Gemeenschappelijke regeling Sociale Onderneming Regio Alkmaar

Geldend van 01-01-2022 t/m 16-05-2022

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Sociale Onderneming Regio Alkmaar

De colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk en Uitgeest,

OVERWEGENDE DAT

Genoemde gemeenten de mogelijkheden willen optimaliseren om mensen naar vermogen deel te laten nemen in de samenleving en perspectief te bieden op deelname

Genoemde gemeenten daartoe de Participatiewet gezamenlijk willen uitvoeren met behulp van één regionale uitvoeringsorganisatie en daartoe afspraken hebben gemaakt zoals vastgelegd in het Eindrapport Bouwen aan SORA d.d. …

de gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk de bestaande Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningsschap Noord Kennemerland 2015 daartoe willen wijzigen,

en de gemeente Uitgeest wil deelnemen aan de te wijzigen regeling

BESLUITEN

de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningsschap Noord Kennemerland 2015 per 1 januari 2022 inhoudelijk en in naam te wijzigen en opnieuw vast te stellen, c.q. per 1 januari 2022 deel te nemen aan de aldus inhoudelijk en in naam te wijzigen en opnieuw vast te stellen Regeling Werkvoorzieningsschap Noord Kennemerland 2015 overeenkomstig onderstaande tekst

Gemeenschappelijke regeling Sociale Onderneming Regio Alkmaar

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Voor toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      De wetten: De Wet sociale werkvoorziening, de Participatiewet en het daarop gebaseerde Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs), de Wet inburgering, zoals deze wetten en regelingen nu luiden of gaan luiden in de toekomst; hieronder worden mede begrepen de op hiervoor genoemde Wetten gebaseerde algemene maatregelen van bestuur, ministeriele besluiten en uitvoeringsvoorschriften evenals verordeningen, overige algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels van de gemeenten

    • b.

      Wgr: De Wet gemeenschappelijke regelingen.

    • c.

      SORA: Het rechtspersoonlijkheid bezittende openbaar lichaam Sociale Onderneming Regio Alkmaar, als bedoeld in artikel 2 van deze regeling

    • d.

      De gemeenten: De aan deze regeling deelnemende gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk en Uitgeest

    • e.

      De raden: De gemeenteraden van de aan deze regeling deelnemende gemeenten bedoeld onder ‘d’.

    • f.

      Het bestuur: Het Algemeen- en Dagelijks Bestuur tezamen.

    • g.

      Algemeen Bestuur: Het Algemeen Bestuur van SORA

    • h.

      Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van SORA

    • i.

      De voorzitter: De voorzitter van SORA

    • j.

      De secretaris: De directeur van SORA

    • k.

      De ambtenaar: De persoon die werkzaam is bij SORA, conform artikel 1 Ambtenarenwet

    • l.

      Schriftelijk: Per brief, waaronder mede wordt begrepen per e-mail.

    • m.

      College: Een van de deelnemende colleges van burgemeester en wethouders.

    • n.

      Uitvoeringsorganisatie: Het Sociale Werkvoorziening-bedrijf van SORA

  • 2. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, worden in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college, de burgemeester en de secretaris onderscheidenlijk gelezen SORA, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur, de voorzitter en de secretaris.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid genaamd: “Sociale Onderneming Regio Alkmaar (SORA)”, gevestigd te Alkmaar;

  • 2. Het rechtsgebied van SORA omvat het grondgebied van de door de Colleges vertegenwoordigde gemeenten.

Artikel 3 Doel en belang

  • 1. SORA heeft tot doel, met inachtneming van hetgeen hierover in de regeling is bepaald, om door een efficiënte en effectieve uitvoering van de Wetten en het gemeentelijke minimabeleid de belangen van de gemeenten gezamenlijk, en ieder afzonderlijk, te behartigen op het gebied van inburgering, arbeidsparticipatie, sociale werkvoorziening en beschut werk, het behoud, herstel en bevorderen van arbeidsbekwaamheid, alsmede voor het in dienst nemen van c.q. (bevorderen van) uitstroom naar arbeidsplaatsen bij andere werkgevers van personen met een arbeidsbeperking, arbeidsintegratie en, indien nodig, financiële inkomensondersteuning, schuldhulpverlening, bestrijding van armoede en het bevorderen van participatie in het maatschappelijk en sociale leven

  • 2. De deelnemers achten het ook in hun belang om de taken die zij zelf verzorgen en uitvoeren op het brede terrein van werk en inkomen zo efficiënt en effectief mogelijk in te richten en daarom heeft SORA mede tot doel om door middel van overleg het beleid zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen.

Artikel 4 Taken en overdracht bevoegdheden

  • 1. De colleges dragen aan SORA hun bevoegdheden over op grond van de in artikel 1, eerste lid onder a genoemde Wetten,

  • 2. De colleges dragen aan SORA hun bevoegdheden over tot het verlenen van ondersteuning op het gebied van het gemeentelijk minimabeleid (gebaseerd op de artikelen 108, 147 en 149 van de Gemeentewet).

  • 3. De uitvoering als bedoeld in het eerste lid heeft mede betrekking op:

    • a.

      het in dienst nemen/houden van personen, die op grond van de Wet sociale werkvoorziening daarvoor in aanmerking komen, voor zover voor die personen passende arbeid beschikbaar is;

    • b.

      het actief begeleiden van personen met een arbeidsbeperking naar werk bij een reguliere werkgever;

    • c.

      het oprichten en/of in stand houden van één of meer werkverbanden;

    • d.

      het oprichten van één of meer private ondernemingen, alsmede het deelnemen in private ondernemingen;

    • e.

      te besluiten op bezwaarschriften die in het kader van de uitgeoefende taken worden ingediend;

    • f.

      de behandeling en afhandeling van klachten op basis van de door het algemeen bestuur vast te stellen interne en externe klachtenregeling.

  • 4. Een college kan voor de uitvoering van afzonderlijke taken, binnen het belang en het doel van SORA als bedoeld in artikel 3, opdrachten tot dienstverlening verlenen aan SORA.

  • 5. SORA, of een directe dan wel indirecte dochteronderneming van SORA met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, kan met elke gemeente dienstverleningsovereen¬komsten overeenkomen met nadere afspraken ter uitvoering van de taken, bedoeld in dit artikel.

  • 6. SORA kan aan andere organen of rechtspersonen dan de deelnemende gemeenten (derden) diensten verlenen, binnen het belang en het doel van SORA als bedoeld in artikel 3, met dien verstande dat de omvang van deze taken niet meer mag bedragen dat toelaatbaar is op basis van de criteria voor inbesteding volgens het geldende aanbestedingsregime.

  • 7. Het Algemeen Bestuur van SORA regelt de voorwaarden waaronder de in de leden 5, 6, 7 en 9 genoemde taken worden uitgevoerd

  • 8. SORA kan door de colleges worden belast met de uitvoering van tijdelijke taken op grond van landelijke regelgeving, binnen het belang en het doel van SORA als bedoeld in artikel 3.

Artikel 5 Medewerkingsplicht

De colleges verplichten zich tot het medewerken bij het vinden en beschikbaar stellen van voldoende en geëigende werkzaamheden voor de personen als bedoeld in artikel 3, tweede lid van de regeling.

Hoofdstuk 2 Bestuur

Artikel 6 Bestuursorganen van SORA

Het bestuur van SORA bestaat uit:

  • a.

    Het Algemeen Bestuur;

  • b.

    Het Dagelijks Bestuur;

  • c.

    De voorzitter.

Artikel 7 Samenstelling Algemeen Bestuur

  • 1. Het Algemeen Bestuur staat aan het hoofd van SORA.

  • 2. De colleges wijzen uit hun midden ieder twee leden van het Algemeen Bestuur aan. De colleges kunnen voor ieder lid tevens één plaatsvervangend lid uit hun midden aanwijzen, dat het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt. Hetgeen in deze regeling is bepaald ten aanzien van een lid van het Algemeen Bestuur is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid

  • 3. De aanwijzing van de leden van het Algemeen Bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van de colleges der gemeenten in de nieuwe samenstelling. Wanneer een college hieraan niet voldoet, blijft het lid uit het desbetreffende college zijn lidmaatschap van het Algemeen Bestuur vervullen totdat de opvolger is aangewezen.

  • 4. De leden, de voorzitter inbegrepen, en de plaatsvervangende leden worden aangewezen voor een tijdvak van vier jaar. Ongeacht het tijdstip van benoeming treden zij af op de dag waarop de zittingsperiode van de colleges eindigt. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.

  • 5. Een lid dat de hoedanigheid als lid van het college verliest, houdt tevens op lid te zijn van het Algemeen Bestuur behoudens het gestelde in het zesde lid.

  • 6. Een lid van het Algemeen Bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Het lid deelt dit mede aan het college dat hem heeft aangewezen en aan het Algemeen Bestuur. Het lid blijft de functie waarnemen totdat een opvolger is aangewezen en deze de aanwijzing heeft aanvaard.

  • 7. In tussentijdse vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 8. Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is onverenigbaar met de dienstbetrekking van ambtenaar, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub k, alsmede met de dienstverbanden van de overige medewerkers.

  • 9. De leden van het Algemeen Bestuur, die in strijd handelen met het bepaalde in artikel 20 van de Wgr kunnen door het Algemeen Bestuur worden geschorst.

  • 10. Het Algemeen Bestuur kan op uitnodiging adviseurs aan zijn vergaderingen laten deelnemen. Deze adviseurs hebben geen stemrecht.

Artikel 8 De Voorzitter

De voorzitter is voorzitter van zowel het Algemeen Bestuur, als het Dagelijks Bestuur en wordt door het Algemeen Bestuur uit zijn midden aangewezen voor de duur van hun zittingsperiode. Hij blijft zijn functie waarnemen totdat in zijn opvolging is voorzien. Uit de overige leden van het Dagelijks Bestuur, zoals bedoeld in artikel 12, eerste lid, wordt een plaatsvervangend voorzitter aangewezen

Artikel 9 Werkwijze van het Algemeen Bestuur

  • 1. Het Algemeen Bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en verder zo dikwijls de voorzitter of het Dagelijks Bestuur dit nodig oordeelt of indien dit door tenminste drie leden van het Algemeen Bestuur schriftelijk en onder opgave van redenen wordt gevraagd. In het laatste geval wordt de vergadering binnen drie weken gehouden.

  • 2. De voorzitter belegt de vergaderingen en bepaalt de plaats en het tijdstip van de vergadering.

  • 3. Uiterlijk tien dagen vóór een vergadering van het Algemeen Bestuur worden, plaats en agenda bekend gemaakt door publicatie op de website van SORA. De agenda en de stukken, behalve die waarop geheimhouding rust, worden tegelijkertijd ter inzage gelegd bij het SORA.

  • 4. De leden en adviseurs worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste acht dagen tevoren, met gelijktijdige toezending van de agenda, schriftelijk ter vergadering opgeroepen.

  • 5. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter of de secretaris in het bestuur worden deze vervangen door de vicevoorzitter, respectievelijk de plaatsvervangend secretaris. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter, de (plaatsvervangend) secretaris en de vicevoorzitter wijst het Algemeen Bestuur één van zijn leden aan die de voorzitter vervangt.

  • 6. De stemverhouding in het Algemeen Bestuur is als volgt:

    • a.

      elk lid dat afkomstig is uit een gemeente met een inwonertal tot 20.000 inwoners heeft één stem;

    • b.

      elk lid dat afkomstig is uit een gemeente met een inwonertal van 20.000 tot 40.000 heeft drie stemmen;

    • c.

      elk lid dat afkomstig is uit een gemeente met een inwonertal van 40.000 of meer heeft vijf stemmen

  • 7. Een vergadering van het Algemeen Bestuur wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van de zitting hebbende leden aanwezig is. Indien dit niet het geval is, wordt door de voorzitter een nieuwe vergadering uitgeschreven binnen veertien dagen te houden tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping c.q. de oproeping per e‐mail is gelegen. Het Algemeen Bestuur kan alleen over andere zaken dan de in de eerste vergadering vermelde zaken beraadslagen en besluiten indien blijkens de presentielijst meer dan helft van de zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 8. In de vergadering van het Algemeen Bestuur worden alle besluiten genomen bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

  • 9. Wanneer ten aanzien van zaken geen der leden stemming vraagt, wordt aangenomen dat conform het voorstel is besloten.

    Bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen dient steeds tot stemming te worden overgegaan, tenzij het Algemeen Bestuur unaniem besluit van stemming af te zien. Alsdan wordt, evenals ten aanzien van zaken, aangenomen dat conform het voorstel is besloten.

    Indien tot stemming wordt overgegaan, worden alle zaken mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, bij gesloten en ondertekende briefjes.

    Bij staking van stemmen over zaken wordt het nemen van een besluit tot de volgende vergadering uitgesteld. In deze vergadering wordt bij staking van stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. Bij staking van stemmen over personen wordt een herstemming gehouden, indien de stemmen bij herstemming staken, beslist terstond het lot.

  • 10. De leden van het Algemeen Bestuur zijn, wanneer belangen van personen en/of private onderdelen van SORA daardoor kunnen worden geschaad, tegenover derden, waaronder niet worden begrepen de colleges, tot geheimhouding verplicht van al hetgeen hen in de uitoefening van hun functie bekend wordt.

  • 11. Ten aanzien van het beraadslagen en besluiten is artikel 28 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 12. Het Algemeen Bestuur neemt geen besluiten als bedoeld in het dertiende lid dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten vooraf hun zienswijzen te kennen hebben gegeven.

  • 13. Tot de besluiten als bedoeld in het voorgaande lid worden in ieder geval gerekend:

    • a.

      het oprichten van of deelnemen in een vereniging, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij, naamloze of besloten vennootschap, stichting, vennootschap onder firma of maatschap;

    • b.

      het liquidatieplan bij uittreding en opheffing;

    • c.

      majeure beleidsbeslissingen.

  • 14. Om de raden van de deelnemende gemeenten in staat te stellen tijdig hun zienswijzen over belangrijke besluiten te geven worden de concepten daarvan aangeboden tenminste acht weken voordat over deze besluiten in het algemeen bestuur wordt beraadslaagd of besloten. De vertegenwoordigende organen kunnen bij het dagelijks bestuur hun gevoelens en bezwaren omtrent het voorstel indienen. Het dagelijks bestuur zendt de zienswijzen aan het algemeen bestuur, waarbij het dagelijks bestuur een advies omtrent de zienswijzen kan toevoegen.

  • 15. Het algemeen bestuur beslist niet dan nadat de raden tenminste acht weken de tijd hebben gehad te reageren op het voorgelegde besluit.

  • 16. Het algemeen bestuur kan bepalen dat naast de in deze regeling genoemde besluiten ook andere besluiten worden onderworpen aan de zienswijzenprocedure als bedoeld in het twaalfde lid.

Artikel 10 Openbaarheid vergaderingen

  • 1. Het Algemeen Bestuur vergadert in het openbaar. De vergaderingen worden, zo mogelijk op een zodanig tijdstip en plaats gehouden dat belangstellenden deze kunnen bijwonen.

  • 2. De deuren worden gesloten wanneer tenminste één vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of als de voorzitter dat nodig oordeelt. Het Algemeen Bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd. Omtrent de geheimhouding is het bepaalde in artikel 23 Wgr van toepassing. Alleen de leden van het Algemeen Bestuur zijn gerechtigd een besloten vergadering bij te wonen, tenzij door het Algemeen Bestuur in besloten vergadering anders wordt beslist. Van een besloten vergadering worden afzonderlijke notulen opgesteld.

  • 3. Artikel 24 van de Gemeentewet is op het houden van een besloten vergadering van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 Reglement van Orde

Het Algemeen Bestuur stelt een Reglement van Orde vast voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden. Het reglement en eventuele besluiten ter zake daarin aan te brengen wijzigingen, brengt het Algemeen Bestuur zo spoedig mogelijk ter kennis van de gemeentebesturen.

Artikel 12 Samenstelling Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur bestaat uit de voorzitter en (maximaal) twee andere leden, door en uit het Algemeen Bestuur aan te wijzen, met inachtneming van het daaromtrent in de regeling bepaalde.

  • 2. De leden van het Dagelijks Bestuur mogen nimmer de meerderheid van het Algemeen Bestuur uitmaken.

  • 3. Naast de in het eerste lid bedoelde leden kunnen door het Algemeen Bestuur andere leden worden benoemd, indien vanwege kennis van, ervaring in en/of betrokkenheid bij het bedrijfsleven een waardevolle bijdrage tot de uitvoering van doel‐ en taakstelling van SORA mag worden verwacht. Deze leden worden aangewezen van buiten de kring van het Algemeen Bestuur.

  • 4. De op grond van het vorige lid benoemde leden mogen nimmer de meerderheid van het Dagelijks Bestuur uitmaken.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur kiest uit zijn midden de vicevoorzitter, de penningmeester en de portefeuillehouder personeelszaken.

  • 6. Ambtenaren van SORA als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub k van de Regeling, alsmede de overige medewerkers zijn uitgesloten van benoeming als lid van het Dagelijks Bestuur.

  • 7. Alle in het eerste lid genoemde leden hebben in het Dagelijks Bestuur één stem.

  • 8. De zittingsduur van de leden van het Dagelijks Bestuur is gelijk aan die van het Algemeen Bestuur. Artikel 7, vierde lid is op hen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat aan een op grond van dit artikel benoemd lid tussentijds ontslag wordt verleend indien hij de hoedanigheid verliest op grond waarvan hij is benoemd.

  • 9. Het lid, dat ophoudt lid te zijn van het Algemeen Bestuur, houdt tevens op lid te zijn van het Dagelijks Bestuur.

  • 10. Het Algemeen Bestuur beslist bij aanvang van elke zittingsperiode ten spoedigste over de benoeming van de in het eerste lid vermelde leden in het Dagelijks Bestuur.

  • 11. Indien tussentijds een plaats van een lid in het Dagelijks Bestuur beschikbaar komt, benoemt het Algemeen Bestuur ten spoedigste een nieuw lid.

Artikel 13 Werkwijze Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of ten minste twee andere leden dit nodig oordelen.

  • 2. De vergaderingen van het Dagelijks Bestuur zijn besloten. Het Dagelijks Bestuur kan besluiten een openbare vergadering te houden

  • 3. In de vergadering van het Dagelijks Bestuur worden alle besluiten genomen bij meerderheid van uitgebrachte stemmen. Bij staking van stemmen wordt opnieuw gestemd. Staken de stemmen andermaal over hetzelfde voorstel, dan is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 4. Het bepaalde in artikel 9 tweede, vierde, vijfde, zevende en elfde lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Reglement van Orde

Het Dagelijks Bestuur stelt een Reglement van Orde vast voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden. Het reglement en eventueel daarin aan te brengen wijzigingen, brengt het Dagelijks Bestuur zo spoedig mogelijk ter kennis van het Algemeen Bestuur en van de gemeentebesturen. Het reglement van orde voor de vergaderingen kan regels geven omtrent de openbaarheid van de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur.

Artikel 15 Verantwoording en informatieplicht

Relatie Dagelijks Bestuur – Algemeen Bestuur

  • 1.

    De leden van het Dagelijks Bestuur zijn tezamen en ieder afzonderlijk aan het Algemeen Bestuur verantwoording schuldig voor het door het Dagelijks Bestuur gevoerde bestuur.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur geeft aan het Algemeen Bestuur alle informatie en inlichtingen die het Algemeen Bestuur voor de uitoefening van zijn taak, waaronder een juiste beoordeling van het door het Dagelijks Bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig heeft

  • 3.

    Het reglement van orde van het Algemeen Bestuur houdt bepalingen in over de wijze waarop het Dagelijks Bestuur en elk van zijn leden de hier bedoelde inlichtingen verstrekken en verantwoording afleggen.

  • 4.

    Een verzoek om inlichtingen te verschaffen en/of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd indien het openbaar belang zich er tegen verzet.

  • 5.

    Het Algemeen Bestuur kan besluiten een lid van het Dagelijks Bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het Algemeen Bestuur niet meer bezit.

Relatie Algemeen Bestuur – Colleges en Raden

  • 6.

    Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan het college dat hem heeft aangewezen en zijn raad alle inlichtingen die door het college, de raad, of één of meer leden daarvan worden verlangd.

  • 7.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan het college dat hem heeft aangewezen en zijn raad verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid

  • 8.

    De colleges bezitten de bevoegdheid om het door hen aangewezen lid of plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur ontslag te verlenen indien het college het vertrouwen in dat lid niet meer bezit.

  • 9.

    De raden en colleges bepalen de wijze waarop het verstrekken van inlichtingen als bedoeld in het eerste lid en het ter verantwoording roepen als bedoeld in het tweede lid plaatsvindt.

  • 10.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft geen inlichtingen en legt geen verantwoording af over zaken waaromtrent krachtens artikel 23 van de wet geheimhouding is opgelegd, behoudens na opheffing van de geheimhouding door het algemeen bestuur.

  • 11.

    Het algemeen bestuur verstrekt aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van de raden worden verlangd.

  • 12.

    Als onderdeel van de informatieplicht van het algemeen bestuur, als bedoeld in het tiende lid, stuurt het bestuur tweemaal per jaar een bestuursrapportage aan de raden van de deelnemende gemeenten. De bestuursrapportage is gebaseerd op de begroting en geeft een toelichting op de voortgang van de realisatie van de doelstellingen en een toelichting op de afwijkingen op de daarvoor beschikbaar gestelde budgetten. De rapportage gaat in op nieuwe ontwikkelingen, het financieel perspectief, de ontwikkeling van het weerstandsvermogen en de bedrijfsvoering.

Artikel 16 Taken/bevoegdheden van het bestuur

  • 1. Voor zover in deze regeling niet anders is bepaald, behoren aan het Algemeen Bestuur onder meer de volgende taken en bevoegdheden:

    • a.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen en reglementen;

    • b.

      het vaststellen van de begroting en de begrotingswijzigingen en het vaststellen van de jaarrekening, zulks met inachtneming van het bepaalde in de onderdelen "begroting" en "rekening en verantwoording" van deze regeling;

    • c.

      het vaststellen van de jaarlijks door de deelnemende gemeenten en de niet aan deze regeling deelnemende gemeenten, zoals geregeld in artikel 23, te betalen bijdragen.

    • d.

      het aangaan van geldleningen en het uitlenen van gelden;

    • e.

      het aangaan van rekening‐courant overeenkomsten, op grond van bij afzonderlijk besluit vastgestelde maximum kredietbedragen;

    • f.

      het oprichten van private werkverbanden of deelnemen daarin;

    • g.

      de aan‐ en verkoop van onroerende zaken.

  • 2. Voor zover in deze regeling niet anders is bepaald, behoren aan het Dagelijks Bestuur de volgende taken en bevoegdheden:

    • a.

      het voorbereiden, voor zover zulks niet aan anderen is opgedragen, van al hetgeen in het Algemeen Bestuur ter beraadslaging en ter beslissing moet worden gebracht;

    • b.

      Het uitvoeren van de besluiten van het Algemeen Bestuur;

    • c.

      hetzij op verzoek, hetzij uit eigen beweging, advies uitbrengen aan het Algemeen Bestuur, aan de colleges en aan de raden over zaken betreffende SORA;

    • d.

      het nemen van conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen wat nodig is ter voorkoming van verlies of verjaring van recht of bezit;

    • e.

      het beheren van de inkomsten en de uitgaven van SORA, voor zover dit niet bij of krachtens deze regeling aan anderen is opgedragen;

    • f.

      de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de administratie;

    • g.

      Het vaststellen van regels over de organisatie van het openbaar lichaam;

    • h.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van personeel;

    • i.

      het in dienst nemen, schorsen en ontslaan van personen in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, zulks met inachtneming van het bepaalde in die Wet en in deze regeling;

    • j.

      het afkondigen van de besluiten waarvan de afkondiging bij deze regeling of bij besluit van het Algemeen Bestuur is voorgeschreven;

    • k.

      met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 tweede lid van deze regeling het voorstaan en het behartigen van de belangen van SORA;

    • l.

      te besluiten namens het openbaar lichaam, het Dagelijks Bestuur of het Algemeen Bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het Algemeen Bestuur, voor zover het Algemeen Bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

Artikel 17 Bevoegdheden van de voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen en Dagelijks Bestuur. Bij afwezigheid wordt hij vervangen door de vicevoorzitter.

  • 2. De voorzitter is samen met de secretaris belast met de uitvoering van de besluiten van het Algemeen en Dagelijks Bestuur.

  • 3. De voorzitter ondertekent tezamen met de secretaris alle stukken welke van het Algemeen en het Dagelijks Bestuur uitgaan. De voorzitter kan onder eigen verantwoordelijkheid het tekenen van bepaalde stukken, welke van het Dagelijks Bestuur uitgaan, opdragen aan de secretaris van SORA

  • 4. De voorzitter vertegenwoordigt SORA in en buiten rechte. De voorzitter kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aangewezen gemachtigde.

  • 5. In gedingen met de gemeente van welk bestuur de voorzitter deel uitmaakt, wordt SORA vertegenwoordigd door de vicevoorzitter.

Artikel 18 De secretaris

  • 1. De directeur van SORA is tevens directeur van private onderdelen van SORA en is tevens secretaris van het (Algemeen- en Dagelijks) Bestuur.

  • 2. De secretaris vervult zijn functie met inachtneming van een door het Algemeen Bestuur vast te stellen instructie, die de taken en bevoegdheden van de secretaris regelt.

  • 3. De secretaris staat het Algemeen en Dagelijks Bestuur, de voorzitter en de commissie(s) bij, in alles wat de hen opgedragen taak aangaat.

  • 4. De secretaris is samen met de voorzitter belast met de uitvoering van de besluiten van het Algemeen en Dagelijks Bestuur.

  • 5. De secretaris draagt zorg voor de verslaglegging van de vergaderingen van het Algemeen en Dagelijks Bestuur.

  • 6. De secretaris ondertekent samen met de voorzitter alle stukken, welke van het Algemeen en het Dagelijks Bestuur uitgaan.

Hoofdstuk 3 Cliëntenraad en commissies

Artikel 19 Cliëntenraad

De raden van de gemeenten hebben cliëntenraden ingesteld, ten aanzien waarvan bij verordening regels worden, c.q. zijn gesteld.

Artikel 20 Commissies

  • 1. Het Algemeen Bestuur kan commissies van advies instellen, alsmede commissies ter behartiging van bepaalde belangen. Het Algemeen Bestuur bepaalt daarbij welke bevoegdheden aan de commissies worden toegekend en op welke wijze deze worden samengesteld.

    Het Algemeen Bestuur regelt de samenstelling van de commissie en kan een lid van het Dagelijks Bestuur aanwijzen dat voorzitter is van een commissie als bedoeld in dit artikellid.

  • 2. Het Algemeen Bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie met het oog op de behartiging van bepaalde belangen, dan nadat de raden van de gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het Algemeen Bestuur te brengen.

  • 3. De instelling van vaste commissies van advies aan het Dagelijks Bestuur of aan de voorzitter en de regeling van haar bevoegdheden en samentelling geschieden door het Algemeen Bestuur op voorstel van het Dagelijks Bestuur onderscheidenlijk van de voorzitter.

  • 4. Commissies van advies aan het Dagelijks Bestuur of de voorzitter, niet zijnde vaste commissies, worden door het Dagelijks Bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.

  • 5. De leden van commissies kunnen een vergoeding ontvangen voor het bijwonen van een vergadering van de commissie voor zover zij niet de functie van burgemeester, wethouder of secretaris vervullen.

  • 6. De hoogte van de in het vorige lid bedoelde vergoeding vindt plaats door het Algemeen Bestuur en in overeenstemming met artikel 21 van de Wgr.

Artikel 20a Gemeenschappelijke adviescommissie van raadsleden

  • 1. Op voorstel van de raden van de deelnemende gemeenten gezamenlijk stelt het algemeen bestuur een gemeenschappelijke adviescommissie in die het algemeen bestuur van advies kan voorzien, de besluitvorming van de raden van de deelnemende gemeenten met betrekking tot de regeling kan voorbereiden of de raden van advies kan voorzien.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden, de taken en werkwijze van de commissie, nadat het de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid heeft gesteld hun wensen en bedenkingen hieromtrent ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

  • 3. De commissie bestaat uit leden die per deelnemende gemeente door de raad uit zijn midden worden aangewezen. Een raad kan besluiten geen lid aan te wijzen.

  • 4. Het lidmaatschap van de gemeenschappelijke adviescommissie eindigt van rechtswege op het moment dat men ophoudt lid te zijn van de raad uit wiens midden men aangewezen is.

  • 5. Artikel 22 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing op de commissie.

  • 6. De leden van de gemeenschappelijke adviescommissie kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ontvangen. De hoogte van de vergoeding staat in redelijke verhouding tot de aan het lidmaatschap van de gemeenschappelijke adviescommissie verbonden werkzaamheden, mede rekening houdende met de vergoeding voor werkzaamheden welke het lid ontvangt uit hoofde van zijn lidmaatschap van de raad. De artikelen 96, tweede en derde lid, tweede zin, 98 en 99 van de Gemeentewet, alsmede de op grond daarvan gestelde nadere regels, zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Financiële bepalingen

Artikel 21 Voorschriften financieel beheer

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie en van het beheer van vermogenswaarden van SORA Deze regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van doelmatigheid en controle wordt voldaan.

  • 2. De administratie en het beheer, bedoeld in het eerste lid, worden verricht door de bij de in dat lid bedoelde regels aan te wijzen ambtenaren. Deze ambtenaren kunnen niet tevens secretaris zijn.

  • 3. Het Algemeen Bestuur stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de controle op de administratie en op het beheer van vermogenswaarden van SORA. Deze regels dienen onder meer te waarborgen dat de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de administratie en het beheer worden getoetst.

  • 4. De regels, bedoeld in het eerste lid, voorzien in de aanwijzing van één of meer accountants, belast met het onderzoek van jaarrekening alsmede met het ter zake uitbrengen van een verslag, dat - behalve de verklaring bij de jaarrekening - bevindingen bevat over de vraag of de administratie en het beheer voldoen aan eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid.

  • 5. Het boekjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 21a Kadernota

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 december van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2. De raden kunnen bij het dagelijks bestuur voor 1 maart van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient hun zienswijze over de algemene financiële en beleidsmatige kaders naar voren brengen.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt de kadernota vóór 15 maart vast.

  • 4. Het algemeen bestuur geeft in het besluit aan wat de overwegingen zijn geweest met betrekking tot de zienswijzen.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt het besluit en de kadernota aan de raden, binnen twee weken na de vaststelling als bedoeld in het derde lid.

Artikel 22 Begroting en jaarrekening

  • 1. Het Dagelijks Bestuur zendt uiterlijk 15 april voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient de conceptbegroting met toelichting en een meerjarenraming met toelichting voor tenminste drie op het begrotingsjaar volgende jaren, en uiterlijk 15 april volgende op het jaar waarop ze betrekking heeft, de conceptjaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2. De conceptbegroting en de conceptjaarrekening worden door de zorg van de colleges van de deelnemende gemeenten voor eenieder ter inzage gelegd en, tegen betalen van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de ter inzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven.

  • 3. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen 25 juni hun zienswijzen over de conceptbegroting en hun zienswijzen over de conceptjaarrekening naar voren brengen bij het bestuur van SORA

  • 4. Het Dagelijks Bestuur zendt de vastgestelde begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan de raden en aan Gedeputeerde Staten.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur zendt de vastgestelde jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft, aan de raden en aan Gedeputeerde Staten.

  • 6. De vaststelling van de jaarrekening strekt het Dagelijks Bestuur en de daartoe aangewezen functionaris tot decharge, behoudens later in rechte gebleken vastheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

  • 7. Het bepaalde in dit artikel is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 23 Bijdragen gemeenten

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt bij unanimiteit een bijdrageverordening vast, waarin in ieder geval wordt geregeld op welke wijze en in welke mate de gemeenten financieel bijdragen aan de middelen voor de instandhouding van SORA, overeenkomstig de inbreng van budgetten zoals overeengekomen in het Eindrapport Bouwen aan SORA.

Artikel 24 Samenstelling geldmiddelen en financieringsmiddelen

  • 1. De geldmiddelen van SORA bestaan uit:

    • a.

      middelen ten behoeve van de uitvoering van de taken als bedoeld in artikel 4 lid 1 en 2;

    • b.

      gemeentelijke bijdragen volgens het bepaalde in artikel 23 van de regeling;

    • c.

      opbrengsten van de bedrijven en deelnemingen van SORA;

    • d.

      opbrengsten uit détacheringen;

    • e.

      opbrengsten uit dienstverleningen van SORA;

  • 2. Voor de voorziening in financieringsmiddelen nodig voor de uitvoering van de doel‐ en taakstelling van SORA kunnen geldleningen worden aangegaan of op andere wijze financieringsmiddelen worden aangetrokken.

  • 3. De rentelasten van geldleningen en andere financieringsmiddelen, alsmede afschrijvingen op de met deze middelen gefinancierde objecten, worden jaarlijks in de exploitatiebegroting opgenomen.

  • 4. De gemeenten waarborgen de voldoening van de rente, aflossing en kosten van de door SORA te sluiten vaste geldleningen, alsmede van gelden die SORA in rekening‐courant of bij wijze van kasgeldleningen zal opnemen, naar evenredigheid van het aantal inwoners op 1 januari van het jaar waarin de overeenkomst voor de desbetreffende transactie wordt gesloten.

Artikel 25 Batige en nadelige saldi

  • 1. Mocht enig jaar een batig saldo opleveren dan wordt over de eventuele aanwending daarvan, passend bij het in de Wet bepaalde, beslist door het Algemeen Bestuur.

  • 2. Mocht enig jaar een nadelig saldo opleveren dan wordt dit nadelig saldo allereerst afgeboekt van de algemene reserve en indien deze uitgeput of onvoldoende is dan wordt het overblijvende saldo betrokken bij de afrekening van de bijdragen zoals geregeld in artikel 23 van de regeling.

  • 3. De in het eerste en tweede lid van dit artikel genoemde uitgangspunten treden niet buiten het kader van de financiële uitgangspunten voor gemeenschappelijke regelingen die regionaal zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 5 Overige en slotbepalingen

Artikel 26 Archief

  • 1. Het bestuur van deze regeling is verplicht de onder haar rustende archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden.

  • 2. Overeenkomstig een door het Algemeen Bestuur vast te stellen verordening draagt het Dagelijks Bestuur zorg voor de archiefbescheiden, met inachtneming van het bepaalde in de Archiefwet 1995.

  • 3. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13, eerste lid van de Archiefwet 1995, over te brengen archiefbescheiden wijst het Dagelijks Bestuur een archiefbewaarplaats aan.

  • 4. Ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, is, onder de bevelen van het Dagelijks bestuur, met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 of nadien gewijzigd, de archivaris belast. Met betrekking tot dit toezicht bevat de verordening bedoeld in het tweede lid de nodige bepalingen.

  • 5. De archivaris wordt door het Dagelijks Bestuur aangewezen, geschorst en ontslagen.

  • 6. Bij opheffing van de regeling worden alle bescheiden, die niet voor vernietiging in aanmerking komen, naar de aan te wijzen archiefbewaarplaats overgebracht.

Artikel 27 Toetreding

  • 1. Mits het Algemeen Bestuur unaniem instemt, kan een ander college c.q. kunnen andere colleges toetreden door toezending van de daartoe strekkende besluiten van haar organen.

  • 2. In het besluit van het Algemeen Bestuur kunnen aan de toetreding voorwaarden worden verbonden.

  • 3. De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de regeling is bekend gemaakt.

  • 4. Het Algemeen Bestuur kan de toetredende gemeente een inlegsom opleggen, waarvan het bedrag en de bestemming door dit bestuur wordt vastgesteld.

  • 5. Van ieder bericht van toetreding door één of meerdere gemeenten wordt onmiddellijk kennis gegeven aan de colleges, alsmede aan gedeputeerde staten.

Artikel 28 Uittreding

  • 1. Een gemeente kan, na verkregen toestemming van de gemeenteraad, uittreden door toezending van de daartoe strekkende besluiten van haar organen.

  • 2. Het Algemeen Bestuur bepaalt het tijdstip waarop de uittreding ingaat, met dien verstande dat dit tijdstip niet kan zijn gelegen op een datum later dan 3 jaar na de dag waarop het besluit, bedoeld in het 1ste lid, genomen is.

  • 3. Het Algemeen Bestuur stelt tenminste 3 maanden vóór het tijdstip van uittreding de financiële en andere gevolgen van de uittreding voor de betrokken gemeente vast, waaronder in ieder geval de gevolgen voor het personeel, contracten, huisvesting en investeringen evenals de uittreedsom.

  • 4. Van ieder bericht van uitreding door één of meerdere gemeenten wordt onmiddellijk kennis gegeven aan de colleges, alsmede aan gedeputeerde staten.

Artikel 29 Wijziging

  • 1. Wijziging van deze regeling is mogelijk zowel op voorstel van het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur, als het college van een gemeente.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde wijziging wordt door het Algemeen Bestuur aan de colleges van de gemeenten gezonden en is vastgesteld zodra zij, na verkregen toestemming van de raden, unaniem is aanvaard door de colleges van de gemeenten.

  • 3. De wijziging treedt in werking ‐ en indien niet anders bepaald ‐ op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de regeling is bekend gemaakt.

Artikel 30 Opheffing en liquidatie

  • 1. Tot opheffing van deze regeling kan slechts worden overgegaan nadat de colleges van de deelnemende gemeenten unaniem daartoe hebben besloten.

  • 2. Een besluit tot opheffing vermeldt de datum waarop de opheffing ingaat. De opheffing gaat eerst in nadat deze is bekend gemaakt.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur zal, nadat tot opheffing besloten is, overgaan tot de voorbereiding van de liquidatie van SORA en stelt daartoe zo spoedig mogelijk een ontwerp liquidatieplan op. Het liquidatieplan wordt ‐ nadat de raden van de gemeenten zijn gehoord ‐ vastgesteld door het Algemeen Bestuur. In het liquidatieplan kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die financiële en andere gevolgen die de opheffing voor de onderneming van SORA heeft.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur is belast met de liquidatie.

  • 6. Van het besluit tot liquidatie wordt Gedeputeerde Staten in kennis gesteld.

  • 7. Het openbaar lichaam blijft na zijn ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen nodig is.

Artikel 31 Overgangsrecht

  • 1. Deze gewijzigde regeling treedt in werking op 1 januari 2022, met dien verstande dat gedurende de periode van 1 januari 2022 tot 1 april 2022 de werking van deze regeling uitsluitend ziet op:

    • a.

      het samenstellen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 7 en 12.

    • b.

      de voorbereiding en inrichting van de organisatie alsmede de overgang van personeel. Indien het Gemeenteblad waarin dit besluit wordt geplaatst wordt uitgegeven na 31 december 2021, treedt het in werking op de dag na bekendmaking en werkt het terug tot en met 1 januari 2022.

  • 2. Gedurende de periode als genoemd in het eerste lid blijven de bestuursorganen van het Werkvoorzieningschap Noord Kennemerland hun functie vervullen.

  • 3. De verordeningen en regelingen en de (onder)mandaatbesluiten zoals vastgesteld en genomen door het algemeen bestuur onderscheidenlijk het dagelijks bestuur, onderscheidelijk de directie van het Werkvoorzieningschap Noord Kennemerland blijven van kracht tot dat het algemeen bestuur onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van SORA, onderscheidenlijk de directie besluit deze verordeningen en regelingen en de (onder)mandaatbesluiten in te trekken of te wijzigen.

  • 4. De op de dag, voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze gewijzigde regeling, voor de deelnemers geldende gemeentelijke voorschriften en beleidsregels betreffende de bij deze regeling gedelegeerde bevoegdheden, gelegen op het werkgebied van de bedrijfsvoeringsorganisatie Halte werk en van de werkorganisatie BUCH behouden hun rechtskracht, totdat het algemeen bestuur onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van SORA, deze voorschriften wijzigt of intrekt.

Artikel 32 Duur en inwerkingtreding

  • 1. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. Besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing, dan wel besluiten tot toetreding en uittreding treden in werking op de eerste dag van de maand volgend op die waarin deze besluiten zijn bekend gemaakt, tenzij in het betreffende besluit anders is bepaald.

  • 3. De gemeente Alkmaar draagt zorg voor publicatie in het Gemeenteblad, alsmede voor verzending van de regeling aan gedeputeerde staten.

Artikel 33 Citeertitel

De regeling kan worden aangehaald onder de titel:

Gemeenschappelijke regeling Sociale Onderneming Regio Alkmaar 2022

Ondertekening