekken en de registratie van deze voorziening verwijdert uit het register:
- 1.
Indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert.
- 2.
Indien uit een GGD-onderzoek of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften.
- 3.
Indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de kinderopvangvoorziening niet daadwerkelijk is aangevangen.
Vanaf het moment dat voor een voorziening voor kinderopvang de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en de registratie van deze voorziening verwijderd is uit het landelijk register kinderopvang, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van de exploitatie leidt tot niet geregistreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en kan leiden tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Alle hiervoor genoemde bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen, behoudens de waarschuwing, zijn beschikkingen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete (artikel 1.72 lid 1 Wet kinderopvang).
In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Lopik is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.
- 1.
Het beleid houdt in dat het college in geval van een overtreding gebruik kan maken van zijn bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze beleidsregels) kan opleggen.
- 2.
De hoogte van de boete zal met inachtneming van de algemene bepalingen hieromtrent worden bepaald.
- 3.
Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.
- 4.
Als er sprake is van een overtreding zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder ‘overige overtredingen’ dan kan het college eveneens een boete opleggen.
6. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1 Toepassing
-
Artikel 2 Vormen van handhaving
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelmaatregel is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.
Artikel 3 Kwaliteitseisen
De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang voldaan moet worden staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder kinderopvang gebruikte modelrapporten.
Artikel 4 Herstelmaatregel
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar Algemene toelichting, hoofdstuk 2 Herstellend traject.
Artikel 5
Uitsluitend kinderopvangvoorzieningen die aan de definitie van de Wet kinderopvang voldoen, worden geregistreerd in het landelijk register kinderopvang en mogen geëxploiteerd worden. Geregistreerde voorzieningen die niet meer voldoen aan deze definitie ontvangen een beschikking tot intrekken van de toestemming tot exploitatie en worden verwijderd uit het landelijk register kinderopvang. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet.
Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Indien het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.
Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete Eerste lid
In de Wet kinderopvang is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van het bepalen van de hoogte van het op te leggen boetebedrag naar aanleiding van een specifieke overtreding. Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lagere prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.
Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wet kinderopvang neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
Prioritering |
Boetebedrag |
Hoog |
€ 1.000,- tot € 8.000,- |
Gemiddeld |
€ 750,- tot € 3.000,- |
Laag |
Maximaal € 1.500,- |
Uitzonderingen hierop zijn:
- •
In geval van overtreding van de artikelen 1.66 en 1.45 Wet kinderopvang is er sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
- •
Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
Tweede lid
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46 lid 2 Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft met de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Artikel 8 Herhaalde overtredingen (recidive)
Bij herhaalde overtredingen treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.
In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.
Artikel 9 Matiging
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 10 Samenloop
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 11 Citeertitel
Dit artikel spreekt voor zich.
Noot
1https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/straffen-en-maatregelen/vraag-en-antwoord/hoe-hoog-zijn-de-boetes-in-nederland; wetboek van strafrecht eerste boek artikel 23.
Noot
2In dit voorschrift staan twee kwaliteitseisen: beschikken over een pedagogisch beleidsplan en in de praktijk ernaar handelen.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl