Handboek kabels en leidingen Gemeente Zuidplas

Geldend van 31-12-2021 t/m heden

Intitulé

Handboek kabels en leidingen Gemeente Zuidplas

Nadere regels zoals bedoeld in artikel 3 van de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren Zuidplas.

Vastgesteld door het college van B&W van Zuidplas op 21 december 2021.

INLEIDING

1.1 Formele grondslagen

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Zuidplas,

Gelet op:

Artikel 3 van in de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren gemeente Zuidplas (AVOI) waarin opgenomen dat het college nadere regels vaststelt in de vorm van een handboek over de wijze van voorbereiding en uitvoering bij het leggen van kabels en leidingen in openbare gronden en medegebruik van voorzieningen;

overwegende dat:

  • 1.

    Het wenselijk is dergelijke nadere regels te stellen met de voorwaarden die van toepassing zijn op een melding of aanvraag voor werkzaamheden, respectievelijk voorschriften en beperkingen voor een vergunning of instemmingsbesluit;

  • 2.

    Het wenselijk is uniforme en heldere regels vast te stellen voor de wijze van voorbereiding en uitvoering bij het leggen van kabels en leidingen en medegebruik van voorzieningen;

heeft besloten:

Nadere regels vast te stellen inzake de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren gemeente Zuidplas (AVOI) in de vorm van voorliggend handboek kabels en leidingen gemeente Zuidplas waarin standaardbepalingen staan opgenomen voor het opnemen van de sleufverharding, het graven, aanvullen en verdichten van sleuven en het leggen van kabels en leidingen in openbare gronden die in eigendom en/of beheer zijn bij de gemeente Zuidplas.

1.2 Handboek kabels en leidingen

Het Handboek kabels en leidingen gemeente Zuidplas geeft invulling aan de bevoegdheid van het college om nadere regels vast te stellen aan de voorbereiding en uitvoering bij het ontwerp, aanleg, onderhoud, verlegging en verwijdering van kabels en leidingen en het medegebruik van voorzieningen.

Het handboek kabels en leidingen is door de gemeente Zuidplas van toepassing verklaard in alle gevallen waarin de gemeente, al dan niet op grond van een geldende verordening, overeenkomst of regeling, een graaftoestemming verleent voor werkzaamheden aan of ten behoeve van kabels en leidingen.

Doel van het handboek is:

  • 1.

    Het bevorderen van een veilige ligging en ordening van de (ondergrondse) infrastructuur;

  • 2.

    Het beperken van de overlast en het bevorderen van een veilige omgeving tijdens de werkzaamheden

  • aan (ondergrondse) infrastructuur;

  • 3.

    Het voorkomen van schade aan private en gemeentelijke eigendommen;

  • 4.

    Het borgen van de kwaliteit van de openbare ruimte.

Het bereiken en handhaven van deze doelstellingen wordt ondersteund door gedetailleerd uitgewerkte, uniforme voorbereiding, aanvraag- en uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van werken in het beheergebied van gemeente Zuidplas.

Het handboek kabels en leidingen is van toepassing op alle leidingen, zowel buisleidingen als kabels en geldt ook voor werken in/op nieuwbouwprojecten, voor zover deze onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid vallen.

De graaftoestemmingverlening is het gemeentelijke instrument om zorg te dragen voor de veiligheid, de beperking van overlast, het voorkomen van schade en het borgen van de kwaliteit van de openbare ruimte.

Het verband tussen de wetten, verordeningen en handboek kan als rangbepaling als volgt worden weergegeven:

  • 1.

    Wettelijke bepalingen, waaronder de Telecommunicatiewet en de Wet Informatie-uitwisseling

  • Bovengrondse en Ondergrondse Netten (WIBON);

  • 2.

    Lokale regelgeving, waaronder de APV, de AVOI en het Handboek Inrichting Openbare Ruimte gemeente Zuidplas

  • 3.

    Het handboek kabels en leidingen gemeente Zuidplas

BEGRIPPENLIJST

2.1. Rolverdeling

In de praktijk kan er een rolverdeling bestaan tussen netbeheerder - instemminghouder - en grondroerder. Ook kan het zijn dat deze rollen door één en dezelfde partij worden vervuld.

Voor de gemeente is echter alleen de instemminghouder zowel financieel, operationeel als juridisch te allen tijde aansprakelijk en verantwoordelijk voor het (doen) opvolgen van de bepalingen in het handboek. Dit ongeacht hoe de relatie tussen instemminghouder enerzijds en een eventuele net-beheerder en grondroerder anderzijds.

De gemeente behoudt zich het echter het recht voor om in dringende gevallen handhavingmaatregelen rechtstreeks met grondroerder af te handelen en de instemminghouder pas later daarvan in kennis te stellen.

2.2. Partijen

Gemeente:

College van burgemeester en wethouders van gemeente Zuidplas.

Grondroerder:

Degene, waaronder de netbeheerder, onder wiens verantwoordelijkheid of leiding graafwerkzaamheden worden verricht.

Gedoogplichtige:

Degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht of in artikel 5.2, eerste lid, van de Telecommunicatiewet.

Netbeheerder:

De rechtspersoon die is aangewezen als beheerder van een net of netwerk voor levering van elektriciteit, gas of water, dan wel aanbieder is van een (al dan niet openbaar) elektronisch communicatienetwerk.

Instemminghouder:

De natuurlijke of rechtspersoon, in de regel een netbeheerder, aan wie de gemeente vergunning of instemming heeft verleend voor het leggen, hebben, houden, onderhouden etc. van kabels en leidingen in gemeentegrond. Een derde partij kan optreden namens de netbeheerder in het instemmingaanvraag proces, mits rechtsgeldig en voldoende door deze gemandateerd.

Opdrachtgever:

De natuurlijke of rechtspersoon, die opdracht geeft tot het uitvoeren van (graaf)werkzaamheden. Een derde partij kan als opdrachtgever optreden namens de beheerder in het realisatieproces, mits rechtsgeldig en voldoende door netbeheerder en graaftoestemminghouder gemandateerd.

2.3. Begripsbeschrijvingen

As built tekening:

Een tekening die de gerealiseerde ligging aangeeft, welke leidingen gelegd zijn in X- , Y- en Z coördinaten volgens het RD-stelsel alsmede hoeveel leidingen gelegd zijn in een sleuf(deel). Het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting (RD-stelsel) is het coördinatensysteem van Nederland.

Beheerskosten:

Dit zijn de administratieve en coördinatiekosten van de gemeente die samenhangen met de (herstel)werkzaamheden van de netwerkbedrijven. Het kan hierbij gaan om coördinatie en behandeling instemmingaanvraag, voorinspectie tracé, coördinatie evenals begeleiding en toezicht van/op de werkzaamheden, inspectie na oplevering, administratieve nazorg, etcetera. Hierin speelt de vraag of een eventueel herstel is gedaan door het netwerkbedrijf of de gemeente geen rol.

Boring:

Het maken van een holle ruimte in de grond, zonder daarbij de omringende grondslag te ontgraven.

Breekverbod:

Tijdelijke opschorting, op last van de gemeente, van het instemmingbesluit en/of de melding op grond van extreme weersomstandigheden. Hieronder in ieder geval inbegrepen wateroverlast, zware sneeuwval of ijzel en strenge vorst. Grondslag voor de opschorting is de overlast voor de bewoners en/ of schade voor de gemeente door bijvoorbeeld breuk van vastgevroren bestratingmateriaal en/of niet goed te verdichten ondergrond dan wel het niet (meer) aaneengesloten kunnen afwerken van sleuven of verhardingen.

Buisleiding:

Holle buis voor het doorstromen van gassen of vloeistoffen, bestemd om hetzij een gas of een vloeistof te transporteren, hetzij een vloeistof als intermediair te gebruiken voor het transport van warmte of een opgelost of verpulverd product. Een voorziening ten behoeve van het inblazen en omvatten van (glasvezel)kabel is geen buisleiding maar wordt gelijkgesteld aan een kabel.

Calamiteit:

Een onvoorziene gebeurtenis zoals een onderbreking in de voorziening met een overschrijding van de voor verstoringen gehanteerde “normale” tijdsduur en aantal klanten, een aanzienlijke, ongecontroleerde waterlekkage of gasuitstroming onder hoge druk, of een ernstig ongeval door brand of explosie met een grote maatschappelijke impact ten aanzien van openbare orde en/of veiligheid.

Clustermelding:

Eén of enkele meldingen waarin de individuele werken gebundeld worden aangemeld wanneer er meerdere geplande werken opeenvolgend plaatsvinden binnen dezelfde straat.

Definitief herstel:

Het terugbrengen van de verhardingsmaterialen op een vakkundige wijze in zijn oorspronkelijk verband.

Degeneratiekosten:

De vergoeding voor versnelde degeneratie van het verhardingsoppervlak als gevolg van graafwerkzaamheden.

Digitaal K&L Platform MOOR

Dit is een digital platform welke door de gemeente Zuidplas wordt gehanteerd en waarmee de communicatie over kabels en leidingen met de gemeente Zuidplas dient te worden gevoerd.

Energie:

Gas en/of elektrische energie.

Fundering:

Een draagkrachtige, drukverdelende laag gelegen onder een verhardingslaag. Funderingen zijn onder te verdelen in:

. ongebonden of lichtgebonden fundering:

- ongebonden steenmengsels

- hydraulisch gebonden steenmengsels

- gebonden fundering:

- een met één of meer dan één bindmiddel gemengde laag

korrelvormig materiaal

- schuimbeton.

Gemeente:

Het College van B&W van de gemeente Zuidplas

Of

GTKL zijnde de gemeentelijk toezichthouder kabels en leidingen

Of

GCKL zijnde de gemeentelijke coordinator kabels en leidingen

Of

De wegbeheerder

Gesloten verharding:

Verhardingsconstructie bestaande uit een bitumen, cement of kunststof gebonden materiaal.

Graaflocatie:

De locatie waar graafwerkzaamheden worden verricht

Handholes:

Afsluitbare ondergrondse holle behuizing voor het onderbrengen van voornamelijk telecommunicatie appendages of apparatuur met toegangsluik onder de verharding of op maaiveldniveau. Een handhole moet altijd toegankelijk blijven.

Horizontaal gestuurde boring:

Een bestuurbare boortechniek, waarbij onder toevoeging van een steunvloeistof, na het uitvoeren van een zogeheten pilotboring en een ruimfase, een buis in de holle ruimte wordt getrokken.

(Huis)aansluiting:

Het gedeelte van de kabel of leiding door openbare grond dat een netwerk verbindt met een netwerkaansluitpunt ten behoeve van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met d, van de Wet Waardering Onroerende Zaken, of met een ander netwerk.

Instemmingbesluit:

Schriftelijk besluit van het college op een aanvraag van voorgenomen werkzaamheden voor de aanleg, het houden, het onderhoud, vervangen, verwijderen van één of meer kabels en leidingen, waaronder begrepen een netwerk van kabels en/of leidingen.

Instemminghouder:

De natuurlijke of rechtspersoon, in de regel een netbeheerder, aan wie de gemeente vergunning of instemming heeft verleend voor het leggen, hebben, houden, onderhouden etc. van kabels en leidingen in gemeentegrond. Een derde partij kan optreden namens de netbeheerder in het instemmingaanvraagproces, mits rechtsgeldig en voldoende door de netbeheerder gemandateerd.

Kabel- en/of leidingnet:

Het samenstel van in de gemeente in, op en/of boven de grond respectievelijk het water, gesitueerde voorzieningen die bedoeld zijn voor transport en distributie van energie en/of water. Te denken valt aan kabels, leidingen, stations, inrichtingen, toestellen, kasten, brandkranen, afsluiters, straatpotten en overige bedrijfsmiddelen die als vast onderdeel tot het net behoren, inclusief signaalkabels.

Kadaster-sectie KLIC:

Instantie die mede uitvoering geeft aan de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) en bijdraagt aan het voorkomen van graafschade, met als doelstelling zorgdragen voor de uitwisseling van kabel- en leidinggegevens.

Leggen van kabels en leidingen:

Het aanbrengen, leggen, onderhouden, omleggen, vernieuwen, herstellen en verwijderen van kabels en leidingen en het verrichten van de hierbij behorende werkzaamheden.

Ligginggegevens:

Gegevens over de werkelijke plaats van een leiding, zoals deze op het moment van vaststelling visueel waarneembaar en controleerbaar zijn.

Mantelbuis:

Beschermbuis om een leiding.

Montagegat c.q. lasgat:

Sleuven met over het algemeen beperkte afmetingen, die worden gemaakt t.b.v. de toegang tot een handhole, het opgraven van een kabelrol t.b.v. klantaansluitingen, het maken van aftakkingen, voor het herstellen van kabels c.q. leidingstoringen of voor inspectiedoeleinden.

Net of netwerk:

Samenstel van ondergrondse kabel(s) en/of leiding(en), bestemd voor het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie (een, al dan niet openbaar, elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1. onder e en h van de Telecommunicatiewet).

Netbeheerder / Netwerkbedrijf:

De rechtspersoon die is aangewezen als beheerder van een net of netwerk;

Niet-openbare kabels en/of leidingen:

Kabels en leidingen (dan wel het netwerk waartoe deze behoren) die niet gebruikt worden om openbare diensten aan te bieden.

Onderhoudskosten:

De kosten voor het onderhouden van de verharding gedurende het eerste jaar (onderhoudsperiode) na het herstel. Deze worden uitgedrukt in een percentage van de uitvoeringskosten.

Openbare gronden:

Openbare wegen met inbegrip van de daartoe behorende stoepen, glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, tunnels, duikers, beschoeiingen en andere werken. Ook wateren met de daartoe behorende bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen die voor iedereen toegankelijk zijn, horen hierbij.

Persing:

Een niet bestuurbare boortechniek, uitgevoerd vanuit een werkput, waarbij door een horizontaal heiblok een buis nagenoeg horizontaal in de grond wordt gedreven of getrokken.

Signaalkabels:

Kabels in eigendom van en in gebruik door een netwerkbedrijf, voor de besturing van het energie- of waterleidingnet of voor de besturing van voorzieningen zoals verkeersregelinstallaties (VRI’s), informatieborden en camera’s.

Sleuf:

De opening die ontstaat door het verwijderen van verharding en/of grond ten behoeve van het leggen van kabels en leidingen.

Standaard dwarsprofiel

Het door de gemeente eenzijdig vastgestelde en voor de graaftoestemminghouder verplichte schema in de ligging van kabels en leidingen in de openbare grond. Er zijn meerdere geografische deelgebieden gedefinieerd, ieder met zijn eigen algemene standaard dwarsprofiel. Binnen een algemeen profielgebied kunnen nog specifieke profielen voorkomen, daarom altijd de GCKL om inlichtingen vragen.

Spoedeisende werkzaamheden:

Werkzaamheden ten gevolge van een ernstige belemmering of storing waarvan uitstel niet mogelijk is. Calamiteiten zijn een mogelijk resultaat van de ernstige belemmering of storing.

Storing:

Een onvoorziene gebeurtenis zoals een onderbreking in de voorziening, een ongecontroleerde water- of gaslekkage, of een ongeval door brand of explosie waarbij de openbare orde of veiligheid niet in het geding is.

Tijdelijk herstel:

Het terugbrengen van de verhardingsmaterialen op een vaktechnische wijze, die hoort bij tijdelijk herstel en zodanig dat het functionele gebruik door het verkeer volledig is hersteld en geen gevaar ontstaat voor de weggebruiker.

Uitvoeringskosten:

De kosten voor herstel na graafwerkzaamheden, conform de in deze overeenkomst aangegeven normen.

Verharding:

Gedeelte van de wegconstructie boven de funderingslaag. Verhardingen zijn onder te verdelen in:

Gasdoorlatende verharding

Een constructie van een open verharding al dan niet voorzien van een fundering van een ongebonden steenmengsel of een halfverharding waarbij geen binding optreedt.

Gesloten verharding

Een verharding met een aaneengesloten structuur, zoals Asfaltverharding of betonverharding.

Open verharding

Een verharding bestaande uit los naast elkaar gelegen elementen. In tegenstelling tot een gesloten verharding heeft een open verharding voegen en is in meer of mindere mate water- en gasdoorlatend.

Halfverharding

Een half-verharding bestaat uit onsamenhangend materiaal dat meer draagkracht levert dan de originele grond. Voorbeelden van half-verhardingsmaterialen zijn grind, gebroken puin, menggranulaat, gebroken natuursteen, leemgrind, kleischelpen, stol, boomschors en houtsnippers.

Verlegging

op aanwijzing van het college overgaan tot het nemen van maatregelen door de netbeheerder, waaronder het verleggen, ten aanzien van kabels en/of leidingen ten dienste van zijn netwerk in openbare gronden, voor zover dit noodzakelijk is voor werken door of vanwege de gemeente in het algemeen belang;

Vervuilde grond en bouwstoffen:

Grond en/of bouwstof die op basis van de huidige wetgeving en gebruikelijke regelingen niet meer mag worden gebruikt en waarbij maatregelen ten aanzien van transport en verwerking zijn voorgeschreven.

Water:

Water dat via het drinkwaternet wordt gedistribueerd.

Wegbeheerder:

Instantie die verantwoordelijk is voor de inspectie, de inrichting, het beheer en het onderhoud van de openbare wegen zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet, in een nader aangeduid gebied.

Wegconstructie:

Samenstel van fundering en verharding.

Werken:

Werken zijn te verdelen in:

Werkzaamheden van minder ingrijpende aard:

het aanbrengen of verwijderen van kabels en/of leidingen in reeds aangebrachte voorzieningen (mantelbuizen);

het maken van (huis)aansluitingen, waarbij geen verhardingen of groenvoorzieningen worden gekruist, tot een gezamenlijke lengte van 25 meter;

het maken van een montagegat c.q. lasgat inclusief een opbreking met een beperkte afmeting (maximaal 2 x 2m²) die wordt gemaakt ten behoeve van:

  • a.

    de toegang tot een handhole;

  • b.

    het plaatsen van afsluiters;

  • c.

    aftakkingen voor het herstellen van kabel- c.q. leidingstoringen;

  • d.

    inspectiedoeleinden;

  • e.

    werkzaamheden (nieuw aanleg, reparaties of onderhoudswerk) aan kabels en/of leidingen met een gezamenlijke lengte van minder dan 25 meter;

  • f.

    een solo te plaatsen handhole c.q. kabelinspectieput.

Grote werken:

Alle werken met uitzondering van werkzaamheden van minder ingrijpende aard en spoedeisende werkzaamheden of calamiteiten.

Werkterrein:

De stallingsplaats van haspel-, vracht-, directie-, materiaalwagens, enz.

Werkzaamheden:

Handmatige en mechanische (graaf)werkzaamheden in de openbare grond in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen, en daarnaast alle werkzaamheden die de gemeente Zuidplas uit hoofde van haar functie als beheerder van openbare grond in het kader van kabels en leidingen dient uit te voeren.

WION:

De Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) verplicht de grondroerder om, vóór het werk begint, de tekeningen van alle aanwezige kabels en leidingen te raadplegen. Dit doet de grondroerder door een graafmelding/raadpleging te doen bij het Kadaster-sectie KLIC.

Tevens verplicht de WION leidingbeheerder en grondroerder om uiterlijk 30 werkdagen na het leggen van kabels en leidingen de ligginggegevens van deze leidingen digitaal beschikbaar te hebben voor raadpleging en bij het aantreffen van onbekende kabels en leidingen deze te melden bij het Kadaster-sectie KLIC.

Woonerven:

De in dit handboek te hanteren term woonerf heeft betrekking op een openbare weg met een inrichting en verkeersbesluit conform een erf in de zin van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Dit is gedaan met de bedoeling om verwarring met het begrip erf uit de Telecommunicatiewet en de Concessiewet te voorkomen.

2.4. Verwijzingen

In dit Handboek wordt op diverse onderdelen verwezen naar wetten, normen, richtlijnen e.d. Hieronder is een beknopte omschrijving weergegeven welke deze betreffen.

NEN

Nederlands Normalisatie instituut.

Het Nederlandse centrum van normalisatie helpt bedrijven en andere partijen om onderling heldere en toepasbare afspraken te maken. NEN draagt bij aan veiligheid, gezondheid, milieu en innovatie. Bedrijfsleven en andere partijen maken in normcommissies zelf afspraken over producten en werkwijzen. NEN bemiddelt in het afwegen van de verschillende belangen en zorgt voor neutrale procesbegeleiding. NEN biedt direct toegang tot Europese (NEN-EN) en mondiale normalisatieplatforms.

NPR

Nederlandse Praktijk Richtlijnen.

De NPR geeft toelichting op en aanwijzingen voor het verantwoord gebruik van de NEN- en NEN-EN normen.

C.R.O.W.

CROW is het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. Deze organisatie ontwikkelt, verspreidt en beheert praktisch toepasbare kennis voor beleidsvoorbereiding, planning, ontwerp, aanleg, beheer en onderhoud. Dit gebeurt in samenwerking met alle belanghebbende partijen, waaronder Rijk, provincies, gemeenten, adviesbureaus, uitvoerende bouwbedrijven in de grond-, water- en wegenbouw, toeleveranciers en vervoerorganisaties.

RAW

De RAW-systematiek, beheerd en onderhouden door CROW, is sinds jaar en dag dé standaard voor bestekken in de grond-, water- en wegenbouw (GWW). Bij de meeste werken in de GWW wordt de systematiek gevolgd.

WIBON

Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken

GRAAFTOESTEMMING(EN) EN OVERIGE TOESTEMMING(EN) VOOR (GRAAF)WERKZAAMHEDEN

3.1 Vergunning en/of instemmingsbesluit

  • 1. Voor groot geprogrammeerd werk in openbare grond dient voorafgaand aan de (graaf)werkzaamheden een vergunning en/of instemmingsbesluit te worden aangevraagd. Onder groot geprogrammeerd werk wordt verstaan:

    • (Graaf)werkzaamheden met een sleuflengte > 20 m¹ dan wel > 30 m²;

    • Het maken van een boring of persing;

    • Het plaatsen van een handhole of ondergrondse lasmoffen.

    • Werkzaamheden in het asfalt / gesloten verharding.

  • 2. De vergunning of instemming geldt voor openbare gronden in (aankomend) eigendom/beheer van gemeente.

  • 3. Aanvrager moet zelf onderzoeken en vaststellen wie de eigenaar/beheerder is van de gronden waarin (graaf)werkzaamheden verricht moeten worden. Ten aanzien van (graaf)werkzaamheden in gronden waarvan gemeente geen eigenaar/beheerder is, dient door aanvrager zelf toestemming(en) en/of instemming(en) en/of vergunning(en) te worden aangevraagd bij de betreffende grondeigenaar/beheerder. Indien dergelijke gronden aansluiten aan het bij de gemeente aan te vragen tracé, moet aanvrager een afschrift van bedoelde toestemming(en) en/of instemming(en) en/of vergunning(en) bij de aanvraag aan de gemeente voegen.

  • 4. Bij de aanvraag van de graaftoestemming, dient de aanvrager zelf onderzoek te verrichten naar (eventueel) verdachte locaties ten aanzien van bodemverontreiniging. Over (eventueel) ernstig of vermoedelijk ernstig verontreinigde locaties kan de aanvrager informatie inwinnen bij het bodemloket.

  • Indien sprake is van een verdachte locatie/bodemverontreiniging zie hoofdstuk 8.

  • 5. Een instemmingsbesluit en/of vergunning vervalt automatisch indien daarvan niet binnen zes maanden na afgifte gebruik is gemaakt.

3.2 Beëindiging graaftoestemming

  • 1. Een graaftoestemming eindigt door een intrekkingsbesluit:

    • Indien binnen een termijn van drie maanden na afgifte geen begin met de in de vergunning vermelde (graaf)werkzaamheden is gemaakt;

    • Indien binnen een termijn van drie maanden na afgifte de (graaf)werkzaamheden zijn gestaakt;

    • Indien de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet in acht worden genomen;

    • Indien het belang van een veilig gebruik van de openbare ruimte dit noodzakelijk maakt;

    • Indien wijziging van bestaande wegen of aanleg van nieuwe wegen in de openbare ruimte dit noodzakelijk maakt.

  • 2. Een vergunning vervalt automatisch zodra het werk is voltooid waarop de vergunning van toepassing is.

  • 3. Een vergunning eindigt tevens als de vergunninghouder geen belang meer heeft bij het werk. Dit moet schriftelijk kenbaar worden gemaakt bij de GCKL.

3.3 Voorwaarden voor melding of aanvraag

  • 1. De in dit hoofdstuk opgenomen voorwaarden zijn van toepassing op een aanvraag of melding voor (graaf)werkzaamheden, respectievelijk voorschriften en beperkingen voor een goedkeuring start graafwerk, instemmingsbesluit of vergunning.

  • 2. Voor een melding van een instemmingsbesluit, aanvraag van een vergunning of voor een goedkeuring start graafwerk moet gebruik worden gemaakt van het registratiesysteem MOOR van de gemeente Zuidplas

  • 3. Bij de melding van een instemmingsbesluit of aanvraag vergunning moeten conform het bepaalde in de AVOI, in ieder geval de volgende gegevens worden verstrekt:

    • a.

      Een rechtsgeldig ondertekende machtiging indien het een melding betreft voor of namens een netbeheerder of andere opdrachtgever;

    • b.

      Naam, (email)adres en telefoon- en faxnummer van de netbeheerder, opdrachtgever en/of grondroerder van de kabels en/of leidingen, alsmede van de (te machtigen) uitvoerder waarvan de contactpersoon de Nederlandse taal machtig moet zijn;

    • c.

      Een opgave van aantal, soort en beoogd gebruik van de kabels en/of leidingen die direct, dan wel niet direct, in gebruik worden genomen en de lengte en breedte van de kabelsleuf;

    • d.

      Een opgave van direct betrokken belanghebbenden (waaronder omwonenden) en instanties die vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen aanvang, beëindiging en aard van de (graaf)werkzaamheden;

    • e.

      Een afschrift van de verkregen instemming(en) en/of vergunning(en) van de overige beheerders van de openbare ruimte zoals bijvoorbeeld het waterschap, Rijks- en provinciale waterstaat, Dunea, Oasen, of Gasunie, waarvoor de aanvrager of melder zelf moet inventariseren of dergelijke overige vergunningen en instemmingen nodig zijn en ze ook tijdig aan moet vragen;

    • f.

      Het voorgenomen tijdstip van aanvang en beëindiging van de (graaf)werkzaamheden;

    • g.

      Een opgave van ondergrondse of bovengrondse kasten inclusief de situering en afmetingen daarvan;

    • h.

      Een opgave van hetgeen door of namens de netbeheerder ondernomen is om te voldoen aan de verplichting inzake het (mede)gebruik van voorzieningen;

    • i.

      Een opgave van alle overige van belang zijnde feiten en omstandigheden, gelet op de in de AVOI genoemde belangen;

    • j.

      Een uitvoeringsplan, in ieder geval inhoudende:

      • Volledige en duidelijk leesbare tekeningen, op basis van de BGT, van het gewenste tracé inclusief opgave van de te verbinden locaties, met als schaal 1:500;

      • Een opgave van de eventueel te plaatsen objecten, alsmede van de situering daarvan;

      • Een beschrijving van de maatregelen voor de bereikbaarheid en bescherming van in de openbare gronden aanwezige kabels en leidingen;

      • Een omschrijving van eventuele opbrekingen van de verhardingen, met opgave van het aantal vierkante of strekkende meters;

      • Een verkeersplan conform CROW-publicatie 96b; dit plan kan ook nodig zijn voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning; de aanvrager of melder pleegt ten behoeve van dit verkeersplan zelf overleg met onder andere politie, verzorgings- en hulpdiensten, particuliere en openbare vervoerders en met de gemeente ten einde zorgvuldige afstemming en voorinformatie te bereiken;

      • De maatregelen ter bescherming van de openbare voorzieningen;

      • Plan van aanpak voor werkzaamheden in de nabijheid van bomen waarin inzichtelijk gemaakt wordt bij welke bomen er binnen de kroonprojectie gewerkt moet worden + uitvoeringsvoorstel overeenkomstig de eisen in de laatste versie van het handboek Bomen van het Norminstituut Bomen.

      • De maatregelen voor de bereikbaarheid van percelen en opstallen in de nabijheid.

    • k.

      De planning van het gehele werk inclusief de fasering en werkvolgordes.

  • 4. Bij de melding van (graaf)werkzaamheden moeten in elk geval de volgende gegevens worden verstrekt:

    • Naam, adres en ondertekening van de netbeheerder (dan wel diens gemachtigde) en de uitvoerende partijen, waarbij de contactpersoon de Nederlandse taal machtig dient te zijn;

    • De dagtekening van de melding;

    • De lengte van de sleuf die wordt opengebroken;

    • Het oppervlak van het lasgat dat wordt opengebroken.

  • 5. Gegevensuitwisseling met de gemeente vindt digitaal plaats via MOOR.

  • 6. De netbeheerder, dan wel diens grondroerder, is op grond van het algemene aansprakelijkheidsrecht gehouden tot het, op basis van redelijkheid en billijkheid, vergoeden van alle schade, geleden en te lijden door de gemeente, voortvloeiende uit de door of vanwege de netbeheerder uit te voeren (graaf)werkzaamheden. De berekening van de schadevergoeding is gebaseerd op vijf kostensoorten: herstel-, onderhouds-, beheers- en degeneratiekosten of werkelijke kosten, met als uitgangspunt kostendekkendheid voor de gemeente.

  • Voor de berekening van de schadevergoeding worden als basis gehanteerd de tarieven conform de landelijke ‘Richtlijn tarieven (graaf)werkzaamheden (telecom): Richtlijn voor gemeenten ten behoeve van het berekenen van tarieven voor herstel-, onderhouds-, beheer- en degeneratiekosten bij (graaf)werkzaamheden door aanbieders in openbare gronden die in eigendom of beheer zijn van gemeenten’ (meest recente versie) en volgens de laatst vastgestelde landelijke tarieven, welke toepasselijkheid op termijn geëvalueerd wordt, waarna mogelijke aanpassing plaatsvindt.

  • Voor het herstel van asfalt hanteert gemeente de laatst vastgestelde landelijke tarieven volgens Het Gemeentelijk Platform Kabels en Leidingen (GPKL) leidraad voor asfalt.

  • Voor het herstel van groenvoorzieningen hanteert gemeente project specifieke tarieven. Voorafgaand aan het verlenen van de graaftoestemming dient netbeheerder, dan wel diens grondroerder, hiertoe een offerte aan te vragen bij gemeente. Schadeberekening aan bomen geschied middels schadetaxatie volgens de methode van de NVTB

3.4 Voorbereidingstraject

  • 1. Aanvrager moet zelf inventariseren of naast de graaftoestemming een aparte omgevingsvergunning noodzakelijk is en moet deze bij de gemeente separaat en tijdig aan vragen. In het algemeen kan worden gesteld dat voor (graaf)werkzaamheden die strikt binnen de door de gemeente vastgestelde kabel en leidingstroken worden uitgevoerd vrijstelling kan worden verkregen voor de omgevingsvergunning.

  • 2. Aanvrager is tevens gehouden om kennis te nemen van de APV en tijdig alle in dat kader voor het werk benodigde vergunningen, ontheffingen en dergelijke aan te vragen en te verkrijgen.

  • 3. Aanvrager moet zelf inventariseren welke toestemming(en) en/of instemming(en) en/of vergunning(en) er van overige beheerders van openbare ruimte zoals bijvoorbeeld het waterschap, Rijks- en provinciale Waterstaat, Dunea, Oasen of Gasunie nodig zijn voor het betreffende werk en deze separaat en tijdig aan vragen. Een afschrift van bedoelde toestemming(en) en/of instemming(en) en/of vergunning(en) moet bij de aanvraag graaftoestemming worden gevoegd.

  • 4. In het geval de (graaf)werkzaamheden ten behoeve van doorgaande kabels en leidingen particuliere eigendommen doorkruisen, moet de aanvrager vooraf toestemming voor het leggen en liggen van betreffende grondeigenaar hebben verkregen. Een afschrift van deze toestemming(en) moet bij de aanvraag graaftoestemming worden gevoegd. Deze bepaling geldt niet voor de eigen klantaansluiting van de betreffende grondeigenaar.

  • 5. Indien in opdracht of op initiatief van de gemeente (graaf)werkzaamheden plaatsvinden, heeft de gemeente de coördinerende rol ten aanzien van afstemming, planning en samenhang van door derden uit te voeren (graaf)werkzaamheden.

  • 6. Ten behoeve van het verkrijgen van een omgevingsvergunning en/of graaftoestemming, kan het noodzakelijk zijn om vooraf verkeersplannen in te dienen. Aanvrager pleegt daartoe zelf overleg met onder andere politie, verzorging- en hulpdiensten, particuliere- en openbare vervoerders alsmede met de gemeente teneinde zorgvuldige afstemming en voorinformatie te bereiken.

  • 7. De aanvrager is gehouden om de uitvoeringsplanning van het werk zoveel mogelijk af te stemmen met de gemeentelijke evenementenkalender en het reguliere gemeentelijke onderhoudsprogramma voor de openbare ruimte.

  • 8. Alle (graaf)werkzaamheden die uitgevoerd worden in het openbare beheergebied van de gemeente moeten minimaal vijf werkdagen voorafgaand aan de start van het werk worden aangemeld via MOOR.

  • 9. Alle (graaf)werkzaamheden die uitgevoerd worden in openbare gronden binnen de gemeente moeten door graaftoestemminghouder of zijn rechtsgeldig gemandateerde grondroerder uiterlijk één werkdag na beëindiging van het werk worden afgemeld via het digitale loket.

  • 10. De aanvrager is verplicht de gegevens te verstrekken waarnaar het elektronisch informatiesysteem vraagt.

  • 11. Na ontvangst van de melding beoordeelt de gemeente binnen tien werkdagen of en zo ja, onder welke eventueel aanvullende voorwaarden (graaf)werkzaamheden mogen worden uitgevoerd.

  • 12. Graaftoestemminghouder ontvangt van de gemeente via het digitale loket een schriftelijke reactie op zijn aanmelding. Indien de aanmelding is gehonoreerd, moet de goedkeuring, samen met een kopie van het aanmeldingsformulier en eventueel de graaftoestemming, gedurende het werk op de werklocatie aanwezig zijn. De goedkeuring op de aanmelding is geldig gedurende tien werkdagen na afgifte.

  • 13. De exacte startdatum en doorloopplanning van het werk moeten bij de aanmelding worden opgegeven en mogen daarna niet meer worden gewijzigd. Indien op de aangegeven datum niet gestart is met het werk vervalt de goedkeuring, tenzij de graaftoestemminghouder aan kan tonen dat het werk niet kon worden gestart door weersomstandigheden of onverwachte en door graaftoestemminghouder niet te voorkomen of te voorziene hinder op de werklocatie.

3.5 Procedure werkzaamheden van niet ingrijpende aard

  • 1. Voorwaarde voor het verkrijgen van een graaftoestemming voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard, is wel dat het werk betrekking heeft op het onderhouden, wijzigen en/of uitbreiden van een reeds rechtsgeldig in de openbare ruimte van de gemeente aanwezige ondergrondse nuts- en/of telecommunicatie infrastructuur.

  • 2. Voor een solo te plaatsen handhole of kabelinspectieput moet echter een volledige aanvraag graaftoestemming worden ingediend. Dit in verband met het beslag op ondergrondse ruimte van de voorziening waardoor een zorgvuldige toetsing en afstemming met overige gebruikers noodzakelijk is.

  • 3. Indien in opdracht of op initiatief van de gemeente (graaf)werkzaamheden plaatsvinden, heeft de gemeente de coördinerende rol ten aanzien van afstemming, planning en samenhang van door derden uit te voeren (graaf)werkzaamheden.

  • 4. Bij de aanvraag graaftoestemming moet een nauwkeurig tijdschema en een werktekening worden gevoegd.

3.6 Uitzonderingsprocedure spoedeisend werk/calamiteit

  • 1. Spoedeisende werkzaamheden, noodzakelijk in verband met een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening via het betreffende net en waarvan uitstel niet mogelijk is, moeten direct na signalering en altijd voor aanvang van de uitvoering worden gemeld via de procedure volgens bijlage

  • 2. Calamiteiten moeten direct na signalering en altijd voor aanvang van de uitvoering worden gemeld via de procedure volgens bijlage 2.

  • 3. Wanneer de calamiteit van dusdanige aard en/of omvang is dat hulpdiensten moeten worden ingeschakeld, is de netbeheerder hiervoor verantwoordelijk. Hiervoor kan het landelijke alarmnummer 112 worden gebruikt. Tevens moet (daarna) ook het gemeentelijke meldpunt worden gewaarschuwd via telefoonnummer 0180330300.

  • 4. Indien het noodzakelijk is dat, voor de (verkeers)veiligheid en/of bescherming van de volksgezondheid, direct afzettingen worden geplaatst en/of (een deel van) de openbare ruimte wordt afgesloten, zal de gemeente hiervoor de opdrachten verstrekken.

  • 5. De werkzaamheden zoals genoemd onder lid 4 worden uitgevoerd door- of namens de gemeente. De kosten die moeten worden gemaakt zullen door de gemeente worden gedeclareerd bij de betreffende netbeheerder indien deze afsluiting rechtstreeks gevolg is van de vergunde werkzaamheden.

3.7 Voorschriften en beperkingen bij de graaftoestemming

  • 1. Ter bescherming van haar belangen kan het college in ieder geval aan de graaftoestemming voorschriften en beperkingen verbinden over het medegebruik van voorzieningen, zoals kabelsleuven, kabelgoten en geleidingen alsmede het inpassen van zogenaamde weesleidingen en een borgstelling eisen voor de nakoming van verplichtingen die gesteld zijn bij de voorschriften en beperkingen aan de graaftoestemming.

  • 2. De wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en leidingen, alsmede medegebruik van voorzieningen moet gebeuren conform de bepalingen in dit handboek.

3.8 Tijdelijk opschorten van de graaftoestemming

  • 1. In geval van extreme weersomstandigheden (bijvoorbeeld wateroverlast, zware sneeuwval of ijzel en vorst), waarbij de uitvoering van de (graaf)werkzaamheden tot overlast voor de bewoners en/of schade voor de gemeente door bijvoorbeeld breuk van vastgevroren bestrating materiaal en/of niet goed te verdichten ondergrond leidt, zal de gemeente overgaan tot het tijdelijk opschorten van een verleende graaftoestemming (“opbreekverbod”). De graaftoestemminghouder en grondroerder zijn gehouden zich aan onderstaande richtlijnen te houden, ook al heeft de gemeente (nog) geen expliciete melding van een opbreekverbod gemaakt:

    Op het weerstation KNMI in De Bilt gelden de volgende condities:

    • Om 07.00 uur een geregistreerde temperatuur van -4 ºC of lager; Om 10.00 uur een geregistreerde temperatuur van -2 ºC of lager;

    • Om 07.00 uur een geregistreerde temperatuur tussen 1 ºC en -3 ºC en om 10.00 uur daaropvolgend een geregistreerde temperatuur van -1 ºC of lager.

  • 2. Het instellen en het opheffen van het opbreekverbod geschiedt door de GCKL.

  • 3. Indien netbeheerder en gemeente vooraf overeen komen dat, tijdens een opschortingsperiode zoals bedoeld in lid 1, reguliere werkzaamheden aan netwerken voor levering van gas, water en/of elektriciteit niet langer kunnen worden uitgesteld, kan de gemeente onder strikte voorwaarden een ontheffing voor het betreffende werk verlenen. Uitgangspunten hierbij zijn in ieder geval:

    • De uitvoering van het werk mag niet leiden tot overmatige overlast voor omwonenden en het doorgaande verkeer;

    • De uitvoering van het werk mag geen verdere afname van de ( verkeers )veiligheid en bereikbaarheid veroorzaken;

    • De uitvoering van het werk mag geen schade aan- of verminderde kwaliteit van naastliggende of kruisende belangen van de andere netbeheerders veroorzaken;

  • Direct na het opheffen van het algemene opbreekverbod moet de ontheffinghouder op zijn kosten zorgen voor het, naar genoegen van de gemeente, weer in oorspronkelijke staat (wegprofiel, verharding, verhardingselementen alsmede laagopbouw en verdichting van de ondergrond) brengen van de doorgraven openbare ruimte.

3.9 Handhaving en sancties

  • 1. Namens het college zal de gemeentelijk toezichthouder kabels en leidingen (GTKL) toezien op het naleven van de voorschriften door de graaftoestemminghouder en grondroerder. De GTKL kan controleren op onder andere:

    • de aanwezigheid van de vereiste instemming(en), vergunning(en) en/of goedkeuring start graafwerk;

    • de naleving van de graaftoestemmingsvoorwaarden;

    • de naleving van de afspraken met bewoners, politie en dergelijke;

    • de bereikbaarheid van de woonomgeving;

    • de ongestoorde exploitatie van andere leidingen;

    • de verdichting van de sleuf;

    • de kwaliteit van het herstel van de sleuf inclusief de verharding;

    • de schade aan verharding/groen binnen de invloedssfeer van het werk;

    • de veiligheid, wegafzetting, etc.

  • 2. De gemeente is bevoegd de (graaf)werkzaamheden direct stil te leggen, zonder vergoeding van kosten, indien, naar oordeel van ambtenaren van de Gemeente Zuidplas:

    • Er wordt gewerkt zonder graaftoestemming;

    • Er wordt gewerkt zonder voorafgaande aanmelding, met uitzondering van calamiteiten;

    • De voorschriften zoals vermeld in de graaftoestemming niet worden nageleefd en/of afgeweken wordt van de overeengekomen uitvoeringsperiode;

    • Er wordt afgeweken van de tijdstippen zoals aangegeven in dit handboek, tenzij anders schriftelijk overeengekomen;

    • Er wordt gewerkt tijdens een periode waarin een opbreekverbod van kracht is;

    • Uitvoerend personeel zich onbehoorlijk, kwetsend en/of overlastgevend gedraagt;

    • Er onacceptabele verkeershinder en/of gevaarzetting voor het publiek ontstaat;

    • Aanwijzingen en geboden die door vertegenwoordigers van de gemeente worden gegeven niet onmiddellijk worden opgevolgd.

  • 3. De (graaf)werkzaamheden mogen pas worden hervat na expliciete toestemming van de GTKL. Deze wordt in de regel pas verleend als de situaties die tot stilleggen hebben geleid naar genoegen van de gemeente afdoende en duurzaam zijn opgelost.

  • 4. In het geval door de gemeente ter plaatse geconstateerd wordt dat een werk in uitvoering is zonder dat de vereiste instemming of vergunning is verleend en het werk valt niet onder spoedeisend werk/calamiteit, geldt de volgende procedure:

  • Het doen van een mondelinge mededeling aan grondroerder, waarna de grondroerder direct de (graaf)werkzaamheden moet staken en het opleggen van de verplichting aan betreffende grondroerder om de ondergrond, verharding en openbare ruimte weer in de oorspronkelijke staat terug te brengen. Dit kan inhouden dat reeds gelegde voorzieningen weer moeten worden verwijderd.

  • De betreffende medewerker doet hiervan melding bij de GCKL en legt feiten en omstandigheden vast door middel van foto’s.

  • De netbeheerder of de grondroerder die in opdracht van een netbeheerder werkt treedt terstond in overleg met de GCKL waarna de GCKL aanwijzingen geeft ten aanzien van het te volgen proces.

  • 5. In het geval door de gemeente achteraf geconstateerd wordt dat een werk in uitvoering is, of is uitgevoerd zonder dat de vereiste instemming of vergunning is verleend en het werk is niet bij de gemeente aangemeld als spoedeisend werk/calamiteit, kan de gemeente de verplichting vorderen aan de netbeheerder waarvoor het uitgevoerde voor bedoeld is om de ondergrond, verharding en openbare ruimte weer in de oorspronkelijke staat terug te brengen. Dit kan inhouden dat reeds gelegde voorzieningen weer moeten worden verwijderd.

  • 6. Indien de grondroerder die het betreffende werk uitvoert, bij de onder lid 4 genoemde vordering op eerste aanzegging in gebreke blijft bij het opvolgen van de door de gemeente uitgebrachte aanwijzingen of verplichtingen, kan de gemeente de voor het in oorspronkelijke staat terugbrengen van de openbare ruimte benodigde werkzaamheden (laten) uitvoeren.

  • 7. Indien de netbeheerder bij de onder lid 5 genoemde vordering op eerste aanzegging in gebreke blijft bij het opvolgen van de door de gemeente uitgebrachte aanwijzingen of verplichtingen, kan de gemeente de voor het in oorspronkelijke staat terugbrengen van de openbare ruimte benodigde werkzaamheden (laten) uitvoeren.

  • 8. Alle kosten en gevolgen terzake, alsmede de kosten voortvloeiend uit de opschorting en eventuele verdere herstelverplichtingen zullen worden verhaald op de netbeheerder waar het werk voor bedoeld is.

3.10 Oplevering en onderhoud

  • 1. Direct na het definitief herstellen van de ondergrondse- en bovengrondse openbare ruimte moeten de graaftoestemminghouder en/of grondroerder dit melden aan de GTKL. Deze zal op het betreffende werk een opleveringsbeproeving (schouw) uitvoeren of laten uitvoeren.

  • 2. Eventuele, bij deze opleveringsbeproeving geconstateerde tekortkomingen zullen door de GTKL worden genoteerd en kenbaar gemaakt aan de graaftoestemminghouder en/of grondroerder.

  • 3. De geconstateerde tekortkomingen moeten binnen veertien kalenderdagen door graaftoestemminghouder en/of grondroerder worden hersteld. Zodra het herstel is voltooid, moeten graaftoestemminghouder en/of grondroerder het herstel gereed melden bij de GTKL. Deze zal op het betreffende herstel een hernieuwde opleveringsbeproeving (schouw) uitvoeren of laten uitvoeren.

  • 4. Als bij de opleveringsbeproeving geen tekortkomingen (meer) zijn geconstateerd, zal door de GTKL het proces verbaal van oplevering worden opgesteld. Dit proces verbaal wordt aan graaftoestemminghouder en/of grondroerder gestuurd.

  • 5. Na de acceptatie van de herstelde openbare ruimte zijn graaftoestemminghouder en/of grondroerder gedurende een onderhoudstermijn van twaalf maanden, gerekend na het moment van de ondertekening van het proces verbaal van oplevering door de gemeente, verantwoordelijk voor het in stand houden van de hoedanigheid en kwaliteit van de geaccepteerde herstelde ondergrond en verharding.

  • 6. De graaftoestemminghouder en/of grondroerder nodigen de gemeente tijdig, doch tenminste veertien dagen voor afloop van een onderhoudstermijn, uit om een gezamenlijke finale opleveringsopname uit te voeren.

  • 7. Eventuele, tijdens de onderhoudstermijn door de GTKL geconstateerde gebreken zullen door de GTKL of GCKL schriftelijk worden gemeld aan de graaftoestemminghouder en/of grondroerder. De aangegeven gebreken moeten binnen zeven kalenderdagen door graaftoestemminghouder en/of grondroerder worden hersteld. Zodra het herstel is voltooid moeten graaftoestemminghouder en/of grondroerder het herstel gereed melden bij de GTKL.

  • 8. Indien de graaftoestemminghouder en/of grondroerder bij herstel (als bedoeld onder 3 of 7) in gebreke blijven, kan de gemeente de herstelwerkzaamheden laten uitvoeren door een derde partij. Alle hieraan verbonden kosten worden bij de graaftoestemminghouder in rekening gebracht.

RICHTLIJNEN TEN BEHOEVE VAN DE TRACE ENGINEERING

4.1 Eisen ten aanzien van de tracébepaling

De GCKL dient het voorgenomen tracé goed te keuren.

Bij de tracébepaling van leidingen zijn drie aspecten van belang:

  • De horizontale ligging;

  • De verticale ligging;

  • De onderlinge afstand tussen de kabels en leidingen in de ondergrond.

Deze aspecten worden beschouwd vanuit;

  • Een optimaal gebruik en indeling van de openbare ruimte;

  • Een ongestoorde exploitatie van leidingen;

  • Optimaliseren van de veiligheid.

  • 1.

    Horizontale ligging

  • In het tracé, bij een standaard tracé breedte zonder bomen en gerekend vanaf erfgrens/gevel, wordende distributieleidingen volgens een vaste volgorde (zie bijlage 1) ingedeeld. In het overig deel van de openbare weg liggen de transportleidingen. Met nadruk wordt erop gewezen dat bovengenoemd basisprincipe moet worden nagestreefd. De werkelijke situatie kan echter afwijken, waardoor de gemeente genoodzaakt is een andere indeling te bepalen.

  • In bermen langs rijbanen is de afstand tot de zijkant van de verharding ten minste gelijk aan de diepteligging, tenzij anders wordt overeengekomen.

  • 2.

    Aanvullende eisen voor horizontale ligging

    • (Graaf)werkzaamheden aan- of bij groenvoorzieningen en bomen worden zoveel mogelijk vermeden. Is dit onvermijdelijk dan wordt eerst overleg met de GCKL gevoerd, ongeacht er sprake is van een verlegging in een nieuw of een bestaand tracé.

    • Bij het passeren van bomen moeten een aantal in dit handboek omschreven, voorzorgsmaatregelen worden getroffen die schade aan bomen en/of te leggen kabel/leiding voorkomt. Waar mogelijk zullen bij voorkeur alternatieve routes worden gekozen.

    • Indien voor nieuwe kabels een tracé buiten de wortelzone niet mogelijk is, kan de gemeente bepalen dat de wortelzone gepasseerd moet worden door het boren van mantelbuizen onder de wortelzone.

  • 3.

    Verticale ligging

  • In de ondergrond, bij een standaard tracébreedte zonder bomen en gerekend vanaf erfgrens/gevel, worden de distributieleidingen en transportleidingen volgens een vaste diepte ingedeeld.

  • Met nadruk wordt erop gewezen dat voornoemd basisprincipe moet worden nagestreefd. In bepaalde gevallen kan de gemeente een andere diepteligging toestaan.

  • Uitgangspunten bij verticale ligging:

    • Distributieleidingen liggen niet dieper dan transportleidingen; o Vrij verval leidingen hebben voorrang boven drukleidingen;

    • Bij kruisingen van leidingen met andere leidingen bedraagt de tussenruimte (verticale dagmaat) tenminste 0,20 meter;

    • Strook tussen 0,75 meter en 0,90 meter beneden het (toekomstige) maaiveld voor de (huis)aansluitingen van het riool vrijhouden.

  • 4.

    Aanvullende eisen voor verticale ligging

  • Bij boringen/persingen, in welke vorm ook, is de diepteligging afhankelijk van de situatie ter plaatse. De minimale verticale dagmaat ten opzichte van de te kruisen leidingen bedraagt tenminste 0,50 meter, waarbij de te boren/persen leiding onder de bestaande leiding moet worden gevoerd. Genoemde minimale verticale dagmaat moet aantoonbaar worden gegarandeerd om afwijkingen tijdens de uitvoering op te vangen.

    • Bij het kruisen van sloten/open watergangen moet een minimale gronddekking van 1,00 meter ten opzichte van de ontwerpdiepte van de bodem van de watergang worden aangehouden.

    • Indien de aanwezige bodem van de watergang lager ligt dan de ontwerpdiepte moet een gronddekking van 2,00 meter ten opzichte van de aanwezige bodem worden aangehouden. Een en ander conform de eisen van het vigerende waterschap.

  • 5.

    Kruising gesloten verhardingen

  • Het opbreken van gesloten verhardingen is zonder voorafgaand overleg met en verkregen toestemming van de GCKL niet toegestaan, waarbij door aanvrager aangetoond moet worden dat de gewenste opbreking niet te vermijden is.

  • 6.

    Bij de tracébepaling dienen aanwezige mantelbuizen ten behoeve van het kruisen van bestaande infrastructuur benut te worden tenzij dit technisch niet mogelijk blijkt.

  • 7.

    Ligging nabij andere objecten

  • Objecten die kunnen worden beïnvloed door de tracering en aanleg van leidingen moeten vooraf door de aanvrager worden geïdentificeerd. Objecten kunnen onder meer zijn: bestaande wegen, spoorwegen, waterlopen, voetpaden, primaire- en secundaire waterkeringen, kademuren, viaducten, tunnels, naastliggende leidingen, lichtmasten, bomen en gebouwen.

  • 8.

    Ketenprincipe

  • In een tracé kunnen secties voorkomen waarvoor door derden toestemming(en) en/of instemming(en) en/of vergunning(en) moet worden verleend. Deze secties kunnen onder meer zijn: kruisingen van rijks-, provinciale- en waterschap wegen, kruisingen van waterwegen, kruisingen van primaire- en secundaire waterkeringen of kruisingen van particuliere eigendommen. De gemeente zal pas overgaan tot behandeling van de aanvraag graaftoestemming als deze compleet is, wat in ieder geval inhoudt dat door alle betreffende derde belanghebbenden schriftelijk toestemming(en) en/of instemming(en) en/of vergunning(en) is verleend.

4.2 Bepalingen ten aanzien van de engineering/werkvoorbereiding

  • 1. De aanvrager is verplicht om in zijn werkvoorbereiding te inventariseren welke netbeheerders belangen hebben in het beoogde tracé, deze te informeren over de voorgenomen (graaf)werkzaamheden en gegevens over de aard en ligging van die belangen op te vragen. In ieder geval zal er een oriëntatiemelding moeten worden gedaan bij het Kadaster, sectie KLIC.

  • 2. De aanvrager moet zich overtuigen van de plaats van alle reeds in het werk gelegen kabels en leidingen. Hiertoe moet in het beoogde tracé proefsleuven worden gegraven. De locaties voor de proefsleuven dienen samen met de GTKL bepaald te worden.

  • 3. Van de gemaakte proefsleuven en de maatvoeringen van de daarin aangetroffen kabels en leidingen houdt aanvrager een actuele registratie bij die op eerste aanzeggen aan de GCKL wordt overhandigd. Indien afwijkingen van het vigerende standaard dwarsprofiel, dan wel het door gemeente aangewezen standaard tracé, worden geconstateerd zal de GTKL in overleg met aanvrager een nieuw beoogd tracé aanwijzen.

  • 4. De aanvrager is bij het maken van proefsleuven gehouden de AVOI, het handboek en WIBON bepalingen stipt na te leven.

  • 5. Kabels en leidingen van de netbeheerder die, door het graaftoestemming plichtige werk, blijvend buiten gebruik worden gesteld, dan wel kabels en leidingen die de afgelopen 10 jaar geen dienst hebben gedaan/niet in gebruik zijn genomen, moeten in het vergunde werk worden verwijderd als zij in de te ontgraven sleuf liggen. De van toepassing zijnde wettelijke overgangsregelingen zullen hierbij worden gerespecteerd.

  • 6. Bij de aanleg van stadsverwarmingsleidingen worden zo nodig bestaande kruisende leidingen in diepte aangepast, aangezien in stadsverwarmingsleidingen geen of zeer moeilijk zinkers kunnen worden toegepast en deze leidingen dus bij voorkeur op één diepteniveau moeten worden gelegd.

  • 7. Indien kabels en leidingen onder een overbouwing worden gesitueerd, dan moet de afstand van de onderkant van de overbouwing tot het ter plaatse vastgestelde maaiveldpeil minimaal 2,50 meter bedragen. Dit in verband met de benodigde werkruimte voor mechanisch en/of ander materieel.

  • 8. Koppelbalken van funderingen mogen alleen worden gekruist als de afstand tussen de bovenkant van de koppelbalken en het maaiveld tenminste 2,00 meter bedraagt en de te overbruggen ruimte tussen de koppelbalken is voorzien van een gewapende betonplaat waarboven de leidingen een veilige ligging verkrijgen.

  • 9. Indien leidingen boven een onderbouwing worden gesitueerd, dan moet de diepte van de bovenkant van de onderbouwing ten opzichte van het ter plaatse vastgestelde maaiveld tenminste 2,00 meter bedragen. Dit in verband met benodigde gronddekking voor leidingen.

  • 10. Tijdelijk aan te brengen voorzieningen in de openbare ruimte moeten de goedkeuring hebben van de beheerder van de openbare ruimte. Deze tijdelijke voorzieningen, waaronder damwanden en heipalen moeten na voltooiing van de (graaf)werkzaamheden worden verwijderd. Mocht dit om welke reden dan ook niet mogelijk zijn, dan kan door de beheerder van de openbare ruimte besloten worden deze voorzieningen tot een nader te bepalen maat onder het maaiveld te verwijderen. In de regel is deze maat minimaal 2,50 meter.

  • 11. Bij het plannen van routes van kabels, leidingen en voorzieningen nabij bomen en in of nabij groenvoorzieningen, moeten de bepalingen uit hoofdstuk 11 van dit handboek strikt in acht worden genomen.

  • 12. Vervallen

  • 13. (Huis)aansluitingen worden zo veel mogelijk haaks op distributieleidingen aangelegd om geen beslag te leggen op de ruimte voor distributieleidingen.

  • 14. Er kan sprake zijn van voorbereide (huis)aansluitingen, waarbij de voor de (huis)aansluitingen bedoelde buis, kabel of leiding al op de volledig benodigde lengte vanaf de hoofdleiding tot aan de klantaansluiting in de openbare grond tijdelijk moet worden opgeborgen (voornamelijk bij CAI-, FTTH- en datanetten). In die gevallen moet deze voorbereiding zo strak mogelijk opgerold en gebundeld, evenwijdig aan de erfgrens en op de profieldiepte worden weggezet tegen de erfgrens van het perceel waar de voorziening voor bedoeld is. Het hiervoor eventueel benodigde tracé en/of de wegkruisingen moeten tegelijk met de aanleg van de hoofdsleuf worden aangebracht.

4.3 Situering handholes

  • 1. Voor aanleg van handhole(s) en/of ondergrondse lasmof(fen), gelijktijdig met de aanleg van de bijbehorende leidingtracés, moet in de aanvraag iedere handhole en/of ondergrondse lasmof specifiek genoemd worden. De locatie van de handhole(s) en/of ondergrondse lasmof(fen) moet middels een detailschets apart aangegeven zijn. De handhole(s) en/of ondergrondse lasmof(fen)worden in de te verlenen graaftoestemming specifiek benoemd.

  • 2. Voor solo aanleg van handhole(s) en/of ondergrondse lasmof(fen) in bestaande tracés moet afzonderlijk instemming/vergunning verkregen worden. Dit verzoek moet eveneens voorzien zijn van detailschetsen van de geplande locaties.

  • 3. De aanvraag moet vergezeld gaan van documentatie van het type toe te passen handhole(s) en/of ondergrondse lasmof(fen). Tevens moet zijn bijgevoegd een schets met topografie 1: 200 van de gewenste locatie(s) van de handhole(s) en/of ondergrondse lasmof(fen).

  • 4. Aanvrager moet een spitprofiel maken waaruit de ligging van alle aanwezige kabels en leidingen blijkt op de plaats waar de handhole(s) en/of ondergrondse lasmof(fen) is/zijn geprojecteerd. Dit ingetekende profiel, aangevuld met een (digitale) foto(‘s), moet bij gereedmelding van het werk aan de GCKL worden overhandigd.

  • 5. Tijdens de uitvoering kan alsnog de instemming/vergunning voor de aangevraagde locatie(s) worden ingetrokken als blijkt dat plaatsing tot onoverkomelijke problemen voor de gemeente of derden leidt. De graaftoestemminghouder zal in die gevallen samen met de GCKL een alternatief zoeken.

  • 6. De exacte locatie(s) van de handhole(s) en/of ondergrondse lasmof(fen) moet(en) altijd in overleg met de GCKL worden vastgesteld.

  • 7. Nadat montagegat(en) ten behoeve van de handhole(s) en/of ondergrondse lasmof(fen) is/zijn ontgraven, moet de GTKL in de gelegenheid worden gesteld aanwezig te zijn bij de daadwerkelijke plaatsing van de handhole(s) en/of ondergrondse lasmof(fen).

  • 8. De handhole(s) en/of ondergrondse lasmof(fen) moet(en) op eerste aanzeggen van de gemeente voor rekening van de graaftoestemminghouder worden verplaatst of verwijderd ten behoeve van gemeentelijke werken.

  • 9. De handhole(s) en/of ondergrondse lasmof(fen) en/of de ingaande en uitgaande buizen mogen geen hinder veroorzaken voor de bereikbaarheid van kabels en leidingen en bijbehorende onderdelen van de infrastructuur van derden en de gemeente. De graaftoestemminghouder is hiervoor altijd verantwoordelijk.

  • 10. De handhole(s) en/of ondergrondse lasmof(fen) moeten geplaatst worden op een, naar oordeel van de gemeente, maatschappelijk verantwoorde plaats. In geen geval zal/zullen handhole(s) geplaatst mogen worden in kabel- en leidingtracés, parkeerplaatsen, uitwegen, op kruisingen, ter plaatse van de aansluitlocatie van woningen en binnen een afstand van drie meter vanaf bomen.

  • 11. Afgaande en inkomende buizen en kabels moeten onder de eventueel aanwezige kabels en/of leidingen van derden worden gelegd. De in- en uitgaande buizen van handhole(s) moet(en) onderlangs het tracé uitgebogen worden naar de handhole(s) toe. Verweving van het kabel- en/of buizenstelsel moet zoveel mogelijk worden voorkomen.

  • 12. Handhole(s) en/of ondergrondse lasmof(fen) mogen niet geplaatst worden nabij (hoofd)rioleringen, (hoofd)leidingen en/of huis- en bedrijfsaansluitingen van de nuts-/telecombedrijven. Minimale afstand is 1,00 meter. Wanneer niet aan deze voorwaarden kan worden voldaan, moet aanvrager zelf contact op nemen met de betreffende eigenaar van de aansluiting teneinde van hem schriftelijke toestemming te verkrijgen voor een belemmering van zijn rechten. Deze toestemming is onderdeel van de aanvraag graaftoestemming.

  • 13. De handhole(s) waarvan, ter beoordeling van de gemeente, aangenomen kan worden dat deze bij normale bedrijfsvoering maximaal twee keer per jaar geopend gaan worden moeten zodanig aangebracht worden dat het deksel van de handhole een minimale dekking heeft van 0,5 meter onder maaiveld. Verder moet de handhole ingebed en afgedekt worden met straatzand conform de vigerende RAW-bepalingen.

  • 14. De handhole(s) waarvan, ter beoordeling van de gemeente, aangenomen kan worden dat deze bij normale bedrijfsvoering meer dan twee keer per jaar geopend gaan worden moeten voorzien zijn van een zwart gecoate, geprofileerd stalen putdekselconstructie van de ter plaatse vereiste verkeersklasse. De handhole moet zodanig aangebracht worden dat het deksel van de handhole na zetting van het omringende straatwerk gelijk ligt met het peil van het omringende maaiveld (bovenkant elementenverharding). Verder moet de elementenverharding rond de handhole ingeknipt worden in het bestaande verband.

  • 15. De maximaal toegestane uitwendige breedte van de handhole is 0,70 meter. Indien dit niet toepasbaar is door ruimtegebrek, moet een andere locatie worden bepaald of meerdere handholes van een kleiner formaat worden toegepast. Bij handholes van afwijkend formaat moeten de specificaties daarvan vooraf ter goedkeuring aan de GCKL worden voorgelegd.

  • 16. De handhole(s) moet zodanig worden geplaatst en gefundeerd dat alle soorten wegverkeer over de plaats van de handhole kunnen rijden of erop staan zonder dat daardoor verzakkingen optreden als gevolg van bezwijken of verzakken van de handhole.

  • 17. Bij plaatsing in de rijweg, of een onderdeel daarvan, moet de handhole worden voorzien van een deksel dat bestand is voor belastingen conform verkeersklasse D400 volgens NEN-EN 124. De handhole(s) moet(en) zodanig aangebracht worden dat het deksel van de handhole na zetting van het omringende straatwerk gelijk ligt met het peil van het omringende maaiveld (bovenkant elementenverharding). Verder moet de elementenverharding rond de handhole ingeknipt worden in het bestaande verband.

  • 18. De handhole(s) en/of ondergrondse lasmof(fen) blijft/blijven eigendom van de graaftoestemminghouder. De graaftoestemminghouder draagt zorg voor het beheer van de handhole(s) en/of ondergrondse lasmof(fen), waartoe behoort het op eerste aanzegging van de GCKL op de juiste hoogte stellen van de handhole.

  • 19. De graaftoestemminghouder blijft altijd aansprakelijk voor alle schade en gevolgschade die mogelijkerwijs ontstaat door de aanwezigheid van de handhole(s) en/of ondergrondse lasmof(fen).

4.4 Bovengrondse voorzieningen behorend bij kabel- /leidingnet

  • 1. De exacte plaats van bovengrondse voorzieningen behorend bij een kabel-/leidingnet, waaronder kabelkasten, verdeelkasten, onderstations en andere kasten of gebouwen moet altijd in overleg met GCKL worden vastgesteld.

  • 2. De GTKL moet minimaal één werkdag voorafgaand aan de plaatsing door de netbeheerder of uitvoerder op de hoogte worden gebracht om eventueel aanwezig te kunnen zijn bij de plaatsing ervan.

  • 3. De vormgeving van het bovengrondse object met een inhoud groter dan 0,75m3 expliciete toestemming van de GCKL.

VOORSCHRIFTEN TEN AANZIEN VAN DE UITVOERING

5.1 Inventariseren bestaande kabels en leidingen

  • 1. De graaftoestemminghouder moet zich, voor de start van de (graaf)werkzaamheden, overtuigen van de plaats van alle reeds in het werk aanwezige kabels en leidingen.

  • 2. Dit moet gebeuren door het tijdig opvragen van de leidinggegevens en overige voorwaarden bij het Kadaster, sectie KLIC, dan wel bij de betreffende netbeheerders. Op de werklocatie moeten, naast een kopie van de graaftoestemming en de gewaarmerkte graaftoestemmingtekening(en), eveneens de maatvoeringtekeningen met leidinggegevens van alle in de ondergrond aanwezige kabels- en leidingen aanwezig zijn.

  • 3. De graaftoestemminghouder moet zich overtuigen van de plaats van alle reeds in het werk gelegen kabels en leidingen door het graven van proefsleuven. De locaties voor de proefsleuven dienen samen met de GTKL bepaald te worden.

  • 4. Van de gemaakte proefsleuven en de maatvoeringen van de daarin aangetroffen kabels en leidingen houdt graaftoestemminghouder een actuele registratie bij die op eerste aanzeggen van de GCKL wordt overhandigd. Indien afwijkingen van het vigerende standaard dwarsprofiel dan wel het door gemeente aangewezen tracé worden geconstateerd zal de GTKL in overleg met graaftoestemminghouder een nieuw tracé uitzetten.

  • 5. De graaftoestemminghouder moet bij het maken van proefsleuven de AVOI, het Handboek en WIBON bepalingen stipt naleven.

5.2 Informatie en communicatie

  • 1. Namens de graaftoestemminghouder moet er altijd één aan te spreken verantwoordelijke persoon op het werk aanwezig zijn. De naam van deze persoon moet bij alle betrokken partijen bekend zijn. Deze persoon heeft tot taak te controleren en te verifiëren dat alle gespecificeerde materialen worden toegepast en dat de constructiewerkzaamheden worden uitgevoerd volgens het bestek, de specificaties, de tekeningen en de gemaakte afspraken, alsmede dat de uitvoering geschiedt overeenkomstig het gestelde in de graaftoestemming. Hij moet de door GTKL en andere toezichthouders gevraagde informatie verstrekken en de nodige medewerking verlenen om hun werk mogelijk maken.

  • 2. De voertaal op het werk is Nederlands. Graaftoestemminghouder moet er voor zorgdragen dat de sleutelfunctionarissen in zijn projectorganisatie, dan wel van zijn grondroerder deze taal voldoende beheersen.

  • 3. Bij projecten zullen, ter beoordeling van de graaftoestemminghouder en/of grondroerder, op regelmatige tijden bouwvergaderingen worden gehouden, waarbij in ieder geval de GCKL en GTKL wordt uitgenodigd.

  • 4. Van deze vergaderingen zal de graaftoestemminghouder en/of grondroerder notulen opmaken en aan de GCKL toezenden.

  • 5. Bij (graaf)werkzaamheden waarbij de bereikbaarheid van belanghebbenden en/of omwonenden tijdelijk wordt verminderd, alsmede bij grotere wegafzettingen, moet de grondroerder namens de graaftoestemminghouder minimaal één week voor aanvang van de (graaf)werkzaamheden de belanghebbenden en omwonenden schriftelijk op de hoogte stellen.

  • 6. De gemeente heeft de kadernota Participatie vastgesteld welke als leidraad geldt voor de mate waarin en wijze waarop grondroerder of toestemminghouder de omgeving dient te betrekken bij haar voorgenomen werkzaamheden. De GCKL onthoudt de toestemming of wijst de vergunning af indien de uitgangspunten vanuit de kadernota niet worden gehanteerd. Uitgangspunten kunnen worden gevonden op www.maakzuidplas.nl.

5.3 Door de gemeente ter beschikking te stellen bouwstoffen

  • 1. De gemeente stelt in principe geen bouwstoffen ter beschikking. Graaftoestemminghouder moet zelf zorgen voor het leveren en aanbrengen van de benodigde bouwstoffen en verhardingselementen. De GTKL kan op verzoek de specificaties van elementenverharding aanleveren.

  • 2. Maatwerk in bijzondere omgevingen.

  • Indien de gemeente besluit dat het esthetisch fraaier is om uitsluitend oude materialen te gebruiken voor het herstel van de verharding stelt de gemeente een kleine hoeveelheid van deze materialen (indien voorradig) op de gemeentewerf om niet ter beschikking. Indien veel oude materialen benodigd zijn, dient graaftoestemminghouder zelf voor het verkrijgen en de aanvoer zorg te dragen. Indien de benodigde materialen niet op voorraad zijn, zal graaftoestemminghouder het werk moeten uitstellen, dan wel voor eigen kosten het werk tijdelijk dichtmaken met andere materialen naar genoegen van de gemeente. Zodra te leveren materialen zijn afgeleverd zal graaftoestemminghouder op zijn kosten het werk met deze materialen definitief herstellen.

5.4 Verkeersmaatregelen en bereikbaarheid

  • 1. De (graaf)werkzaamheden moeten in overeenstemming met de gemeente zodanig worden gepland dat de belemmering van de bereikbaarheid van woningen en bedrijven tot het minimum wordt beperkt.

  • 2. In geval van doodlopende straten of woonerven moet graaftoestemminghouder er zorg voor dragen, middels tijdelijke verkeersmaatregelen en/of aan te brengen tijdelijke voorzieningen (bijvoorbeeld rijplatenbanen, tijdelijke waterkruisingen en doorsteken door groenstroken), dat de bereikbaarheid per auto van aanliggende woningen en bedrijven tijdens de uitvoering van de (graaf)werkzaamheden zoveel mogelijk en de bereikbaarheid voor hulpdiensten altijd is gegarandeerd. Het aanbrengen, opruimen en weer in oorspronkelijke staat brengen van de openbare ruimte geschiedt door en voor rekening van de graaftoestemminghouder.

  • 3. Ter zake van het gestelde in lid 2, stelt aanvrager een gedetailleerde verkeers-, werk- en tijdplanning op die onderdeel uitmaakt van de (deel)aanvraag graaftoestemming. Gemeente kan verlangen dat separaat nog meer verkeersplanningen worden vervaardigd. Verkeersmaatregelen worden afgehandeld via het platform “Melvin”

  • 4. De toe te passen verkeersmaatregel(en) moet(en) voldoen aan de richtlijnen CROW publicatie 96B.

  • 5. Indien de gemeente het noodzakelijk acht, met name bij afsluiten van belangrijke verkeerswegen, kan graaftoestemminghouder worden verplicht zoveel mogelijk ´s nachts of in de avonduren de (graaf)werkzaamheden uit te voeren. Dit zal indien vooraf bekend bij graaftoestemming schriftelijk worden medegedeeld.

  • 6. De noodzakelijke verkeersvoorzieningen ter plaatse van de uit te voeren werken moeten in overleg met de GTKL, door graaftoestemminghouder worden verzorgd. De kosten van de maatregelen komen ten laste van de graaftoestemminghouder. Een overzicht van de voorgenomen voorzieningen en maatregelen moet ten minste drie weken voor aanvang van de (graaf)werkzaamheden door de grondroerder bij de GCKL worden ingediend, tenzij anders is overeengekomen.

  • 7. Als de door graaftoestemminghouder uit te voeren (graaf)werkzaamheden begeleid moeten worden door (een) tijdelijke verkeersregelinstallatie(s) (VRI), dan moet de graaftoestemminghouder dit drie weken van tevoren melden bij de GCKL. Binnen vijf werkdagen na aanlevering zal door de gemeente het een en ander beoordeeld worden. Eventuele opmerkingen zullen door aannemer verwerkt moeten worden alvorens de tijdelijke VRI in gebruik te nemen. Incidenteel kan het voorkomen dat, voor een tijdelijke VRI in gebruik kan worden genomen, het noodzakelijk is dat de gemeente eerst een tijdelijk verkeersbesluit vaststelt.

  • 8. Verkeersvoorzieningen die tijdelijk geen dienst doen, moeten door graaftoestemminghouder direct verwijderd, dan wel afgedekt worden tot het tijdstip dat deze weer nodig zijn. Het afvoeren van deze voorzieningen moet op een zodanig zorgvuldige wijze gebeuren dat er geen beschadigingen optreden aan gemeentelijke en particuliere eigendommen.

  • 9. Indien de tijdelijke verkeersvoorzieningen in een verharding aangebracht moeten worden, moet het te verwijderen verhardingsmateriaal door en voor rekening van graaftoestemminghouder worden afgevoerd en na verwijderen van de verkeersvoorziening weer terug aangebracht worden in de oorspronkelijke staat.

  • 10. Graaftoestemminghouder draagt zorg voor een regelmatige en voldoende controle op de instandhouding van verkeersborden, wegbebakening en -afzettingen, ook buiten de normale werktijden en moet zorgen voor het zo spoedig mogelijke herstel van in het ongerede geraakte verkeersvoorzieningen. Dit geldt ook voor de door de gemeente geplaatste verkeersvoorzieningen. Eventuele aanwijzingen door de GTKL, met betrekking tot verkeersmaatregelen moeten direct worden opgevolgd.

  • 11. De verkeersmaatregelen en voorzieningen mogen maximaal 72 uur voor aanvang van de (graaf)werkzaamheden, buiten functie (afgedraaid), worden aangebracht. Het in functie brengen (omdraaien) mag pas twee uur voorafgaand aan de aanvang van de (graaf)werkzaamheden gebeuren. Na afloop van de (graaf)werkzaamheden moeten de verkeersvoorzieningen, direct zodra de situatie dit toelaat, weer buiten functie worden gesteld (afgedraaid). Indien de (graaf)werkzaamheden worden onderbroken en de situatie laat dit toe dan moeten de verkeersvoorzieningen buiten functie worden gesteld gedurende het staken van de (graaf)werkzaamheden. Twee uur voor de hernieuwde opstart van het werk moeten de verkeersvoorzieningen weer in functie worden gesteld.

  • 12. Tijdelijke bebording mag niet aangebracht worden aan bestaande verticale elementen en lichtmasten.

  • 13. De aannemer of onderaannemer die verkeersvoorzieningen opzet en/of verwijdert, moet in het bezit zijn van een KOMO-procescertificaat op basis van de BRL-9101 conform het KIWA Reglement voor Procescertificatie.

  • 14. De aannemer of onderaannemer die verkeersregelaar(s) levert, moet in het bezit zijn van een geldig certificaat volgens de vigerende wettelijke verplichtingen. De verkeersregelaars moeten individueel gecertificeerd zijn.

  • 15. Graaftoestemminghouder draagt zorg voor de bereikbaarheid van woningen, winkels en openbare gebouwen en dergelijke voor (mindervalide) voetgangers en (brom)fietsers. In overleg met de betrokkenen kan de gemeente aan de mate van bereikbaarheid nader inhoud geven.

  • 16. Graaftoestemminghouder houdt het gemotoriseerde bestemmingsverkeer naar woningen, winkels, bedrijven, bouwwerken, landerijen en dergelijke, in overleg met de betrokkenen, zoveel mogelijk in stand. Indien met de betrokkenen geen overeenstemming kan worden bereikt over de beperking van de bereikbaarheid, verzoekt de grondroerder tijdig bemiddeling van de gemeente.

  • 17. Bouwmaterialen moeten goed afgeschermd worden, zodat derden daartoe geen toegang hebben.

  • 18. De stallingsplaats van haspel-, vracht-, directie-, materiaalwagens en dergelijke moet in overleg met de gemeente worden bepaald. Hiervoor moet in het kader van de APV door de grondroerder instemming of vergunning worden verkregen.

  • 19. Plaatsing van obstakels moet voldoen aan CROW-publicatie 130, “richtlijn voor het markeren van onverlichte obstakels”.

5.5 Beperking van overlast

  • 1. Het is niet toegestaan om op zaterdagen, zondagen alsmede nationale feestdagen opbreek- , graaf-, kabel-, aanvulling-, verdichting-, en/of bestratingswerkzaamheden uit hoofde van regulier werk in de openbare ruimte te verrichten, tenzij in de graaftoestemming expliciet anders is aangegeven.

  • 2. De dag voorafgaande aan een zaterdag of nationale feestdag moet om uiterlijk 18.00 uur alle (graaf)werkzaamheden gereed zijn en alle verhardingen zijn hersteld en gesloten. Daarnaast dienen alle sleuven deugdelijk afgedekt of onbereikbaar te zijn

  • 3. Tijdens de verkeersspits (7.30 uur tot 9.00 uur en 16.00 uur tot 18.00 uur) mogen geen (graaf)werkzaamheden op of langs hoofdwegen en gebiedsontsluitingswegen plaatsvinden. De gemeente kan de graaftoestemminghouder verplichten (graaf)werkzaamheden ‘s nachts uit te voeren.

  • 4. In winkelstraten en op evenementenpleinen mogen geen opbrekingen zijn of worden uitgevoerd gedurende de door de gemeente in het kader van de APV, namens het college vergunde evenementen, inclusief de opbouw- en afbreekperiode. Hieronder vallen onder andere:

    • De periode tussen de Kerstdagen en Nieuwjaarsdag

    • Koningsdag;

    • De wekelijkse markten;

    • Het Oogstfeest;

    • Lokale evenementendagen;

    • Dodenherdenking.

  • 6. Voorafgaand aan het graven van hoofdgeulen moeten, indien op het werk van toepassing, de voorzieningen ten behoeve van de klantaansluitingen op/in/onder de eigen erven worden aangebracht.

  • 7. Bij (graaf)werkzaamheden waarbij de bereikbaarheid van belanghebbenden en/of omwonenden tijdelijk wordt verminderd, alsmede bij grotere wegafzettingen, moet graaftoestemminghouder uiterlijk drie weken van tevoren een verkeersplan op stellen en door de gemeente laten goedkeuren. In het plan moet aangegeven worden op welke wijze de bereikbaarheid van panden, woonerven en dergelijke tijdens de (graaf)werkzaamheden wordt gegarandeerd, welke omleidingsroutes er worden uitgezet en welke voorzieningen hiervoor tijdelijk worden getroffen, dan wel aangebracht. Minimaal twee weken voor aanvang van de (graaf)werkzaamheden moeten de belanghebbenden en/of omwonenden schriftelijk en tevens door middel van informatieborden langs alle aanliggende wegen op de hoogte worden gebracht. De gemeente zal de wijze waarop dit moet gebeuren vaststellen, waarbij de gemeente de omvang en de gevolgen van het werk in haar beoordeling zal betrekken.

  • 8. Graaftoestemminghouder moet alles doen wat op grond van de meest actuele inzichten redelijkerwijs mogelijk is en verwacht mag worden om hinder als gevolg van bijvoorbeeld lawaai, stank, modder en dergelijke veroorzaakt door voertuigen, machines, apparaten en dergelijke tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Indien graaftoestemminghouder bij hoge uitzondering door de gemeente wordt toegestaan ’s avonds en/of ‘s nachts te werken, is graaftoestemminghouder verplicht in verband hiermee aanwijzingen van de gemeente op te volgen en zelf zorg te dragen voor de benodigde aanvullende instemmingen en/of vergunningen en/of ontheffingen.

  • 9. Graaftoestemminghouder moet tijdens en na het uitvoeren van (graaf)werkzaamheden de begaanbare trottoir- en wegverhardingen vrij van verontreinigingen houden.

  • 10. Indien er sprake is van een calamiteit, spoedeisende werkzaamheden of overige bijzondere omstandigheden kan, ter beoordeling van de GCKL, worden afgeweken van hetgeen is bepaald in lid 1 tot en met 9.

5.6 Voorbereide (huis)aansluitingen

  • 1. Er kan sprake zijn van voorbereide (huis)aansluitingen, waarbij de voor de (huis)aansluitingen bedoelde buis, kabel of leiding al op de volledig benodigde lengte gemeten vanaf de hoofdleiding tot aan de klantaansluiting, in de openbare grond tijdelijk moet worden opgeborgen (voornamelijk bij CAI-, FTTH- en datanetten). In die gevallen moet deze voorbereiding zo strak mogelijk opgerold en gebundeld, verticaal op de juiste diepte onder een beschermende voorziening worden weggezet tegen en evenwijdig aan de erfgrens van het perceel waar de voorziening voor bedoeld is. De hiervoor eventueel benodigde tracés of straatoversteken moeten tegelijk met de aanleg van de hoofdsleuf worden aangebracht.

VOORSCHRIFTEN WERKEN IN OPENBARE RUIMTE

6.1 Algemene voorwaarden

  • 1. Tenzij anders is voorgeschreven, mag per dag geen grotere sleuflengte worden gemaakt dan op die dag kan worden gedicht en afgetrild. Volledig herstellen van bestrating moet binnen 24 uur na afloop van de (graaf)werkzaamheden gebeuren. Op de werkdagen voorafgegaan aan een zaterdag of nationale feestdag moet de bestrating nog diezelfde dag voor 18.00 uur volledig zijn hersteld.

  • 2. Dwarssleuven in trottoir, fietspad en/of rijweg, alsmede langssleuven ter hoogte van in/opritten naar parkeergelegenheden op eigen erf, garageboxen, erven en terreinen van bedrijven, moeten dezelfde dag worden bestraat en afgewerkt. Indien een en ander niet mogelijk is, moeten maatregelen worden getroffen zodat de bereikbaarheid van genoemde objecten dezelfde dag weer gegarandeerd is.

  • 3. Bij het graven van een sleuf in de lengterichting langs een gefundeerde weg dient minimaal een afstand van 0,50 meter tussen de rand van de sleuf en de rand van de wegfundering te worden aangehouden.

  • 4. Oversteekbuizen, mantelbuizen en overige beschermingsmaatregelen moeten minimaal 1 meter aan weerszijden van het te kruisen verhardingsvlak door lopen.

  • 5. Na het afwerken van de bestrating mag geen puin, grond, zand en/of afval van de (graaf)werkzaamheden op het werk of in de omgeving meer voorkomen.

  • 6. Het herstel van de openbare ruimte zal in beginsel door of in opdracht van de graaftoestemminghouder geschieden. In bijzondere omstandigheden kan de gemeente aangeven dat zij het herstel van de openbare ruimte in eigen beheer zal laten uitvoeren voor rekening van de netbeheerder. Uitgezonderd hiervan zijn beplantingen, deze worden altijd door de gemeente, voor rekening van graaftoestemminghouder en/of grondroerder hersteld.

  • 7. Het herstel van de openbare ruimte dient direct na voltooiing van het werk te worden uitgevoerd. In overleg met de GTKL kan hier zo nodig van worden afgeweken. Totdat de openbare ruimte geheel is hersteld, dient de graaftoestemminghouder en/of grondroerder de afzettingen en verkeersvoorzieningen in stand houden.

  • 8. In het geval van verhardingen niet ouder dan vijf jaar, moet met de gemeente overlegd worden over de wijze waarop de vereiste kwaliteit bereikt gaat worden. In het geval dat de door de gemeente gewenste kwaliteit niet kan worden bereikt, kan zij verzoeken om de kabels en leidingen via een ander tracé te leggen dan wel de verharding over de volle breedte opnieuw te leggen.

  • 9. Ter plaatse van nieuwbouw-, reconstructie- en herbestratingprojecten kunnen er tussen de gemeente en civiele aannemers garantie afspraken bestaan inzake de aanwezige verharding. In die gevallen kan gemeente van de graaftoestemminghouder en/of grondroerder verlangen dat het herstel van de verharding, op kosten van graaftoestemminghouder en/of grondroerder door betreffende contractpartij wordt uitgevoerd.

  • 10. Er mag pas worden gestart met graafwerk als met de GTKL overeenstemming is bereikt over het te ontgraven tracé.

  • 11. Graaftoestemminghouder is verplicht om tijdens de uitvoering de bepalingen aangaande de WION na te leven.

  • 12. Voor het aanvullen van de sleuf of een pers-, dan wel montage- of lasgat moet(en) de netbeheerder(s) van de vrij gegraven naastliggende en/of kruisende kabel(s) en/of leiding(en) altijd in de gelegenheid worden gesteld om zijn/hun kabel(s) en leiding(en) te inspecteren. Graaftoestemminghouder is verplicht om de informatieverstrekking en coördinatie terzake uit te voeren.

  • 13. Voor het inmeten van kabels en leidingen moet de leiding goed worden gefixeerd, opdat bij het verder aanvullen van de sleuf de leiding niet meer kan verschuiven.

  • 14. Graaftoestemminghouder moet zelf het dagelijkse toezicht houden op de uitvoering. Het toezicht van de gemeente beperkt zich tot het controleren van het naleven van de bepalingen uit de graaftoestemming, de APV, AVOI en het HKL.

  • 15. Tenzij vooraf schriftelijk anders is voorgeschreven, mag nimmer meer dan 40,00 meter straat of erf moeilijk bereikbaar zijn voor gemotoriseerde hulpdiensten zoals brandweer en/of ambulance. Indien een en ander niet mogelijk is moet graaftoestemminghouder in overleg met- en ter goedkeuring van betreffende hulpdiensten noodmaatregelen treffen.

6.2 Ontgraven en verdichten sleuf en/of montage-/lasgat

  • 1. Indien er in een te graven sleuf meerdere lagen grondsoorten zijn moeten deze apart worden ontgraven en op dezelfde diepte weer terug worden gebracht. De lagen moeten afzonderlijk worden verdicht.

  • 2. De plaats van een eventuele opslag van uitgekomen sleufmateriaal moet vooraf in overleg met GTKL worden bepaald. Na beëindiging van het werk of bij de eerste aanzegging van de gemeente moeten deze materialen zijn verwijderd.

  • 3. De aanvulling moet worden uitgevoerd in lagen van maximaal 0,40 meter, waarbij elke laag mechanisch moet worden verdicht.

  • 4. Onder de verharding moet het oorspronkelijke zandbed weer worden hersteld. Indien de oorspronkelijke dikte van het zandbed kleiner is dan 0,10 meter, zal de graaftoestemminghouder het te kort komende zand leveren en aanbrengen, waarbij de kosten van het nieuw zand voor rekening van de gemeente is mits dit voor uitvoering wordt gemeld aan de GTKL.

  • 5. Indien de uitkomende grond en/of bouwstoffen door de GTKL niet geschikt wordt geacht om terug aan te brengen, dan zal de graaftoestemminghouder voor rekening van de gemeente de aanvulling moeten uitvoeren met zand. De overtollige grond en/of bouwstoffen moeten in overleg met de GTKL en op kosten van de graaftoestemminghouder afgevoerd worden naar een erkende verwerker. Indien er mogelijkheden zijn om de overtollige grond en/of bouwstoffen elders te verwerken dient dit altijd in overleg te gaan met de GTKL.

  • 6. Uitgevoerd straatwerk moet zijn afgetrild en ingeveegd met schoon zand bij betonelementen en brekerzand bij gebakken elementen.

  • 7. De geroerde grond in berm of onverharde grond moet over de volle breedte worden aangevuld en verdicht conform de in dit hoofdstuk gestelde eisen. Het uitgegraven materiaal moet, vrij van stenen en dergelijke, met zorg in de juiste volgorde worden ingebracht om de oorspronkelijke profielopbouw zoveel mogelijk te herstellen. Daar waar nodig aanvullen met schone teelaarde.

6.3 Meten en registreren verdichtingsgraad geroerde grond

  • 1. De graaftoestemminghouder moet door middel van vastgelegde verdichtingsmetingen aan de GTKL aantonen dat de verdichting zoals aangegeven in de in dit hoofdstuk genoemde normen is bereikt. Per meting moet in ieder geval aan weerszijden van de grondroering twee referentiemetingen zijn genomen tot de diepte van de ontgraving en een doelmeting in de verdichte ontgraving in de as tussen de twee referentiemetingen.

  • 2. Uitgangspunt is dat de verdichting van de geroerde grond in de sleuf gelijk is aan de bestaande dichtheid van de omringende ongeroerde grond, tenzij de gemeente ter plaatse vooraf aangeeft dat een RAW-bepaling van toepassing is.

  • 3. De graaftoestemminghouder moet de verdichtingswaarden aan het begin en vervolgens iedere 50,00 strekkende meter sleuf alsmede bij ieder gemaakt montage-/lasgat meten en schriftelijk of elektronisch vastleggen. Deze gegevens moeten op verzoek van de GTKL onmiddellijk aan de gemeente ter beschikking worden gesteld. De graaftoestemminghouder moet een registratiesysteem aan leggen en onderhouden waaruit op verzoek de locatie en waarden van de metingen zijn te verkrijgen, voor de zowel de GCKL als de GTKL.

6.4 Herstel elementenverharding

  • 1. De wegverharding moet door de graaftoestemminghouder en/of grondroerder in minimaal dezelfde staat worden teruggebracht als aanwezig voordat de ontgraving werd uitgevoerd. Uitzondering hierop zijn situaties waarbij in gezamenlijke, schriftelijk vastgelegde vooropname van het tracé met de GTKL nadere afspraken zijn gemaakt.

  • 2. Alle materialen en elementen moeten onbeschadigd worden opgeleverd. De graaftoestemminghouder moet bij beschadiging zelf zorgen voor herstel en zorgen voor vervangend materiaal. Uitzondering hierop zijn situaties waarbij in gezamenlijke vooropname van het tracé met de GTKL nadere afspraken zijn gemaakt.

  • 3. Al het te gebruiken (bestratings)materiaal moet van dezelfde soort, vorm, afmeting, kleur, afwerking en van minimaal dezelfde kwaliteit zijn als het oorspronkelijk aanwezige materiaal en de door de gemeente gebruikelijk toe te passen materialen.

  • 4. Na het afwerken van de bestrating mag geen puin, grond, zand en/of afval van de (graaf)werkzaamheden op het werk meer voorkomen.

6.5 Herstel bijzondere wegfundaties

  • 1. Indien de wegverharding niet op zand maar op een fundatie is gelegd moet door de graaftoestemminghouder en/of grondroerder deze fundatie in minimaal dezelfde staat worden teruggebracht als aanwezig voordat de ontgraving werd uitgevoerd. Hiervoor kan het noodzakelijk zijn om nieuw beton of menggranulaat aan te voeren, dan wel cement toe te voegen aan het her te gebruiken granulaat. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het herstel van trottoirbanden die op beton zijn gefundeerd en wegfundatie met een infiltratiefunctie.

  • 2. Indien een sleuf door een voorziening voor infiltratie van regenwater (Wadi) of daarmee gelijkgestelde constructie wordt gegraven, dient na afloop van de (graaf)werkzaamheden door graaftoestemminghouder en/of grondroerder de gehele wadi constructie weer in de oorspronkelijke vorm, hoedanigheid en functionaliteit te worden hersteld. Indien noodzakelijk dient graaftoestemminghouder en/of grondroerder op haar kosten de gehele wadi opnieuw te construeren.

  • 3. Bij het graven van een sleuf in de lengterichting langs een gefundeerde weg dient minimaal een afstand van 0,50 meter tussen de rand van de sleuf en de rand van de wegfundering te worden aangehouden.

6.6 Herstel asfaltverharding

  • 1. Alvorens een asfaltconstructie te verwijderen moeten de sleufkanten worden ingezaagd. De vrijgekomen materialen worden onderscheiden in:

    • Teerhoudend;

    • Niet teerhoudend.

  • Asfalt verwijderen en/of verwerken conform CROW-publicatie 210 (Richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt). De kosten voortkomend uit de in de CROW-publicatie 210 genoemde werkzaamheden zijn voor rekening van de graaftoestemminghouder.

  • 2. Binnen vijf werkdagen na ondertekening van het begeleidingsformulier door de uitvoerende partij, moet bij de GTKL een kopie van het dossier met betrekking tot het in lid 1 genoemde worden ingeleverd, met daarin opgenomen:

    • Tekening waarop duidelijk de wegvak(ken) met teerverdachte lagen zijn aangegeven (oppervlakte, diepte en laagdikte);

    • Onderzoeksrapport van de boorkern(en) (laagopbouw en hoeveelheid teer per laag);

    • Frees- of schollenplan;

    • Plan voor het omgaan met vrijgekomen materialen;

    • (Kopie) weegbon(nen);

    • Vergunning tijdelijk opslagdepot (indien van toepassing);

    • Vergunning Wet milieubeheer (WM) van uitvoerende partij (een bewijs dat een omgevingsvergunning en inzamelvergunning gevaarlijk afval is verleend);

    • (Kopie van de) doorslag (bewijs van ontvangst) van het door de vergunde inrichting ondertekende begeleidingsformulier(en) (waarop aangegeven de aard, de hoeveelheid, de herkomst en de vervoerder).

  • 3. De ontstane sleuf in de asfaltverharding moet over de volle breedte worden opgevuld en verdicht tot 0,40 meter onder de oppervlakte met zand en een toplaag van 0,5 meter menggranulaat, sortering 0/31.5 mm. De ondergrond van de fundering en de funderingslaag moeten hersteld en verdicht zijn volgens de vigerende RAW-standaard.

  • 4. Direct aansluitend aan de verdichting moet de sleuf in de asfaltverharding worden dicht gestraat in ten minste 0,05 meter brekerzand met betonstenen in blokverband in een ligging die geen gevaar oplevert. De bovenzijde van de stenen moeten gelijkliggen met het ingezaagde asfalt. De betonstenen moeten door de graaftoestemminghouder voor diens rekening worden geleverd.

AANSPRAKELIJKHEID EN SCHADE

7.1 Aansprakelijkheid

  • 1. Ongeacht al dan niet verleende graaftoestemming van het college en/of goedkeuring door andere bevoegde instanties, is de netbeheerder en/of graaftoestemminghouder en/of grondroerder tegenover de gemeente en/of derden aansprakelijk voor schade als gevolg van de uitvoering van het werk.

  • 2. De gemeente is niet aansprakelijk voor schade die netbeheerder en/of graaftoestemminghouder en/of grondroerder of derden lijden, ingeval kabels en/of leidingen van verschillende netbeheerders, door afwijking van de door gemeente gegeven aanwijzingen en richtlijnen, in lengterichting boven elkaar of te dicht bij elkaar zijn of worden gelegd.

  • 3. Kabels en/of leidingen die zijn gelegd op eigen initiatief van netbeheerder en/of graaftoestemminghouder en/of grondroerder en die liggen in afwijking van aanwijzingen, richtlijnen en dergelijke van het college moeten op eerste aanzegging van het college door en voor rekening van de betreffende graaftoestemminghouder worden verlegd naar de door het college aan te geven plaats en/of hoogte.

  • 4. Behoudens opzet of grove schuld van de gemeente, kan de gemeente geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor vorderingen van derden wegens schade, die het gevolg is van het uitvoeren van werkzaamheden van netbeheerder en/of graaftoestemminghouder en/of grondroerder.

  • 5. De graaftoestemminghouder en, indien wordt gegraven zonder graaftoestemming, de betreffende netbeheerder, is aansprakelijk voor alle schade aan gemeente-eigendommen die het gevolg is van het (ver)leggen, verwijderen repareren en dergelijke van kabels en/of leidingen. Bij gecombineerde kabel– en/of leidingaanleg zijn de deelhebbende bedrijven hoofdelijk aansprakelijk jegens de gemeente.

  • 6. Het bepaalde in het vierde en vijfde lid van dit artikel geldt ook indien het (ver)leggen c.q. verwijderen van kabels en/of leidingen wordt uitgevoerd in opdracht of op verzoek van de gemeente.

  • 7. Indien een grondroerder een kabel c.q. leidingtracé wil aanleggen in een gebied waarvan vooraf is vastgesteld dat de bodem verontreinigd is, dan vervalt elke aansprakelijkheid van de gemeente. Een eventuele saneringsplicht ligt in die gevallen bij de grondroerder.

  • 8. Het risico voor het afvoeren en aanvoeren van bouwstoffen ligt altijd bij de grondroerder. De grondroerder dient daarbij aan alle eisen en (milieu-)voorschriften te voldoen.

7.2 Schade

  • 1. De netbeheerder en/of graaftoestemminghouder en/of grondroerder moet redelijkerwijs alle mogelijke maatregelen nemen om te voorkomen dat de gemeente en/of derden ten gevolge van het werk schade lijden.

  • 2. Indien tijdens (graaf)werkzaamheden schade ontstaat aan gemeentelijke eigendommen en/of eigendommen van derden, dient dit direct, doch uiterlijk binnen 24 uur na het ontstaan van de schade, door de betreffende graaftoestemminghouder en/of grondroerder per telefoon en per mail te worden gemeld aan de GTKL en aan de eigenaar van het beschadigde object.

  • 3. Het herstel van opgetreden schade vindt plaats in overleg met en voor rekening van de veroorzaker. Uitgangspunt bij het herstel van de (voorziene) schade als gevolg van de (graaf)werkzaamheden is dat de betreffende netbeheerder en/of graaftoestemminghouder en/of grondroerder de situatie in oorspronkelijke staat herstelt.

  • 4. Niet alle schades die de gemeente als gevolg van (graaf)werkzaamheden lijdt, kunnen vooraf door middel van de vastgestelde tarieven voor leges en degeneratie worden gedekt. Dit is het geval bij:

    • Schade aan groenvoorzieningen;

    • Schade die ontstaat buiten de sleuf;

    • "Verborgen gebreken" die zich achteraf openbaren.

  • 5. In geval van schade aan of vervanging van groenvoorzieningen zal de graaftoestemminghouder hiervan in kennis worden gesteld en gelegenheid krijgen om de schade te beoordelen.De gemeente zal voor herstel en/of vervanging zorgen. De kosten hiervan worden doorbelast aan de graaftoestemminghouder.

  • 6. Schade aan groenvoorzieningen is aan de orde in de volgende situaties:

    • (Graaf)werkzaamheden waarbij de overlevingskans van de aanwezige beplanting gering is en deze dus moet worden vervangen;

    • (Graaf)werkzaamheden waarbij dicht in de buurt van bomen moet worden gewerkt;

    • Aantasting (ecologische) kwaliteit groeiplaats

  • In deze gevallen zullen al vóór het verstrekken van de graaftoestemming specifieke afspraken worden vastgelegd. Afhankelijk van de omvang van het werk kan in de voorwaarden "het eerstejaars onderhoud groen" en "inboet beplanting na het eerste groeiseizoen" in rekening worden gebracht. De schade aan bomen wordt vastgesteld op basis van de vigerende richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB).

  • 7. Bij ontstane schade buiten de sleuf en/of het werkgebied ten gevolge van (graaf)werkzaamheden zal, indien aantoonbaar, de betreffende netbeheerder en/of graaftoestemminghouder en/of grondroerder aansprakelijk worden gesteld. Hieronder vallen onder andere schade aan voet-/fietspaden, groenstroken en dergelijke als gevolg van rijden/parkeren door voertuigen en/of ander materieel. Afhankelijk van de situatie kan het wenselijk zijn voorafgaand aan de (graaf)werkzaamheden een (gezamenlijke) schouw uit te voeren waarbij de bestaande situatie wordt nagegaan en vastgesteld. Ontstane schades zullen door de GTKL worden vastgelegd in een schaderapport voorzien van fotomateriaal.

  • 8. Bij schades die zich als gevolg van (graaf)werkzaamheden achteraf openbaren of bij verborgen gebreken, wordt indien aantoonbaar, de betreffende netbeheerder en/of graaftoestemminghouder en/of grondroerder alsnog aansprakelijk gesteld.

7.3 Veiligheid

  • 1. Alle (graaf)werkzaamheden moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving ten aanzien van de veiligheid. De op dit gebied van kracht zijnde voorschriften moeten op het werk beschikbaar zijn.

  • 2. Het personeel dat bij de (graaf)werkzaamheden is betrokken, moet zijn geïnstrueerd met betrekking tot de op de werklocatie geldende wetten en regels ten aanzien van de uitvoering en veiligheid. Leidinggevend personeel van de grondroerder en de graaftoestemminghouder moeten erop toezien dat de van toepassing zijnde voorschriften worden nageleefd.

  • 3. Voor de aanvang van de (graaf)werkzaamheden moet een veiligheids- en gezondheidsinstructie zijn opgesteld door graaftoestemminghouder en/of grondroerder en aan de GTKL zijn overhandigd en gemaild. In deze instructie moet minimaal het volgende zijn opgenomen:

    • De wijze waarop de veiligheid en bereikbaarheid van de openbare ruimte en de veiligheid van de derden ter plaatse van de werklocatie(s) wordt geborgd;

    • De wijze waarop verontreiniging van het milieu wordt voorkomen respectievelijk beheerst;

    • De wijze waarop de afhandeling van calamiteiten (met name schade aan gas en/of waterleidingen waarbij uitstroming van gas of water plaatsvindt en elektriciteitsleidingen waarbij vuur of vonken vrijkomen dan wel de omgeving onder elektrische spanning komt of kan komen te staan) worden voorkomen respectievelijk beheerst;

    • De wijze waarop ongevallen worden afgehandeld.

  • 4. De GTKL controleert vanuit de publieke taakstelling van de gemeente of het werk veilig wordt uitgevoerd en is bevoegd om, bij onveilige situaties, correctieve maatregelen af te dwingen.

7.4 Peilen en hoofdafmetingen

  • 1. De gemeente hanteert voor het leggen van kabels en leidingen een standaard dwarsprofiel. Deze zijn voor de leidingtracés leidend.

  • 2. In geval van aanleg van kabels en leidingen in een nieuwbouwsituatie waarbij (nog) geen woningen en dergelijke aanwezig zijn om als vaste punten voor maatvoering voor K&L tracering en revisie te dienen, zal de gemeente op aanvraag en kosten van de graaftoestemminghouder een digitale plantekening aanleveren.

  • 3. Bij (graaf)werkzaamheden in particulier eigendom zal graaftoestemminghouder en/of grondroerder met betreffende grondeigenaar en/of projectontwikkelaar rechtstreeks afspraken moeten maken. De gemeente is hierin geen partij.

  • 4. De aanwijzing door de gemeente zal zich in de in artikel 2 genoemde situatie verder beperken tot het aangeven van digitale coördinaten en de locatie en hoogtegegevens van de nabijgelegen peilbouten, zodat de graaftoestemminghouder door middel van eigen meetwerk in horizontale en in verticale zin zelfstandig de tracés in detail kan uitzetten.

VOORWAARDEN EN EISEN TEN AANZIEN VAN VERVUILDE GROND

8.1 Voorschriften voor werken in verontreinigde grond

  • 1. Voor informatie over de verwachte gemiddelde bodemkwaliteit en bekende verontreinigingen in een bepaald gebied binnen de gemeente kan de aanvrager informatie inwinnen bij het bodemloket

  • 2. Bij de aanvraag van de graaftoestemming, dient de aanvrager zelf onderzoek te verrichten naar (eventueel) verdachte locaties.

  • 3. Graaftoestemminghouder zal zelf alle benodigde maatregelen treffen om werkzaamheden uit te (kunnen) voeren op of nabij (eventueel) verdachte locaties.

  • 4. Door de gemeente worden op eigen initiatief geen bodemonderzoeken verricht bij het aanleggen van kabels en leidingen door nutsbedrijven.

  • 5. Indien een netbeheerder een kabel- en/of leidingtracé wil laten lopen door een gebied waarvan vooraf is vastgesteld dat de bodem (vermoedelijk) verontreinigd is, dan treedt de Wet bodembescherming in werking. Graven in de bodem wordt dan als saneringshandeling aangemerkt. Als eigenaar van de grond is de sanering een verantwoordelijkheid van de gemeente als eigenaar van de grond. In andere gevallen geeft de gemeente aan de grondroerder formeel toestemming om te graven. Vanaf dat moment is de grondroerder zelf verantwoordelijk om te handelen volgens aanwijzingen van het bevoegd gezag WBB.

  • 6. Het besluit bodemkwaliteit (BBK) is (in vrijwel alle gevallen) van toepassing op het toepassen van grond, bagger en steenachtige bouwstoffen. Het kan echter voorkomen dat grond binnen een werk wordt ontgraven om later weer teruggeplaatst te worden, vooral bij het leggen van kabels en leidingen. Wanneer de grond bij een dergelijke tijdelijke uitname het werk niet verlaat en de samenstelling ervan niet veranderd wordt, komt de grond wettelijk gezien niet vrij en wordt het terugplaatsen ervan ook niet als 'toepassing' gezien. Het BBK is dan niet van toepassing. Zie ‘Handvat tijdelijke uitname’. Dit geldt alleen voor niet-ernstig verontreinigde grond.

  • 7. Voor tijdelijke uitname van sterk verontreinigde grond moet er altijd een BUS-melding tijdelijke uitplaatsing (BUS-TUP) ingediend worden bij het bevoegd gezag Wbb. Voor Zuidplas is dat de omgevingsdienst Midden Holland (ODMH).

  • 8. Bij het werken in een (vermoedelijk) ernstig geval van bodemverontreiniging (> 5 m3 grond) is de provincie Zuid Holland het bevoegde gezag en gelden de afwijkende en/of aanvullende voorschriften van de provincie vanuit de Wbb.

  • 9. Het werken in de grond valt onder andere onder de Wbb (met name artikel 27 en 28) en als zodanig moet graaftoestemminghouder aantonen dat de vereiste procedures zijn doorlopen, alvorens tot afvoer wordt overgegaan. Hiertoe moet de correspondentie met de betrokken instanties en/of bedrijven worden overhandigd aan de GCKL.

  • 10. Voor het afvoeren en verwerken van vervuilde grond en het leveren en aanvoeren van schone grond in regulier werk grond en/ of bouwstoffen die vrijkomen uit de sleuf blijven eigendom van de gemeente en zijn te onderscheiden naar:

  • Niet verontreinigd;

    • a.

      Schone grond (klasse AW) kan hergebruikt worden binnen de eigen gemeente of in de regio op basis van de bodemkwaliteitskaart en het gebied specifieke grondstromenbeleid. De niet elders toe te passen, overtollige grond en/of bouwstoffen moeten in overleg met de GTKL en op kosten van graaftoestemminghouder worden afgevoerd naar een gecertificeerde verwerker. De bijkomende kosten, zoals acceptatie-en beheerskosten komen eveneens voor de rekening van graaftoestemminghouder. LET OP: De grond is altijd PFAS-verdacht. Dus bij afvoer ook op PFAS laten onderzoeken. PFAS zit niet in het standaardstoffenpakket.

  • Verontreinigd;

    • b.

      Licht verontreinigde grond die valt binnen Klasse Wonen kan op veel plaatsen op grond van de bodemkwaliteitskaart en het grondstromenbeleid hergebruikt worden. Indien grond niet toegepast kan worden, of als de grond sterker verontreinigd is, moet graaftoestemminghouder na overleg met de gemeente de grond en/of bouwstoffen op eigen kosten, afvoeren naar een gecertificeerde verwerker. Kosten in verband met aantoonbare stagnatie in het door graaftoestemminghouder uit te voeren werk komen niet voor rekening van de gemeente. De acceptatiekosten voor het storten en/of verwerken van deze grond en/of bouwstoffen, alsmede de werkelijke onderzoekskosten, komen eveneens voor rekening van graaftoestemminghouder. LET OP: De grond is altijd PFAS-verdacht. Dus bij afvoer ook op PFAS laten onderzoeken. PFAS zit niet in het standaardstoffenpakket.

  • 11. Bij het verhelpen van een calamiteit tijdens kantooruren kan de betreffende netbeheerder direct informatie inwinnen over de kwaliteit van de bodem ter plaatse bij de ODMH.

  • 12. Als er bij het verhelpen van een calamiteit buiten kantooruren grond vrijkomt, dan moet betreffende netbeheerder er zorg voor dragen dat grond op milieu hygiënisch verantwoorde wijze op haar kosten tijdelijk wordt opgeslagen. De tijdelijk opgeslagen grond moet daarna, indien deze vervuild blijkt, op kosten van de betreffende netbeheerder op een milieu hygiënische verantwoorde wijze worden afgevoerd naar een erkende, gecertificeerde verwerker. Indien bij het verhelpen van een calamiteit grondwater moet worden onttrokken, moet altijd, voorafgaand aan het onttrekken, contact worden opgenomen met het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

  • 13. Grond, (technisch) niet geschikt voor sleufaanvulling en/of verdichting; moet na aanwijzing van de gemeente door graaftoestemminghouder op haar kosten worden afgevoerd naar een gecertificeerde verwerker. De bijkomende kosten, zoals acceptatiekosten, komen voor rekening van graaftoestemminghouder. LET OP: De grond is altijd PFAS-verdacht. Dus bij afvoer ook op PFAS laten onderzoeken. PFAS zit niet in het standaardstoffenpakket.

8.2 Arbeidsomstandigheden bij werken in verontreinigde grond

  • 1. De kosten gemoeid met de uitvoering van het Arbeidsomstandighedenbesluit komen voor rekening van graaftoestemminghouder.

ARCHEOLOGISCH VOORONDERZOEK

  • 1. Op bepaalde locaties is het verplicht om archeologisch onderzoek uit te voeren voorafgaand aan (graaf)werkzaamheden. Dit onderzoek is voor rekening van de graaftoestemminghouder.

  • 2. Op de archeologische beleidsadvieskaarten (bijlage 3) is aangegeven op welke locatie en bij welk mate van bodemverstoring archeologische onderzoek verplicht is.

  • 3. Als de conclusie uit het archeologisch vooronderzoek is dat er archeologische vondsten worden verwacht, dan de kosten die hier uit voortvloeien voor de graaftoestemminghouder.

  • 4. Als de conclusie uit het archeologisch vooronderzoek is dat geen archeologische vondsten worden verwacht maar deze worden wel aangetroffen dat geldt hetgeen staat vermeld in paragraaf 10.1

9.1 Archeologische vondsten

  • 1. Het kan voorkomen dat tijdens (graaf)werkzaamheden een archeologische toeval vondst wordt gedaan. Op basis van artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet moet deze vondst worden gemeld.

  • 2. Grondroerder moet de (graaf)werkzaamheden tot nadere order staken en direct contact opnemen met de gemeente en de GTKL.

  • 3. De procedure is vervolgens als volgt:

    • Ter plaatse wordt in samenwerking met een archeoloog beoordeeld of een archeologisch vervolgonderzoek moet plaats vinden;

    • Archeologisch vervolgonderzoek (opgraving of begeleiding) wordt door een gecertificeerd archeologisch bedrijf uitgevoerd in opdracht en voor rekening van de gemeente;

    • Na onderzoek geeft de gemeente het betreffende gebied vrij om de (graaf)werkzaamheden te hervatten.

VOORWAARDEN EN EISEN TEN AANZIEN VAN GROENVOORZIENINGEN

10.1 Algemeen

  • 1. De gemeente besluit aan de hand van de melding van graaftoestemminghouder of beplanting (bomen, heesters of gras) verwijderd of gesnoeid mag worden en, zo ja, of graaftoestemminghouder dit zelf mag uitvoeren en onder welke voorwaarden.

  • 2. Uitgenomen beplantingsmateriaal alsmede gazon- en bermbedekking wordt geacht verloren te zijn gegaan en dient door- en op kosten van graaftoestemminghouder te worden afgevoerd en verwerkt.

  • 3. Beplantingsmateriaal dat verloren is gegaan dient vervangen te worden. De kosten hiervan zijn direct of indirect altijd voor de graaftoestemminghouder.

10.2 Eisen en uitvoering werkzaamheden bomen

  • 1. Werkzaamheden rondom bestaande, te handhaven bomen, dienen te worden uitgevoerd conform de eisen zoals opgenomen in de laatste versie van het handboek bomen van het Norminstituut Bomen.

  • 2. In de voorbereidingsfase dient inzichtelijk te worden gemaakt welke knelpunten rondom bomen te verwachten zijn, waarbij als uitgangspunt geldt dat er te allen tijde een BEA dient te worden uitgevoerd om de gevolgen van de voorgenomen werkzaamheden te kunnen inschatten voor de te behouden bomen.

  • 3. De wijze van graven binnen de wortelzone van te handhaven bomen dient vooraf te worden overlegd met de groenbeheerder van de gemeente. Goedkeuring van de groenbeheerder is benodigd alvorens kan worden gestart met de graafwerkzaamheden. Uitgangspunt is dat graven in deze zone alleen machinaal mag geschieden wanneer handmatig graven niet mogelijk is.

  • 4. Binnen een, door de groenbeheerder van de gemeente, te bepalen afstand tot opgaande beplanting moeten activiteiten achterwege blijven, die beschadigingen aan bovengrondse en ondergrondse delen van de beplanting tot gevolg hebben.

  • 5. Wortels van te handhaven bomen dikker dan 0,05 meter mogen niet worden afgestoken, doorgegraven, doorgezaagd, afgehakt of op een andere manier worden beschadigd.

  • 6. Werkzaamheden binnen de wortelzone van een boom die op de lijst met behoudenswaardige (waardevolle) bomen van de gemeente staan mogen alleen geschieden onder toezicht van de gemeente. De lijst met behoudenswaardige (waardevolle) bomen kan bij de gemeente worden opgevraagd.

  • 7. Wortels van bomen die op de gemeentelijke lijst met behoudenswaardige (waardevolle) bomen staat en die dikker zijn dan 5mm in diameter, mogen niet verwijderd en/of beschadigd worden.

  • 8. Beschadiging aan bomen dient direct aan de groenbeheerder van de gemeente en de GTKL te worden gemeld.

10.3 Maatregelen in verband met bescherming te handhaven bomen

  • 1. Te treffen maatregelen ten behoeve van bescherming van bomen dienen te worden genomen conform de omschrijving op de Bomenposter (Normeninstituut).

  • 2. Wanneer onder de kroon van te handhaven bomen gereden moet worden (uitsluitend na goedkeuring van de groenbeheerder) dient te alle tijde gebruik te worden gemaakt van rijplaten.

  • 3. Te handhaven bomen mogen niet worden gebruikt voor de bevestiging van stroppen, touwen, kabels, e.d. Ook mogen er in deze bomen geen draadnagels e.d. worden aangebracht. Tevens is het aanbrengen van markeringen op te handhaven bomen niet toegestaan.

  • 4. Te handhaven bomen beschermen tegen schade door het plaatsen van een bouwhek, hoog 2 m, in driehoeksverband, dan wel (indien dit naar oordeel van de groenbeheerder niet mogelijk is) een vrijstaande palissade van latten om de stam.

  • 5. Verlaging van het maaiveld binnen de wortelzone van te handhaven bomen is zonder toestemming van de groenbeheerder niet toegestaan.

  • 6. Verhoging van het maaiveld binnen de wortelzone van te handhaven bomen is zonder toestemming van de groenbeheerder niet toegestaan.

  • 7. Bij het verlagen van de grondwaterspiegel ten tijde van de uitvoering, binnen de wortelzone van bomen die gehandhaafd blijven, in het groeiseizoen (april tot december) geldt dat door een deskundige (ETW' er) dient te worden bepaald of de bodem voldoende vochtig is of een watergift en hoeveel nodig is.

  • 8. Het inrichten van een werkterrein en/of opslaglocatie binnen de wortelzone van te handhaven bomen is niet toegestaan. Dat geldt ook voor grondopslag.

  • 9. Ontgravingen binnen de wortelzone van te handhaven bomen zo snel mogelijk dienen te worden aangevuld.

  • 10. De afwatering rondom bomen dient te alle tijden te worden gegarandeerd, zodat geen wateroverlast kan ontstaan.

  • 11. Het gebruik van machines die hoger zijn of kunnen zijn dan de onderkant van de kroon is niet toegestaan binnen de kroonprojectie.

10.4 Schade vergoeding bomen

  • 1. Schade aan bomen zal door een erkend taxateur van de NVTB worden berekend en in rekening worden gebracht bij de graaftoestemminghouder.

10.5 Schade vergoeding houtachtige vegetatie, niet zijnde bomen

  • 1. De hoogte van het schadebedrag wordt bepaald door de in het onderhoudsbestek van de gemeente Zuidplas opgenomen tarieven voor inboet.

OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN

11.1 Titel

Deze regeling wordt aangehaald als: Handboek kabels en leidingen gemeente Zuidplas

11.2 Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking in het elektronisch gemeenteblad.

11.3 Intrekking

Niet van toepassing

Ondertekening

Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas,

J.F. Weber

Burgemeester

R.C.L. Heijdra

Gemeentesecretaris

BIJLAGE 1 - STANDAARD DWARSPROFIEL

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1 - Standaard dwarsprofiel 01 (FTTH en telecom)

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2 - Standaard dwarsprofiel 02 (alleen FTTH)