Verordening Jeugdhulp gemeente Katwijk 2022

Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Intitulé

Verordening Jeugdhulp gemeente Katwijk 2022

De raad van de gemeente Katwijk;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van Katwijk van 9 november 2021;

gelet op;

  • Jeugdwet artikel 2.9, 2.10, 2.12

  • Gemeentewet artikel 147 lid 1

Besluit:

De Verordening Jeugdhulp Gemeente Katwijk 2022 vast te stellen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt (mede) verstaan onder:

  • a.

    het College: College van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk;

  • b.

    crisissituatie: Een ernstige verstoring van het normale, alledaagse functioneren van een individu of systeem waarbij sprake is van acute onveiligheid voor de jeugdige en/of diens omgeving wat vraagt om direct ingrijpen om het gevaar af te wenden.

  • c.

    ondersteuningsvraag: behoefte van een jeugdige en/of een ouder aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperkingen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet;

  • d.

    ondersteuningsplan: familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

  • e.

    Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, zijnde een door het College verstrekt budget aan een jeugdige en/of zijn ouder(s), dat hen in staat stelt de jeugdhulp die in de vorm van een individuele voorziening is toegekend van derden te betrekken;

  • f.

    sociaal netwerk: een verzamelnaam voor een netwerk van betekenisvolle figuren (familie, vrienden en kennissen) dat functioneert als ondersteuningsbron voor het eigen welzijn en welbehagen en dat van de personen in het netwerk;

  • g.

    specialistische jeugdhulp: de individuele voorziening jeugdhulp die uitsluitend toegankelijk is op basis van een verwijzing van de gemeente, de huisarts, jeugdarts of medisch specialist of van een functionaris in justitieel kader als bedoeld in de wet;

  • h.

    vaktherapieën: De aanduiding vaktherapie is een clusterbenaming van de beroepen Beeldende therapie, Danstherapie, Dramatherapie, Muziektherapie en Psychomotorische (Kinder)Therapie. Sinds 1 januari 2017 valt ook speltherapie onder vaktherapie.

  • i.

    voorliggende voorziening: Voorzieningen die een jeugdige en/of gezin zelfstandig kan organiseren en financieren.

Artikel 2 Uitgangspunten

Deze verordening is geschreven vanuit de lokale realiteit van de gemeente Katwijk, echter behoudt deze op onderdelen de regionale accenten gezien de regionale inkoop van jeugdhulp met de 13 gemeenten in de regio Holland Rijnland. De Jeugdwet en het op 12 maart 2020 vastgestelde Programmaplan Jeugdhulpaanbod vanaf 2021 Duin- en Bollenstreek en de Maatschappelijke agenda 2019-2023 geven de kaders voor deze Verordening. In dit artikel worden de voornaamste uitgangspunten benoemd.

  • 1.

    Ouderlijke verantwoordelijkheid: Ouders zijn primair verantwoordelijk voor hun kind. Dit is vastgelegd in het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (artikel 18 IVRK, United Nations, 1989) en de Nederlandse wet (1:247 Burgerlijk Wetboek). Hierin staat beschreven dat de verantwoordelijkheid om een jeugdige op te voeden primair bij de ouder(s) ligt. Jeugdhulp biedt tijdelijke ondersteuning aan jeugdigen en hun ouders. Het samenwerken met ouder(s) is dus een onlosmakelijk en essentieel onderdeel van jeugdhulp.

  • 2.

    Eigen kracht: Het vermogen van jeugdigen en/of het gezin om zelf en/of samen oplossingen te bedenken voor hun eigen problemen en deze (deels) ook zelf uit te voeren. Daarbij kan ook het sociale netwerk ingezet worden voor het oplossen van, of het meedenken over de oplossing, van problemen. Door hier gericht ruimte en aandacht aan te geven kan de jeugdige en/ of zijn ouders hun eigen kracht benutten en vergroten. Niet het aanbod van de voorzieningen, maar de vraag van de inwoner, de eigen mogelijkheden van de inwoner en de directe omgeving staan hierbij centraal. Iedere inwoner doet, naar eigen vermogen op maximaal niveau, mee aan de samenleving. Ondersteuning sluit dan ook zoveel mogelijk aan op de eigen initiatieven van inwoners en richt zich op de versterking van het sociaal netwerk, vrijwillige inzet en de activering en participatie van inwoners. Blijkt de eigen kracht van de jeugdige, zijn ouder(s) en hun informele netwerk ontoereikend, pas dan wordt ondersteuning geboden.

  • 3.

    Normaliseren: Opvoeden en opgroeien is een natuurlijk en dynamisch proces waarbij ouder(s), jeugdigen en de directe omgeving elkaar beïnvloeden op basis van wederzijds begrip en respect. Soms kan opvoeden ook lastig zijn. Dan moeten informatie, advisering, ondersteuning en hulp beschikbaar zijn. Wanneer er hulp geboden wordt, is dit gericht op het herstel van het normale leven. Het uiteindelijke doel is om, als het kan, zo snel mogelijk (weer) zonder hulp verder te kunnen. Bij voorkeur wordt hulp daarom zoveel als mogelijk thuis geboden of in een situatie die het meest op thuis lijkt. Opname in een verblijfssetting wordt zoveel mogelijk voorkomen. Waar mogelijk worden ambulante alternatieven ingezet in plaats van verblijf. Daarnaast geldt dat het gebruik van jeugdhulp een uitzondering is. Waar passend wordt samen met de jeugdige en het gezin zo snel mogelijk een alternatief voor specialistische jeugdhulp gezocht dat aansluit bij het ‘normale’ leven en de directe omgeving van de jeugdige en het gezin. Er wordt actief ingezet op preventie en vroegsignalering om waar mogelijk te voorkomen dat jeugdigen in een (specialistisch) jeugdhulptraject instromen.

  • 4.

    Optimale kansen: Jeugdigen moeten optimale kansen krijgen om zich te ontwikkelen, waardoor zij, nu en later, naar vermogen kunnen deelnemen en bijdragen aan de maatschappij. Dit houdt onder andere in dat alle jeugdigen die onderwijs kunnen volgen, daadwerkelijk onderwijs genieten. Alle mogelijkheden voor het volgen van onderwijs worden benut in samenwerking met samenwerkingsverbanden en scholen, het Wijkteam en jeugdhulpaanbieders. Hierbij wordt ingezet op het creëren van een volledige keten van onderwijs- en jeugdhulpvoorzieningen. Daarnaast gaat optimale kansen ook over het kunnen en mogen meedoen aan de maatschappij door onder andere deelname aan een (sport)club en/of muziekschool. Hierbij worden competenties en talenten van jeugdigen ontwikkeld en dragen de opgedane contacten bij aan het versterken van het netwerk van de jeugdige en het gezin.

  • 5.

    Doelgerichte hulpverlening: Het dient voorop te staan dat jeugdigen en gezinnen de juiste zorg en hulp krijgen. Daarbij geldt dat de hulp die wordt geboden zoveel mogelijk direct passend is (first time right). Dit brengt een integrale aanpak met zich mee en houdt in dat zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat naar verschillende instanties wordt doorverwezen, voordat de juiste hulp geboden kan worden. Daarnaast wordt er door middel van het ondersteuningsplan gericht aan doelen gewerkt om, de door de jeugdige en/of zijn ouders gestelde, resultaat te behalen.

Hoofdstuk 2. Voorveld

Artikel 3 Voorliggende en algemene voorzieningen

  • 1. Wanneer een jeugdige en/of ouder(s) aanspraak willen maken op jeugdhulp wordt er van hen verwacht dat zij eerst een oplossing zoeken in voorliggende en/of algemene voorzieningen.

  • 2. Een voorliggende voorziening is een voorziening die rechtstreeks en openbaar toegankelijk is en die niet wordt georganiseerd door de gemeente.

  • 3. Een algemene voorziening is een voorziening die rechtstreeks toegankelijk is zonder toegangsbeoordeling, of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.

  • 4. De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Jeugdgezondheidszorg;

    • b.

      Informatie, training en opvoedadvies;

    • c.

      Kortdurende pedagogische ondersteuning;

    • d.

      Jeugd- en Jongerenwerk;

    • e.

      Jeugd- en gezinsondersteuning vanuit het Wijkteam;

    • f.

      Praktijkondersteuner Huisartsen GGZ Jeugd (POH GGZ Jeugd).

Artikel 4 Individuele jeugdhulpvoorzieningen

  • 1. Een individuele jeugdhulpvoorzieningen is een specialistische jeugdhulpvoorziening die door het College wordt toegekend en verstrekt aan de in de gemeente Katwijk woonachtige jeugdige en/of ouder(s). Een individuele jeugdhulpvoorziening kan in natura of als persoonsgebonden budget (pgb) worden verstrekt.

  • 2. Een individuele jeugdhulpvoorziening kan alleen worden verstrekt indien er geen oplossing gevonden kan worden door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van voorzieningen die beschikbaar zijn op grond van voorliggende wetten als de Wet langdurige zorg, Wet maatschappelijke ondersteuning, Participatie, Wet Passend Onderwijs en de Zorgverzekeringswet.

  • 3. Een individuele jeugdhulpvoorziening kan alleen worden verstrekt in situaties, waarbij geen oplossing gevonden kan worden in het benutten van mogelijkheden in het kader van Eigen Kracht.

  • 4. Een individuele jeugdhulpvoorziening kan alleen worden verstrekt in situaties in situaties, waarbij geen oplossing kan worden gevonden in algemene of voorliggende voorzieningen.

  • 5. Onder de individuele jeugdhulpvoorzieningen vallen specialistische jeugdhulpvoorzieningen. Deze zijn opgedeeld in segmenten.

    • a.

      behandeling met verblijf;

    • b.

      wonen;

    • c.

      dagbehandeling en dagbesteding;

    • d.

      ambulante jeugdhulp;

    • e.

      onderwijs;

    • f.

      crisis;

    • g.

      veiligheid.

  • 6. Jeugdhulp op school is voorliggend aan de voorzieningen ambulante jeugdhulp.

  • 7. Jeugdhulp in groepsvorm is voorliggend op individuele vormen van Jeugdhulp.

  • 8. Het College heeft de bevoegdheid de in lid 5 genoemde individuele voorzieningen in nadere regels te specificeren en/of een deel daarvan als vrij toegankelijk te benoemen.

  • 9. Het College kan nadere regels stellen ten aanzien van de duur en maximaal aantal uur waarop aanspraak kan worden gemaakt.

  • 10. Het College zorgt ervoor dat inwoners een beroep kunnen doen op kosteloze, onafhankelijke cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is. Daarnaast wijst het College de jeugdige en/ of ouder(s) op de mogelijkheid hiervan gebruik te maken. Deze cliëntondersteuning kan steun bieden in de gesprekken met het Wijkteam of andere professionals in het jeugdhulpdomein.

Artikel 5 Wijkteam

  • 1. Het College draagt zorg voor een Wijkteam.

  • 2. Het Wijkteam is een multidisciplinair team bestaande uit sociaal professionals. Zij bieden ondersteuning en zorg aan jeugdigen en volwassenen en verzorgen toeleiding naar algemene en individuele voorzieningen. Zo nodig worden professionals uit verschillende leefdomeinen in een gezamenlijke aanpak bij elkaar gebracht. Het Wijkteam werkt volgens het principe één gezin, één plan en één regisseur.

  • 3. Ten aanzien van jeugdhulpvragen biedt het Wijkteam consultatie en advies, basisdiagnostiek en zorgcoördinatie. Ambulante jeugdhulp en preventieve groepsgerichte trainingsaanbod wordt verricht door de jeugdhulpverlener van het Wijkteam.

Hoofdstuk 3. Behandeling Ondersteuningsvraag

Artikel 6 Behandeling ondersteuningsvraag

  • 1. Iedere jeugdige en/of ouder woonachtig in de gemeente Katwijk met een ondersteuningsvraag kan zich wenden tot:

    • 1.

      het Wijkteam, of;

    • 2.

      een bevoegde professional zoals een huisarts, medisch specialist of jeugdarts.

  • 2. In het geval dat de ondersteuningsvraag is gesteld aan het Wijkteam, vindt in navolging daarvan zo spoedig mogelijk een gesprek plaats tussen de jeugdige en/of zijn ouders en het Wijkteam.

  • 3. De jeugdige en/of zijn ouders verstrekken desgevraagd aan het Wijkteam voorafgaand aan of tijdens het gesprek alle gegevens, die naar het oordeel van het Wijkteam voor het onderzoek nodig zijn.

  • 4. Het Wijkteam verzamelt in overleg met de jeugdige en/of de ouders de noodzakelijke en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie.

  • 5. Het Wijkteam informeert de jeugdige en/of de ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 6. Het Wijkteam stelt in een of meerdere gesprek(ken) samen met de jeugdige en/of zijn ouders vast:

    • a.

      Wat de ondersteuningsvraag is met daarbij specifiek aandacht voor de gezinssituatie op de verschillende leefgebieden, dit vormt de basis van de integrale werkwijze;

    • b.

      Wat de opgroei- en opvoedingsproblemen stoornissen en psychische problematiek zijn met daarbij specifiek aandacht voor de beoogde resultaten van de ondersteuning;

    • c.

      Of en welke ondersteuning nodig is rekening houdend met leeftijd en ontwikkelingsniveau, met daarbij specifiek aandacht voor de aard en omvang van de ondersteuning.

    • d.

      Op welke wijze de ondersteuningsvraag opgelost kan worden, met daarbij specifiek aandacht voor:

      • i.

        Wat de jeugdige, zijn ouder(s) en het sociale netwerk met de eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen zelf kunnen doen en wat naar algemene maatstaven van hen verwacht magen worden (gebruikelijke hulp). Als kader kan hierbij gebruik gemaakt worden van hoofdstuk 4 van de CIZ indicatiewijzer versie 7.1 van juli 2014 (toelichting op de beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2014);

      • ii.

        Of en welke ondersteuning nodig is vanuit de voorliggende en algemene voorzieningen;

      • iii.

        Of en welke ondersteuning nodig is in de vorm van een individuele voorziening;

      • iv.

        Op welke wijze de ondersteuning afgestemd moet worden met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, wonen of werk en inkomen;

      • v.

        Of er sprake is van de wens voor een pgb en

      • vi.

        Of een pgb passend is voor de situatie en of het beheren en of uitvoeren ervan niet tot overbelasting leidt. Het College stelt nadere regels over overbelasting.

    • e.

      Wanneer en op welke wijze wordt geëvalueerd of aan de ondersteuningsvraag is voldaan of dat het ingezette ondersteuningsbeleid gewijzigd dient te worden.

  • 7. Het Wijkteam en de jeugdige en/of zijn ouders leggen de zaken genoemd in het zesde lid vast in een ondersteuningsplan dat door het Wijkteam en de jeugdige en/of zijn ouders ondertekend wordt.

  • 8. Als een jeugdige en/of zijn ouders zich bij een jeugdhulpaanbieder meldt met een verwijzing, niet via het Wijkteam, dan beoordeelt de jeugdhulpaanbieder vervolgens met deze verwijzing inhoudelijk welke diensten de jeugdige precies nodig heeft, met welke frequentie en voor hoe lang (de duur en de omvang).

  • 9. Een jeugdhulpaanbieder past bij de beoordeling zoals genoemd in lid 8 en bepaling van de inhoud van de voorziening de werkwijze toe zoals het Wijkteam deze toepast, en betrekt in haar oordeel de eigen kracht, het sociale netwerk, algemene (voorliggende) voorzieningen en de goedkoopst adequate individuele voorziening. De jeugdhulpaanbieder treedt in overleg met de het Wijkteam als dat nodig is.

Artikel 7 Toekennen individuele jeugdhulpvoorziening

  • 1. Het College besluit binnen 8 weken na aanvraag over toekenning van een individuele jeugdhulpvoorziening. Als aanvraag wordt enkel aangemerkt een door het Wijkteam en de jeugdige en/of diens ouders ondertekend ondersteuningsplan.

  • 2. In afwijking van het eerste lid blijft een ondersteuningsplan achterwege na verwijzing door een bevoegd professional zoals de huisarts, medisch specialist of jeugdarts, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 3. Wanneer het oordeel van de jeugdhulpaanbieder is dat de inzet van jeugdhulp die benodigd is de grenzen van de verordening of de door het College gestelde nadere regels overschrijdt, besluit het College niet over toekenning van een individuele jeugdhulpvoorziening voordat de jeugdhulpaanbieder de overschrijding nader heeft gemotiveerd.

  • 4. Het College legt haar besluit als bedoeld in voorgaande leden vast in een beschikking in ieder geval:

    • a.

      Bij de verstrekking van een pgb;

    • b.

      Bij de afwijzing van een aanvraag;

    • c.

      Bij een verzoek van de jeugdige en/of zijn ouders om een beschikking te ontvangen.

  • 5. Een jeugdige die de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt en die de jeugdhulp heeft aangevraagd ontvangt een beschikking aan zijn persoon gericht.

Hoofdstuk 4 Kaders Jeugdhulp

Artikel 8 Kaders Jeugdhulp

  • 1. Het College kan nadere regels stellen om te bepalen welke aanbieder(s) de noodzakelijke ondersteuning mogen bieden.

  • 2. Het College kan doorverwijzen naar zorg in natura voor zover dit financieel past binnen het met de jeugdhulpaanbieder afgesproken maximale financiële plafond in betreffend jaar.

  • 3. De ondersteuning gaat niet eerder in dan de datum van het ondertekenen van de aanvraag.

  • 4. Het College kan, na zorgvuldige afweging, de ondersteuning voor een kortere termijn toekennen dan door de jeugdige en/of zijn ouder(s) wordt gevraagd.

  • 5. Het College evalueert ten minste 1 keer per jaar in een evaluatiegesprek met de jeugdige en/of het gezin en de jeugdhulpaanbieder de resultaten van de afspraken gemaakt in het ondersteuningsplan. Zo nodig wordt het plan en de versterkte individuele voorzieningen bijgesteld.

Artikel 9 Passende Onderwijsplek

  • 1. Het College maakt aanvullende afspraken met de samenwerkingsverbanden primair- en voortgezet onderwijs over:

    • a.

      de basis- en extra ondersteuning die de school zelf biedt en het vastleggen van afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplicht in het onderwijsperspectiefplan (OPP);

    • b.

      de uitvoering van de werkwijze integraal arrangeren;

    • c.

      de gezamenlijke onderwijszorgarrangementen en de toegang hiertoe;

    • d.

      de uitstroom van dagbehandeling/dagbesteding naar onderwijs en van onderwijszorgarrangementen terug naar onderwijs;

    • e.

      de weg naar inclusiever onderwijs en de rol en verantwoordelijkheden van het onderwijs en gemeenten hierin.

  • 2. Het College en de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs leggen de afspraken als bedoeld in het eerste lid vast in een handreiking.

Artikel 10 Van 18- naar 18+

  • 1. Uiterlijk wanneer een jeugdige 16,5 jaar oud is stelt de betrokken hulpverlener, indien van toepassing samen met het Wijkteam, met de jeugdige een perspectiefplan op. Dit plan gaat naast zorgcontinuïteit in op relevante leefdomeinen zoals wonen, werk, onderwijs, inkomen, gezondheid, financiën en vrije tijd. Er wordt beschreven wat de stand van zaken is en welke doelen nog bereikt gaan worden. Uiteraard wordt steeds gekeken wat nodig is en welke leefdomeinen voor een jongere belangrijk zijn. De jeugdhulpaanbieder begeleidt daarnaast actief bij de realisatie van deze doelen.

  • 2. Het College blijft verantwoordelijk voor het voortzetten van de jeugdhulp tot 23 jaar, behoudens artikel 1.1, lid 3 Jeugdwet als het om een vorm van jeugdhulp gaat die voor meerderjarigen niet op grond van een andere wet kan worden voortgezet (met name jeugd- en opvoedhulp, niet zijnde - GGZ of jeugd-LVG).

Artikel 11 Kwaliteitskaders

  • 1. Jeugdhulpaanbieders (voor zowel ZiN als PGB) moeten voldoen aan de volgende eisen. Zij:

    • a.

      hebben enkel medewerkers in dienst die in bezit zijn van een Verklaring Omtrent Gedrag;

    • b.

      beschikken over een passende aansprakelijkheidsverzekering;

    • c.

      verlenen veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte hulp;

    • d.

      werken volgens de norm van verantwoorde werktoedeling; https://professionaliseringjeugdhulp.nl/assets/brochures/kwaliteitskader-Jeugd-v2.1.pdf

    • e.

      werken volgens de richtlijn van 1Gezin 1Plan 1Regisseur;

    • f.

      dienen een kwaliteitssysteemborgingssysteem te hebben;

    • g.

      hebben een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • h.

      hebben een meldplicht bij een calamiteit;

    • i.

      hebben een meldplicht geweld bij de verlening van jeugdhulp;

    • j.

      hebben de beschikking over een klachtenprocedure;

    • k.

      hebben de beschikking over een cliëntenraad indien de Jeugdwet dat vereist;

    • l.

      hebben de verplichting een vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen;

    • m.

      staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als jeugdhulpaanbieder, hebben een KVK-nummer en staan geregistreerd bij het CIBG.

  • 2. Bij inzet van het Sociaal Netwerk, uitbetaald via een Pgb, zijn de kwaliteitseisen bij lid 1 sub a en sub c van toepassing. De kwaliteitseis in bij lid 1 sub a geldt niet in de gevallen dat de zorgverlener familie in de 1e lijn, is.

  • 3. Een professional is een MBO/HBO opgeleid persoon met algemene deskundigheid en brede kennis van jeugdhulp. De zorgorganisatie of ZZP’er staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 12 Crisishulp

  • 1. In crisisgevallen treft het College zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening, of vraagt het College een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet, aan.

  • 2. Gemandateerde verwijzers voor Crisis Jeugdhulp zijn het Crisis Interventie Team (CIT), het Wijkteam, (huis)artsen en Gecertificeerde Instellingen (GI).

  • 3. Het eerste contact tussen het gezin en de jeugdhulpaanbieder vindt plaats binnen maximaal 24 uur, op verzoek van een gemandateerde verwijzer.

  • 4. Crisishulp start in eerste instantie met een ambulant traject. Plaatsing in een instelling wordt alleen gedaan als blijkt dat een ambulant traject ontoereikend is om de crisissituatie te stabiliseren. De plaatsing wordt zo kort als nodig ingezet waarbij er wordt gewerkt aan een snelle terugkeer naar huis.

  • 5. De plaatsing in een residentiële crisishulp betreft maximaal 6 weken, tenzij er geen passende vervolghulp beschikbaar is.

Artikel 13 Jeugdhulp bij kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering

  • 1. Het College zorgt voor inzet van de jeugdhulp die:

    • a.

      De rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, en/of

    • b.

      De rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.

Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budget

Artikel 14 Individuele jeugdhulpvoorziening via pgb

  • 1. Pgb-vaardigheid budgetverantwoordelijke

  • Het pgb brengt voor de budgetverantwoordelijke verantwoordelijkheden en verplichtingen met zich mee. Het Wijkteam bepaalt de pgb-vaardigheid van diegene die het Pgb budget gaat beheren (budgetverantwoordelijke). Deze vaardigheid wordt getoetst op de volgende onderdelen:

    • a.

      Kwaliteit van het persoonlijk budgetplan (pgb-plan)

    • b.

      Financieel beheer

    • c.

      Zorginhoudelijk beheer

    • d.

      Werkgeverschap

  • 2. Persoonlijk budgetplan

  • In afwijking van artikel zeven, eerste lid, wordt pgb aangevraagd middels een door het College vastgesteld pgb-plan. In het pgb-plan staat in ieder geval:

    • a.

      Welke soort en de mate van jeugdhulp de jeugdige en/of zijn ouder(s) willen inkopen met het pgb en wat het beoogde resultaat is;

    • b.

      Hoe het beoogde resultaat bijdraagt aan de doelen in het ondersteuningsplan;

    • c.

      Hoe de jeugdige en/of zijn ouder(s) de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uitvoeren, of wie hiervoor is gemachtigd;

    • d.

      Waarom de jeugdige en/of zijn ouder(s) de jeugdhulp “zorg in natura” niet passend vinden;

    • e.

      Hoe de kwaliteit van de zelf in te kopen jeugdhulp is gewaarborgd;

    • f.

      Hoe er wordt omgegaan met uitval door ziekte van de zorgverlener.

  • 3. Het tarief voor een pgb:

  • Is gebaseerd op een door de jeugdige en/of zijn ouder(s) opgesteld ondersteuningsplan over hoe zij het pgb gaan besteden:

    • a.

      Bedraagt niet meer dan het voor zorg in natura overeengekomen tarief van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura;

    • b.

      Is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen.

  • 4. Bij toekenning van afzonderlijke budgetten heeft de budgetverantwoordelijke binnen deze afzonderlijke budgetten bestedingsvrijheid ten aanzien van de keuze van zorgaanbieder.

  • 5. Het is niet toegestaan het budget voor professionele hulpverlening in te zetten voor niet-professionele hulpverlening.

  • 6. De budgetverantwoordelijke en/of budgethouder stemt met de zorgaanbieder af op welke wijze de ondersteuning plaatsvindt.

  • 7. Het pgb mag uitsluitend worden gebruikt voor de inkoop van de in de beschikking genoemde voorzieningen en ten behoeve van de verwezenlijking van de bij die voorzieningen genoemde doelen. Het budget kan niet besteed worden aan bemiddelings- en administratiekosten en er is geen eenmalig vrij te besteden bedrag.

  • 8. De wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld, is als volgt:

    • a.

      Indien voor een bepaalde voorziening geen adequate individuele voorziening in natura is ingekocht, wordt ter bepaling van de hoogte van het pgb:

      • één of meerdere offertes opgevraagd;

      • eventueel een nader gesprek gevoerd met de jeugdhulpaanbieder;

      • voor jeugd wordt het Tarievenoverzicht Zorg in Natura Jeugdhulp regio Holland Rijnland gehanteerd, als basis voor het toe te kennen bedrag aan pgb.

    • b.

      Als een zorgaanbieder voldoet aan de eisen zoals gesteld in het Besluit nadere regels jeugdhulp gemeente Katwijk, bedraagt het pgb maximaal 100% van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura. De zorgaanbieder wordt dan aangeduid als ‘professionele zorgaanbieder’;

    • c.

      Het pgb dat wordt ingezet voor diensten door ‘niet-professionele zorgaanbieder’ (bijvoorbeeld door iemand uit het sociale netwerk van de jeugdige en/of ouder(s)) bedraagt voor individuele ondersteuning en persoonlijke verzorging het vaste bedrag van € 17,- per uur.

    • d.

      Indien jeugdhulp geboden wordt door bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad is er altijd sprake van informele hulp en geldt het tarief voor 'niet-professionele zorgaanbieder’.

  • 9. Overwegende bezwaren zijn er als er een ernstig vermoeden is dat de problemen zal hebben met het omgaan met het Pgb. De situaties waarbij het risico groot is dat het Pgb niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel zijn bijvoorbeeld:

    • a.

      De jeugdige/ouder heeft als gevolg van een verstandelijke aandoening of stoornis of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie;

    • b.

      er sprake van schuld- en/of verslavingsproblematiek is;

    • c.

      er eerder misbruik gemaakt is van het Pgb;

    • d.

      eerder sprake is geweest van fraude.

Artikel 15 Inzet Niet-professionele zorgverlener

  • 1. De jeugdige en/of ouder(s) aan wie een Pgb wordt toegekend, kunnen alleen jeugdhulp betrekken van niet-professionele zorgaanbieder als aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de kwaliteit van de inzet van niet-professionele zorgaanbieders is aantoonbaar minimaal gelijkwaardig aan professionele ondersteuning;

    • b.

      de geboden hulp is passend, adequaat en veilig;

    • c.

      de niet-professionele zorgaanbieder heeft aangegeven dat de zorgverlening voor hem niet tot overbelasting leidt;

    • d.

      indien de niet-professionele zorgverlener een persoon uit het sociale netwerk betreft, mag deze op geen enkele wijze druk op de jeugdige en/of zijn ouder(s) hebben uitgeoefend bij hun besluitvorming.

  • 2. De jeugdige en/of ouder(s) aan wie een Pgb wordt toegekend kunnen alleen een niet-professionele zorgaanbieder inzetten voor:

    • a.

      begeleiding;

    • b.

      dagactiviteiten;

    • c.

      persoonlijke verzorging.

  • 3. Voor niet-professionele zorgaanbieder geldt een maximum uurtarief van 17 euro per uur voor maximaal 40 uur per week, overeenkomend met de RLZ, artikel 5.22, lid 5. Wanneer een informele hulp ook parttime of fulltime betaalde arbeid verricht, geldt een maximumaantal uren van de te verlenen hulp. De hulp op basis van een Pgb en de betaalde arbeid mag samen het gemiddelde van 48 uren per week niet overschrijden. Dit wordt gemeten over een periode van 16 aaneengesloten werkweken.

  • 4. Als er sprake is van ondersteuning door een persoon uit het sociaal netwerk, zal nadrukkelijk onderzocht worden of er geen sprake is van belangenverstrengeling.

  • 5. Het College staat het niet toe dat de jeugdhulpaanbieder (anders dan de aanbieder van gesloten jeugdhulp; zie artikel 8.1.1.2. van de Jeugdwet) het Pgb beheert, of dat er sprake is van een zakelijke relatie tussen Pgb-beheerder en jeugdhulpaanbieder, dan wel anderszins sprake is van mogelijke belangenverstrengeling. De Pgb-beheerder moet op een neutrale manier toezicht kunnen houden op de levering van de met het Pgb ingekochte diensten.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 16 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet doen een jeugdige en/of zijn ouder(s) op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het College mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele jeugdhulpvoorziening.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de Jeugdwet kan het College een beslissing aangaande een individuele jeugdhulpvoorziening herzien dan wel intrekken als het College vaststelt dat:

    • a.

      De jeugdige en/of zijn ouder(s) onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      De jeugdige en/of zijn ouder(s) niet langer op de individuele jeugdhulpvoorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      De individuele jeugdhulpvoorziening of het pgb niet meer toereikend is om de doelen te behalen;

    • d.

      De jeugdige en/of zijn ouder(s) niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele jeugdhulpvoorziening of het pgb;

    • e.

      De jeugdige en/of zijn ouder(s) de individuele jeugdhulpvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd en

    • f.

      De jeugdige of zijn ouder(s) het persoonsgebonden budget besteden aan een persoon die gebruikelijke hulp zou moeten bieden maar daartoe niet (meer) in staat is wegens overbelasting of dreigende overbelasting.

  • 3. Als het College een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens heeft plaatsgevonden, kan het College van degene die onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele jeugdhulpvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen een halfjaar na uitbetaling of binnen de termijn waarvoor het is toegekend niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 17 Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik

  • 1. Het College informeert jeugdige en/of ouder(s) in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Het College kan een toezichthouder aanwijzen die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

  • 3. Het College onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn. Tevens beoordeelt het College of de jeugdige en/of ouder(s) nog voldoet aan de criteria om voor een pgb in aanmerking te komen.

Artikel 18 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het College houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie.

Artikel 19 Vertrouwenspersoon

  • 1. Het College zorgt ervoor dat de jeugdige en/of ouder(s) een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2. Het College wijst de jeugdige en/of ouder(s) erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 20 Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het College betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het College legt periodiek ontwikkelingen en belangrijke te nemen beleidsmatige besluiten op het gebied van jeugdhulp ter advisering voor aan de inwonersadviesraad als bedoeld in de Verordening Inwonersadviesraad Sociaal Domein Katwijk 2021.

Artikel 21 Klachtregeling en Second Opinion

  • 1. Het College behandelt klachten van de jeugdige en/of ouder(s) die betrekking hebben op de wijze van afhandeling door of namens het College van jeugdhulpvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig de bepalingen van de vastgestelde regeling van klachtenbehandeling.

  • 2. Het College stelt een regeling vast die de jeugdige en/of zijn ouder(s) de mogelijkheid biedt van een herbeoordeling van de hulpvraag door een andere medewerker van het Wijkteam voor de gevallen dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) en de medewerker niet tot overeenstemming komen over de inhoud van een ondersteuningsplan.

Artikel 22 Toepassen verordening en stellen nadere regels

  • 1. Indien bij het toepassen en uitvoeren van deze verordening onduidelijkheid ontstaat over het gebruik, dan zijn de in de Jeugdwet opgenomen begrippen en bepalingen leidend.

  • 2. Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het College nadere regels stellen.

  • 3. Het College maakt nadere afspraken met de huisartsen, de medisch specialisten, de jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de verwijzing.

  • 4. Deze verordening wordt tenminste eenmaal per 2 jaar geëvalueerd. Het college communiceert hiertoe aan de gemeenteraad over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 23 Hardheidsclausule

Het College kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 24 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening jeugdhulp Katwijk 2021 wordt ingetrokken.

  • 2. Een jeugdige en/of ouder(s) houdt(en) recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp Katwijk 2021 totdat het College een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening jeugdhulp Katwijk 2021 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4. Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Katwijk 2021 geschiedt op grond van deze verordening, die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

Artikel 25 Inwerkingtreding

  • 1. De verordening treedt in werking op 1 januari 2022.

  • 2. De Verordening Jeugdhulp Gemeente Katwijk 2021 vervalt op 1 januari 2022.

Artikel 26 Citeertitel

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp Gemeente Katwijk 2022.

Ondertekening

Algemene toelichting Verordening Jeugdhulp 2022 gemeente Katwijk

De voorliggende Verordening jeugdhulp 2022 is een actualisatie van de huidige verordening jeugdhulp daterende uit 2021. Deze verordening is geschreven vanuit de lokale realiteit van de gemeente Katwijk, echter behoudt deze op onderdelen de regionale accenten gezien de regionale inkoop van jeugdhulp met de 13 gemeenten in de Holland Rijnland. De Jeugdwet en het op 12 maart 2020 vastgestelde Programmaplan Jeugdhulpaanbod vanaf 2021 Duin- en Bollenstreek geven de kaders voor deze verordening.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

Het aantal definities van artikel 1 is beperkt, aangezien de wet al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening. Deze wettelijke definities zijn dan ook niet nogmaals opgenomen in deze verordening. Dit zou overbodig zijn en bovendien voor verwarring kunnen zorgen als er bijvoorbeeld door een latere wetswijziging een verschil zou ontstaan tussen de omschrijving in de verordening en de wettelijke omschrijving.

Artikel 2 Uitgangspunten

Ouderlijke verantwoordelijkheid

Jeugdigen hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd is en waar een passend pedagogisch klimaat wordt geboden. Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid (en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles) waarbij stimulans wordt geboden nodig en passend bij hun ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

De zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de zorg bij kortdurende ziekte. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg voor de kinderen over.

Eigen Kracht

‘Eigen kracht’ kan verschillende zaken inhouden, zoals:

  • a.

    het aanspreken van een aanvullende verzekering;

  • b.

    het inzetten van vrijwilligers of mensen uit het sociale netwerk;

  • c.

    mogelijkheden van de ouder(s) zelf. Zoals het opnemen van zorgverlof/ ouderschapsverlof, het (tijdelijk) verminderen van het aantal arbeidsuren etc.

Hoofdstuk 2 Voorveld

Hoofdstuk 2 is een nadere uitwerking van artikel 2.9, onder a, van de Jeugdwet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de door het College te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, in onze verordening de individuele jeugdhulpvoorzieningen en algemene voorzieningen genoemd. Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 2.9 komt naar voren dat de burger recht heeft op een duidelijk beeld van het aanbod van de voorzieningen binnen de gemeente. In deze artikelen stelt de raad daarvoor de kaders en bepaalt dat het College nadere regels kan opstellen.

Artikel 3 Voorliggende en algemene voorzieningen

Artikel 3 regelt de jeugdhulpvoorzieningen die vrij toegankelijk zijn. Dit betekent dat een jeugdige en/of de ouder(s)s hier gebruik van kunnen maken zonder dat hiervoor een toegangsbeslissing van de gemeente of verwijzing van een arts noodzakelijk is. De in deze verordening genoemde algemene voorzieningen worden in de Jeugdwet `overige voorzieningen` genoemd.

Voorbeelden van voorliggende voorzieningen zijn:

  • a.

    buitenschoolse of naschoolse opvang of activiteiten, anders dan respijtzorg of opvang waaraan doelen zijn verbonden zoals bedoeld in artikel 2.3. van de Jeugdwet;

  • b.

    reguliere sport- en vrijetijdsvoorzieningen die toegankelijk zijn voor jeugdigen met een ondersteuningsvraag;

  • c.

    hulp bij plannen, overzicht houden en structureren en het verder ontwikkelen van executieve functies zoals het opstarten van taken en het uitvoeren van een planning zoals bijv. huiswerkbegeleiding in de markt georganiseerd;

  • d.

    coaching en/ of vaktherapieën die onder de (aanvullende) zorgverzekering vallen.

Artikel 4 Individuele jeugdhulpvoorzieningen

Bij individuele jeugdhulpvoorzieningen gaat het om situaties waarin ernstige of complexe problemen zijn en waarvoor meer of andere hulp nodig is, dan waarin het Wijkteam kan voorzien. In dit geval is het nodig dat de jeugdige en/of ouder(s) een aanvraag indienen. Voor deze niet vrij toegankelijke vormen van hulp zal eerst beoordeeld moeten worden of de jeugdige of zijn ouder(s) deze hulp daadwerkelijk nodig hebben. De gemeente bepaalt zelf welke hulp vrij toegankelijk is en welke niet.

Indien de jeugdige in aanmerking komt voor een Wet langdurige jeugdzorg, is deze wet voorliggend. Wel kunnen de ouder(s) voor vragen bij opvoeden en opgroeien terecht bij de Jeugdwet.

Lid 2 bepaalt dat in afstemming met jeugdhulpaanbieders, onderwijs en andere specialisten in het krachtenveld rondom jeugdhulp (Wet langdurige zorg, Zorgverzekeringswet, Wet passend onderwijs) er nieuwe en duidelijkere kaders geformuleerd zijn voor specifieke vormen van jeugdhulp. De belangrijkste afspraken zijn op het gebied van inhoudelijke afbakening, maximale ureninzet en duur van de inzet. Voor wat betreft het jeugdhulpproduct begeleiding zijn deze afspraken opgenomen in de contracten voor de gecontracteerde aanbieders. Door de toevoeging van dit lid beperken deze afspraken zich niet enkel tot de gecontracteerde zorg.

Lid 7 bepaalt dat waar jeugdhulp in een groep passend is deze vorm van zorg voor gaat op individuele vormen van jeugdhulp. De kracht van groepsbegeleiding is dat jeugdigen kunnen leren van en met elkaar. Het delen van kennis en ervaring draagt bij aan het vergroten van het zelfvertrouwen, zelfredzaamheid en het opbouwen van een steunnetwerk.

Wet langdurige zorg ( Wlz )

In de wet is vastgelegd wanneer iemand toegang heeft tot de Wlz (Art 3.2.1 Wlz): Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:

  • a.

    permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde of;

  • b.

    24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hemzelf te voorkomen;

  • c.

    door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft;

  • d.

    door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.

Zorgverzekeringswet ( Zvw )

Gaat een jeugdige met psychische klachten naar de huisarts en kan de huisarts deze klachten afdoende behandelen, dan is dit verzekerde zorg die onder de Zvw valt. Als de jeugdige is aangewezen op meer specialistische zorg en begeleiding, dan valt de geestelijke gezondheidszorg aan jeugdigen tot 18 jaar onder de Jeugdwet.

Intensieve Kind Zorg (IKZ) onder de Zvw

Jeugdigen die in aanmerking komen voor Intensieve Kind Zorg, zijn jeugdigen:

  • a.

    Met zwaar complexe somatische problematiek met een behoefte aan permanent toezicht;

  • b.

    Met lichtere complexe problematiek, waarbij 24-uur zorg per dag in de nabijheid nodig is in combinatie met specifieke verpleegkundige handelingen zoals intraveneuze medicatietoediening.

  • c.

    Zorg aan minderjarigen met ernstige medische problematiek die onder de verantwoordelijkheid staan van een medisch specialist of kinderarts.

  • d.

    Zorg en behandeling bij een zintuiglijke handicap, zoals kinderen en jongeren met een taalontwikkelingsstoornis kinderen die blind, slechtziend, doof of slechthorend zijn. Verblijf voor deze groep valt onder de Wet langdurige zorg (Wlz).

Voor intensieve kindzorg geldt dat naast verpleging en daarmee samenhangende verzorging ook begeleiding thuis, verblijf in een kinderhospice, verzorging en begeleiding op school, kortdurend verblijf en opvang in een verpleegkundig kinderdagverblijf inclusief het vervoer van en naar dit dagverblijf onder de Zvw- aanspraak vallen.

Toegang tot intensieve kindzorg en palliatief terminale zorg geschied via de wijkverpleegkundige van een thuiszorginstelling in de regio. Deze stelt de indicatie de indicatie op.

Overige zorg uit de Zvw

Indien er geen sprake is van IKZ, maar wel van verpleging valt ook dit onder de Zvw. Als verpleging en daarmee samenhangende persoonlijke verzorging samen worden aangeboden, vallen beiden onder de Zvw. Als verpleging wordt aangeboden met begeleiding komt de zorg uit twee wetten: verpleging valt onder de Zvw en de begeleiding valt onder de Jeugdwet.

Passend Onderwijs

Alle leerlingen die extra onderwijsondersteuning nodig hebben, zowel als er sprake is van een lichte als van een zware (onderwijs) ondersteuningsbehoefte, komen in aanmerking voor Passend onderwijs. Passend onderwijs houdt in dat scholen extra onderwijsondersteuning bieden. Het gaat dan om didactische en pedagogische ondersteuning die nodig is om de onderwijsdoelen te bereiken.

In de memorie van toelichting bij de Wet passend onderwijs staan de verantwoordelijkheden van de school beschreven: “De extra ondersteuning die leerlingen in het onderwijs ontvangen kan op veel verschillende manieren worden vormgegeven. Afhankelijk van de problematiek van de leerling en de mogelijkheden van de school zal de extra ondersteuning door de school worden ingezet. De ondersteuning zal er altijd op zijn gericht om de leerling verder te helpen in zijn onderwijsontwikkeling. Voorbeelden van ondersteuning van een leerling zijn speltherapie die erop is gericht om spelenderwijs leerproblemen aan te pakken, observatie, onderzoek of tijdelijke begeleiding door een orthopedagoog of een psycholoog, het aanschaffen van aangepast lesmateriaal (bijvoorbeeld pictogrammen of braille leerboeken), remedial teaching, begeleiding bij dyslexie, sociale vaardigheidstraining of kindcoaching.

(Bron: Memorie van Toelichting Wet Passend Onderwijs (TK 2011-2012, 33 106, nr. 3 p. 16).

Ook bij gedragsproblemen heeft de school een verantwoordelijkheid. In 2014 is de AWBZ-indicatierichtlijn aangepast (bij de invoering van de Wet passend onderwijs) en daarin staat beschreven welke verantwoordelijkheden de school heeft. In de AWBZ-indicatiewijzer 7.1 uit 2014 is daarover het volgende opgenomen: Als een kind vanwege een aandoening, stoornis of beperkingen gedrag heeft dat het leren bemoeilijkt, valt de daarbij behorende begeleiding onder het onderwijs. Het gaat daarbij om activiteiten die te maken hebben met de lessen, het leren, de vakinhoud en de pedagogische en didactische omgang én om alle activiteiten onder schooltijd die bij de behandelvorm ‘Behandeling gericht op herstel en/of het aanleren van vaardigheden of gedrag’ horen (p. 214 van de AWBZ-indicatiewijzer 7.1 uit 2014).

Vaktherapie

Er kan geen individuele jeugdhulpvoorziening worden verstrekt voor vaktherapie, tenzij dit een onderdeel is van een multidisciplinaire geneeskundige behandeling in het kader van de geneeskundige ggz. De desbetreffende jeugdhulpaanbieder kan dan onder eigen regie vaktherapie inzetten. Voor enkel vaktherapie kan geen individuele jeugdhulpvoorziening worden verstrekt en wordt verwezen naar de (aanvullende) zorgverzekering.

De Wet maatschappelijk ondersteuning (Wmo) verplicht gemeenten tot het inrichten van de functie onafhankelijk cliëntondersteuner voor het gehele sociale domein, dus ook voor cliënten van de Jeugdwet. In lid 10 wordt dit ook voor de Jeugdwet cliënten vastgelegd.

Lid 6 Vanuit het segment wordt jeugdhulp op school regionaal ingekocht en aangeboden. De gemeente bepaalt op welke scholen Jeugdhulp op school mag worden ingezet. De school selecteert de jeugdhulpaanbieder die Jeugdhulp op school biedt. Jeugdhulp op school wordt ingezet ter vervanging, ter voorkoming of ter verkorting van ambulante individuele jeugdhulp, dagbehandeling of dagbesteding. De jeugdhulp is aanvullend op de basisondersteuning die de school biedt vanuit de wet Passend Onderwijs en richt zich op het verminderen, stabiliseren, behandelen of omgaan met problemen. De Jeugdhulp op school is individueel en/of in groepsaanbod beschikbaar, afhankelijk van de jeugdhulpvragen van de school. Voor de inzet van deze vorm van jeugdhulp is een toeleiding vereist door de vaste contactpersoon van de het wijkteam op de school, in afstemming met het zorgteam. De inzet van de Jeugdhulp op school is gekoppeld aan het behalen van de doelen, zoals geformuleerd in het Ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) of begeleidingsplan.

De jeugdhulpaanbieder werkt volgens een, met gemeenten, onderwijs en de jeugdhulp aanbieder, afgestemd werkproces voor de inzet van jeugdhulp op school. Wanneer ook hulp in de thuissituatie nodig is stemt jeugdhulpaanbieder dit plan af met het gezinsplan (1G1P). Waar mogelijk biedt jeugdhulpaanbieder de ondersteuning ook thuis. Gemeenten bepalen de omvang van het aanbod vooraf.

Artikel 5 Wijkteam

In Katwijk vormt vanaf 2020 het Wijkteam de spil in de toegang tot ondersteuning op het gebied van wonen, werk, welzijn en zorg. Bij het gemeentelijk Wijkteam kunnen alle inwoners van 0 tot 100 jaar terecht met vragen of problemen. Dit is een multidisciplinair team met beroepskrachten vanuit verschillende disciplines. Inwoners hebben vaak hulpvragen op meerdere leefgebieden. Die vragen beïnvloeden elkaar. Daarom werkt het Wijkteam volgens een integrale werkwijze, waarbij de vragen in samenhang worden benaderd. Deze aanpak heet 1Gezin 1Plan 1Regisseur. De medewerkers die ondersteuning bieden in het kader van de Jeugdwet zijn SKJ geregistreerde jeugdprofessionals.

De ondersteuning van het Wijkteam richt zich op:

  • 1.

    het versterken van het sociale netwerk, waaronder familieleden, buren, vrienden, vrijwilligers en mantelzorgers en het toe leiden naar collectieve activiteiten in de nabije omgeving, waaronder sport, cultuur, vrije tijd en welzijn;

  • 2.

    kortdurende individuele ondersteuning gericht op de dagelijkse levensverrichtingen, opgroei- en opvoedondersteuning;

  • 3.

    begeleiding naar lichte hulp en consultatie bij de (jeugd)gezondheidszorg en het onderwijs.

Hoofdstuk 3 Behandeling Ondersteuningsvraag

In dit hoofdstuk wordt uitgewerkt hoe de gemeente de toeleiding naar jeugdhulp uitwerkt. In artikel 2.3 lid 1 van de Jeugdwet staat dat er deskundige toeleiding naar en advisering over jeugdhulpvoorzieningen beschikbaar moet zijn voor jeugdigen en ouders die jeugdhulpvragen hebben.

Er bestaat geen instrument of een set van richtlijnen die de toegang tot individuele jeugdhulp kan bepalen. Er zijn een aantal factoren, inschattingen, van belang bij de besluitvorming van professionals. De weging van deze factoren maakt de besluitvorming voor de toegang tot de Jeugdwet een professionele verantwoordelijkheid. Er bestaat voor de Jeugdwet vanwege de decentralisatie geen uniform afwegingskader om de besluitvorming rondom de toegang te faciliteren, zoals in de AWBZ het geval was.

Het College kan het AWBZ-afwegingskader wel gebruiken voor een eerste inschatting of de gevraagde hulp gebruikelijke zorg betreft. Met behulp van de Bijlage bij Hoofdstuk 4 Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van het kind kan een inschatting gemaakt worden van de zorg die in ieder geval tot de gebruikelijke zorg wordt gerekend. Dit protocol was bedoeld als weging bij de toegang tot AWBZ zorg en wordt nog steeds gebruikt bij de toegang tot Wlz zorg. Het is echter geen instrument om uitsluitend te gebruiken voor de toegang tot individuele jeugdhulp. Er zal dan ook altijd een inhoudelijke professionele afweging gemaakt worden.

Artikel 6 Behandeling ondersteuningsvraag

Lid 4 bepaalt dat het Wijkteam in overleg met de jeugdige en zijn ouders alle voor het gesprek noodzakelijk en toegankelijke gegevens verzamelt. Deze gegevensverzameling kan ook tijdens het gesprek plaatsvinden als door vraagverheldering alle relevante informatie vergaard wordt om een volledig beeld van de ondersteuningsvraag te krijgen.

Lid 6 bepaalt wat de ondersteuningsvraag is, wat de opgroei- en opvoedingsproblemen zijn, of en welke ondersteuning nodig is en op welke wijze de ondersteuningsvraag kan worden opgelost. Een zorgvuldig onderzoek vereist het op enigerlei doorlopen van de volgende stappen. Dit volgt uit onder andere de uitspraak van de CRvB van 1 mei 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:1477). Voor het onderzoek is in ieder geval het volgende van belang:

  • -

    Wat is de hulpvraag van jeugdige en/of ouder(s)?

  • -

    Wat kunnen de jeugdige en/of ouders zelf en met behulp van hun netwerk aan hun hulpvraag doen?

  • -

    Zijn er andere mogelijkheden bijvoorbeeld algemene voorzieningen of andere wetten (bijv. Wlz)?

  • -

    Wat is nodig vanuit de Jeugdwet?

Deze onderwerpen worden genoemd in de verordening om een beeld te scheppen van de inhoud van het gesprek en om aan te geven welke afwegingen spelen bij het in behandeling nemen van een jeugdhulpvraag.

Het Wijkteam is deskundig en bepaalt met de jeugdige en/of de ouders de inhoud van het gesprek. Bij het gesprek kunnen ook andere personen aanwezig zijn. Deze andere betrokkenen zijn personen die van belang zijn voor de jeugdige en/of de ouders en voor het bespreken van de jeugdhulpvraag. Dit kunnen bijvoorbeeld mensen zijn uit het sociale netwerk van de jeugdige of ouders, iemand van een specialistische jeugdhulpvoorziening of school. De jeugdige en/of ouders bepalen in overleg met de hulpverlener van het Wijkteam of er andere personen uitgenodigd zullen worden.

Onder i van lid 6d in hoofdstuk 4 van de CIZ indicatiewijzer versie 7.1 van juli 2014 (toelichting op de beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2014) worden kaders gegeven wat binnen de grenzen van gebruikelijke hulp valt. Ook wordt er bepaald dat alleen een individuele jeugdhulpvoorziening kan worden verstrekt als de jeugdige niet op eigen kracht of met hulp van zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving een oplossing voor zijn jeugdhulpvraag kan vinden.

Lid 7 bepaalt de vastlegging van het ondersteuningsplan. Als tijdens het gesprek is afgesproken dat er een ondersteuningsplan wordt opgesteld, wordt dit plan samen met de jeugdige en/of de ouders en mogelijk andere betrokkenen door de hulpverlener van het Wijkteam opgesteld. Het ondersteuningsplan wordt opgesteld aan de hand van de werkwijze één gezin - één plan. In het ondersteuningsplan staan in de eerste plaats de afspraken over wat de jeugdige en/of de ouders zelf gaan oppakken. Daarnaast wordt beschreven welke vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen en welke individuele jeugdhulpvoorzieningen nodig zijn. Het ondersteuningsplan vormt de verbinding met ondersteuning vanuit andere voorzieningen. Ook de eventuele wachtlijsten van jeugdhulpaanbieders en mogelijke tussenoplossingen om deze wachttijden te overbruggen worden in het ondersteuningsplan meegenomen. Het ondersteuningsplan is geen statisch document. Er kunnen afspraken aan toegevoegd worden, wanneer dat naar inzicht van de jeugdige en/of de ouders en het Wijkteam van belang is of indien er meerdere vragen/problemen in een gezin zijn, waardoor deze niet allemaal tegelijkertijd kunnen worden opgepakt.

Hoofdstuk 4 Kaders Jeugdhulp

Artikel 12 Crisishulp

In dit artikel staat dat het College in crisisgevallen een tijdelijke voorziening kan treffen. Dit is het geval als een spoedmachtiging is afgegeven door de rechter (of andere instantie) omdat onmiddellijke verlening van jeugdhulp noodzakelijk is en de reguliere machtiging niet kan worden afgewacht. De Jeugdwet noemt de inzet jeugdhulp in crisissituaties in artikel 6.1.3 en 6.1.8. Het kan zijn dat vanwege de crisis er nog geen goed gemotiveerde aanvraag is en dat nog niet duidelijk is of aan de voorwaarden voor een individuele voorziening is voldaan. Na het treffen van een tijdelijke voorziening zal daarin later worden voorzien.

Artikel 13 Jeugdhulp bij kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering

Het artikel gaat over de verplichtingen die de gemeente heeft als er een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering is opgelegd door de rechter. Zowel de kinderbeschermingsmaatregel als de jeugdreclassering worden uitgevoerd door een gecertificeerde instelling. De jeugdbeschermer en jeugdreclassering mogen in het kader van de maatregel, besluiten tot inzet van jeugdhulp. Dat de jeugdbeschermer en de jeugdreclasseerder deze bevoegdheid hebben staat in artikel 3.5 van de Jeugdwet. In het eerste lid wordt verwoord dat de gemeente zorg draagt voor een toereikend aanbod van jeugdhulpvoorzieningen, zodat de uitspraak van de rechter (of een andere instantie) kan worden uitgevoerd. Hiervoor verstrekt het College geen beschikking als bedoeld in artikel 6.

Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budget

Artikel 14 Individuele jeugdhulpvoorziening via pgb

Een persoonsgebonden budget (pgb) is een geldbedrag waarmee een persoon zelf jeugdhulp in kan kopen. Sinds 2015 wordt het pgb via trekkingsrecht geregeld. Bij trekkingsrechten komt het budget niet meer op de rekening van de budgethouder, maar bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) op de bankrekening te staan. De budgethouder stuurt de rekeningen voor het betalen van zorgverleners naar de SVB en zij controleert vooraf of het om verzekerde zorg gaat.

Lid 1 bepaalt de pgb-vaardigheid van de aanvrager. Het Wijkteam toetst deze pgb-vaardigheid op de volgende onderdelen.

  • a.

    Kwaliteit van het persoonlijk budgetplan

Een budgethouder is in staat om de doelstellingen en de resultaten, uit het ondersteuningsplan te kunnen vertalen in een persoonlijk budgetplan. De budgethouder zal voordat het pgb wordt toegekend een persoonlijk budgetplan moeten overleggen inclusief een daarbij horende zorgovereenkomst. Het invullen van het persoonlijk budgetplan en zorgovereenkomst vereist bepaalde vaardigheden.

Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee die gesteld worden aan een budgethouder of beheerder:

  • Kennis van het doel van de Jeugdwet.

  • Kennis hebben van beperkingen en stoornissen/ de hulpvraag.

  • Kennis hebben om de juiste ondersteunende activiteiten in te zetten en hun omvang om de geformuleerde doelstellingen/resultaten te kunnen behalen.

  • Kennis hebben van kosten in relatie tot de inzet van activiteiten.

  • Zelf het pgb-plan/budgetplan hebben opgesteld/ingevuld.

  • Kennis over hoe de zorgverlening te organiseren om resultaatafspraken te behalen.

  • Beheersen van de Nederlandse taal in woord en geschrift.

  • b.

    Financieel beheer

Een budgethouders moet in staat zijn een administratie te kunnen voeren. Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:

  • Kunnen ordenen

  • Facturen/declaraties kunnen controleren (passend binnen de zorgovereenkomst), accorderen en insturen.

  • Inzicht hebben in het beschikbare en benodigde budget.

  • Het budget voor de juiste doeleinden kunnen inzetten.

  • Acties kunnen uitzetten bij externen indien iets verandert of niet correct loopt.

  • Digitaal vaardig zijn.

  • c.

    Zorginhoudelijk beheer

In staat zijn om de doelstellingen in het ondersteuningsplan te volgen en te bewaken. Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:

  • Inzicht hebben in de activiteiten/ondersteuning die worden geleverd.

  • Opzetten van een werkrooster.

  • Inzicht hebben hoe deze ondersteuningsactiviteiten bijdragen aan de doelstellingen.

  • Acties kunnen uitzetten om bij te sturen dan wel in te grijpen.

  • In staat zijn om evaluatiegesprekken te voeren en de effecten te volgen en bij te sturen indien nodig.

  • In staat zijn om de juiste hulpverleners te kiezen passend bij de doelstellingen.

  • In staat zijn om afspraken te maken met de hulpverlener(s) en zorgovereenkomsten correct te kunnen invullen en afsluiten.

  • Aansturing en inwerken van de zorgverlener.

  • d.

    Werkgeverschap (3 dagen ondersteuning of meer)

De budgethouder moet in staat zijn de werkgeversverplichtingen voortkomend uit het pgb te kunnen vervullen (indien van toepassing). Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:

  • Het juiste type zorgovereenkomst kunnen kiezen.

  • Het kunnen kiezen voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde dan wel onbepaalde tijd.

  • Het kunnen hanteren van wel/geen proeftijd.

  • Via het portaal SVB-ziekmeldingen kunnen doen en de gemeente te informeren.

  • Doorbetalen van de hulpverlener bij ziekte.

  • Overeenkomen van een correct uurtarief conform het wettelijk minimumloon.

  • Correct hanteren van de opzegtermijn.

In lid 2. onder d wordt geregeld dat jeugdige en/of ouder(s) die vallen onder de Jeugdwet, gemotiveerd dienen aan te geven waarom een voorziening in natura niet passend en toereikend is. In die zin is zorg in natura voor Jeugdhulp een voorliggende voorziening ten opzichte van een pgb.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 16 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

Volgens de Jeugdwet is een jeugdige en/of de ouders verplicht mede te delen wanneer er zich nieuwe feiten en omstandigheden voordoen waarvan men redelijkerwijs kan verwachten dat die van invloed op het persoonsgebonden budget kunnen zijn. Dit wordt benadrukt in lid 1. Met deze Verordening wordt geregeld dat deze informatieplicht ook geldt voor zorg in natura.

In lid 2 wordt aangegeven dat de gemeente ook zelf de situatie kan bekijken en kan besluiten om een beslissing over individuele jeugdhulpvoorziening te herzien, in te trekken of terug te vorderen en onder welke omstandigheden de gemeente dit mag doen.

Artikel 18 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

In artikel 2.12 van de Jeugdwet staat omschreven dat de gemeente in de verordening moet regelen dat het College hierover afspraken moet maken. Via dit artikel voldoet de gemeente hieraan en geeft de raad deze opdracht aan het College. Naast de in dit artikel genoemde aspecten kunnen ook andere zaken in overweging genomen worden, zoals de NZA-richtlijnen (Nederlandse Zorgautoriteit) voor prijzen van jeugdhulp.

Artikel 19 Vertrouwenspersoon

De vertrouwenspersoon wordt landelijk geregeld. Gemeenten hebben er gezamenlijk voor gekozen dat de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) dit namens alle gemeenten inkoopt bij het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ), een stichting die op dit moment ook het vertrouwenswerk voor de jeugdzorg uitvoert.

Artikel 20 Inspraak en medezeggenschap

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over inspraak en medezeggenschap bij de gemeente. Opgemerkt wordt dat regeling van de inspraak en medezeggenschap in artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015, op grond van artikel 2.10 van de Jeugdwet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Dit leidt ertoe dat bij verordening moet worden bepaald op welke wijze ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van deze wet.

Artikel 21 Klachtregeling en Second Opinion,

Deze bepaling is aanvullend op de klachtregeling uit artikel 4.2.1 van de Jeugdwet en hoofdstuk 9 Klachtenbehandeling van de Algemene wet bestuursrecht. Het is zo dat de aanbieder in eerste instantie zal (moeten) worden aangesproken bij klachten van jeugdigen en/of ouders over de behandeling. Het Programmaplan zegt daarover ‘Het effectief en laagdrempelig bemiddelen bij en afhandelen van klachten van cliënten is een verantwoordelijkheid van de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen’.

Artikel 22 Toepassen verordening en stellen nadere regels

Omdat de interpretatie van de verordening tot misverstanden kan leiden is in lid 1 van dit artikel geregeld dat bij dergelijke misverstanden moet worden teruggegrepen naar de Jeugdwet (inclusief memorie van toelichting). Zo kan worden achterhaald wat er precies met een bepaald woord of bepaalde term wordt bedoeld.

In lid 2 geeft de raad aan het College de bevoegdheid om nadere regels te stellen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening.

Lid 3 regelt dat het College met huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen afspraken zal maken over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid plaatsvindt. Dit komt overeen met artikel 2.7, lid 4 van de Jeugdwet. Waarschijnlijk zullen deze afspraken regionaal of op landelijk niveau worden gemaakt en worden daarna lokaal onder regie van de gemeente uitgewerkt.

Artikel 23 Hardheidsclausule

Dit artikel geeft het College de bevoegdheid om van deze verordening af te wijken in zeer schrijnende gevallen waarvoor geen passende voorziening volgens de regelgeving mogelijk is. De hardheidsclausule kan dan door het College ingezet worden bij uitzonderingsgevallen.

Artikel 24 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

De bedoeling daarvan is dat deze jeugdigen die recht hebben op een lopende voorziening een overgangsperiode krijgen waarin er voor hen niets verandert en zij zich kunnen instellen op de nieuwe situatie. De overgangsperiode verschilt naar gelang de resterende looptijd van het indicatiebesluit, maar eindigt in elk geval een jaar na inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 25 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding. De verordening zelf dient voor 1 januari 2022 te zijn vastgesteld door de raad.

Artikel 26 Citeertitel

Dit artikel geeft de officiële benaming weer. De verordening zal via deze naam zijn terug te vinden (conform de wet elektronische bekendmaking).