Beleidsregels Minimaregelingen maatschappelijke participatie gemeente Lopik

Geldend van 13-01-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Minimaregelingen maatschappelijke participatie gemeente Lopik

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik;

gelet op de Verordening minimaregelingen maatschappelijke participatie gemeente Lopik 2018;

gelet op de bepalingen van de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht;

B E S L U I T

vast te stellen de volgende;

Beleidsregels Minimaregelingen maatschappelijke participatiegemeente Lopik

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of de overige in deze beleidsregels aangehaalde wetten en regelingen;

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik;

    • b.

      inkomen: het (gezamenlijk) inkomen van de aanvrager (en diens partner), als bedoeld in artikel 31, 32 en 33 van de Participatiewet;

    • c.

      inwoner: een persoon die ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Lopik;

    • d.

      kind: het in het gezin wonend en in de BRP van de gemeente Lopik ingeschreven eigen kind, stiefkind of pleegkind jonger dan 18 jaar waarvan de ouder(s)/ verzorger(s) een inkomen he(bb)eft(en) zoals omschreven in artikel 3 van deze beleidsregels;

    • e.

      toepasselijke bijstandsnorm: de voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm zoals bedoeld in artikel 19a tot en met 24 van de Participatiewet, inclusief toeslag, vakantiegeldreservering, maar exclusief eventuele heffingskortingen.

    • f.

      aanvrager: de alleenstaande, de alleenstaande ouder en het gezin als bedoeld in artikel 4 van de Participatiewet die behoort tot de doelgroep van deze verordening en voldoet aan de voorwaarden;

    • g.

      partner: de gehuwden, de geregistreerde partners en de ongehuwden die met een andere persoon een gezamenlijke huishouding voeren als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet;

    • h.

      voorziening: financiële dan wel materiële ondersteuning of begeleiding gericht op de personen die voldoen aan de inkomensgrenzen van deze beleidsregels;

    • i.

      maatschappelijke participatie: het deelnemen aan activiteiten met een sportief, educatief, sociaal dan wel cultureel karakter die beogen een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken en/of meedoen in de samenleving bevorderen;

    • j.

      kindpakket: geheel van minimaregelingen gericht op de maatschappelijke participatie van kinderen tot 18 jaar;

    • k.

      schuldhulpverlening: een dienstverlening die mensen helpt schulden te voorkomen, beheersbaar te houden en op te lossen;

    • l.

      voortgezet onderwijs: alle soorten middelbaar onderwijs (zoals Voortgezet speciaal onderwijs, Praktijkonderwijs, Vmbo, Havo en Vwo), beroepsonderwijs (zoals Mbo en Hbo) en hoger onderwijs (Universiteit).

Artikel 2. Doel

De gemeente Lopik vindt het van wezenlijk belang dat inwoners van de gemeente Lopik en hun minderjarige kinderen zich door maatschappelijke participatie kunnen ontplooien en ontwikkelen en daarin niet belemmerd worden door hun financiële positie. De gemeente Lopik wil hierin bijdragen door het voeren van een beleid gericht op bevordering van maatschappelijke participatie, waaronder onder andere wordt verstaan deelname aan activiteiten die het mogelijk maken mee te doen in de samenleving.

Artikel 3. Algemene inkomensvoorwaarden

  • 1. Een inwoner kan aanspraak maken op een voorziening maatschappelijke partiticipatie als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Op de datum van aanvraag is het (gezamenlijk) inkomen lager of gelijk aan 110% van het wettelijk sociaal minimum. Voor aanvragen in het kader van het kindpakket geldt dat het (gezamenlijk) inkomen lager of gelijk is aan 125% van het wettelijk sociaal minimum; Het betreft het inkomen exclusief de eventuele heffingskortingen; Indien de aanvrager de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt dan wordt een gedeelte van de particuliere oudedagsvoorziening buiten beschouwing gelaten, zoals bedoeld is in artikel 33 lid 5 van de Participatiewet.

    • b.

      De aanvrager heeft een vermogen lager of gelijk aan het vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet. Indien de aanvrager de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt dan wordt het vermogen van de eigen woning, waar de aanvrager volgens het BRP staat ingeschreven, in zijn geheel vrijgelaten;

    • c.

      Indien de verzorgende ouder(s) een pleegvergoeding ontvangt(en) voor hun pleegkind dan wordt deze vergoeding buiten beschouwing gelaten.

    • d.

      Indien er sprake is van woningopbrengsten, bijvoorbeeld doormiddel van (kamer)verhuur, dan wordt dit gerekend tot het inkomen, onder aftrek van een forfaitair bedrag voor kost- en/of inwoning.

  • 2. Het inkomen wordt bepaald op het moment van aanvraag of het gemiddelde van de 3 maanden voorafgaand aan de aanvraag.

Artikel 4. Aanvraag en verplichtingen

  • 1. Het indienen van een aanvraag vindt plaats met gebruik van een door het college vastgesteld aanvraagformulier of op een anderszins door het college voorgeschreven wijze en wordt ingediend door de aanvrager.

  • 2. Bij een gezamenlijke huishouding wordt de aanvraag gezamenlijk ingediend.

  • 3. De aanvrager verstrekt desgevraagd alle gegevens en bewijsstukken omtrent het inkomen en de gezinssituatie van de aanvrager die noodzakelijk zijn voor het vaststellen van het recht op een voorziening.

  • 4. Ter bevordering van een correcte en adequate uitvoering van deze beleidsregels kunnen aan de aanvrager aanvullende verplichtingen opgelegd worden.

  • 5. De verstrekking vindt plaats per kalenderjaar.

Hoofdstuk 2. De voorzieningen

Artikel 5. Kindpakket

  • 1. Het kindpakket is bedoeld voor kinderen tot 18 jaar, waarvan de ouder(s)/ verzorger(s) voldoen aan de inkomensvoorwaarden.

  • 2. Indien de aanvrager in een schuldhulpverleningstraject zit, hebben de kinderen van de aanvrager recht op een kindpakket.

  • 3. De voorziening is bedoeld voor compensatie in de uitgaven voor het kind die rechtstreeks ten goede komen aan het kind.

  • Voorbeelden hiervan zijn in ieder geval:

  • 0 t/m 1 jaar: de aanschaf van een baby-uitzet, kosten babyzwemmen, aanschaf identiteitskaart met pasfoto, aanschaf loopfiets;

  • 2 t/m 3 jaar: eigen bijdrage kosten peuterspeelzaal, kosten peuterzwemmen, aanschaf identiteitskaart met pasfoto, activiteiten in het kader van maatschappelijke participatie, aanschaf fiets, inrichtingskosten van de slaapkamer van het kind (peuterbed);

  • 4 t/m 12 jaar: aanschaf identiteitskaart met pasfoto, schoolkosten, aanschaf fiets, abonnement op kindertijdschrift of krant (Kidsweek), activiteiten in het kader van maatschappelijke participatie, inrichtingskosten van de slaapkamer van het kind, de aanschaf computer/laptop/tablet met toebehoren. Ten aanzien van de aanschaf van een mobiele telefoon: vanaf groep 7 van de basisschool;

  • 13 t/m 17 jaar: aanschaf identiteitskaart met pasfoto, schoolkosten, aanschaf fiets, abonnement op kindertijdschrift of krant (Kidsweek), activiteiten in het kader van maatschappelijke participatie, inrichtingskosten van de slaapkamer van het kind, de aanschaf computer/laptop/tablet met toebehoren, aanschaf mobiele telefoon.

  • 4. Bij aanvragen voor de vergoeding van sport- en cultuur-activiteiten is het Jeugdfonds Sport & Cultuur een voorliggende voorziening.

  • 5. Het kindpakket is niet bedoeld voor kosten die vallen onder algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals eten en drinken, kleding en schoenen, kosten bij de kapper, eten, drinken en parkeerkosten bij uitjes.

  • 6. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor kinderen in de leeftijd vanaf 0 tot en met 12 jaar (primair onderwijs) bedraagt maximaal € 300,- per kind. Voor 12-jarigen is het type onderwijs leidend (basisschool of voortgezet onderwijs) ten aanzien van de hoogte van de vergoeding en de bestedingsmogelijkheden.

  • 7. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor kinderen in de leeftijd vanaf 13 tot en met 17 jaar (voortgezet onderwijs) bedraagt maximaal € 360,- per kind. In deze doelgroep vallen ook de kinderen die in groep 8 zitten en in hetzelfde kalenderjaar overgaan naar het voortgezet onderwijs.

  • 8. De uitbetaling van de kosten vindt plaats op basis van onderstaande afpraken:

    • a.

      Bij toekenning van de tegemoetkoming wordt een bedrag van € 100,- per kind direct uitbetaald aan de aanvrager. Aanvrager hoeft geen betalingsbewijs te overleggen voor dit deel van de tegemoetkoming.

    • b.

      Het deel van de tegemoetkoming vanaf € 100,- tot het maximum bedrag vindt plaats op basis van declaratie door het overleggen van een betalingsbewijs.

    • c.

      Indien er binnen het gezin meerdere kinderen recht hebben op het kindpakket worden de tegemoetkomingen bij elkaar opgeteld tot een totaalbedrag dat maximaal gedeclareerd kan worden.

    • d.

      Declaraties kunnen gedaan worden tot uiterlijk binnen 3 maanden van het nieuwe kalenderjaar volgend op het jaar waarin het besluit van de toekenning is genomen.

    • e.

      De kosten die gedeclareerd worden mogen enkel betrekking hebben op de kinderen van het gezin.

  • 9. Voor de baby-uitzet gelden de volgende (aanvullende) voorwaarden:

    • a.

      Het gaat om het eerste kind.

    • b.

      De aanvraag kan worden ingediend vanaf de 6de maand van de zwangerschap en niet later dan 3 maanden na de bevalling.

    • c.

      Er dient een zwangerschapsverklaring te worden overgelegd.

    • d.

      In uitzondering op lid 8 van dit artikel wordt de tegemoetkoming eenmalig in zijn geheel uitgekeerd ter hoogte van maximaal € 300,- (per kind).

    • e.

      Verantwoording van de gemaakte kosten kan achteraf plaatsvinden op basis van een steekproef. De inwoner overlegt op verzoek van het college de betalingsbewijzen.

Artikel 6. Regeling maatschappelijke participatie 18+

  • 1. De regeling maatschappelijke participatie 18+ is een voorziening die bedoeld is voor de zelfstandig wonende inwoner vanaf 18 jaar en ouder.

  • 2. Meerderjarigen die op het voorgezet onderwijs zitten kunnen geen beroep doen op deze regeling.

  • 3. De regeling is bedoeld voor het bekostigen van deelname aan activiteiten in het kader van maatschappelijke participatie.

  • 4. De hoogte van de financiële tegemoetkoming bedraagt € 100,- per inwoner en wordt eenmalig in zijn geheeld uitgekeerd.

  • 5. Verantwoording van de gemaakte kosten kan achteraf plaatsvinden op basis van een steekproef. De inwoner overlegt op verzoek van het college de betalingsbewijzen.

Artikel 7. Regeling duurzaam voor ouderen

  • 1. De regeling duurzaam voor ouderen is een voorziening die bedoeld is voor de inwoner met een leeftijd vanaf de pensioengerechtigde leeftijd en ouder. Bij gehuwden en samenwonenden volstaat dat één van de partners de pensioengerechtigde leeftijd heeft.

  • 2. De regeling is bedoeld voor de vervanging van witgoed en/of duurzame gebruiksgoederen.

  • 3. De regeling is voorliggend op de bijzondere bijstand.

  • 4. Indien in hetzelfde jaar een individuele inkomenstoeslag is toegekend dan kan er geen beroep op deze regeling worden gedaan. De peildatum van de individuele inkomenstoeslag is hierin bepalend. De peildatum is de datum waarop een persoon de individuele inkomenstoeslag aanvraagt.

  • 5. De hoogte van de financiële tegemoetkoming bedraagt € 200,- per huishouden en wordt eenmalig in zijn geheel uitgekeerd.

  • 6. Verantwoording van de gemaakte kosten kan achteraf plaatsvinden op basis van een steekproef. De inwoner overlegt op verzoek van het college de betalingsbewijzen.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 8. Onvoorziene omstandigheden

Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de dag van bekendmaking.

Artikel 10. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels Minimaregelingen maatschappelijke participatie gemeente Lopik”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik, gehouden op 21/12/2021.

de secretaris,

Mr. E.T. Halman, MBA

de burgemeester,

Dr. L.J. de Graaf

Toelichting

Algemeen

De gemeente Lopik heeft zich tot doel gesteld om maatschappelijke participatie van inwoners met een laag inkomen te bevorderen. De gemeente zet daarvoor regelingen in het kader van het minimabeleid in.

Deze beleidsregels vloeien voort uit de verordening minimaregelingen maatschappelijke participatie gemeente Lopik 2018. De verordening is tot stand gekomen uit een herijking van het minimabeleid van de gemeente Lopik die in 2017 heeft plaatsgevonden. Sinds 1 januari 2018 is het minimabeleid conform deze verordening uitgevoerd. De ervaringen die sindsdien in de uitvoering van de verordening zijn opgedaan, hebben bijgedragen aan het opstellen van deze beleidsregels. Deze beleidsregels zijn vastgesteld in december 2021. De inwerkingtreding is per 1 januari 2022.

Met de verordening wordt invulling gegeven aan de wens vanuit het Rijk om armoede onder kinderen terug te dringen. Daarnaast wordt beoogd om minimaregelingen aan te bieden aan groepen die tot 2018 nog buiten het minimabeleid vielen.

Het doel van deze minimaregelingen is om de doelgroep te stimuleren om mee te doen in de samenleving waardoor een sociaal isolement wordt voorkomen.

Om de minimaregelingen efficiënter en gebruikersvriendelijk uit te kunnen voeren zijn deze beleidsregels opgesteld.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1Algemeen

Artikel 1.Begripsbepalingen

Dit artikel bepaalt wat in de beleidsregels wordt verstaan onder de daarin gebruikte begrippen. Voor de definities van begrippen die niet terugkomen in deze beleidsregels, worden de definities zoals omschreven in de van toepassing zijnde wetten gehanteerd. Wanneer sprake is van een verhuizingen naar buiten de gemeente binnen het kalenderjaar wordt gehandeld naar toekenning.

Lid 1, sub i: Deze beleidsregels hebben, conform de 'Verordening minimaregelingen maatschappelijke participatie gemeente Lopik 2018’ waar zij uit voortvloeien, betrekking op de volgende voorzieningen: het Kindpakket, de regeling maatschappelijke participatie 18+ en de regeling duurzaam voor ouderen.

Artikel 2.Doel

Met dit voorzieningenpakket beoogt de gemeente te voorkomen dat kinderen die opgroeien in armoede niet mee kunnen doen in de maatschappij. Maar ook dat alle inwoners vanaf 18 jaar en ouder, die om financiële redenen door een laag inkomen niet maatschappelijk kunnen participeren, een beroep kunnen doen op de regeling maatschappelijke participatie 18+.

Als laatste constateren we dat juist onder ouderen sprake kan zijn van verborgen armoede en dat ouderen op weinig regelingen een beroep kunnen doen. Om die reden heeft de gemeente ervoor gekozen een minimaregeling in te voeren die voorziet in de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen.

Artikel 3. Algemene inkomensvoorwaarden

Lid 1, sub a: Het inkomen van de aanvrager en van degene met wie er een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd mag gezamenlijk niet hoger zijn dan 110% van het wettelijk sociaal minimum. In afwijking hiervan geldt voor het kindpakket een inkomensgrens van 125%. Door de inkomensgrens voor het kindpakket hoger te stellen dan bij de overige regelingen proberen we in te zetten op het bereiken van een potentiële groep van kinderen die te maken kunnen hebben met armoede (gebaseerd op rapport Centraal Planbureau/Minimascan Stimulansz 2015).

Het inkomen kan inkomen uit arbeid zijn, maar bijvoorbeeld ook inkomen uit een uitkering, uit werk als zelfstandige en giften.

Voor de vaststelling van de hoogte van het inkomen sluiten we aan bij artikel 31, 32 en 33 van de Participatiewet. Dit met uitzondering van:

  • 1.

    We stellen de hoogte van het inkomen vast exclusief de heffingskortingen.

  • 2.

    We passen een vrijlating van het pensioen toe zoals is vast gelegd in artikel 33 lid 5 van de Participatiewet.

Lid 1, sub b: Voor de vaststelling van de hoogte van het vermogen zoeken we de aansluiting bij artikel 34 van de Participatiewet.

Indien de aanvrager en/of zijn eventuele partner de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt dan wordt het vermogen in de woning in zijn geheel vrijgelaten. Het gaat alleen om de eigen woning die door de aanvrager zelf wordt bewoond. Is er sprake van meerdere bezittingen in de vorm van een huis, woonboot of bijv. wooncaravan, dan worden deze wel meegeteld als vermogen.

Hierdoor kunnen in ieder geval pensioengerechtigden met een hypotheekvrije woning en een laag inkomen in aanmerking komen voor deze regelingen.

Lid 1, sub c: De vergoeding voor pleegzorg voor het pleegkind wordt buiten beschouwing gelaten. De achterliggende gedachte is dat de pleegouder geen kinderbijslag en kindgebondenbudget ontvangt voor het pleegkind. De spullen die aangeschaft worden blijven bij het kind en worden, indien het kind naar een ander pleeggezin gaat, mee gegeven aan het kind.

Lid 1, sub d: Op grond van artikel 33 van de Participatiewet moeten als bijzonder inkomen worden aangemerkt de lagere algemene noodzakelijke kosten als belanghebbende(n) de woning bewoond met één of meerdere huurders, onderhuurders of kostgangers indien daarmee nog geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de norm, bedoeld in artikel 22a van de Participatiewet (kostendelersnorm).

Op welke wijze de hoogte van deze inkomsten wordt vastgesteld staat beschreven in de Beleidsregels commerciële huur en verhuur Werk en Inkomen Lekstroom. Voor de vaststelling van de hoogte van de inkomsten uit huur- en verhuuur wordt aangesloten bij deze beleidsregels.

Lid 2: In het tweede lid staat over welke periode het inkomen getoetst wordt. Het (gezamenlijk) inkomen wordt bepaald op het moment van aanvraag, dan wel bij wisselende inkomsten op basis van de 3 maanden voorafgaand aan de aanvraag.

Artikel 4.Aanvraag en verplichtingen

Dit artikel geeft aan hoe een voorziening in het kader van de minimaregelingen maatschappelijke participatie kan worden aangevraagd.

De aanvrager is verplicht om uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden te melden waarvan redelijkerwijs duidelijk is dat die van belang zijn voor het vaststellen van het recht op vergoeding. Daarnaast dat er volledige medewerking wordt verleend om het recht vast te stellen.

We sluiten voor de uitvoering van dit artikel aan bij artikel 17 van de Participatiewet en Hoofdstuk 6, paragraaf 6.2 tot en met 6.4 van de Participatiewet.

Hoofdstuk 2. De voorzieningen

Artikel 5. Kindpakket

Lid 1: Het kindpakket is bedoeld voor kinderen tot 18 jaar, waarvan de ouder(s)/ verzorger(s) voldoen aan de inkomensvoorwaarden. Zelfstandig wonende inwoners van 18 jaar en ouder kunnen een beroep doen op de regeling maatschappelijke participatie 18+ (artikel 6).

Lid 2: In deze beleidsregels wordt ten opzichte van de verordening minimaregelingen maatschappelijke participatie de doelgroep uitgebreid met kinderen van inwoners die vanwege schulden in een schulhulpverleningstraject of in de Wsnp (Wet schuldsanering natuurlijke personen) zitten en daardoor een besteedbaar inkomen hebben op het niveau van de bijstand. Zij kunnen ook in aanmerking komen voor het kindpakket. Ook al is het (gezamenlijk) inkomen hoger dan 125% van het wettelijk sociaal minimum. In deze situaties vindt geen berekening van het inkomen plaats.

Lid 3: De voorziening is in ieder geval bedoeld voor:

  • Baby-uitzet (kinderwagen en/of babykamer: ledikant, matras, commode, kast)

  • We sluiten aan bij de voorwaarden zoals beschreven in de beleidsregels bijzondere bijstand.

  • Activiteiten voor kinderen ( t.b.v. ‘erbij horen’, maatschappelijke participatie, voorkomen van sociale isolatie, persoonlijke ontwikkeling en zelfvertrouwen van het kind)

  • Geven van een kinderfeestje tot een maximum bedrag van € 150,-

  • Schoolkosten (o.a. meedoen schooluitjes, aanschaf schoolspullen)

  • Gymkleding tot een maximum bedrag van € 50,- (gymschoenen, broekje en T-shirt)

  • Aanschaf identiteitsbewijs met pasfoto

  • Aanschaf (loop)fiets

  • Computer, laptop of tablet en toebehoren (printer of monitor). Per kind kan hiervoor 1 x per 3 jaar een aanvraag voor een tegemoetkoming worden ingediend. Eerder dan na 3 jaar weer een aanvraag doen voor een tegemoetkoming is alleen mogelijk wanneer sprake is van een wijziging van het type voortgezet onderwijs namelijk van middelbaar onderwijs naar beroeps- of hoger onderwijs zoals bijvoorbeeld van Vmbo naar MBO of van Havo naar MBO/HBO. Bewijs van deze wijziging moet worden meegestuurd.

  • Eigen bijdrage kosten peuterspeelzaal. Voor de kosten van deelname aan de peuterspeelzaal kan een tegemoetkoming worden aangevraagd bij de gemeente. Er resteert dan wel nog een eigen bijdrage voor de ouder(s). Deze kosten komen in aanmerking voor vergoeding vanuit het kindpakket.

  • Kosten baby- of peuterzwemmen

  • Inrichtingskosten slaapkamer kind waaronder (peuter)bed

  • Abonnement op kindertijdschrift of krant (Kidsweek)

  • Aanschaf van een mobiele telefoon: voor kinderen die in het kalenderjaar 11 worden tot de leeftijd van 18 jaar. Per kind kan hiervoor 1 x per 3 jaar een aanvraag voor een tegemoetkoming worden ingediend.

Deze lijst is niet limitatief.

Lid 4: Het Jeugdfonds Sport & Cultuur zien wij als een voorliggende voorziening bij de aanvragen voor de vergoeding van de kosten voor sport- en cultuuractiviteiten.

De inkomensgrens ligt op 120% van het sociaal minimum.

Pas wanneer vergoeding vanuit dit fonds niet (meer) mogelijk is komen kinderen in aanmerking voor een vergoeding vanuit het kindpakket.

Lid 5: Kosten die zijn uitgesloten voor tegemoetkoming onder deze regeling zijn o.a.:

  • Kosten waarvoor een voorliggende voorziening geldt, zoals het Jeugdfonds Sport & Cultuur (zie toelichting art. 5, lid 4)

  • Kosten die vallen onder de normale kosten van het bestaan (zoals eten, drinken, kleding, schoenen, bezoek aan de kapper) waar andere voorzieningen voor zijn zoals kinderbijslag

  • Kosten voor uit eten gaan

  • Kosten voor eten, drinken en parkeren tijdens een uitje (bezoek pretpark, dierentuin etc)

Lid 8: Het resterende bedrag (€ 200,00 voor kinderen op het primair onderwijs en € 260,00 voor kinderen op het voortgezet onderwijs) is te gebruiken als een tegemoetkoming voor bijvoorbeeld de kosten van een laptop, fiets, grafische rekenmachine enz. We hanteren hierbij de richtlijn dat uitbetaling plaats vindt door het overleggen van een betalingsbewijs van minimaal € 25,- per keer. Indien het restantbudget onder de € 25,- zakt, wordt het restantbedrag volledig uitgekeerd.

In overleg kan de vergoeding ook worden uitbetaald op basis van een proforma nota. Dit onder de voorwaarde dat de aanvrager binnen 2 maanden alsnog de officiële nota overlegt.

Indien de factuur niet wordt overlegd binnen de afgesproken termijn, wordt het volledige bedrag teruggevorderd.

Lid 9: In het geval er sprake is van een meerling bedraagt de vergoeding maximaal € 300,- per kind.

Artikel 6. Regeling maatschappelijke participatie 18+

Lid 1: De regeling maatschappelijke participatie 18+ is een voorziening die bedoeld is voor de zelfstandig wonende inwoner vanaf 18 jaar en ouder. Inwoners die 18 jaar of ouder zijn en bij hun ouders/verzorgers inwonen, kunnen geen gebruik maken van deze regeling. Hun ouders/verzorgers kunnen wel gebruik maken van deze regeling, mits zij voldoen aan de (inkomens)voorwaarden.

Lid 2: Meerderjarigen die op het voorgezet onderwijs zitten kunnen geen beroep doen op deze regeling. De basisbeurs van DUO of de WTOS worden voor deze groep inwoners gezien als een voorliggende voorziening. Aanvragers uit de doelgroep graag wijzen op deze mogelijkheden. Daarnaast wijzen op de mogelijkheden voor een bijbaan. Indien een bijbaan niet tot de mogelijkheden behoort omdat de aanvrager een arbeidshandicap heeft, dan wijzen op de mogelijkheid van de Individuele studietoeslag.

Artikel 7. Regeling duurzaam voor ouderen

Lid 2: De regeling is bedoeld voor vervanging van witgoed en/of duurzame gebruiksgoederen. Witgoed is een term die wordt gebruikt om elektrische huishoudelijke apparatuur aan te duiden. Hieronder vallen bijvoorbeeld koelkasten, diepvriezers, wasmachines en droogtrommels.

Duurzame gebruiksgoederen zijn gebruiksgoederen met al of niet een duurzaam karakter die behoren tot de gebruikelijke inventaris van een woning in de meest ruime zin van dit begrip. Voorbeelden van duurzame gebruiksgoederen zijn onder andere een laptop, tv en een nieuw bankstel.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 8. Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien beslist het college. Het college kan eveneens in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien toepassing van de regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Dit kan worden gezien als een hardheidsclausule die kan worden toegepast indien toepassing van de beleidsregels voor een bepaalde persoon in een bepaalde situatie tot onevenredige gevolgen leidt.

Artikel 9.Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10.Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.