Delegatiebesluit omgevingsplan Westland 2022

Geldend van 01-07-2022 t/m heden

Intitulé

Delegatiebesluit omgevingsplan Westland 2022

De raad van de gemeente Westland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders met nummer 21-0304593;

gehoord het advies van de commissie Ruimte van 23 november 2021 en gehoord de beraadslagingen van onderhavige vergadering;

gelet op afdeling 10.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op artikel 156 van de Gemeentewet;

gelet op artikel 2.8 van de Omgevingswet;

op grond van artikel 2.8 van de Omgevingswet;

b e s l u i t

Delegatiebesluit omgevingsplan Westland 2022 vast te stellen.

Artikel 1. Delegatie bevoegdheid vaststellen (delen van) omgevingsplan

De gemeenteraad delegeert de bevoegdheid tot vaststelling van (delen van) het omgevingsplan aan het college van burgemeester en wethouders in de volgende gevallen.

  • 1.

    Delen van het omgevingsplan waarvoor in het tijdelijk deel van het omgevingsplan (dat deel dat krachtens overgangsrecht als omgevingsplan geldt) een wijzigingsbevoegdheid of een uitwerkingsplicht (als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening) is opgenomen. Hierbij neemt het college van burgemeester en wethouders de voorwaarden van de desbetreffende wijzigings- of uitwerkingsbevoegdheid in acht.

  • 2.

    Het binnen vijf jaar in overeenstemming brengen van het omgevingsplan met een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 4.17 van de Omgevingswet.

  • 3.

    Wijzigingen die noodzakelijk zijn vanwege gewijzigde (hogere) wet- of regelgeving voor zover geen beleidsvrijheid is toegekend.

  • 4.

    Het corrigeren van kennelijke omissies, verschrijvingen, verwijzingen en inventarisatiefouten in het omgevingsplan.

Artikel 2. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Artikel 3. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Delegatiebesluit omgevingsplan Westland 2022.

Ondertekening

Aldus besloten door de gemeenteraad in zijn openbare vergadering van 7 december 2021,

de griffier

A.P.M.A.F. Bergmans

de voorzitter

B.R. Arends

Nota van toelichting

De gemeenteraad stelt voor het grondgebied van de gemeente één omgevingsplan vast. In dit plan worden de gemeentelijke regels opgenomen over de fysieke leefomgeving. Het omgevingsplan vertaalt de doelen en het beleid uit de gemeentelijke omgevingsvisie en de programma’s naar juridische regels. Denk hierbij aan het toewijzen van functies aan locaties, het toestaan of niet toestaan van bepaalde activiteiten in bepaalde gebieden, algemene regels en meldingsplichten bij activiteiten, vergunningplichten etc. Deze regels zijn bindend zijn voor iedereen. Met het oog op het nieuw vast te stellen omgevingsplan zal het tijdelijke omgevings-plan (dat deel dat krachtens overgangsrecht als omgevingsplan geldt) veelvuldig moeten worden aangepast.

Om de situatie werkbaar te houden maakt artikel 2.8 van de Omgevingswet het onder meer mogelijk dat de gemeenteraad de bevoegdheid tot het vaststellen van delen van het omgevingsplan bij delegatiebesluit kan delegeren aan het college van burgemeester en wethouders. Het delegatiebesluit vormt een afzonderlijk besluit, dat geen deel uitmaakt van het omgevingsplan. Gezien het bestuurlijke karakter ervan, is beroep tegen dit delegatiebesluit uitgesloten. De gemeenteraad kan ervoor kiezen om van deze bevoegdheid gebruik te maken omdat het voor het wijzigen van het omgevingsplan niet altijd noodzakelijk is dat de gemeenteraad betrokken is. Voor wijziging- en uitwerkingsbevoegdheden wordt de huidige (oude) beleidslijn aangehouden. Daarnaast wordt ook het vaststellen van het omgevingsplan ten behoeve van actualiseringsaanpassingen met een zeer geringe impact aan het college van burgemeester en wethouders gedelegeerd.

In de huidige (oude) bestemmingsplannen staan wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten. Hiermee kan het college van burgemeester en wethouders bijvoorbeeld de functie van een agrarische bedrijfswoning in een burgerwoning veranderen. Deze bestemmingsplannen komen, na de inwerkingtreding van de Omgevingswet, terecht in het tijdelijk deel van het omgevingsplan maar die bevoegdheden mogen niet meer worden gebruikt omdat de grondslag voor dat gebruik in de Omgevingswet ontbreekt. Er kunnen dan geen nieuwe wijzigings- of uitwerkingsplannen meer in procedure worden gebracht. Een ontwikkeling die valt onder een oude wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht wordt dan beschouwd als een ontwikkeling die in strijd is met het omgevings-plan. Er is geen overgangsrecht, althans niet over de volle breedte. Alleen voor bouwwerken is een regeling opgenomen in de bruidsschat. Aangezien de meeste wijzigingsbevoegdheden in de huidige (oude) bestemmingsplannen echter zien op het wijzigen van het gebruik (van bijvoorbeeld agrarisch gebruik naar wonen) biedt deze mogelijkheid voor de Westlandse situatie weinig soelaas. Om besluitvorming in deze gevallen, net als in de huidige (oude) situatie, bij het college van burgemeester en wethouders te laten, is ervoor gekozen om de bevoegdheid tot het vaststellen van het omgevingsplan voor die gevallen te delegeren.

Wijzigingen met een geringe impact die noodzakelijk zijn vanwege gewijzigde (hogere) wet- of regelgeving en waarbij geen beleidsvrijheid is toegekend, lenen zich voor uitvoering door het college van burgemeester en wethouders. Ook het corrigeren van kennelijke omissies, verschrijvingen, verwijzingen en inventarisatiefouten leent zich hiervoor. Gelet op de rolverdeling tussen de gemeenteraad (kaderstellend) en het college van burgemeester en wethouders (uitvoerend) ligt het in de rede om ook deze handelingen bij het college van burgemeester en wethouders te beleggen.