Regeling vervallen per 31-12-2022

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2022

Geldend van 01-01-2022 t/m 30-12-2022

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2022

Raadsbesluit

Nummer 544292/544303

De raad van de gemeente Renswoude;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 2 november 2021;

Gelet op artikel 228 a van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2022

Artikel 1 Begripsomschrijving Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a.gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente; b.verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft; c.water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2 Aard van de belasting Onder de naam “rioolheffing” wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan: a.de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater; en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; b.de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht 1. De belasting wordt geheven van: a.de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. b .Degene die een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersdeel. 2. Voor het gebruikersdeel wordt: a.gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden; b.gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; c.het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4 Voorwerp voor de belasting 1.Voorwerp van de belasting is een perceel. 2.Als perceel wordt aangemerkt: a.de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken; b.de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is; c.een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt; d.een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren; e.het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Maatstaf en heffing De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

Artikel 6 Belastingtarieven De belasting bedraagt gedifferentieerd per perceel: Bedrijven met 10 en meer werkzame personen € 677,00 Bedrijven met 1 t /m 9 werkzame personen € 473,75 Meerpersoonshuishoudens € 264,50 Eénpersoonshuishoudens € 227,15

Artikel 7 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Het in de loop van het belastingjaar verlaten van een perceel of een gedeelte van een perceel door de belastingplichtige en het tegelijkertijd betrekken van een ander pand in de gemeente alwaar de belastingplichtige wederom gebruik maakt van de in artikel 2 bedoelde dienst, worden geacht gedurende dat belastingjaar geen wijziging in de in de omstandigheden te brengen.

Artikel 10 Termijnen van betaling In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald: 1.In maximaal vier termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand, volgende op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijnen telkens een maand later. 2.In afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid geldt dat in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan € 50,00, de aanslagen mogen worden betaald in tien gelijke termijnen. Dit zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven. De eerste termijn vervalt een maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 11 Vrijstelling De heffing wordt niet geheven van gebruikers van percelen of gedeelten van percelen die uitsluitend worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van die welke aan derden zijn verhuurd.

Artikel 12 Overgangsrecht De “Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2021”, vastgesteld bij raadsbesluit van 8 december 2020 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid van artikel 13 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

Artikel 14 Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening rioolheffing 2022”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de

raad van 07 december 2021

de griffier, de voorzitter,