Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Land van Cuijk 2022

Geldend van 15-01-2022 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022

Intitulé

Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Land van Cuijk 2022

Besluit van de burgemeester van Land van Cuijk

De burgemeester van de gemeente Land van Cuijk,

gelezen het besluit van de Stuurgroep Land van Cuijk i.o.;

Gelet op artikel 13b Opiumwet

Gelet op artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.

Overwegende dat;

Artikel 13b, eerste lid onder a, van de Opiumwet de burgemeester de bevoegdheid geeft om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

Artikel 13b, eerste lid onder b, van de Opiumwet de burgemeester de bevoegdheid geeft om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a Opiumwet voorhanden is;

De gemeente Land van Cuijk gaat uit van het ‘one strike you are out principe’.

Er afstemming heeft plaatsgevonden aangaande de bestuurlijke aanpak rondom artikel 13b Opiumwet binnen het basisteam driehoek Maas en Leijgraaf;

besluit:

  • 1.

    Vervallen te verklaren:

    • Damoclesbeleid Boxmeer, ex artikel 13b Opiumwet, vastgesteld door de burgemeester van de voormalige gemeente Boxmeer op 10 maart 2018;

    • Beleidsregel 13B Opiumwet gemeente Sint Anthonis, vastgesteld door de burgemeester van de voormalige gemeente Sint Anthonis op 28 november 2017;

    • Beleidsregel artikel 13B Opiumwet gemeente Grave 2019, vastgesteld door de burgemeester van de voormalige gemeente Grave op 9 juli 2019;

    • Beleidsartikel 13b Opiumwet gemeente Mill en Sint Hubert 2019, vastgesteld door de burgemeester van de voormalige gemeente Mill en Sint Hubert op 9 juli 2019;

    • Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Cuijk 2019, vastgesteld door de burgemeester van de voormalige gemeente Cuijk op 9 juli 2019;

  • 2.

    Vast te stellen: Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Land van Cuijk 2022

Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Land van Cuijk 2022

1. Inleiding

Het is een gegeven van algemene bekendheid dat drugshandel veelal gepaard gaat met overlast, onveiligheid en criminaliteit. Dit is een ongewenste situatie. Om de handel in drugs in de gemeente Land van Cuijk tegen te gaan is, ter bescherming van de gezondheid en openbare orde en veiligheid, een strikte handhaving bij overtredingen van de Opiumwet gewenst en noodzakelijk, vanuit het straf-, civiel- en bestuursrecht. Uitgangspunt is dat de handel in drugs (zowel soft- als harddrugs) in alle gevallen is verboden en hier handhavend tegen opgetreden wordt. Artikel 13b van de Opiumwet geeft de burgemeester de mogelijkheid om bestuursdwang toe te passen ter handhaving van de artikelen 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs), 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs) en 10a en 11a (verbod op aanwezigheid van stoffen of voorwerpen ten behoeve van de voorbereiding van drugshandel) de Opiumwet. Deze bevoegdheid staat bekend als de Wet Damocles. Aan de hand van deze wetgeving wordt de burgemeester in staat gesteld om de uit het drugsgebruik voortvloeiende risico’s voor de volksgezondheid te voorkomen en beheersen en de nadelige effecten van de productie en distributie van, handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden tegen te gaan. Daarvoor is het gewenst om een strikt handhavingsbeleid te formuleren. Het handhavingsbeleid en de toepassing van de bestuursrechtelijke maatregelen zijn door de gemeenten binnen het basisteam Maas en Leijgraaf op elkaar afgestemd. In de bestuurlijke driehoek van het basisteam is afgesproken dat alle dijken even hoog dienen te zijn en dat iedere gemeente haar bestuurlijke bevoegdheden op dit gebied optimaal benut. Dit past binnen het beleid dat op het niveau van de politie-eenheid Oost-Brabant vorm wordt gegeven en waarbinnen het regionaal hennepconvenant een voorbeeld is van de wijze waarop drugsproblematiek in gezamenlijkheid en uniform wordt bestreden.

2. Juridisch kader

Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, lijst I) en artikel 2 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, lijst II) Opiumwet, is in die wet het artikel 13b opgenomen.

Artikel 13b Opiumwet luidt als volgt:

  • 1

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

    • a.

      Een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

    • b.

      Een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

  • 2

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of ervan als bedoeld in het eerst lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

Hierbij wordt de aanwijzing Opiumwet van het college van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie d.d. 27-02-2015 (inwerking getreden per 1 maart 2015; Staatscourant 2015, 5391) in acht genomen.

3. Nul optiebeleid coffeeshops

In de gemeente Land van Cuijk worden geen coffeeshops toegestaan.

4. Handhavingsbeleid artikel 13b van de Opiumwet

Definitie drugshandel:

In deze beleidsregel wordt onder drugshandel verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid van drugs dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe door middel van het voorhanden hebben van voorwerpen of stoffen als bedoeld in artikel 10a lid 1 onder 3 of artikel 11a in een pand en/of de daarbij behorende erven.

Onderstaande beleidsregel ziet toe op de bevoegdheid tot het sluiten van panden en bijbehorende erven door de burgemeester bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel aanwezig zijn van een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel woningen of lokalen en behorende erven dan wel het voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a lid 1 onder 3 of artikel 11a Opiumwet in een woning of lokalen en behorende erven.

Zoals de redactie van artikel 13b Opiumwet aangeeft, heeft de burgemeester voor de handhaving van de handel in drugs in of vanuit panden en bijbehorende erven de mogelijkheid bestuursdwang toe te passen. Om betrokkenen niet in de gelegenheid te stellen een financiële belangenafweging te maken, wordt er in beginsel geen gebruik gemaakt van het opleggen van een last onder dwangsom maar van een last onder bestuursdwang.

De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang wordt aanwezig geacht indien sprake is van een handelshoeveelheid drugs. Meer dan 5 hennepplanten of meer dan 5 gram softdrugs, wordt in deze beleidsregel beschouwd als een handelshoeveelheid. Gekeken naar harddrugs, dan is in deze beleidsregel sprake van een handelshoeveelheid bij meer dan 0,5 gram (Voor GHB geldt een hoeveelheid van 5 ml). Hiermee is aansluiting gezocht bij vaste jurisprudentie op basis van artikel 13b Opiumwet. Sinds de inwerkingtreding van de verruiming van artikel 13b Opiumwet op 1 januari 2019 wordt de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang ook aanwezig geacht indien sprake is van voorwerpen of stoffen als bedoeld in artikel 10 a lid 1 onder 3 of artikel 11a Opiumwet die zijn bestemd zijn voor (de voorbereiding van) de drugshandel. Het gaat hierbij om voorwerpen of stoffen die duidelijk bestemd zijn voor het telen of bereid van drugs, zoals bepaalde apparatuur (cocaïnewasserij) of chemicaliën (apaan, zoutzuur) en versnijdingsmiddelen (Kamerstukken II 2006/07, 34763, 3,(Mvt). De situatie zal dus van dien aard moeten zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om voorbereidingshandelingen ten behoeve van drugs(handel) gaat. Dat vergt een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden zoals door de politie vastgesteld en vastgelegd in de bestuurlijke rapportage.

Niet spoedeisend/ spoedeisende bestuursdwang

Het uitgangspunt van deze beleidsregel is dat alvorens tot besluitvorming omtrent sluiting wordt overgegaan, een vooraankondiging wordt gegeven. In de vooraankondiging wordt het voornemen tot sluiting opgenomen. De belanghebbende wordt hierdoor in de gelegenheid gesteld op het voornemen tot sluiting een zienswijze te geven. De last onder bestuursdwang en toepassing hiervan is geregeld in de artikelen 5:21 e.v. Algemene wet bestuursrecht (Awb).In spoedeisende gevallen kan de burgemeester echter besluiten dat direct tot sluiting wordt overgegaan, aldus zonder vooraankondiging en zienswijze mogelijkheid. De last onder bestuursdwang moet dan, conform artikel 5:31 lid 2 Awb, zo spoedig mogelijk alsnog schriftelijk worden bevestigd. Uit de rechtspraak blijkt dat een termijn van twee weken nog heeft te gelden als ‘zo spoedig mogelijk’.

Onderverdeling beleid

Het beleid betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet wordt onderverdeeld in de volgende rubrieken:

  • Drugshandel in of vanuit woningen

  • Drugshandel in of vanuit (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen

Drugshandel in of vanuit woningen

In de beleidsregel wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. Bij woningen grijpt een sluiting namelijk zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene(n). De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van een woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.

In het kader van dit beleid wordt onder een woning een pand verstaan dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat op een normale wijze voor bewoning kan worden gebruikt en dat/die daarvoor ook mag worden gebruikt (woongenot). Of een woning wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse. Een (bedrijfs)woning die niet als woning wordt gebruikt wordt aangemerkt als lokaal.

Directe handhaving:

Er wordt voor gekozen om bij woningen ook direct te handhaven, omdat blijkt dat er vaak sprake is van een ernstige situatie. Het is immers een gegeven dat handel, productie, teelt en andere illegale activiteiten rondom zowel hard- als softdrugs, een ondermijnend en potentieel ontwricht effect hebben op de samenleving door de verwevenheid van onder- en bovenwereld, corruptie en de innesteling in lokale gemeenschappen en maatschappelijke sectoren. Bovendien worden woningen, waarbij meer dan de toegestane hoeveelheid drugs wordt gevonden, vaak niet overeenkomstig de bestemming gebruikt en is er sprake van bedrijfsmatigheid. Dit zorgt ervoor dat eveneens handhavend kan worden opgetreden op grond van het bestemmingsplan. Daarnaast dient het verplaatsingseffect van de desbetreffende handel vanuit inrichtingen naar woningen voorkomen te worden. Er wordt daarom voor gekozen om ook bij woningen adequaat op te treden, ondanks de woonbescherming en de waarborgen van artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Artikel 13b Opiumwet voldoet in beginsel aan de eisen van artikel 8 EVRM, met name in die zin de sluitingsbevoegdheid een expliciete wettelijke grondslag heeft en noodzakelijk kan zijn in het belang van, afhankelijk van de concrete situatie, de openbare veiligheid, het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid en de bescherming van de rechten van omwonenden. Natuurlijk wordt elk concreet geval zorgvuldig bekeken, waarbij alle betrokken belangen zorgvuldig worden afgewogen.

Toepassing van de maatregel moet dus altijd zorgvuldig gebeuren. Er is extra zorgvuldigheid geboden, als er sprake is van (mogelijk) verblijf van minderjarige(n) in de woning. Anderzijds dienen minderjarige(n) ook beschermd te worden tegen blootstelling aan dergelijke situaties, daarom wordt in gevallen dat minderjarige(n) betrokken zijn een melding gedaan bij/overleg gepleegd met Centrum Jeugd en Gezin of andere zorgpartners. De extra zorgvuldigheid die geboden is bij de aanwezigheid van minderjarige(n), hoeft niet te betekenen dat de sluiting van de woning niet doorgaat.

Sluitingstermijn hard- en softdrugs in woningen

  • -

    Harddrugs in woningen en bijbehorende erven

Overtreding

Sluiting

In of vanuit een woning (+ bijbehorende erven) wordt drugshandel t.a.v. harddrugs geconstateerd met een handelsvoorraad van > 0,5 gram of door middel van het voorhanden hebben van voorwerpen of stoffen als bedoeld in artikel 10a lid 1 onder 3 of artikel 11a Opiumwet die zijn bestemd voor (de voorbereiding van) de harddrugshandel in de woning.

1e constatering:

6 maanden sluiting

2e constatering:

12 maanden sluiting

3e constatering:

Sluiting voor onbepaalde tijd

  • -

    Softdrugs in woningen en bijbehorende erven

Overtreding

Sluiting

In of vanuit een woning (+ bijbehorende erven) wordt drugshandel t.a.v. softdrugs geconstateerd met een handelsvoorraad van > 5 gram of > 5 planten of door middel van het voorhanden hebben van voorwerpen of stoffen als bedoeld in artikel 10a lid 1 onder 3 of artikel 11a Opiumwet die zijn bestemd voor (de voorbereiding van) de softdrugshandel in de woning.

1e constatering:

3 maanden sluiting

2e constatering:

6 maanden sluiting

3e constatering:

12 maanden sluiting

4e constatering:

Sluiting voor onbepaalde tijd

Drugshandel in of vanuit (al dan niet voor publieke opengestelde) lokalen

Indien er geen sprake is van een ‘woning’, wordt het pand/de ruimte beschouwd als ‘lokaal’ in de zin van dit beleid. Onder de in deze categorie bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende ervan (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten).

Drugshandel is of vanuit lokalen en behorende erven vormt eveneens een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarbij wordt een zware druk op de omgeving gelegd. Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid daarvan als zeer belastend ervaren. Bovendien vormt het een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt. Er wordt dan ook gekozen om lokalen direct te handhaven.

Sluitingstermijn hard- en softdrugs in lokalen:

  • -

    Harddrugs in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven

Overtreding

Sluiting

In of vanuit een al dan niet voor het publiek toegankelijke lokaal, niet zijnde bewoonde woning (+ bijbehorende erven) wordt drugshandel ten aanzien van harddrugs geconstateerd met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram of door middel van het voorhanden hebben van voorwerpen of stoffen als bedoeld in artikel 10a lid 1 onder 3 of artikel 11a Opiumwet die zijn bestemd voor (de voorbereiding van) de harddrugshandel in het lokaal.

1e constatering:

12 maanden sluiting

2e constatering:

Sluiting voor onbepaalde tijd

  • -

    Softdrugs in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven

Overtreding

Sluiting

In of vanuit een al dan niet voor het publiek toegankelijke lokaal, niet zijnde bewoonde woning (+ bijbehorende erven) wordt drugshandel ten aanzien van softdrugs geconstateerd met een handelshoeveelheid van > 5 gram of > 5 planten of door middel van het voorhanden hebben van voorwerpen of stoffen als bedoeld in artikel 10a lid 1 onder 3 of artikel 11a Opiumwet die zijn bestemd voor (de voorbereiding van) de softdrugshandel in het lokaal.

1e constatering:

6 maanden sluiting

2e constatering:

12 maanden sluiting

3e constatering:

Sluiting voor onbepaalde tijd

Herhaling overtreding

De termijn waarbinnen er sprake is van een herhaalde overtreding is vijf jaar. Dus als een overtreding heeft plaatsgevonden en is geconstateerd, wordt van een volgende overtreding uitgegaan als de geconstateerde overtreding heeft plaatsgevonden binnen vijf jaar na de vorige geconstateerde overtreding. Is de termijn langer dan vijf jaar, dan wordt de nieuwe overtreding die is geconstateerd, weer beschouwd als eerste geconstateerde overtreding.

Indien bij een tweede constatering sprake is van een middel dat niet op dezelfde lijst van de Opiumwet staat als het middel dat bij de eerste constatering is aangetroffen wordt uitgegaan van de maatregelen 2e constatering harddrugs.

Overzicht handhavingsmatrixen hard- en softdrugs in woningen of lokalen

Sluiting

Woningen

Lokalen

Harddrugs

Softdrugs

Harddrugs

Softdrugs

1e constatering

6 maanden

3 maanden

12 maanden

6 maanden

2e constatering

12 maanden

6 maanden

Onbepaalde tijd

12 maanden

3e constatering

Onbepaalde tijd

12 maanden

Onbepaalde tijd

4e constatering

Onbepaalde tijd

5. Afwijkingsbevoegdheid

In beginsel wordt er overeenkomstig de bovenstaande beleidsregel besloten. Indien er echter sprake is van feiten en omstandigheden, waardoor het middel van sluiting niet evenredig en geschikt is, kan de burgemeester ervoor kiezen om de toepasselijke maatregel voorwaardelijk te nemen met een proeftijd. Hiertoe kan bijvoorbeeld aanleiding bestaan indien toepassing van het beleid voor een of meerdere belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Het sluiten van een woning is immers een ultimum remedium, dat wordt ingezet, alleen en voor zover dit in overeenstemming is met het proportionaliteits- en het subsidiariteitsbeginsel. In de praktijk zal per casus worden bepaald of sprake is van bijzondere omstandigheden die tot afwijking van de beleidsregel nopen. Daarnaast kan de burgemeester op grond van artikel 4:84 AWB van het beleid afwijken. Dit betekent echter ook dat indien de ernst en de aard van de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven, de burgemeester kan besluiten tot een langere sluitingsduur over te gaan.

6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2022.

Ondertekening

Vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Land van Cuijk.

datum: 4 januari 2022

de burgemeester,

Toelichting op de beleidsregel artikel 13B Opiumwet gemeente Land van Cuijk

Algemeen

Noodzaak handhavingsbeleid

Om de handel in drugs in de gemeente Land van Cuijk tegen te gaan is, ter bescherming van de gezondheid en openbare orde en veiligheid, een strikte handhaving bij overtredingen van de Opiumwet vanuit het straf- civiel en bestuursrecht gewenst en noodzakelijk. Uitgangspunt is dat de handel in drugs (zowel soft- als harddrugs) in alle gevallen is verboden en hier handhavend tegen opgetreden wordt.

Om effectief en efficiënt tot handhaving te kunnen overgaan, is het gewenst om hiervoor een strikt handhavingsbeleid te formuleren. Dit handhavingsbeleid is beschreven in deze beleidsregel en geeft weer hoe de burgemeester omgaat met de bevoegdheid op grond van artikel 13B Opiumwet ten aanzien van woningen en lokalen en daarbij behorende erven.

Toepassing van bestuursdwang in een geval van drugshandel, strekt er niet alleen toe om overtredingen van de Opiumwet zoals door de burgemeester geconstateerd op grond van artikel 13B, eerste lid, van deze wet te beëindigen, maar ook om herhaling van de overtreding te voorkomen, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van de overtreding. Handel, productie, teelt en andere illegale activiteiten rondom zowel hard- als softdrugs, hebben een ondermijnend en potentieel ontwrichtend effect op de samenleving door de verwevenheid van onder- en bovenwereld, corruptie en de innesteling in lokale gemeenschappen en maatschappelijke sectoren.

Met de sluiting wordt een locatie weggenomen waar criminele activiteiten plaatsvinden. Daarmee wordt een barrière opgeworpen en het criminele ondernemingsproces verstoord. Bovendien gaat van deze pandgerichte aanpak een sterke signaalfunctie uit die naast een preventieve werking (afschrikking van anderen en het voorkomen van herhaling) ook de aantrekkingskracht op andere criminele activiteiten moet tegengaan. Verder wordt beoogd hiermee de bereidheid van burgers om verdachte situaties te melden te vergroten. Zo vormt sluiting een waardevolle toevoeging in de aanpak van ondermijnende criminaliteit.

Zoals omschreven in het Regionaal Veiligheidsplan Oost Brabant 2019-2022 vormt ondermijnende criminaliteit in onze regio een ernstig maatschappelijk probleem. Daar waar andere vormen van criminaliteit (zoals bijvoorbeeld woninginbraken) de afgelopen jaren afnemen, lijkt de problematiek rondom de ondermijnende criminaliteit, zeker niet minder te worden. Ondermijnende criminaliteit is alom aanwezig in wijken, dorpen en het buitengebied. Dat is ook de reden dat de aanpak ervan één van de drie speerpunten van het basisteam Maas en Leijgraaf vormt. De gemeenten binnen het basisteam werken samen met politie, OM, belastingdienst en andere partners om ondermijnende criminaliteit aan te pakken. Ondermijnende criminaliteit is in belangrijke mate druggerelateerd. Het sluiten van panden door de burgemeesters is een belangrijk onderdeel om bestuursrechtelijk op te treden tegen drugscriminaliteit.